| |
| |
| |
J. van Melle
door Eep Francken
1. Biografie
Johannes van Melle is op 11 februari 1887 geboren in Goes op Zuid-Beveland. Hij was de jongste van tien kinderen in het gezin van een arme broodbakker; vier kinderen overleden aan tbc. Jan kreeg een christelijke opvoeding, behaalde aan de Groen van Prinsterer-kweekschool in Doetinchem (Gelderland) een onderwijzersdiploma en werd onderwijzer in Dinteloord. In 1906 trok hij naar Transvaal omdat de lucht daar beter was. Hier werkte hij drie jaar als ‘plaasonderwijzer’ op boerderijen in Dullstroom en Wakkerstroom bij Middelburg (Transvaal). Via Suriname keerde hij terug naar Zeeland, maar in 1913 vestigde hij zich opnieuw en nu definitief in Zuid-Afrika. Adriana Leunis uit het Zeeuwse Middelburg was, ook in 1913, met de handschoen met Van Melle getrouwd en was hem nagereisd. Zij kregen één kind, Catherina (Tienie, 1916).
Van Melle werd dorpsonderwijzer in Witfontein, maar die aanstelling raakte hij ook snel weer kwijt. In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. Zuid-Afrika stond als onderdeel van het Britse rijk automatisch aan de kant van Groot-Brittannië, maar de Britten golden voor veel Afrikaanssprekende Zuid-Afrikanen sinds de Boerenoorlog (1899-1902) juist als de grote vijand. Er kwam dan ook een opstand tegen de eigen regering. De immigrant Van Melle deed mee; hij was zelfs in zijn regio een van de aanvoerders. De opstand mislukte volkomen. Van Melle werd gevangen gezet en mocht een paar jaar geen les geven. Van 1917 tot 1923 was hij onderwijzer op Nooitgedacht bij
| |
| |
Bronkhorstspruit. Na een bezoek aan Nederland verhuisde hij in 1924 van het platteland naar Johannesburg, waar hij jarenlang werkzaam bleef op de Cottlesloeschool, zelfs na zijn pensionering in 1942.
Als schrijver debuteerde hij in 1913 met zes verhalen in het tijdschrift Nederland, die hij zou opnemen in zijn debuutbundel, Zuid-Afrikaanse schetsen (1921). Vanaf de jaren twintig publiceerde hij in Zuid-Afrika veel artikelen en verhalen in dag- en weekbladen, zoals De Hervormer, Die Huisgenoot, Die Volkstem en Hollands Weekblad (Pretoria). Incidenteel verscheen zijn werk ook in Nederland, in De Vriend des Huizes en Timotheüs. Aanvankelijk schreef hij in het Nederlands, maar geleidelijk schakelde hij over op het Afrikaans, zonder het Nederlands helemaal los te laten. Van de roman die in het Nederlands Een lente verspeeld heet (1949) publiceerde hij in datzelfde jaar ook nog een Engelse versie: Lost years. De roman Bart Nel, de opstandeling (1936) is in 1937 in het Duits vertaald. Ook werden enkele verhalen vertaald in het Duits en het Engels.
Een tweede bezoek aan Nederland bracht hij in 1947-1948. Tijdens dit laatste bezoek zocht en vond hij dankzij bemiddeling van J. Greshoff contact met Nederlandse uitgevers. Van Melle overleed in Johannesburg op 8 november 1953.
Aan Van Melle werd nooit een literaire prijs toegekend. Wel werd hij in Nederland geëerd met een ontvangst door de minister van Onderwijs en met het lidmaatschap van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde (1951). In Johannesburg is voor Van Melle een gedenkplaat opgericht. Van Bart Nel is rond 1975 een toneelbewerking opgevoerd, van de hand van Pieter Fourie; de toneelversie die Van Melle zelf heeft gemaakt, is waarschijnlijk nooit gespeeld. De Zuid-Afrikaanse televisie zond e in 1979 een verfilming van Bart Nel uit (100 minuten, regie Flip Nel, draaiboek Chris Barnard) en in 1983 een zesdelige serie naar Verspeelde lente (regie Manie van Rensburg, draaiboek Johan van Jaarsveld).
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Ontwikkeling
De plaats van J. van Melle als schrijver is tussen Zuid-Afrika en Nederland. Hij schreef in het Nederlands en in het Afrikaans, maar het Afrikaans overheerst. Op een veertigtal zelfstandige publicaties van zijn hand (boeken, boekjes en brochures) zijn er niet meer dan zes in het Nederlands. De vele tientallen artikelen en verhalen in kranten en tijdschriften zijn bijna allemaal in het Afrikaans, net als zijn toneelstukken.
