| |
| |
| |
Willem Melchior
door Gwennie Debergh
1. Biografie
Willem Melchior werd geboren in Amsterdam op 20 mei 1966 en groeide op in Haarlem als zoon van een arts. Gedurende zijn hele jeugd was hij de achterbuurjongen van Jan Elburg. Aan het Stedelijk Gymnasium kreeg hij tussen 1978 en 1984 les van de schrijver L.H. Wiener en las hij de romantisch-decadente literatuur uit het fonds van de beroemde uitgever Johan Polak, aan wie hij later Kasper Valentijn (1996), zijn eerste roman, zou opdragen.
Volgens de familieverhalen zou hij als kind al hebben beweerd dat hij later schrijver zou worden. Die ambitie kreeg aanvankelijk gestalte in de vorm van stripverhalen, waarin de tekstballonnen in de loop der tijd steeds omvangrijker werden. Op zijn veertiende werkte hij aan een aantal verhalen en een roman die ongepubliceerd bleven.
Melchiors adolescentie en seksuele bewustwording werden naar eigen zeggen gedomineerd door de opkomst van het aidstijdperk in de jaren tachtig. Hij trok naar Amsterdam om er Nederlands te studeren, maar knapte af op de droge, wetenschappelijke benadering van de literatuur en onderbrak in maart 1988 zijn studie om met weinig geld de wereld rond te reizen. Door een toevallige aanbieding van een reiskantoor werd de bestemming New York. In de eerste weken van zijn verblijf maakte hij kennis met de Nederlandse modeontwerper Koos van den Akker, die hem aan allerlei baantjes hielp om te overleven. Melchior werkte onder meer als fietskoerier, gevelschilder, feestdecorateur en huisbewaarder. Hij hield zijn indrukken bij in een dagboek, maar aan echt schrijven kwam hij
| |
| |
niet toe: financieel het hoofd boven water houden kostte te veel tijd en energie.
Na New York volgden reizen naar onder andere Londen en Berlijn. Bij zijn terugkeer eind april 1990 vestigde Melchior zich in Amsterdam, waar hij nog steeds woont. Hij stopte definitief met studeren, bleef ongehuwd en begon te schrijven.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Ontwikkeling
Willem Melchior debuteert in 1992 met de bundel De roeping van het vlees, zeven verhalen die wortelen in de traditie van de decadente en geësthetiseerde zwarte romantiek. De hoofdpersonages zijn reïncarnaties van elkaar, wat blijkt uit hun namen: Joshua, Johan, Jan, Jonas en Jeroom. Stuk voor stuk koesteren ze een adoratie voor het eigen lichaam en met name voor hun ontblote torso, die ze bewonderen op een foto of laten spiegelen in etalages en autoruiten. Tegelijk cultiveren ze een masochistisch verlangen naar een gewelddadige, homo-erotische dood, waarbij ze hun bovenlichaam met een scherp voorwerp laten doorboren. Afhankelijk van de periode waarin ze leven, gebeurt dat met een zwaard, een mes, spijkers of kogels. De verhalen bevatten duidelijke reminiscenties aan mythische figuren als Narcissus (die zichzelf bewonderde in het spiegelende wateroppervlak), Sint Sebastiaan (wiens lichaam met pijlen werd doorboord) en Jezus Christus (die net als een van de personages wordt vastgespijkerd).
Hoewel de verlangens van de personages extreem zijn, worden ze beschreven als vanzelfsprekend en beheersen ze de hoofdfiguren al sedert hun kindertijd. Het steeds terugkerende beeld hiervoor is dat van de cowboy en de indiaan, die in meerdere boeken de voorbode zijn van de latere seksuele verlangens, en meteen in het eerste verhaal van de debuutbundel (‘Kogeltjes’) opduiken:
Als jongetje had hij urenlang naar plaatjes in stripboeken gekeken waarop indianen of cowboys vanuit een hinderlaag werden doodgeschoten, en hij had ervan genoten om bij het cowboytje spelen, als indiaan met ontbloot bovenlijf, of liever nog als cowboy die zijn shirt had uitgetrokken om zich te wassen in een kreek, zelf neergeschoten te worden en honderd tellen verslagen op de grond te liggen.
