| |
| |
| |
Hannes Meinkema
door Margreet Janssen Reinen
1. Biografie
Hannemieke Stamperius werd op 12 september 1943 in Tiel geboren als dochter van Jaco Stamperius. Haar moeder, die medicijnen gestudeerd had, trouwde bijna vijf jaar later en promoveerde kort daarna. Hannemieke Stamperius groeide op in een artsengezin, samen met een dochter uit haar stiefvaders eerste huwelijk en twee later geboren halfzusjes. ‘...ik ben waanzinnig streng opgevoed en heb daarvan helaas nog altijd een heleboel niet kunnen loslaten’, zei ze in een interview (1982).
In Utrecht voltooide zij haar studies Nederlandse taal- en letterkunde (1968) en Algemene Literatuurwetenschap (1970). Direct na haar studie Nederlands trouwde ze met de leraar Eise Postma. In 1977 promoveerde Hannemieke Stamperius cum laude op Marsmans ‘Verzen’, toetsing van een ergocentrisch interpretatiemodel, waarvoor haar een jaar later de Winkler Prinsprijs werd toegekend. Onder het pseudoniem Hannes Meinkema (een anagram) was in 1974 haar eerste roman, De maaneter, verschenen.
De dood van haar moeder en de betrokkenheid bij het feminisme waren van grote invloed op haar leven. Ze maakte de naamsverandering waardoor zij haar stiefvaders naam Nelemans droeg, ongedaan en scheidde van haar man. Sindsdien publiceert zij haar wetenschappelijke werk onder haar eigen naam, Stamperius. Na het succes van haar derde boek, En dan is er koffie, woonde en werkte zij afwisselend in Leiden en op Vlieland. Ze had zitting in het bestuur van het Leidse Vrouwenhuis en in de redactie van het op haar initiatief opgerichte tijdschrift Chrysallis (1978-1981).
Behalve romans, verhalenbundels, een dichtbundel, bloem- | |
| |
lezingen, inleidingen en tekstuitgaven, wetenschappelijke studies en spelen voor radio en televisie, publiceerde Hannemieke Stamperius wetenschappelijke artikelen in De Nieuwe Taalgids, boekbesprekingen in NRC/Handelsblad en De Nieuwe Linie en artikelen over vrouwen en literatuur in Maatstaf en Opzij.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling / Kritiek
De publieke belangstelling voor het werk van Hannes Meinkema staat haaks op de waardering in de literaire kritiek. Waar de literaire kritiek de structuur, de taal en de uitwerking van de personages beoordeelt en veroordeelt, herkent het publiek waarschijnlijk zichzelf en zijn problemen in het beschrevene. Alle boeken werden na korte tijd herdrukt; En dan is er koffie (1976) was twee jaar na verschijning al aan de achtste druk toe.
Was de waardering met betrekking tot De maaneter (1974) en Het wil nog maar niet zomeren (1975) welwillend positief tot kritisch, met En dan is er koffie kwam de grote doorbraak. Hoewel de auteur zelf dit werk achteraf als te glad gepolijst beschouwt, was de kritiek bijna unaniem vol lof. De volgende boeken, De groene weduwe (1977) en Het binnenste ei (1978), werden door sommige critici geprezen om de verrassende wendingen, de zorgvuldige waarneming, de techniek en de stijl en door andere verworpen vanwege de voorspelbaarheid, de te geringe diepgang, de chaotische opbouw en het slordige taalgebruik. De weinige besprekingen die van Het persoonlijke is poëzie (1979) werden geschreven, laten van de bundel geen spaan heel. De reacties op de laatste boeken variëren van extreem negatief, waarbij de criticus soms het boek probeert te beschouwen als een heilsboodschap voor aanstaande feministen (Goedegebuure), tot gematigd positief (Ruebsamen). Waar Steendijk Meinkema verwijst naar de Bouquetreeks, spreekt Devens van een geslaagd en interessant boek.
Hannemieke Stamperius heeft in het lange artikel ‘Over seksistische “literatuurkritiek”’ (1978) aan de hand van recensies over De groene weduwe de nodige vraagtekens geplaatst bij de waarde van literaire kritiek.
| |
Thematiek
Hoofdthema's in het werk van Hannes Meinkema zijn het verraad en de driehoeksverhouding, die gedeeltelijk samenhangen. Steeds bepaalt seksualiteit de ondertoon, waarmee verschil in beleving tussen mannen en vrouwen, verlangen naar veiligheid, morele chantage en de complexe relatie met de moeder nauw verbonden zijn. Haar personages leven veelal vanuit het besef dat iedereen eenzaam is en dat er geen werkelijk contact mogelijk is tussen mensen. Toch is er het
| |
| |
verlangen naar eenheid, veiligheid, vertrouwen, dat soms wordt gepresenteerd als een verlangen naar familie of naar een kind, terwijl anderzijds de paradoxale angst dat iemand ‘te dichtbij komt’ een hechte relatie in de weg staat. De te complexe werkelijkheid wordt ontvlucht in drank, drugs of een fantasiewereld. Meinkema's personages zoeken naar beperking van hun leven: immers, grenzen maken het gebied waarop men zich kan bewegen overzichtelijk. Een van die beperkende factoren is de moederfiguur, ‘zonder moeder [...] mist mijn leven de bovenkant’. De relatie met de moeder is echter in de meeste teksten een mengeling van haat, liefde, verantwoordelijkheidsgevoel en schuldgevoel.