Zijn tweetaligheid maakt Van Melle niet uniek, maar zijn ontwikkeling is in dit opzicht wel opvallend. Zoals men zou verwachten, begon hij in het Nederlands en ging hij daarna over op het Afrikaans. Maar na zijn eerste Afrikaanse roman, Dawid Booysen (1933), greep hij voor Bart Nel, de opstandeling (1936) weer terug op het Nederlands, hoewel die taal hem toen al vreemd was geworden. Vervolgens kreeg het Afrikaans de overhand, waarna hij aan het eind van zijn leven opnieuw teruggreep op zijn moedertaal. Hij publiceerde toen Nederlandse versies van werk dat eerder in het Afrikaans was gepubliceerd. Op grond van zijn ene Engelse roman zou men hem trouwens zelfs een drietalige auteur kunnen noemen. In deze kritische beschouwing valt de klemtoon op Van Melles Nederlandse boeken.
| |
Thematiek
Van Melle zocht voor zijn nadrukkelijk Zuid-Afrikaanse stof ook belangstelling in Nederland en Vlaanderen. Na de Anglo-Boerenoorlog (1899-1902) mocht hij op die belangstelling ook wel rekenen. Het platteland is in bijna al zijn Nederlandse verhalen de speelruimte. De groeiende metropool waar hij het grootste deel van zijn volwassen leven woonde, vervult in zijn Nederlandse werk geen rol. In zijn boeken krijgt de lezer een indruk van het land van de Boeren en van hun samenleving. Ook maakt hij kennis met de Afrikaanse taal, want in boeken als de Zuid-Afrikaanse schetsen (1921) en Bart Nel, de opstandeling is de dialoog meestal in het Afrikaans.
| |
Ontwikkeling / Stijl
Mede door zijn positie tussen Zuid-Afrika en Nederland werd Van Melle een hardnekkige bewerker van zijn eigen teksten: hij was altijd bezig ze om te werken van de ene taal naar de andere. Maar zijn neiging om oud werk opnieuw ter hand te nemen
| |
| |
kwam niet alleen hieruit voort. Er zijn nog twee andere factoren in het spel.
De eerste heeft te maken met een ontwikkeling naar conciezer schrijven, al doet die ontwikkeling in zijn geval denken aan een processie van Echternach: Van Melle weifelde, kwam terug op bepaalde inkortingen die tegenwoordig over het algemeen als verbetering worden gezien, en herstelde dan de oudere, meer omslachtige versie. Een tweede factor is zijn aarzeling tussen verschillende genres: het korte verhaal, het toneel en de roman. Bepaalde verhaalstof gebruikte hij vaak in twee of drie genres, en in elk genre bestaan dan kortere en langere versies, Afrikaanse en Nederlandse.
Een mooi voorbeeld biedt het verhaal over Pop, het meisje dat trouwt met een veel oudere man. In de Zuid-Afrikaanse schetsen staat het verhaal ‘Pop's huwelik’, over een arm meisje van achttien dat een aanzoek krijgt van een rijke man van vijftig. Ze neemt dit na lang aarzelen aan, maar barst aan het eind van haar huwelijksdag uit in tranen. Als Afrikaans toneelstuk verscheen het later als ‘Die huwelik van Pop’ (1931) en als Die huwelik van Pop le Roux (1935), als Afrikaans verhaal onder de titels ‘Pop se keuse’ (1941) en ‘Pop’ (in Paaie wat wegraak, 1941). Van Melle verrijkte zijn oorspronkelijke verhaal door in volgende versies tegenover de oude rijke bruidegom de arme jongen te zetten van wie Pop echt houdt. Ook zette hij het verhaal voort in twee vervolgen: ‘Pop se huwelik’ (1942) en ‘Pop se tweede huwelik’ (1943). Uit de drie Afrikaanse verhalen ontstonden een Nederlandse en een Engelse roman (Een lente verspeeld en Lost years, 1949). Acht jaar na Van Melles dood componeerde men uit dit alles ook nog een Afrikaanse roman over Pop: Verspeelde lente (1961), maar voor die laatste bewerking is hij niet zelf verantwoordelijk.
| |
Kunstopvatting
Van Melle heeft zich naar eigen zeggen uitgedaagd gevoeld door de opvatting die hij Willem Kloos toeschreef, als zouden christelijke schrijvers over het algemeen literair gezien niet zo veel voorstellen. Hij wilde een uitzondering op deze regel worden. Een goede christelijke schrijver brengt in zijn ogen aan mensen van alle rangen en standen schoonheid en daarmee geluk, en bezorgt ze zo een hoger levenspeil.
| |
| |
| |
Thematiek / Visie op de wereld
Zijn personages komen aanvankelijk vooral uit de kringen van Zuid-Afrikaanse boeren. Zij behoren niet tot een maatschappelijke elite en zijn ook geen intellectuelen; het zijn juist gewone mensen, voor wie het christelijk geloof als vanzelf een zeker belang vertegenwoordigt. Sommigen verkeren op de rand van de armoede. De Boerenoorlog is voor hen een levend verleden, met de gevolgen waarvan menigeen nog kampt. Van Melle legt de nadruk op kritieke momenten in hun leven, zoals wanneer ze zich bezinnen op hun eigen leven en dood of voor principiële keuzes worden gesteld.