De verhalen uit de debuutbundel kunnen worden gelezen als voorstudies voor de drie daaropvolgende romans met een homo-erotische thematiek, Kasper Valentijn, De onhuwbaren (2000) en Het hoofd op de buik (2002). De basisthema's van
| |
| |
narcisme, masochisme en zelfdestructie zijn dezelfde, maar krijgen een veel diepgravender psychologische benadering. De plot van de eerste twee romans loopt lange tijd parallel, alleen de apotheose verschilt. Na een uitgebreide aanloop met vluchtige liefdes en een reis naar Italië krijgen Kasper Valentijn en Lodewijk Thijssen het voorstel om met een (onbereikbare) geliefde naar New York te vliegen, waar ze met allerlei baantjes geld proberen te verdienen. De opzwepende metropool werkt als een katalysator voor hun seksuele verkenningstocht. Voor Kasper Valentijn zal die lichamelijke exploratie uiteindelijk escaleren in gewelddadige sadomasochistische sessies en eindigen met een perverse lustmoord.
In De onhuwbaren wordt het sadomasochisme getemperd. Het is enkel nog te herkennen op psychologisch niveau, waar Melchior de wisselwerking van aantrekken en afstoten mentaal ontleedt. Hierdoor kan De onhuwbaren worden gelezen als het scharnierboek waarin de plot van Kasper Valentijn wordt gecombineerd met de psychologie van Het hoofd op de buik. Die derde roman speelt zich niet langer af in New York, maar beschrijft een Nederlandse zomer aan het strand. Waar Lodewijk Thijssen in De onhuwbaren het plan had opgevat zijn studie Nederlands te voltooien en schrijver te worden, heeft de tweeendertigjarige ik-verteller - voor het eerst gebruikt Melchior deze vertelvorm - in Het hoofd op de buik inmiddels twee titels op zijn naam staan. Zijn leven bestaat uit weinig meer dan schrijven en zonnige namiddagen doorbrengen op het strand, terwijl hij terugblikt op een onbeantwoorde liefde voor Erben, een zes jaar jongere student die het voorbije halfjaar zijn avances heeft afgehouden. De relatie tussen de schrijver en Erben wordt gekenmerkt door dezelfde twijfels, onzekerheden en obsessies als die tussen Lodewijk en Sander in De onhuwbaren, zodat recensent Tomas Vanbeste de schrijver in Vrij Nederland aanraadde ‘met zijn mooie pen andere werelden [te] verkennen’. Die andere wereld zoekt Melchior vervolgens in het verleden. In de historische roman De dokters Andrian (2003) volgt hij een doktersfamilie die in drie opeenvolgende generaties door het noodlot wordt getroffen. Tegelijk legt hij de ontwikkelingen binnen de geneeskunde in de twintigste eeuw vast. Het boek
| |
| |
lijkt op het eerste gezicht een fremdkörper in Melchiors oeuvre: anders dan voorheen zijn de beschreven relaties heteroseksueel, en de uitgebreide psychologische bespiegelingen worden ingeruild voor nauwkeurige observaties van ambachten en landschappen. Arjan Peters wijst er in zijn recensie echter op dat de keuze van de familienaam aansluit bij de centrale thematiek van Melchiors oeuvre: volgens hem moet de auteur ‘weet hebben van het cultboekje Der Garten der Erkenntnis (1985) dat Leopold Andrian op zijn negentiende publiceerde. In deze kleine studie over jeugdig narcisme sneeft de jonge protagonist Erwin voordat hij “het geheim van het leven” kent.’
| |
Relatie leven/werk
Melchior legt in een interview aan Birgit Kooijman (2003) uit dat de roman een gefictionaliseerde invulling is van zijn eigen stamboom.