Een constante in het werk is de discrepantie tussen het gedrag van mensen en datgene wat zij denken. Meinkema zegt dit niet rechtstreeks maar laat het de lezer zelf ontdekken door de ‘binnenkant’ van mensen te beschrijven. Het blijkt dat haar personen ‘laag na laag afpellen van de / weerstanden tegen onze / groei’ (‘Ei’ uit Het persoonlijke is poëzie) om door bewustwording en zelfkennis vrij te kunnen worden. Met een citaat van Doris Lessing verduidelijkt zij dit: ‘All self-knowledge is knowing, on deeper and deeper levels, what one knew before’ (Het binnenste ei). Zodra men zich bewust is, bestaat de mogelijkheid tot kiezen. De beschrijving van innerlijke ontwikkelingen die voorafgaan aan het maken van een keuze, vormt dan ook een steeds terugkerend thema.
Behalve dezelfde thema's en motieven (het motief van de vampier en van de prehistorische dieren uit De maaneter keert bijvoorbeeld terug in Te kwader min (1984)), zijn ook identieke reacties op gebeurtenissen en vergelijkbare formuleringen en. karakters in verschillende verhalen en romans aan te wijzen. Dit maakt het ‘oeuvre’ van Meinkema inhoudelijk tot een eenheid.
| |
Relatie leven/werk
Het werk is niet autobiografisch in die zin dat Hannes Meinkema haar eigen leven boekstaaft; wel zijn de onderwerpen waar zij voor kiest geworteld in haar bestaan. Het materiaal dat zij gebruikt, of het nu afkomstig is uit haar omgeving of berust op eigen ervaringen, wordt altijd vervormd. Ondanks dit creatieve omvormingsproces is in het bestaan van de hoofdpersonen vaak een parallel met het leven van de auteur te trekken. De overeenkomsten hebben altijd slechts betrek- | |
| |
king op een onderdeel van het verhaal. Enkele voorbeelden hiervan zijn: de strenge moeder (‘Moedertocht’: De groene weduwe; Te kwader min), de dood van de moeder aan kanker (in genoemde teksten en ‘Het uiterlijk van verdriet’: De naam van mijn moeder (1980)), de zelfmoord van de vader (De maaneter), het feit dat de hoofdpersoon betrapt wordt op stelen en haar zusje niet verraadt zodat die voortaan om haar ‘eerlijkheid’ een voorkeurspositie bekleedt (‘Vriendin’: De naam van mijn moeder) en het je buiten het gezin voelen staan als onecht of ongewenst kind (En dan is er koffie; Te kwader min).
De thema's die als een rode draad door Hannes Meinkema's werk lopen - het verraad, de driehoeksverhouding en de complexe relatie tussen moeder en dochter - zijn alle terug te voeren op haar leven. Haar uitlating betreffende literatuur over bastaard-kinderen in een interview (1977), verduidelijkt een deel van haar thematiek. ‘Voor alles wat er met je moeder gebeurt voel je je verantwoordelijk, omdat je steeds het gevoel hebt dat jouw komst haar ongelukkig heeft gemaakt. Een soort haat-liefde-relatie met je moeder, en daar bovenop een soort verantwoordelijkheid waarbij je vreselijk graag wilt dat ze gelukkig is.’
| |
Visie op de wereld
Meinkema gaat bij het schrijven uit van het conflict tussen hoe men is en hoe men gezien wordt. In haar opvatting worden vrouwen in onze cultuur impliciet benadeeld in vergelijking met mannen, omdat vrouwen bij wat ze doen ook worden bekeken op hun vrouw-zijn. Door dit conflict te signaleren, wil zij de lezer hierover laten nadenken als stap op de weg naar volkomen gelijkwaardigheid.
Haar visie op (existentiële) eenzaamheid, die inhoudt dat mannen eerder naar de zin van het leven vragen en vrouwen naar de zin van de liefde, bepaalt een groot deel van haar personages. Aan deze soort eenzaamheid is het gevoel dat tussen mensen geen wezenlijk contact mogelijk is, inherent. Meinkema geeft dit duidelijk weer in De driehoekige reis (1981): ‘Of was het misschien dat ze bang werd omdat ze plotseling een glimp kreeg van hoe anders Moira is, een andere persoon met andere prioriteiten, en dat ze elkaar nooit werkelijk zouden kunnen bereiken?’
Tussen de regels door is Meinkema's visie op de maatschappij ook in de studie Vrouwen en literatuur (1980) te lezen.
| |
| |
| |
Kunstopvatting
Zij verloochent haar studie literatuurwetenschap niet. Behalve uit een verhandeling over het perspectief in Louis Paul Boons Menuet, blijkt dit uit de experimenten met het perspectief in romans en verhalen, en met het ‘happy end’ in de verhalenbundels De naam van mijn moeder en Op eigen tenen (1982) (hetgeen resulteerde in een betrekkelijk gelukkig slot aan de laatste romans). In haar werk stelt Hannes Meinkema het innerlijk van mensen, vooral vrouwen, centraal. Of, om met de hoofdpersoon uit Het binnenste ei - een titel die het hele oeuvre typeert - te spreken: ‘...altijd op zoek naar het achterste, het binnenste: een gelukkig mens zoekt niet en interpreteert niet en weet niet hoe het leven is’. Om een dergelijke complexe belevingswereld goed te kunnen weergeven, maakt Meinkema gebruik van diverse middelen. Een daarvan is de montagestructuur. Het duidelijkst is die in Het binnenste ei te zien, dat is opgebouwd uit een afwisseling van theoretiserende stukken over geluk en verlies, flashbacks en de beschrijving hoe de hoofdpersoon Judith de twee uur doorkomt die zij moet wachten op de uitslag van een zwangerschapstest.