Twee motieven zijn in zijn werk bij herhaling met elkaar verbonden. Dat van de eenzaamheid van de mens (als het erop aankomt, staat hij er alleen voor) en dat van de tegenkrachten waaraan de mens in zijn eenzaamheid steun ontleent. Zo'n tegenkracht is de liefde, in het bijzonder de ene ware liefde die nooit verdwijnt, ondanks tegenwerking of andere ongunstige omstandigheden. Maar hoe sterk zij ook is, de liefde kan de uiteindelijke eenzaamheid niet voorkomen. Een tweede tegenkracht is het geloof. Het komt bij verschillende personages tot ontwikkeling en biedt dan soms een overtuigend steunpunt om verder te leven (dus geen goedkope oplossing voor alle problemen).
| |
Kritiek
De Afrikaanse literatuurhistoricus John Kannemeyer ziet in Van Melles neiging om over het geloof te schrijven ook een gevaar. De belangstelling die de schrijver koestert voor godsdienstige (en ethische) aangelegenheden, benadeelt dikwijls het literaire peil van zijn verhalen. Net als andere critici wijst Kannemeyer op de sterk wisselende kwaliteit van Van Melles werk, onder nadrukkelijke erkenning van bijzondere hoogtepunten: Bart Nel en een tien- of vijftiental verhalen.
| |
Visie op de wereld
Het menselijk leven is in de voorstelling van Van Melle zwaar. De mens verkeert in een situatie van innerlijke strijd: hoe komt hij met betrekking tot eenzaamheid, armoede, leven en dood, geloof en liefde tot keuzes die recht doen aan wat hij voelt en gelooft en die ook tegenover anderen gerechtvaardigd zijn? In Van Melles consequente keuze voor gewone mensen ligt de suggestie dat een dergelijke strijd niet alleen geleverd wordt door mensen met een uitgesproken filosofische of geloofsover- | |
| |
tuiging en een hoge opleiding, maar dat iedereen die strijd moet aangaan.
| |
Techniek
Van Melles neiging tot bondig schrijven spreekt niet alleen uit zijn terughoudend vertellerscommentaar, maar komt ook naar voren in zijn behandeling van ernstige onderwerpen. Een laconieke humor, juist op kritieke momenten, is van zijn werk en romans een karakteristieke trek.
| |
Thematiek / Ontwikkeling
Zijn debuut, Zuid-Afrikaanse schetsen, vertegenwoordigt voor Van Melles oeuvre een bijzonder belang, doordat veel eruit in later werk (en in andere vorm) terugkeert. Dat geldt voor de verhaalstof, de thema's en de motieven.
Zijn tweede boek, Het stadje op 't groene eiland (1933), is in Van Melles werk een buitenbeentje. Het gaat (in hoofdzaak) nu juist niet over Zuid-Afrika. Met charmante stukjes keert Van Melle terug naar Zeeland: ze lijken geïnspireerd op herinneringen aan zijn jeugd in Goes. Het zijn idealiserende verhalen over een wereld waarin alles in grote lijnen in orde is. Nostalgisch blikt de verteller vanuit het warme Zuid-Afrika terug op het winterse Zeeland, waar de lucht koud is maar de harten warm zijn. Van Melle brengt zijn lezer in een uitgesproken christelijk milieu, waar bijvoorbeeld iemand die aan godsdienstwaanzin lijdt, dankzij zijn liefhebbende vrouw herstel vindt. Oude vrienden blijven elkaar in deze verhalen trouw. Een domineeszoon toont zich een held, redt een klein meisje uit het water en blijkt later - hijzelf is inmiddels ook dominee - zonder het te weten met ditzelfde meisje getrouwd. Gemoedelijkheid heerst, al ontbreekt de ironie niet.
| |
Relatie leven/werk / Thematiek
Rond de jaarwisseling 1936-1937 verscheen het boek dat verreweg zijn grootste succes zou worden: Bart Nel, de opstandeling. Bart is een Transvaalse boer die deelneemt aan een opstand tegen de Zuid-Afrikaanse regering en vervolgens, net als Van Melle, in de gevangenis belandt. Bart volgt hier zijn overtuiging, maar dit brengt hem in botsing met zijn vrouw, die de opstand beschouwt als een lege machovertoning. ‘Dit vergeef ek jou nooit Bart,’ zegt Fransina als Bart ten strijde trekt. In het onbegrip tussen deze twee ligt het centrale conflict van de roman. Eenzaamheid beheerst de twee hoofdfiguren. Volgens W.F. Jonckheere suggereert Van Melle die eenzaamheid in zijn mo- | |
| |
dem aandoende tijdsbehandeling (met lange terugblikken) en zijn gebruik van de ruimtelijkheid.