De personages zijn gebaseerd op mijn voorouders, met name op de dokterstraditie waar ik via vaders kant in sta. Mijn betovergrootvader was heel- en vroedmeester in Beets en later in Halfweg, zijn drie zoons waren arts, waaronder mijn overgrootvader, die gemeentegeneesheer in Schagen was. Mijn grootvader was de in zijn tijd beroemde Haarlemse gynaecoloog dr. A. Melchior, die woonde in een groot huis aan de Raamsingel, waar later mijn vader weer zijn dokterspraktijk had. Dat huis waarin ik ben opgegroeid, vol antiek en met een bijzondere, bijna middeleeuwse sfeer, voedde mijn fantasie. Ik heb mijn grootvader nooit meegemaakt, maar volgens de overlevering was hij een nogal kleurrijke figuur, die er postuum om schreeuwde nog eens nader bekeken te worden.
| |
Kritiek
De recensenten reageren voornamelijk lauw op deze wending in zijn oeuvre. Volgens Janet Luis ontbeert het verhaal een stuwende plot die wel terug te vinden zou zijn in de historische romans van Thomas Rosenboom of Hella Haasse: ‘In onderdelen is De dokters Andrian soms vermakelijk, maar als geheel zou ik de roman niet indrukwekkend, of zelfs maar onderhoudend willen noemen. De omslachtige, met te veel bijzinnen opgetuigde formuleringen, de ouwelijke toon en de veel te gedetailleerde manier van vertellen ontnemen het verhaal, dat toch al niet overdreven sprankelend is, zijn laatste vaart.’ Tomas
| |
| |
Vanheste sabelt het boek neer: ‘Dit retroproza wekt een andere vorm van nostalgie op: een verlangen naar tijden waarin men nog onbeschaamd vernieuwing en originaliteit durfde te eisen van de romankunst.’ Kees 't Hart is een van de weinigen die het boek zonder enig voorbehoud prijst. Volgens hem mag het proza van Melchior niet worden beoordeeld op de inhoud of de plot, maar gaat het om de vorm, ‘om de manier waarop het verteld wordt. [...] Bij Melchior is het schrijven van een roman nog altijd een manier om kunst te maken’. Hij vindt het een schande dat het boek niet eens de longlist van de Libris Literatuurprijs heeft gehaald.
| |
Ontwikkeling
Latere publicaties van Melchior verduidelijken de band tussen De dokters Andrian en de overige titels uit zijn oeuvre. Kindertijd (2007) doet in dit verband dienst als het ontbrekende puzzelstuk Hierin komen drie episodes uit het leven van de zevenjarige Maarten Reijser aan bod, waarin de angst telkens een cruciale rol speelt: een vakantie op Corsica wordt ontsierd door een pedofiele insluiper in de slaapkamer van het gezin, een kind ligt 's avonds bang onder de lakens, familie-uitjes vinden plaats in een steeds grimmiger wordende sfeer. Het laatste gedeelte van het boek maakt duidelijk dat dokterszoon Maarten, ondanks zijn andere familienaam, een nakomeling is uit het geslacht van de ‘dokters Andrian’.
Dezelfde Maarten Reijser duikt, dertigjaar ouder, op in Lichaam der smarten (2011). Hij is uitgegroeid tot een narcist voor wie de blik in de spiegel stilaan een confrontatie wordt met de vergankelijkheid van zijn jeugd. Net als Kindertijd heeft Lichaam der smarten nauwelijks een plot. Het is een kort verslag in vier delen van een vakantieverblijf in een Franse boerderij, waar Maarten is uitgenodigd door Theo, net als hijzelf een masochist, die hem via zijn romans heeft leren kennen. Beide mannen bezoeken een klooster-kasteel in de buurt, waarvan de constructie wordt vergeleken met het menselijke lichaam, en hopen er tevergeefs kerkers met martelwerktuigen aan te treffen. Maarten vertelt Theo over Meester Frank:
[...] een oudere, zwaarlijvige heteroman aan wie hij zich een paar jaar terug gedurende tien dagen had onderworpen, in zijn eigen
| |
| |
huis, en aan wie hij op een haar na al zijn rechten voor een periode van drie maanden had overgedragen, middels een contract dat hij zelf had opgesteld en dat hij in de loop van de tien dagen tot in de details aan de wensen van de Meester, die zich niet onredelijk had betoond, had aangepast.