Een ander middel om verschillende invalshoeken te verkrijgen, is het zojuist al even genoemde verspringend perspectief: binnen het boek worden gebeurtenissen door de ogen van meer personen bekeken, zodat de lezer het innerlijk van een aantal mensen leert kennen. Voorbeelden hiervan zijn En dan is er koffie en De driehoekige reis. De maaneter kent het zeldzame jij-perspectief: een ik-figuur spreekt zichzelf steeds toe als jij, waardoor er afstand ten opzichte van haarzelf ontstaat.
De keuze voor het beschrijven van wat zich in een mens afspeelt, houdt in dat het uiterlijk en de ruimte op de tweede plaats komen. Even belangrijk als het beschrijven van emoties, is voor haar het oproepen van emoties bij de lezer (zij roept bijvoorbeeld door het beschrijven van pijn, woede op). In haar werk zet Meinkema zich af tegen de ‘toon van zwaarte’ die zij in de Nederlandse literatuur te vaak bespeurt. De ironische opmerking waarmee zij Het binnenste ei begint, is daarvan een illustratie. ‘Ernst weegt het zwaarst. Zelden zal een roman bijvoorbeeld gelukkig eindigen, want auteurs zijn heus niet gek. Die spelen niet lichtzinnig met de literaire allure van hun producten. Alleen ongeluk wordt serieus genomen.’
| |
| |
| |
Traditie / Verwantschap
De meeste critici delen Meinkema in bij feministische auteurs, vrouwenliteratuur of realisten. Er komen vele, soms walging oproepende, beschrijvingen in het werk voor, maar realisme is niet het doel. Het is een middel om het eigenlijke doel te bereiken: de lezer aan het denken zetten. Hoewel Hannes Meinkema er nooit een geheim van gemaakt heeft dat zij feministe is, is ook het etiket ‘feministisch schrijfster’ niet op haar van toepassing. De kritische manier waarop een van de hoofdpersonen uit De driehoekige reis zich uitlaat over een vrouwenpraatgroep als ‘een kring van naakte heksen’ en ironisch spreekt over ‘de morele druk om aan Jezelf te Werken zoals dat hier heet’, toont aan dat zij niet bepaald propaganda maakt voor het feminisme.
Meinkema voelt zich in haar streven om ingewikkelde processen op een leesbare wijze te verwoorden, verwant aan de Angelsaksische literatuur. Voor wat betreft het structureren van haar werk - ‘dat er in een literair kunstwerk niet zo maar wat aan verteld moet worden, maar zorgvuldig geconstrueerd, en dat een schrijver elk woord precies op die plaats zet waar hij of zij het heeft willen hebben’ (‘Schrijver eerste klas’) - is zij schatplichtig aan W.F. Hermans.
| |
Techniek
Dat in het werk de structuur van groot belang is, blijkt het duidelijkst uit de opbouw van de romans. De maaneter, De driehoekige reis en Te kwader min zijn lineair verteld, ze beschrijven van begin tot einde een ontwikkelingsproces. Het eerste boek verhaalt de vlucht van een docente prehistorische geschiedenis in een gefantaseerde prehistorische wereld. In het verhaal is een tiental aanwijzingen ingebouwd waardoor haar identificatie met een tyrannosaurus rex wordt voorbereid. Deze wordt ten slotte verslagen in een gevecht tussen drie monsters, dat zij zich voor haar huis ‘ziet’ afspelen. Door het perspectief is het einde van het boek - ‘Je springt niet. Je laat je domweg voorover vallen.’ - in feite onmogelijk. Voortdurend tast Hannes Meinkema de rand van de romanwerkelijkheid af. De fictionaliteit doorbreekt zij bijvoorbeeld door op te merken dat je zulke gebeurtenissen in een toneelstuk te toevallig zou vinden, dat het zò in een film zou kunnen gaan of in een boek.
Te kwader min heeft de verstoorde moeder-dochter-relatie, het leren leven met het oorlogsverleden van je ouders en de
| |
| |
ontwikkeling van een vriendschap tot onderwerp. Ook in De driehoekige reis lopen drie verhaaldraden door elkaar: de vriendschap tussen twee vrouwen, de vertaalproblemen van de hoofdpersoon en de vergelijking van de vriendin met een overleden vriendin waardoor over het verhaal de doem van de herhaling komt te hangen. Nadrukkelijk zijn alle relaties driehoeksverhoudingen en worden alleen boeken met dit thema tussen de vrouwen besproken, zoals in Te kwader min alleen literatuur over oorlog, macht en schuld aan bod komt.
Het wisselend perspectief kenmerkt zowel De driehoekige reis als En dan is er koffie. Volgens een strakke opbouw wordt hierin één week, van maandag tot en met zondag, beschreven. De voor en na geïntroduceerde familieleden komen allen samen op de zondag, de verjaardag van de vader, waarop het verhaal een climax bereikt.
Het binnenste ei heeft de meest complexe structuur. De acht hoofdstukken, alle voorzien van titel, en enkele motto's uit literatuur, overwegend van vrouwen, zijn bijna een parodie op het aanbrengen van structuren. Drie soorten tekst worden afgewisseld. Cursief de minutieuze beschrijving van een predictortest en tussen vierkante haken dagboekfragmenten, onderbroken door terugblikken en herinneringen. Het boek is geschreven in de ik-vorm, op één toneelmatige scène na - ‘Men ziet...’ - die de afstand van de hoofdpersoon tot het gebeuren symboliseert; zij staat er als het ware buiten terwijl ze deelneemt. Associatieve gevoelens en gedachten van de verteller, in spreektaal tussen ronde haken, zijn overal tussendoor gestrooid. Een techniek die Hannemieke Stamperius vanaf haar eerste boek hanteert en die zelfs in haar poëzie en wetenschappelijke werk niet ontbreekt.