Doordat hij bij zijn principes blijft, raakt Bart alles kwijt; zelfs zijn gezin, want Fransina trouwt met een ander. Maar ook Fransina verliest, want zij blijft van Bart houden. Zij wil dat hij haar terugneemt, maar dat is voor de rechtlijnige Bart onaanvaardbaar, al is hun eeuwige liefde wederzijds. Hij vindt zijn kracht in de consequentie die spreekt uit zijn (in Zuid-Afrika spreekwoordelijk geworden) leuze: ‘Ek is Bart Nel; ek was Bart Nel van toe af al en ek is vandag nog hy.’
| |
Techniek
De kracht van de roman schuilt in de verbinding van Barts onwrikbaarheid met een subtiel aangegeven ontwikkeling die hij desondanks doormaakt. Bij al zijn beginselvastheid maakt een zekere zachtheid zich van hem meester. Een zweem van humor sijpelt de roman binnen. Zonder het uit te spreken laat de schrijver weten dat hij voor de dwaze koppigheid die hij beschrijft toch ook wel enig begrip heeft. Het boek heeft een open einde, waarbij de hoofdfiguur zichzelf in de verte in een ‘wijde eenzaamheid’ ziet lopen en - in de laatste woorden van de roman - nadrukkelijk wijst op ‘zijn ziel in hem’. Afrikaanse critici hebben zich wel afgevraagd hoe religieus dit slot moet worden opgevat.
| |
Thematiek
Eenzaamheid, armoede, leven en dood, geloof en liefde keren terug in Een lente verspeeld (1949), het boek over het meisje Pop dat de rijkdom verkoos boven de liefde. Het thema van de ware liefde die nooit voorbijgaat, is overduidelijk aanwezig. In Bart Nel, de opstandeling bleven de geliefden gescheiden; de strijd kende alleen verliezers. In Een lente verspeeld overwinnen de twee geliefden in zekere zin hun scheiding, zelfs hun huwelijk met een ander, maar dit kan de eerdere, verkeerde beslissing niet meer goedmaken. In deze roman gaat het oudere verhaal verder nadat zij (inmiddels weduwe en weduwnaar) elkaar op latere leeftijd alsnog gevonden hebben. Ten slotte overlijdt Pop en blijft haar levenslange geliefde alleen achter.
Van Melles laatste Nederlandse roman, De brief (1950), is een bewerking van zijn debuutroman Dawid Booysen. De roman tekent in een reeks schetsen het leven van de hoofdfiguur (in het Nederlands David). De thema's van Van Melle zijn weer
| |
| |
(of: al) aanwezig. Naast het idee van de ware liefde treden het geloof en de sociale problematiek bijzonder op de voorgrond. David trouwt als jongeman met zijn grote liefde Maria, maar deze overlijdt spoedig. Door een nieuw huwelijk krijgt hij zijn evenwicht terug, al heeft zijn tweede vrouw weinig begrip voor de uitgesproken sociale bedrijfsvoering op zijn boerderij, waarmee hij afwijkt van wat toen gebruikelijk was. De brief waarnaar het boek genoemd is, heeft Maria David kort voor haar dood geschreven, maar geeft men hem pas jaren later. Zij moedigt haar man aan om te leven naar idealistische christelijk-sociale opvattingen. Davids bedrijf wordt een geslaagde onderneming; hij zorgt goed voor zijn mensen, of het nu blanken zijn of ‘kaffers’. Op tamelijk jonge leeftijd voelt ook hij de dood naderen maar dit verontrust hem niet. David heeft richting gekozen in de geest van zijn grote liefde; de brief kan die keuze alleen nog bevestigen.
| |
Traditie / Stijl
De plaats die Van Melle inneemt in de Nederlandse literatuurgeschiedenis is een totaal andere dan die in de Afrikaanse. De Afrikaanse literatuur ontstond pas aan het eind van de negentiende eeuw als onderdeel van een taal- en cultuurstrijd en droeg aanvankelijk een nationalistisch en didactisch karakter. De eerste prozaschrijvers die zich hiervan enigszins losmaakten, oriënteerden zich op de impressionistische stijl van Tachtigers als Lodewijk van Deyssel, zoals Van Melle in zijn eerste verhalen zelf ook deed. Maar in de jaren dertig ging hij moderner, zakelijker schrijven, een verandering die doet denken aan Arthur van Schendel in zijn Hollandse romans. Aan Van Melles kale stijl, arm aan bijvoeglijke naamwoorden, zonder uitweidingen, met veel nevengeschikte zinnen, moesten lezers en critici wennen, maar achteraf is deze verandering gezien als een belangrijke stap vooruit, zelfs als een bevrijding.
