| |
| |
| |
Vonne van der Meer
door Bernd Albers
1. Biografie
Vonne van der Meer is op 15 december 1952 te Eindhoven geboren. Haar jeugd bracht zij grotendeels door in Laren (Noord-Holland). Na de middelbare school volgde zij een jaar highschool in de Verenigde Staten, waar zij acteerlessen volgde. Na een verblijf van een jaar in Parijs meldde zij zich aan bij de Theaterschool in Amsterdam, waar zij de regieopleiding ging volgen. In deze periode schreef zij al veel (korte) toneelteksten. Vanaf 1977, het jaar waarin zij deze opleiding afmaakte, regisseerde Van der Meer bij Fact, Theater, Baal, het RO-Theater, Toneelgroep Centrum en de Haagse Comedie.
Het eerste literaire verhaal dat zij publiceerde, ‘Afscheid van Phoebe’, verscheen in 1980 in Hollands Maandblad, een tijdschrift waaraan zij is blijven meewerken, evenals aan Tirade. In 1985 verscheen haar debuut in boekvorm, Het limonadegevoel en andere verhalen, waarvoor zij in 1986 de Geertjan Lubberhuizenprijs kreeg, de prijs voor het beste debuut op het terrein van het literaire proza. Haar roman De reis naar het kind (1989) werd genomineerd voor de Minerva Prijs voor de ‘European Novel of the year’. Bovendien werd deze roman vertaald in het Duits, evenals enkele van haar verhalen.
Hoewel Vonne van der Meer in interviews heeft gezegd al van jongs af ontvankelijk te zijn geweest voor het christelijk geloof, heeft zij deze belangstelling pas op latere leeftijd in concrete daden omgezet. Na al enkele jaren eerder te zijn begonnen met een studie theologie, trad zij in 1994 toe tot de rooms-katholieke kerk.
| |
| |
Vonne van der Meer is gehuwd met schrijver, dichter en essayist Willem Jan Otten en woont in Naarden.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kritiek / Verwantschap
Toen Vonne van der Meer in 1985 debuteerde met de verhalenbundel Het limonadegevoel en andere verhalen, was er in de literaire journalistiek en kritiek nogal wat aandacht voor debuterende vrouwen. Beginnende schrijfsters als Hermine de Graaf, Tessa de Loo, Marja Brouwers en Marijke Höweler hadden toen al ruim de aandacht getrokken en scoorden opvallend hoog op de bestsellerlijsten.
Naast deze oppervlakkige overeenkomst signaleerde de kritiek dat het werk van Van der Meer qua stijl, techniek en thematiek toch duidelijk onderscheiden moest worden van dat van de andere genoemde schrijfsters. Men waardeerde in Het limonadegevoel en andere verhalen de trefzekere, heldere en onderhoudende stijl, het sterke waarnemings- en inlevingsvermogen en het goed ontwikkelde gevoel voor verhaalspanning en compositie van Van der Meer.
Eerder dan met genoemde Nederlandse auteurs is haar werk in thematisch opzicht enigszins verwant aan de ‘bewustmakingsromans’ van buitenlandse vrouwelijke auteurs als Fay Weldon, Marilyn French, Erica Jong en Doris Lessing, die eveneens in die jaren op een grote publieke belangstelling mochten rekenen. Alleen ontbreekt bij Van der Meer de nadrukkelijk feministische component, die zo kenmerkend is voor het oeuvre van Weldon en French.
| |
Thematiek
In de verhalen uit Het limonadegevoel en andere verhalen toont Van der Meer in het bijzonder de reflectie van vrouwelijke ikfiguren op wat hun in hun leven is overkomen of op wat zij ondernemen. Dat hoeven niet direct bijzonder dramatische of schokkende gebeurtenissen te zijn, al schuwt zij taboes zeker niet. Het gaat veeleer om tamelijk ongewone voorvallen en situaties uit het leven van alledag, die bij de personages uiteenlopende gevoelens kunnen oproepen, variërend van onmacht, rouw, angst, onzekerheid, gekwetstheid en schaamte tot exhibitionisme en seksuele opwinding.
De gegeven omstandigheden en gebeurtenissen dwingen deze vrouwen ertoe hun positie te bepalen en een gedragslijn te vinden tegenover de bij hen opgeroepen gevoelens; reacties waar- | |
| |
op de buitenwereld niet zelden afwijzend en afkeurend reageert De gevolgde redenaties en de gewekte gemoedsaandoeningen worden zorgvuldig gewikt en gewogen, wat meestal veranderende standpunten en nuances oplevert. Niet zelden bereiken de personages een nieuw evenwicht in hun verhouding tot de werkelijkheid door hun fantasie in te schakelen.