De duidelijke structuur van het werk vormt een contrast met de chaos in het denken van de (hoofd)personages, die in vele gevallen - tijdelijk - instabiel zijn.
| |
Stijl
De stijl waarvoor Hannes Meinkema heeft gekozen, werd door critici onder meer beoordeeld als slordig, zwaar welzijnsjargon, meisjesboekentaal en woordbloemkool. Dat is niet verwonderlijk, want haar stijl is een mengsel van alledaags Nederlands en grove taal, met sporadisch gebruikte woorden als ‘aarzelig’, archaïsmen als ‘alabaster’ en bestaan- | |
| |
de woorden die de auteur een nieuwe betekenis geeft, zoals het in nogal wat boeken voorkomende ‘garstig’. Ook dialectwoorden als ‘overnieuw’ komen, zij het weinig, voor. Daarnaast worden neologismen geïntroduceerd, al zijn die lang niet allemaal fraai: ‘een ondode’, ‘een kleer’, ‘flinkerig’ en ‘pijner’ en de samenstelling ‘sloomgetraagd’.
Hoewel Meinkema poogt om heel toegankelijk te schrijven, schuwt zij het gebruik van woorden als ‘atavistisch’ en ‘idiosyncrasie’ niet. Daarenboven hanteert zij een eigen jargon om relaties te beschrijven, met uitdrukkingen als ‘te dichtbij komen’ en ‘klem zitten’.
Andere kenmerken zijn: beknopte zinnen en ongebruikelijke vergelijkingen, ‘alsof ze van tefal is, keihard en waar niets op kan blijven kleven’. Een bron van leedvermaak voor critici vormen de dubbele formuleringen, ‘iets uitrekenen met je hoofd’, en de vreemde constructies die Meinkema's werk kent: zich bewust van het ongebruikelijke, kiest zij voor ‘doorheen mijn buik’ omdat het pregnanter is dan ‘door mijn buik heen’.
Ironie en spot, soms in de vorm van zwarte humor, worden vaak gemarkeerd door bepaalde woorden met hoofdletters te schrijven of door het gebruik van plechtstatige woorden: ze ‘deden allemaal of daar iets Wezenlijks gebeurde, een Doorbraak, waardoor ze allemaal dichter bij Elkander kwamen’.
| |
Ontwikkeling
Een ontwikkeling in het werk die inhoudt dat geheel nieuwe denkbeelden in de plaats van andere zijn gekomen, is niet waar te nemen, wel een aantal accentverschuivingen. Het ontvluchten van de te complexe werkelijkheid in drugs, dat de eerste vier boeken kenmerkte, is niet meer van belang (het lijkt of de personen meer inzicht in en greep op hun leven krijgen), terwijl het verlangen naar een kind in de latere boeken een belangrijker rol speelt.
Bepaalde denkbeelden worden gaandeweg duidelijker geformuleerd. Vanaf de eerste roman hebben relaties tussen mannen en vrouwen en tussen vrouwen onderling centraal gestaan. Maar wie de beschrijving van de gevoelens van Ada uit ‘Twee vriendinnen’ (Het wil nog maar niet zomeren) en van Arja uit En dan is er koffie vergelijkt met die van de hoofdpersonen uit ‘Het verlangen’ en ‘De kleur van de zee’ (Op
| |
| |
eigen tenen), merkt dat de lesbische thematiek in later werk openlijker wordt beschreven. Dat geldt ook voor onderdrukking en machtsverschil in relaties. Wat eerst alleen uit het verhaal kon blijken, wordt later ook benoemd zoals in ‘De psychologie van de onderdrukking’ (Op eigen tenen): ‘Haar boek over vrouwen en macht heeft zoveel indruk op me gemaakt (...) Sindsdien heb ik me, in haar voetsporen, eigenlijk nog uitsluitend met de psychologie van de onderdrukking bezig gehouden.’
Beïnvloeding door de over-macht van de moeder, die in Meinkema's meeste werk een rol speelt, vormt de kern van het laatste boek Te kwader min. Misschien luidt het feit dat de hoofdpersoon er aan het einde van het verhaal, na de dood van de moeder, achter komt dat zij wèl gewenst was en niet het kind dat eigenlijk geaborteerd had moeten worden, zoals zij haar hele leven had gedacht, een nieuwe fase in het werk van Hannes Meinkema in...