| |
Verwantschap / Techniek
Behalve door zijn taalgebruik was Van Melle in Zuid-Afrika vernieuwend doordat hij steeds zuiniger werd met het commentaar van de verteller. Of hij zijn personages bijvalt of juist niet, laat hij niet nadrukkelijk weten. Behalve op voorbeelden uit de Russische literatuur wijst Jonckheere in dit verband op Stijn Streuvels, die in de Afrikaanse literatuur een grote reputatie had. Een derde opvallende romantechnische vernieuwing ligt
| |
| |
in Van Melles vrije hantering van de chronologie. Inhoudelijk ten slotte breekt hij met een al te gemoedelijke idealiserende beschrijvingskunst die hem in de Afrikaanse literatuur voorafgaat.
| |
Kritiek
Dit alles maakte hem in de Afrikaanse literatuur tot een nieuw lichter, die in de jaren dertig zelfs af en toe scherp werd afgewezen. Zo zag P.C. Schoonees in Van Melles werk helemaal geen literatuur meer. Hij vergeleek diens zinnen met ‘soldate van 'n groot leër [...] netjies in gelid, almal van enerse patroon’ en schreef over een ‘dreuntoon van 'n eensnarige ramkietjie’ (een oud snaarinstrument uit de Khoi-cultuur). Later lieten zich echter veel bewonderaars horen, zoals de dichter Uys Krige, die zijn bloemlezing uit Van Melles verhalen vooraf liet gaan door een glashelder pleidooi voor dit werk. Pas na de dood van de auteur kregen de bewonderaars de overhand. Maar zoals gezegd is ook hun bewondering niet onverdeeld en gaat ze vooral uit naar Bart Nel en de beste verhalen.
De invloedrijkste bewonderaar van Van Melle is André Brink. In 1967 zet hij Bart Nel op een voetstuk. Hij spreekt over ‘stellig ons beste tradisionele roman’ en hij gaat nog verder als hij Sewe dae by die Silbersteins, het chef d'oeuvre van zijn Zestiger-bent-genoot Etienne Leroux, aanduidt als een betere Afrikaanse roman dan al zijn voorgangers: ‘met uitsondering waarskynlik van Bart Nel’. Als vormvernieuwers en anti-idealisten treden Brink en zijn mede-Zestigers naar eigen zeggen in Van Melles voetspoor. Inmiddels bekleedt Van Melle in de Afrikaanse literatuurgeschiedenis een plaats als voorloper, is zijn roman Bart Nel tientallen keren herdrukt en geldt dit boek als klassiek. Ook J.M. Coetzee, de Nobelprijswinnaar, schrijft welwillend over Van Melle, maar dan vanuit een andere, meer sociale invalshoek. Hij signaleert dat veel Zuid-Afrikaanse schrijvers uit de jaren dertig zijn blijven steken bij een idealisering van het ouderwetse boerenleven, terwijl Van Melle met Dawid Booysen een doordacht voorstel heeft gedaan tot maatschappelijke hervorming.
Voor de Nederlandse literatuur waren Van Melles literaire vernieuwingen eind jaren dertig niet bijzonder meer. Zoals hij de Zuid-Afrikaanse stof de Nederlandse literatuur binnenbracht,
| |
| |
zo importeerde hij immers Europese vormen in Zuid-Afrika. De Nederlandse kritiek heeft op Bart Nel, de opstandeling, dat uitkwam bij de Wereldbibliotheek, toch tamelijk gunstig en met begrip gereageerd. Zo beklemtonen J. Haantjes en Roei Houwink dat in deze roman de historische achtergrond geen hoofdzaak is, maar dat het eerder gaat om de uitbeelding van het innerlijk van de hoofdfiguren. De religieuze kant van de thematiek komt aan de orde in de recensie in Hooger Leven. Hierin wordt Van Melle geprezen omdat hij een prettig contrast biedt met de ‘Hollandsch Binnenhuisje-kunst’ en de ‘koekjes-met-thee-romans’.
| |
Verwantschap / Publieke belangstelling
De roman is in de oorlogsjaren een paar keer herdrukt. Maar de critici die er in de jaren dertig echt toe deden, hebben over Van Melle gezwegen. Met uitzondering van Bart Nel, de opstandeling is al Van Melles werk trouwens uitgegeven door christelijke uitgevers en heeft het vooral gefunctioneerd binnen de protestantschristelijke zuil van de Nederlandse literatuur. Hij heeft gecorrespondeerd met de christen-socialiste en schrijfster Enka (Anke van der Vlies, 1873-1939), maar met jongere verwante auteurs als H.M. van Randwijk had hij blijkbaar geen contact en op zijn romans uit 1949-1950 is zelfs in christelijke kring nauwelijks gereageerd.