In de anekdote is de verhaallijn te herkennen van 24/7 (2004), Melchiors meest brute, lijfelijk sadomasochistische roman, die in een aantal opzichten aanknoopt bij het gewelddadige slot van Kasper Valentijn. Het internet maakt zijn opwachting, blijkt ‘goed voor de libido’, en brengt de zevenendertigjarige masochistische ik-figuur in contact met een meester aan wie hij zich volledig zou kunnen onderwerpen. De nieuwe technologische mogelijkheden zorgen ervoor dat zijn perverse fantasieën sneller kunnen worden geconcretiseerd. Meer dan op daadwerkelijk uitgevoerde sadomasochistische handelingen berust het boek op breed uitgesponnen seksuele verbeeldingen.
| |
Thematiek / Relatie leven/werk
Narcisme, masochisme, doodsdrift en de vergankelijkheid van schoonheid zijn de belangrijkste bestanddelen van Melchiors proza. Naar eigen zeggen houden deze thema's hem bezig sedert zijn seksuele bewustwording.
Ik werd me er ook van bewust dat ik een vorm wilde vinden om ermee om te gaan, er bijvoorbeeld over te gaan schrijven. Voor mij is het geen perverse fantasie, maar heel gewoon. Ik heb die gedachten nooit eigenaardig gevonden en hoe ik eraan kom, weet ik niet, ik heb het mezelf nooit afgevraagd. Ik ben eerder huiverig om in mijn psychologische achtergronden te gaan spitten. Het gaat mij in de eerste plaats om die fantasie zelf, daar speel ik mee en dan zie ik wel waar ik uitkom. (interview Lamoree, 1992)
| |
Thematiek
Alle protagonisten delen een fascinatie voor het eigen lichaam. Het zijn navelstaarders in de letterlijke zin van het woord. Gefascineerd door de eigen romp beschrijven ze telkens weer uitvoerig elk onderdeel ervan: navel, plexusholte, rug en vooral tepels zijn steeds terugkerende motieven in ieder boek. Ze worden beurtelings bewonderd en gemarteld. Door de toewijding en overgave waarmee dat gebeurt, brengt Melchior de extase
| |
| |
van de masochist in verband met de devotie van de gelovige: beiden onderwerpen zich vrijwillig aan regels die bij een buitenstaander bevreemding wekken, identificeren zich met het slachtoffer en hebben een ambivalente relatie met het lichaam.
| |
Kunstopvatting
Met de stijgende leeftijd van de hoofdpersonages worden de seksuele thema's in Melchiors werk nadrukkelijker en extravaganter beschreven. De auteur maakt daarbij een onderscheid tussen enerzijds het lichaam als een instrument en anderzijds het lichaam als een esthetisch object. Terwijl het lichaam van anderen probleemloos mag worden bewonderd, zou de maatschappij eenzelfde adoratie voor het eigen lijf veel minder tolereren, zodat men gedwongen wordt de functionele aspecten ervan voorop te stellen. Melchiors hoofdpersonages zoeken die bevrediging juist wel in de esthetische eigenschappen van hun eigen lichaam en streven ernaar die zinloze schoonheid op de een of andere manier functioneel te maken. ‘Voor velen is dan de enige uitweg te kiezen voor een gewelddadige dood, waarmee ze tenminste een daad stellen. Het heeft ook te maken met een vastklampen aan de schoonheid zolang die nog bestaat, voordat het verval is ingetreden.’ (interview Lamoree, 1992)
| |
Stijl
Eros en Thanatos verzetten zich met andere woorden beiden tegen de vergankelijkheid van wat mooi is, en dat hebben ze met de kunsten gemeen. Geen wonder dat Melchior zijn stilistisch talent gebruikt als een wapen in de strijd tegen het (taalkundige) verval. Ook hier wint de drang naar esthetisering het van de functionaliteit, of beter: hij laat zien dat een tekst niet werkt wanneer de vorm wordt verwaarloosd. Zo hekelt Maarten Reijser in Lichaam der smarten een amateuristisch vertaald museumfoldertje dat ‘van de taalfouten en de kromme zinnen aan elkaar bleek te hangen’.