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Hannes Meinkema, De maaneter. Amsterdam-Antwerpen 1974, Elsevier, Elseviers Literaire Serie, R. |
Hannemieke Postma-Nelemans, Het perspectief in ‘Menuet’. Groningen 1974, H.D. Tjeenk Willink bv, De Nieuwe Taalgids Cahiers 3, Wetenschappelijke publikatie. |
Hannes Meinkema, Het wil nog maar niet zomeren. Amsterdam-Brussel 1975, Elsevier, Elseviers Literaire Serie, VB. (in 1983 opgenomen in Verhalen) |
Hannes Meinkema, En dan is er koffie. Amsterdam-Brussel 1976, Elsevier, Elseviers Literaire Serie, R. |
Hannemieke Postma-Stamperius, De rol van de vrouw in het vrouwenboek. In: Opzij, jrg. 4, nr. 8, september 1976, pp. 20-22, E. |
Hannemieke Postma-Stamperius, Een verkenning van Eva. In: De Nieuwe Taalgids, jrg. 69, nr. 6, november 1976, pp. 518-533, E. |
Hannes Meinkema, Vrouwen in het mannenboek In: Snoecks Almanak 1977, Oisterwijk 1976, Snoeck Nederland bv, pp. 12-24, E. |
Hannes Meinkema, De groene weduwe en andere grijze verhalen. Amsterdam-Brussel 1977, Elsevier, Elseviers Literaire Serie, VB. (in 1983 opgenomen in Verhalen) |
Hannemieke Postma-Nelemans, Marsmans ‘Verzen’. Toetsing van een ergocentrisch interpretatiemodel. Testing of an ergocentric model for interpretation. Groningen 1977, Wolters-Noordhoff, Dissertatie. |
Hannemieke Postma, Ondineke tussen woede en wanhoop. In: Maatstaf, jrg. 25, nr. 4, april 1977, pp. 46-56, E. |
Hannemieke Postma-Stamperius, Over de verwaarlozing van vrouwen boeken. In: Opzij, jrg. 5, nr. 5, mei 1977, pp. 21-23, E. |
Hannemieke Postma-Stamperius, Keerpuntromans, feministische romans. In: Opzij, jrg. 5, nr. 6, juni-juli 1977, pp. 25-27, E. |
Hannemieke Postma, In Vlaanderen is het beter. In: Lover, jrg. 4, nr. 4, winter 1977, pp. 149-150, E. |
Hannes Meinkema, Het binnenste ei. Amsterdam-Brussel 1978. Elsevier-Manteau, R. |
Hannemieke Postma, Ter introductie van Chrysallis. In: Chrysallis, jrg. 1, nr. 1, 1978, pp. 3-8, E. |
Hannemieke Postma, Emancipatieromans rond de eeuwwisseling. In: Opzij, jrg. 6, nr. 5, april 1978, pp. 32-38, E. |
Hannemieke Postma, Gossaert en Swinburne: invloed en oorspronkelijkheid. In: De Nieuwe Taalgids, jrg. 71, nr. 3, mei 1978, pp. 260-272, E. |
Hannemieke Postma-Stamperius, Herkenbaarheid als literair criterium. In: Opzij, jrg. 6, nr. 7-8, juli-augustus 1978, pp. 50-55, E. |
| |
| |
Hannemieke Stamperius, Over seksistische ‘literatuurkritiek’. In: Chrysallis, jrg. 1, nr. 2, 1978, pp. 193-215, E. |
Hannes Meinkema, Het persoonlijke is poëzie. Amsterdam-Brussel 1979, Elsevier-Manteau, Elseviers Literaire Serie, GB. |
Hannes Meinkema, Vrouwen en literatuur. In: J. Bernlef e.a., Over schrijven, lezen en kijken. Z.pl. 1979, Intro, pp. 91-92, E. |
Hannemieke Stamperius, Sara Burgerhart, een verrukkelijk boek. In: Opzij, jrg. 7, nr. 3, maart 1979, pp. 41-46, E. |
Hannemieke Stamperius, Van de koele meren des doods. In: Opzij, jrg. 7, nr. 9, september 1979, pp. 47-49, E. |
Hannemieke Stamperius, Vuilnisbak [Over Chrysallis.]. In: Chrysallis, jrg. 2, nr. 4, 1979, pp. 209-210, E. |
Hannemieke Postma-Stamperius, Inleiding. In: Betje Wolff & Aagje Deken, De historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart. Amsterdam 1979 Elsevier, Bibliotheek der Nederlandse Letteren, pp. 7-22, E. |
Hannes Meinkema, De naam van mijn moeder. Amsterdam-Brussel 1980, Elsevier-Manteau, Elseviers Literaire Serie, VB. (in 1983 opgenomen in Verhalen) |
Hannes Meinkema, Mannen in Amerika. In: Zero, september 1980, V. |
Zie je wel. Verhalen over vrouwen door vrouwen. Samengesteld en ingeleid door Hannemieke Stamperius. Amsterdam 1980, Bert Bakker, Bl. |
Hannemieke Stamperius, Vrouwen en literatuur. Amsterdam 1980, Wetenschappelijke Uitgeverij, Synthese - Stromingen en aspecten, E. |
Betje Wolff-Bekker & Aagje Deken, De historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart. Van aantekeningen voorzien door Hannemieke Postma-Stamperius, Utrecht 1980, Veen. |
Hannemieke Stamperius, Wat schrijven vrouwen in Nederland. In: Opzij, jrg. 8, nr. 3, maart 1980, pp. 38-42, E. |
Hannemieke Stamperius, Vergeten vrouwen in de 18e en 19e eeuw. In: Chrysallis, jrg. 3, nr. 6, 1980, pp. 57-103, Bl. |
Hannemieke Stamperius & Liesbeth Brandt Corstius, Over de kritieken op de tentoonstelling Feministische Kunst Internationaal. In: Chrysallis, jrg. 3, nr. 6, 1980, pp. 165-168, E. |