Een oorzaak voor deze ontoeschietelijke houding is misschien Van Melles zwakke beheersing van het Nederlands geweest. Van zijn Nederlandse redacteuren kreeg hij weinig steun. Het kwam ook slecht uit dat er van zijn latere korte verhalen, soms beschouwd als zijn beste werk, maar een paar zijn gepubliceerd in het Nederlands. ‘Het laatste hek’ (1941), een van de beroemdste, is weliswaar twee keer in het Nederlands verschenen, maar uitgerekend in Nederlands-Indië en in New York.
Om literair-historische redenen geldt Van Melle in de Afrikaanse literatuur dus als vernieuwer, maar niet in de Nederlandse. Deze merkwaardige situatie maakt hem in onze literatuur tot een curieuze figuur, tot de schrijver van ‘de onbekendste Nederlandse bestseller’.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
In deze bibliografie ligt het accent op de Nederlandse publicaties. Een vollediger bibliografie staat in W.F. Jonckheere, Johannes van Melle. Realist tussen twee werelden (1968) en in het aanvullende ‘Enkele oorpeinsings’ (1987).
J. van Melle, Zuid-Afrikaanse schetsen. Pretoria 1921, De Spectator, VB. |
J. van Melle, Die huwelik van Pop. Treurspel in sewe bedrywe. In: Hollands Weekblad voor Zuid-Afrika, 30-5-1931 tot 15-8-1931, T. |
J. van Melle, Het stadje op 't groene eiland, VB. (derde gewijzigde en uitgebreide herdruk, onder de titel Het stadje op 't groene eiland. Verhalen van rond 1900, met een nawoord door Cock van den Wijngaard. Goes 2005, Gemeente Goes) |
J. van Melle, Dawid Booysen. Pretoria 1933, J.L. van Schaik, R. |
J. van Melle, Gedichten uit Zuid-Afrika. Kampen 1934, J.H. Kok, GB. |
J. van Melle, Die huwelik van Pop le Rou. Drama in sewe bedrywe. Pretoria 1935, J.L. van Schaik, T. |
J. van Melle, Oom Preek le Grange se derde vrou en ander verhale. Pretoria 1935, J.L. van Schaik, VB. |
J. van Melle, Bart Nel, de opstandeling. Amsterdam-Sloterdijk 1936, Wereldbibliotheek, Wereldbibliotheek 658, R. (digitale editie in de DBNL) |
J. van Melle, Tekstbeschouwingen. Pretoria, J.H. de Bussy, 1936, Bijbelstudie. |
J. van Melle, Wraak. Johannesburg 1937, Afrikaanse Pers, T. |
J. van Melle, Vergesigte. Pretoria 1938, J.L. van Schaik, VB. |
J. van Melle, Oom Daan en die dood. Bloemfontein 1938, Nasionale Pers, VB. |
J. van Melle, Mense gaan verby. Pretoria 1940, J.L. van Schaik, VB. |
J. van Melle, Venster aan die straat. Kaapstad 1940, Nasionale Pers, VB. |
J. van Melle, Het laatste hek. In: De Fakkel, jrg. 1, nr. 6, april 1941, pp. 427-434, V. (ook in: In de verstrooiing. Een verzameling letterkundige bijdragen van schrijvers buiten Nederland. 1940-10 mei-1945. Samenstelling J. Greshoff. New York 1945, Querido, pp. 129-138). |
J. van Melle, Paaie wat wegraak. Pretoria 1941, J.L. van Schaik, VB. |
J. van Melle, Pop se keuse. Met illustraties. In: Die Huisgenoot, 25-4-1941 tot 16-5-1941, V. |
J. van Melle, En ek is nog hy. 'n Roman uit die tyd van die Rebellie van 1914. Johannesburg 1942, Voortrekkerspers, R. (bewerking van Bart Nel, de opstandeling, tweede druk, onder de titel Bart Nel, 1951) |
J. van Melle, Pop se huwelik. Met illustraties. In: Die Huisgenoot, 6-2-1942 tot 20-3-1942, V. |
J. van Melle, Pop se tweede huwelik. Met illustraties. In: Die Huisgenoot, 19-2-1943 tot 2-4-1943, V. |
| |
| |
J. van Melle, Denker! Kom kyk! Pretoria 1944, Unie Boekhandel, R. |
J. van Melle, Saad wat opkom. Johannesburg 1947, Afrikaanse Pers-boekhandel, Pelgrimsbibliotheek 6, R. |