| |
Stijl / Kritiek
Melchiors eigen proza wordt vaak gekenmerkt door een bijna archaïsch aandoende ambachtelijkheid, die tot uiting komt in zinnen van een uitzonderlijke lengte, met tal van neven- en onderschikkingen, tegenstellingen, afwegingen en uitweidingen. Dat meanderende proza heeft duidelijke voor- en tegenstanders. Liefhebbers van zijn stijl omschrijven hem als een ‘taalwonder’ en een ‘kampioen van de volslanke zin’ (Koen Eykhout). Ook Kees 't Hart looft de ‘zeer bijzondere en vooral precieze stijl, met
| |
| |
onderwerpen waarover je verder zelden iets leest en voorzien van een verbazingwekkend inzicht in het menselijk reilen en zeilen’. Arie Storm vindt de verzamelbundel Het lichaam bestaat niet ‘verplichte kost voor iedereen die van de Nederlandse literatuur houdt, of juist verplichte kost voor wie denkt daar niet van te houden, want hij zal tijdens het lezen worden bekeerd’. Storm wijst erop dat Melchiors proza niet bedoeld is voor een nichepubliek, maar het onvoorspelbare vertelt en ‘juist dát meedeelt waar je hoogstwaarschijnlijk zelf nooit op was gekomen’.
| |
Publieke belangstelling
Ondanks Storms pleidooi lijkt Melchiors werk toch vooral door de literaire incrowd te worden gelezen. Een collega-auteur als M. Februari looft zijn werk, maar tot een echte doorbraak bij het grote publiek of hoge oplagecijfers kwam het niet. Het hoofd op de buik is het enige werk dat ooit voor een literaire onderscheiding werd genomineerd: het stond in 2003 op de longlist voor de Gouden Boekenuil.
| |
Kritiek
Melchiors werk kent dan ook evenveel voor- als tegenstanders. Alle Lansu verwoordt de bezwaren van die laatste groep wanneer hij beweert Melchiors stilistische geweld pijnlijker te vinden dan de masochistische scènes die worden beschreven. Toch wordt niet elke tekst van Melchior gekenmerkt door tangconstructies. De verhalen uit de debuutbundel zijn doorgaans opgetekend in korte zinnen en Het hoofd op de buik is zo los van toon dat het door Wim Vogel wordt gekarakteriseerd als ‘babbeldebabbel op het strand’. Dirk Leyman is van oordeel ‘dat de geforceerde luchtigdoenerij de auteur niet zo goed ligt’.
Waar Arie Storm de originele thematiek aanprees, vindt Hans Warren de eindeloze herhalingen ronduit ergerlijk: ‘Hoe vaak Kasper zijn T-shirt op een bepaalde manier voor de spiegel, uittrekt, dan, op zichzelf verliefd, zijn tepels begint te strelen, die dan een elektrische stroomstoot naar zijn piemel zenden, enzovoort, hoe vaak hij fantaseert dat er als zijn hoogtepunt nadert een vlijmscherp lemmet tussen zijn ribben of in zijn buik gestoten wordt, ik weet het niet, maar het gebeurt te vaak.’
| |
Verwantschap
Door de (sado)masochistische, homoseksuele thematiek van zijn werk wordt Melchior al snel in de traditie geplaatst van outcast-schrijvers als Markies de Sade, James Purdy en Jean Genet. In de Nederlandse literatuur wordt zijn stijl vergeleken met die van
| |
| |
Gerard Reve - al is zijn proza niet zo getormenteerd en ironisch - en Louis Couperus. Daniëlle Serdijn noemt Melchior ‘eerder een Tachtiger dan een jongen van deze tijd’. In een interview (2003) in Arabesken, het tijdschrift van het Couperusgenootschap, bevestigt Melchior het gevoel van verwantschap met de Haagse auteur, al situeert de affiniteit zich volgens hem eerder op het persoonlijke dan op het literaire vlak.