Hannes Meinkema, De driehoekige reis. Amsterdam 1981, Bert Bakker, R. |
Hannemieke Stamperius, Dr., Inleiding. In: A.L.G. Bosboom-Toussaint, Mejonkvrouwe de Mauléon. Amsterdam-Antwerpen 1981, Elsevier-Manteau, Elseviers Literaire Serie, pp. 1-13, E. |
24 manieren om in tranen uit te breken. Nederlandse verhalen door vrouwen over vrouwen. Samengesteld door Hannemieke Stamperius. Amsterdam 1981, Bert Bakker. Bl. |
| |
| |
Hannemieke Stamperius, De Nederlandse literaire heldin anno 1980. In: Opzij, jrg. 9, nr. 1, januari 1981, pp. 32-36, E. |
Hannemieke Stamperius, Wandeling zonder stafkaart. In: Forum der Letteren, jrg. 22, nr. 2, juni 1981, pp. 207-213, E. |
Hannemieke Stamperius, Speurtocht naar de ander of zichzelf? In: Opzij, jrg. 9, nr. 6, juni 1981, pp. 32-35, E. |
Hannes Meinkema, Schrijver eerste klas. In: Vrij Nederland, 5-9-1981, V. |
Hannemieke Stamperius, ‘Tom en ik’ van Johanna van Woude. In: Chrysallis, jrg. 4, nr. 7, 1981, pp. 30-53, Bl. |
Hannes Meinkema, Op eigen tenen. Amsterdam 1982, Bert Bakker, VB. |
Hannemieke Stamperius, De zes interessantste vrouwenboeken van 1981. In: Opzij, jrg. 10, nr. 1, januari 1982, pp. 40-43, E. |
Hannemieke Stamperius, Het verhaal als bruine boterham: boeken over het moederschap in de crisisjaren. In: Opzij, jrg. 10, nr. 12, december 1982, pp. 44-46, E. |
Hannes Meinkema, Bewaren in Engeland. In: De Tijd, 24-12-1982 (Schrijvers op reis voor De Tijd), pp. 52-58, V. |
Hannes Meinkema, Verhalen. Alle verhalen uit ‘Het wil nog maar niet zomeren’, ‘De groene weduwe en andere grijze verhalen’ en ‘De naam van mijn moeder’. Amsterdam 1983, Manteau, VB. |
Hannes Meinkema, Dat zeldzame gevoel van totale vervoering. In: De Tijd, 3-6-1983, pp. 40-42, V. |
Hannes Meinkema, Stepje. In: Albert Donk e.a. (ed.), Primeurs 1983, Eerste liefde, zeventien nieuwe Nederlandse verhalen. Amsterdam 1983, Meulenhoff, V. |
Hannes Meinkema, Te kwader min. Amsterdam 1984, Contact, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
N. Verschoore, ‘Spleen in piepjong werk’. In: Nieuwe Gazet, 10-6-1974. (over De maaneter) |
Ab Visser, In de schaduw van het gesticht. In: Leeuwarder Courant, 12-10-1974. (over De maaneter) |
Jan Schoolmeesters. In: Spiegel der Letteren, jrg. 17, nr. 1, 1975, pp. 75-80. (over Het perspectief in ‘Menuet’) |
Reinjan Mulder, De generatie van vlak na de oorlog. In: NRC/Handelsblad, 11-4-1975. (over De maaneter en Het wil nog maar niet zomeren) |
Wim Vogel, Hannes Meinkema: Het wil nog maar niet zomeren/voortreffelijke verhalen. In: Haarlems Dagblad, 3-5-1975. |
E. Kummer, Vals Perspectief. In: Tirade, jrg. 19, nr. 207, september 1975, pp. 431-445. (over Het perspectief in ‘Menuet’) |
Ruud Kraayeveld, De bouw van ‘Menuet’. In: Ons Erfdeel, jrg. 18, nr. 5, november-december 1975, pp. 755-758. (over Het perspectief in ‘Menuet’) |
Jantiene van Aschs, Hannes Meinkema: ‘Ik vind schrijven enig’. In: Haagse Post, 13-11-1976. (interview) |
Aad Nuis, Superieur lichtgewicht. In: Haagse Post, 20-3-1976. (over de eerste drie boeken, met name Het wil nog maar niet zomeren) |
Boudewijn Büch, Zuivere koffie. In: Hollands Diep, jrg. 2, nr. 7, 27-3-1976, p. 19. (over En dan is er koffie) |
Henk Spaan, Rosa, een heel aangename meid. In: Het Parool, 3-4-1976. (over En dan is er koffie) |
Reinjan Mulder, Zuivere koffie. In: NRC/Handelsblad, 22-4-1976. (over En dan is er koffie) |
Jan Geurt Gaarlandt, Het leven in confectie. In: Vrij Nederland, 1-5-1976. (over En dan is er koffie) |
Fernand Auwera, En dan is er koffie, maar ik heb liever een borrel. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 121, nr. 9, november 1976, pp. 712-713; (over En dan is er koffie) |
Hanneke van Buuren, ‘Ik wil niet een feministisch schrijfster genoemd worden’. In: De Nieuwe Linie, 2-2-1977. (interview) |
P.M. Reinders, Kwetsbare vrouwen. In: NRC/Handelsblad, 18-3-1977. (over De groene weduwe) |
Hanneke van Buuren, De onvrede van de Groene Weduwe. In: De Nieuwe Linie, 23-3-1977. (over De groene weduwe) |
Paul Marijnis, De nieuwe Hannes Meinkema: treurig gedrens. In: Leids Dagblad, 24-3-1977. (over De groene weduwe) |
Maarten 't Hart, De tinteling van echt leven. In: Hollands Diep, jrg. 3, nr. 9, april 1977, pp. 36-37. (onder meer over De groene weduwe) |