J. van Melle, J. van Melle. In: Afrikaanse skrywers aan die woord. Redactie P.J. Nienaber. Johannesburg 1947, Afrikaanse Pers-boekhandel, pp. 197-206, A. |
J. van Melle, I. [=J.] van Melle, Indrukken uit Zuid-Afrika. In: Timotheüs, 4-4-1947, pp. 134-135. |
J. van Melle, T. [=J.] van Melle, De thuiskomst. In: Timotheüs, 5-12-1947, p. 528, V. |
J. van Melle, Die heildronk. In: De Vlaamse Gids, jrg. 32, 1948, pp. 133-136, V. |
J. van Melle, Oom Daan en de dood. In: De Gids, jrg. 112, dl. I, 1949, pp. 213-221, V. |
J. van Melle, Een lente verspeeld. Zuid-Afrikaanse roman. Kampen 1949, J.H. Kok, R. |
J. van Melle, Lost years. Z.pl. 1949, Central News Agency, R. |
J. van Melle, 'n Keur uit die verhale. Met een inleiding van Uys Krige. Pretoria 1949, J.L. van Schaik, Bl. |
J. van Melle, De brief. Den Haag 1950, J.N. Voorhoeve, R. |
J. van Melle, Dit is ek. In: My jeugland. Jeugherinneringe van Afrikaanse skrywers. Ed. C.M. van den Heever. Johannesburg 1953, Afrikaanse Pers-boekhandel, pp. 59-67, A. |
J. van Melle, Verspeelde lente. Redactie J. Scannell. Kaapstad 1961, Nasionale Boekhandel, R. |
J. van Melle, Oom Karel neem sy geweer saam en ander verhale. Samenstelling A.P. Grové. Kaapstad 1982, Tafelberg, Bl. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Ph.A.L[ansberg], [Recensie]. In: Stemmen des Tijds, jrg. 11, dl. 3, oktober 1921, pp. 406-407. (over Zuid-Afrikaanse schetsen) |
J. Haantjes, Het jaar in Zuid-Afrika 1933, 1934. In: Opwaartsche Wegen, jrg. 12, 1934, pp. 269-277. (over Dawid Booysen) |
[Hein] d[e]B(ruin], [Recensie]. In: Opwaartsche Wegen, jrg. 13, nr. 3, maart 1935, p. 110. (over Gedichten uit Zuid-Afrika) |
[Anoniem], Boekenschouw, jrg. 30, 1936-1937, p. 516. (over Bart Nel, de opstandeling) |
A[ndré] D[emedts], [Recensie]. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 38, dl. 1, nr. 2, februari 1937, p. 155 (over Bart Nel, de opstandeling) |
C. Tazelaar, [Recensie]. In: Stemmen des Tijds, jrg. 26, dl. 1, 1937, pp. 632-633. (over Bart Nel, de opstandeling) |
D.Th. Jaarsma, [Recensie]. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 17-2-1937. (over Bart Nel, de opstandeling) |
D., Een Zuidafrikaansche roman. In: Hooger Leven, 17-4-1937. (over Bart Nel, de opstandeling) |
G. Besselaar, [Recensie]. In: Neerlandia, jrg. 41, nr. 6, juni 1937, p. 97 (over Bart Nel, de opstandeling) |
Kees van Bruggen, [Recensie]. In: Algemeen Handelsblad, 7-7-1937. (over Bart Nel, de opstandeling) |
[Anoniem], Een Transvaalsche opstandeling. Een Zuid-Afrikaansche rebellie zwak beschreven, met een goed geteekende hoofdfiguur. In: Delfische Courant, 31-7-1937. (over Bart Nel, de opstandeling) |
J. Haantjes, [Recensie]. In: De Werkplaats, jrg. 2, nr. 10, oktober 1937, pp. 465-468. (over Bart Nel, de opstandeling) |
Roel Houwink, [Recensie]. In: Elsevier's Maandschrift, jrg. 47, nr. 10, oktober 1937, p. 295. (over Bart Nel, de opstandeling) |
Max Kijzer, [Recensie]. In: De Nieuwe Gids, jrg. 53, dl. 1, nr. 2, februari 1938, pp. 176-177. (over Bart Nel, de opstandeling) |
Roelien Mulder-Stagger, Een Nederlandse roman over Zuid-Afrika. In: Critisch Bulletin, jrg. 10 [=9], [nr. 5], mei 1938, pp. 140-142. (over Bart Nel, de opstandeling) |
Th. S., [Recensie]. In: Den Gulden Winckel, jrg. 36, nr. 6-7, juni-juli 1937, p. 18. (over Bart Nel, de opstandeling) |
P.C. Schoonees, [Over Dawid Booysen]. In: Ons eie boek, januari-maart 1938, p. 64. |