| |
Visie op de wereld
Nochtans sluit Melchiors proza eerder aan bij het principe van l'art pour l'art dan dat het blijk geeft van een duidelijk maatschappelijk engagement. Ook in dat opzicht is het expliciet narcistisch en plooit het zich terug in een eigen universum. Meer dan eens gaan recensenten tevergeefs op zoek naar de boodschap van zijn werk, om vast te stellen dat die er niet is. ‘Wat wij met dit boek moeten, is zijn zorg niet’, stelt Arjan Peters na het lezen van De dokters Andrian vast. ‘Zijn boodschap is dat hij geen boodschap heeft.’ Koen Eykhout komt na 24/7 tot dezelfde conclusie: ‘Het boek kent geen maatschappelijke bedding, of het moet zijn dat ieder op zijn manier slaaf is, van werk, huwelijk, familie, enfin de lijst is schier eindeloos, maar dat is hoogstens een zijpaadje.’
De actualiteit is geen reservoir waaruit Melchiors oeuvre zuurstof lijkt te tanken, en door de steeds terugkerende thematiek van zijn werk ontstaat het risico op verstikking. Toen de auteur na het voltooien van Het lichaam der smarten het gevoel kreeg te zijn uitgeschreven, adviseerde zijn uitgever Emile Brugman hem dan ook om eens een blik te werpen op de buitenwereld. Tevergeefs, aldus Melchior: ‘Ik ben meer het type Proust: als ik straatrumoer hoor, doe ik het raam dicht.’ (interview Cloostermans, 2011)
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Willem Melchior, De roeping van het vlees. Amsterdam/Antwerpen 1993, Contact, VB. (3e druk 1996, Pandora) |
Willem Melchior, Kasper Valentijn. Amsterdam/Antwerpen 1996, Atlas, R. |
Willem Melchior, De onhuwbaren. Amsterdam/Antwerpen 2000, Atlas, R. (3e druk 2002, Pandora) |
Willem Melchior, Het hoofd op de buik. Amsterdam/Antwerpen 2002, Atlas, R. |
Willem Melchior, De dokters Andrian. Amsterdam 2003, Atlas, R. |
Willem Melchior, 24/7. Amsterdam/Antwerpen 2004, Atlas, R. |
Willem Melchior, Kindertijd. Amsterdam/Antwerpen 2007, Atlas, R. |
Willem Melchior, Het lichaam bestaat niet. Amsterdam/Antwerpen 2009, Atlas, VB en R. (hierin zijn opgenomen: De roeping van het vlees, Drie verhalen [niet eerder uitgegeven], Kasper Valentijn, Het hoofd op de buik, 24/7, Het lichaam bestaat niet, Verder weg dan New York, vier stukken [niet eerder uitgegeven]). |
Willem Melchior, Lichaam der smarten. Amsterdam/Antwerpen 2011, Atlas, VB. 131 Kritisch lit. lex. november 2013 |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Jhim Lamoree, De glorieuze dood. In: HP/De Tijd, 17-4-1992. (interview) |
Frans de Rover, Romantisch-decadent in 1992. In: Vrij Nederland, 23-5-1992. (over De roeping van het vlees) |
Hans Goedkoop, Levend dood zijn of misschien andersom. In: NRC Handelsblad, 13-9-1996. (over Kasper Valentijn) |
Hans Warren, Noodlot loopt vast in literaire houtwol: Willem Melchior. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 20-9-1996. (over Kasper Valentijn) |
Cees van der Pluijm, Willem Melchior. In: Jonge schrijvers in een oude eeuw. Uitgelezen 16. Reacties op boeken. Den Haag 1997, pp. 113-120. (over De roeping van het vlees en Kasper Valentijn) |
Hans Goedkoop, Stijl doet leven. In: NRC Handelsblad, 10-3-2000. (over De onhuwbaren) |
Annemiek Neefjes, De verliefdheid als nieuwe God. Willem Melchiors liefdesschijnbewegingen. In: Vrij Nederland, 1-4-2000. (over De onhuwbaren) |