Marjolein Pouw, De grijze verhalen van Meinkema. In: Tirade, jrg. 21, nr. 224, april 1977, pp. 247-249. (over De groene weduwe) |
Hanneke van Buuren, Geluk is greep krijgen op. In: Ons Erfdeel, jrg. 20, nr. 3, mei-juni 1977, pp. 461-463. (over thema's in het werk van Hannes Meinkema) |
Nicolaas Matsier, Literair sexisme. In: De Revisor, jrg. 4, nr. 3, juni 1977, pp. 77-79. (naar aanleiding van ‘Over de verwaarlozing van vrouwenboeken’, Opzij) |
Hugo Bousset, Hannes Meinkema - Eenzaamheidscultus. In: Hugo Bousset, Woord en schroom, Brugge 1977, pp. 87-90. (over Het wil nog maar niet zomeren) |
Doeschka Meijsing, Een geval van evenwicht. Meinkema en Donkers op de weegschaal: In: De Revisor, jrg. 4, nr. 6, december 1977, pp. 57-63. (over De groene weduwe en de kritiek) |
Jaap Goedegebuure, Marsmans ‘Verzen’. In: Forum der Letteren, jrg. 18, nr. 4. december 1977, pp. 284-294. (over Marsmans ‘Verzen’, dissertatie) |
L. Geerts, Boeken van vrouwen. In: Streven,
|
| |
| |
jrg. 31, nr. 4, januari 1978, pp. 318-330. (onder meer over De groene weduwe) |
Maarten 't Hart, De vrouw in de literatuur. In: Hollands Maandblad, jrg. 19, nr. 363, februari 1978, pp. 3-10. (over Meinkema's bijdrage aan Snoecks Almanak 1977) |
Harriët Freezer/Cisca Dresselhuys, Ethel Portnoy & Hannemieke Postma, Bij het verschijnen van Chrysallis. In: Opzij, jrg. 6, nr. 2, februari 1978, pp. 4-6. (interview) |
Ellie Woltil, Over de beelden en de vertelsituatie in ‘De maaneter’ van Hannes Meinkema. In: Lekr, jrg. 3, nr. 3, mei 1978, pp. 9-11. (over De maaneter) |
Frank Berndsen, Vanuit het fantastische op weg naar de maaneter. In: Lekr, jrg. 3, nr. 4, juni 1978, pp. 10-17. (over De maaneter) |
Literatuuropvattingen van feministische auteurs en critici, een tussentijdse balans. In: Spektator, jrg. 7, nr. 9-10, mei-juni 1978, pp. 513-527. (over Hannes Meinkema en andere auteurs in het licht van het feminisme) |
Margaretha Schenkeveld. In: De Nieuwe Taalgids, jrg. 71, nr. 4, juli 1978, pp. 363-368. (over Marsmans ‘Verzen’, dissertatie) |
Monika van Paemel, Hannes Meinkema: ‘Ik schrijf niet alleen voor vrouwen, maar voor iedereen’. In: Lezerskrant, jrg. 5, nr. 3, augustus 1978, pp. 38-40. (interview) |
W. Hansen, Een inventarisatie van gevoelens. In: NRC/Handelsblad, 20-10-1978. (over Het binnenste ei) |
Pierre Spaninks, Gevoelige waarnemingen. In: De Volkskrant, 18-11-1978. (over Het binnenste ei) |
Jan van den Weghe, Hanneke van Buuren bespreekt een boek van Hannes Meinkema. In: Argus, jrg. 1, nr. 6, december 1978, pp. 554-559 (naar aanleiding van recensie over De groene weduwe in De Nieuwe Linie, 23-3-1977) |
Jet Kunkeler, Hannes Meinkema en het seksisme van de recensenten. In: De Tijd, 1-12-1978. (interview) |
Jeroen Brouwers, In de hoop dat hij een brood zal schijten. Pierre Spaninks en de gossipschrijverij. In: Jeroen Brouwers, Kladboek. Polemieken. Opstellen. Herinneringen. Amsterdam 1979, pp. 94-110. (onder andere over Hannes Meinkema en de literaire kritiek) |
Ab Visser, Trouw maar nooit. In: Leeuwarder Courant, 13-1-1979. (over Het binnenste ei) |
J[eanne] D[oomen], Orde scheppen in dagbladnotities. In: Sekstant, jrg. 59, nr. 2, februari 1979, p. 33 (over Het binnenste ei) |
Ciska Dresselhuys, Hannes Meinkema slaat terug. In: Opzij, jrg. 7, nr. 2, februari 1979, pp. 38-39. (naar aanleiding van ‘Over seksistische “literatuurkritiek”’, Chrysallis) |
Diny Schouten, The demoralizing aspects of the present: Hannes Meinkema. In: Diny Schouten, Exploring the world of women. Writing in Holland and Flanders, nr. 36, spring 1979, pp. 19-26. (over de Engelse vertaling van Het wil nog maar niet zomeren) |
Maarten 't Hart, De spiegel aan de wand (de vrouw in de literatuur). In: Maarten 't Hart, Ongewenste zeereis. Essays, al dan niet autobiografisch. Amsterdam 1979, pp. 9-25. (onder andere over Hannes Meinkema) |
Hanneke van Buuren, Giving birth to myself. In: Ons Erfdeel, jrg. 22, nr. 4, september-oktober 1979, pp. 586-588. (over Het binnenste ei) |
Boudewijn Büch, 't Zit niet goed bij Hannes. In: Het Parool, 23-11-1979. (over Het persoonlijke is poëzie) |
Carel Peeters, Het varken en het veulen. In: Bzzlletin, jrg. 8, nr. 71, december 1979, pp. 49-51. (onder andere over ‘Herkenbaarheid als literair criterium’, Opzij) |
J. Bernlef, Praatgroepgevoelens en anonimiteit. In: Haagse Post, 1-12-1979. (over Het persoonlijke is poëzie) |