J. van Hulzen, [Recensie]. In: Ontmoeting, jrg. 3, nr. 9, juni 1949, p. 431. (over Een lente verspeeld) |
N., [Recensie]. In: Timotheüs, 19-5-1950. (over De brief) |
A.P. Grové, Johannes van Melle. In: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde te Leiden. Leiden 1956, pp. 140-146. (levensbericht; ook in de DBNL) |
W.F. Jonckheere, Van Melle se Nederlandse prosawerk. In: Standpunte, jrg. 20, nr. 2, december 1966, pp. 19-26. |
W.F. Jonckheere, Johannes van Melle. Realist tussen twee werelden. Pretoria 1968. (academische studie) |
André P. Brink, Aspekte van die nuwe prosa. Tweede druk. Pretoria/Kaapstad 1969. (over Bart Nel) |
W.F. Jonckheere, Johannes van Melle. Kaapstad 1969. |
W.F. Jonckheere, Van Melle se kortverhale en Dawid Booysen. Pretoria/Kaapstad 1974. |
W.F. Jonckheere, Bart Nel en Verspeelde lente. Pretoria/Kaapstad 1974. |
Uys Krige, Aantekeninge by Van Melle se kortverhale. In: Keur uit die verhale van J. van Melle. Samenstelling Uys Krige. Vijfde druk. Pretoria 1977, pp. 1-16. |
H. Ester, Verstilde verhalen van J. van Melle. In: Zuid-Afrika, jrg. 60, nr. 3, 1983, p. 46. |
W.F. Jonckheere, Bart Nel, J. van Melle. Derde druk. Pretoria/Kaapstad 1984. |
J.C. Kannemeyer, Geskiedenis van die Afrikaanse letterkunde. Tweede, hersiene en bygewerkte uitgawe. Pretoria/Kaapstad 1984, pp. 324-335. |
André P. Brink, ‘Algaande na die ver, ruim lig’. Aantekeninge by ‘Bart Nel’. In: André P. Brink, Waarom literatuur? Kaapstad/Pretoria 1985, pp. 97-109. |
| |
| |
Tydskrifvir Letterkunde, jrg. 25, nr. 3, 1987. Van Melle-nummer, waarin onder meer:
- | W.F. Jonckheere, Enkele oorpeinsings by die werk van 'n ‘jubilaris’, pp. 35-37. (met bibliografie) |
|
André P. Brink, Die prosa na 1900. In: Ernst Lindenberg (red), Inleiding tot die Afrikaanse letterkunde. Tweede druk van de sesde uitgave. Pretoria/Kaapstad 1988, pp. 109-112. |
J.M. Coetzee, White writing. On the culture of letters in South Africa. New Haven/London 1988, p. 80. (over Dawid Booysen) |
H. Ester, Bart Nel en de tweesprong van de geschiedenis. In: Zuid-Afrika, jrg. 66, nr. 7-8, 1989, p. 108. |
H. Ester, Johannes van Melle, meester van het kortverhaal. In: Zuid-Afrika, jrg. 66, nr. 10, 1989, p. 144 |
A.J. de Visser, Authentiek Afrikaans. In: Nederlands Dagblad, 8-9-1990. (over Bart Nel) |
Eep Francken, J. van Melle in twee werelden. In: Elisabeth Leijnse en Michiel van Kempen (red.), Tussenfiguren. Schrijvers tussen de culturen. Amsterdam 1998, pp. 137-145. |
Eep Francken, Literatuur voor het oude en het nieuwe Zuid-Afrika? ‘Bart Nel’ van J. van Melle en de Afrikaner natievorming. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde, jrg. 114, 1998, pp. 156-163. |
W.F. Jonckheere, Johannes van Melle (1887-1953). In: H.P. van Coller (red.), Perspektief en profiel. 'n Afrikaanse literatuurgeskiedenis. Dl. 2. Pretoria 1999, pp. 700-708. |
Gawie Keyser, Nederland moet klassieke roman nog opnuut ontdek. In: Die Burger, 6-1-1999. (over Bart Nel, de opstandeling) |
Eep Francken, De onbekendste Nederlandse bestseller. ‘Bart Nel, de opstandeling’ van J. van Melle. In: Theo D'haen en Peter Liebregts (red.), Tussen twee werelden. Het gevoel van ontheemding in de postkoloniale literatuur. Leiden 2001, pp. 37-58. (ook in de DBNL) |
Eep Francken en Luc Renders, Skrywers in die strydperk. Krachtlijnen in de Zuid-Afrikaanse letterkunde. Amsterdam 2005, pp. 55-56. |
120 Kritisch lit. lex.
februari 2011
|
|