Arjan Peters, Een liefdesverklaring aan de weemoed. Willem Melchior rekt onbeduidende levensfase op tot ouderwetse roman. In: de Volkskrant, 5-5-2000. |
Joris Gerits, Neukend om verlossing. In: De Morgen, 5-7-2000. (over De onhuwbaren) |
Alle Lansu, ‘Madame Bovary noem ik altijd Mevrouw Bovary’. Willem Melchior naar Timboektoe. In: Vrij Nederland, 14-10-2000. (over de auteurs die hem hebben beïnvloed) |
Gwennie Debergh, Ik hou van mij. In: Ons Erfdeel, jrg. 43, nr. 5, november-december 2000, pp. 749-751. (over De roeping van het vlees, Kasper Valentijn en De onhuwbaren) |
Tomas Vanheste, Langzaam toeslaande verliefdheid. In: Vrij Nederland, 16-3-2002. (over Het hoofd op de buik) |
Wim Vogel, Babbeldebabbel op het strand. In: De Gooi- en Eemlander, 19-3-2002. (over Het hoofd op de buik) |
Dirk Leyman, Een geschramde Narcissus. Liefdesschrijver Willem Melchior blijft aan de oppervlakte. In: De Morgen, 27-3-2002. (over Het hoofd op de buik) |
Hans Goedkoop, Het zelfbedrog van de verliefde. In: NRC Handelsblad, 29-3-2002. (over Het hoofd op de buik) |
Kees 't Hart, Geen enkel belang. In: De Groene Amsterdammer, 20-4-2002. (over Het hoofd op de buik) |
Koen Eykhout, Verliefd op jongens en op taal. In: Dagblad De Limburger, 1-8-2002. (over Het hoofd op de buik) |
Erik Schoonhoven, Het belang van onvolmaaktheid: een vraaggesprek met Willem Melchior. In: Arabesken, jrg. 11, nr. 21, juni 2003, pp. 24-26. (interview) |
Arie Storm, Historische doktersroman die er mag zijn. In: Het Parool, 21-11-2003. (over De dokters Andrian) |
Birgit Kooijman, Mijn opa moest nader bekeken worden. In: Haarlems Dagblad, 2-12-2003. (interview naar aanleiding van De dokters Andrian) |
Arjan Peters, Polygoon-journaal zonder nieuws. Wat je met zijn boek moet, is niet Willem Melchiors zorg. In: de Volkskrant, 12-12-2003. (over De dokters Andrian) |
Janet Luis, Ook de artsen sukkelen voort. In: NRC Handelsblad, 9-1-2004. (over De dokters Andrian) |
Tomas Vanheste, Het zal je familie maar zijn. In: Vrij Nederland, 10-1-2004. (over De dokters Andrian) |
Kees 't Hart, Op zoek naar wat er is. In: De Groene Amsterdammer, 31-1-2004. (over De dokters Andrian) |
Dirk Leyman, Verval en sluipend gif. Gekunstelde familiesage van Willem Melchior. In: De Morgen, 4-2-2004. (over De dokters Andrian) |
Kees 't Hart, Niet eens op de longlist! In: De Groene Amsterdammer, mei/juni 2004. |
Elsbeth Etty, Liever slaaf dan bijna dood. In: NRC Handelsblad, 7-1-2005. (over 24/7) |
Koen Eykhout, Grenzen aan de verbeelding. In: De Limburger, 27-1-2005. (over 24/7) |
| |
| |
Martijn Meijer, Terug naar NYC waar alles begon. In: NRC Handelsblad, 28-7-2006. |
Daniëlle Serdijn, Kind kijkt onbewogen naar blote insluiper. In: de Volkskrant, 2-11-2007. (over Kindertijd) |
Arie Storm, Duistere verlangens en avonturen. In: Het Parool, 6-5-2009. (over Het lichaam bestaat niet) |
Mark Cloostermans, Wezenlijk begrip blijft een heikele kwestie. In: De Standaard, 29-07-2011. (interview) |
Hugo Bousset, Het wonder van de torso. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 157, nr. 1, februari 2012, pp. 122-124. (over Lichaam der smarten) |
131 Kritisch lit. lex.
november 2013
|
|