Anneke Reitsma, Poëzie van Hannes Meinkema: onbenul in triplo. In: De Nieuwe Linie, 5-12-1979 (over Het persoonlijke is poëzie) |
| |
| |
T. van Deel, Op de koffie. In: T. van Deel, Recensies. Amsterdam 1980, pp. 202-205. (over En dan is er koffie) |
W.A.M. de Moor, Twee pure realisten. In: Wam de Moor, Wilt u mij maar volgen? Kritieken en profielen over het proza van de jaren zeventig. Amsterdam 1980, pp. 147-152. (over En dan is er koffie) |
Joke Huisman, Een slechte reputatie en een goede afzet: publikaties van en over Hannes Meinkema. In: Lover, jrg. 7, nr. 1, maart 1980, pp. 16-18. (over het werk van Meinkema in het algemeen) |
Maarten 't Hart, De bekering van Hannemieke Stamperius. In: Tirade, jrg. 24, nr. 254, maart 1980, pp. 168-180. (over Vrouwen en literatuur) |
Maria de Groot, Vrouwen en literatuur: over boeken van Hannemieke Stamperius en Inez van Dullemen. In: Wending, jrg. 35, nr. 5, mei 1980, pp. 332-337. (onder meer over Vrouwen en literatuur) |
Wiel Kusters, Feministische personages. In: NRC/Handelsblad, 2-5-1980. (over De naam van mijn moeder) |
Helen de Zwart, Schrijven over de binnenkant van mensen: een gesprek met Hannes Meinkema. In: Literama, jrg. 15, nr. 2, juni 1980, pp. 46-55. (interview met beknopte bibliografie) |
Han Steendijk, Kommer, kwel en ander ongerief. In: Brabants Nieuwsblad, 8-8-1980. (over De naam van mijn moeder) |
Helga Ruebsamen, Het tragische mensje van Meinkema. In: Het Vaderland, 16-8-1980. (algemeen artikel over het werk van Meinkema) |
Bibeb luisterde naar Hannemieke Stamperius: ‘Er zijn mensen die me nooit gezien hebben, die me haten’. In: Opzij, jrg. 8, nr. 9, september 1980, pp. 6-12. (interview) |
Gerrit Komrij, Een en ander. In: NRC/Handelsblad, 3-9-1980. (over ‘Mannen in Amerika’, Zero) |
Georges Wildemeersch, Voortaan het liedje afgezongen van ‘Aap wat heb je mooie jongen!’ In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 33, nr. 6, november-december 1980, pp. 975-981. (onder andere over Meinkema's werk) |
Leo Geerts, Hannes Meinkema - De naam van mijn moeder. In: De Nieuwe, 8-1-1981. |
Pieter Kottman, Hannes Meinkema: ‘Ik stel zo ongeveer iedereen teleur’. In: VPRO-Gids, 14-2/20-2-1981. (interview over feminisme en literaire kritiek) |
Jeroen Brouwers, Bellen blazen. In: Tirade, jrg. 25, nr. 265-266, april-mei 1981, pp. 234-238. (onder meer over Hannes Meinkema en Chrysallis) |
Hans Warren, Hannes Meinkema - De driehoekige reis. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 5-9-1981. |
Doris Grootenboer, Struikelen over feministische stokpaardjes. In: Algemeen Dagblad, 11-9-1981. (over De driehoekige reis) |
Jaap Goedegebuure, Moderne verworvenheden. In: Haagse Post, 26-9-1981. (over De driehoekige reis) |
Joke Linders-Nouwens, Op reis naar je eigen identiteit. In: Haarlems Dagblad, 26-9-1981. (over De driehoekige reis) |
H.J A. Hofland, Meisjes. In: Intermagazine, jrg. 2, nr. 10, oktober 1981, pp. 6-7. (over De driehoekige reis) |
Els Kuypers, De ongewone driehoeksrelatie in ‘De driehoekige reis’: Hannes Meinkema geeft de vrouwenbeweging een veeg uit de pan. In: Serpentine, jrg. 2, nr. 3, november 1981, pp. 41-42. (over De driehoekige reis) |
Frits Bromberg, Uitgevers uit negen landen met een boek: ‘Vrouwen’. In: Het Binnenhof, 10-11-1981. (artikel/interview over Vrouwen) |
Margreet Janssen Heinen & Jeanine Schneider, Op visite bij Hannes Meinkema. In: Iambe, jrg. 1, nr. 4, juni 1982, pp. 3-12. (interview) |
| |
| |
Thomas Verbogt, Hannes Meinkema: dom en oppervlakkig geleuter. In: Nijmeegs Dagblad, 19-10-1984. (over Op eigen tenen) |
Renate Dorrestein, Hannes Meinkema: ‘Ik moet iets te doen hebben anders word ik bang’. In: De Tijd, 22-10-1982, pp. 52-55. (interview) |
Chris van der Heijden, Een betonblok op het hoofd. In: Bzzlletin, jrg. 11, nr. 100, november 1982, pp. 58-63. (interview) |
Tuur Devens, Hannes Meinkema's kleine feminisme. In: De Morgen, 5-2-1983. (over Op eigen tenen) |
A.R., Hannes Meinkema: Verhalen - omnibus om U tegen te zeggen. In: De Nieuwe Gazet, 17-7-1983. (over Verhalen) |
Ton Verbeeten, Misverstand en harmonie. In: De Gelderlander, 30-11-1984. (over Te kwader min) |
Eddie Mielen, Meer vleugels, nieuwe kitsch. In: Vrij Nederland, 5-1-1985. (over Te kwader min) |
17 Kritisch lit. lex.
mei 1985
|
|