Deze thematiek komt bijvoorbeeld goed tot uitdrukking in het titelverhaal. Daarin ontdekt de ikfiguur tot haar verbijstering dat haar man in pornoblaadjes kijkt, die hij voor haar in de slaapkamer verborgen houdt. Na de eerste schrik en een gênante confrontatie met haar man probeert zij te achterhalen wat hem drijft om zich in deze lectuur te willen verlustigen, welke behoefte hij hiermee probeert te bevredigen. Aldus probeert zij tot acceptatie van het voorval en tot een compromis met hem en met zichzelf te komen.
De overwegingen van de vrouw blijven uiteindelijk steken in de vaststelling dat de herkomst van de ‘verslaving’ van haar man een raadsel blijft. Zij moet tenslotte in de mogelijkheid berusten dat zijn door blaadjes gevoede lustbeleving vergelijkbaar is met haar eigen solitaire erotische fantasieën, die zij vanaf haar prille jeugd al haar ‘limonadegevoel’ noemt. Of het nu de pornoblaadjes van haar man betreft of de plaatjes en voorstellingen in haar eigen hoofd, zij erkent dat ieder mens wel zijn of haar fantasieën koestert, die voor de ander zorgvuldig verborgen blijven. Ieder mens heeft iets nodig dat zijn of haar fantasie prikkelt. (In dit verband is het interessant dat in het vrijwel tegelijkertijd verschenen essay Denken is een lust van Willem Jan Otten de pornografische obsessie vanuit het perspectief van een man wordt beschouwd.)
Het motief van het rusteloze en onbevredigde zoeken naar een verklaring voor wat de ikpersoon is overkomen, kenmerkt meer verhalen uit de bundel. Het opvallendst is dat het geval in het eerste verhaal, ‘Afscheid van Phoebe’, een denkbeeldig relaas van een moeder aan haar doodgeboren kindje. Het verdriet vanwege dit verlies en de herinneringen aan de miskraam van een jaar eerder hebben haar nog niet losgelaten. Zij probeert zich daar uiteindelijk van te bevrijden door het trauma al vertellend opnieuw te doorleven, maar ook door haar verbeelding
| |
| |
in te schakelen. Anderzijds streeft zij er eveneens naar om haar tegenstrijdige gevoelens van distantie en vervreemding uit te kunnen spreken en zich niet te laten leiden door de in de maatschappij geldende conventies met betrekking tot de verwerking van een groot verlies of verdriet. Want wat haar bij het ontbreken van een verklaring omtrent leven en dood overblijft, is slechts ‘het refrein van haar gevoel’.
De roman Een warme rug (1987) bevindt zich in thematisch opzicht in een vergelijkbaar spanningsveld van werkelijkheid en verbeelding en gaat opnieuw over onderwerpen als vrouwelijke aantrekkingskracht, zuiverheid van (liefdes)gevoelens, verlangen en gevoelens van schaamte, berouw en verraad. Het vertelperspectief is in vergelijking met de verhalen uit Het limonadegevoel en andere verhalen enigszins verruimd: ikperspectief en persouaal vertelperspectief zijn vermengd.
Naar aanleiding van de aanstaande echtscheiding van haar oudere zus gaat de ikpersoon in haar herinnering terug naar een episode uit haar jeugdjaren, waarin haar liefde voor een jongeman niet beantwoord werd, omdat deze meer van haar moeder gecharmeerd bleek te zijn. Deze herinnering brengt haar op gedachten over de geschonden relatie tussen haar ouders, over het verlies van haar onschuld en over het onvermogen van de moeder wezenlijk contact met haar dochters te hebben.
Mede om een verklaring te vinden voor haar hybridische gevoel in liefde tekortgeschoten te zijn tegenover haar vader en moeder, probeert zij vanuit het perspectief van haar volwassenheid via de reconstructie van de gebeurtenissen van toen een beter inzicht te krijgen in de drijfveren van het gedrag en de gevoelens van de gezinsleden van weleer. Niet alleen haar eigen gevoelens en gedachten, ook die van de andere personages worden via die reconstructie te boek gesteld.
In alle oprechtheid zal de vrouw van meet af aan moeten toegeven dat de poging zich het verleden toe te eigenen onmogelijk kan slagen en weinig meer is dan een wensdroom: ‘Zo stel ik me voor dat het gegaan is.’ Zij kan niet anders dan een beperkte en subjectieve visie op het gebeuren hebben en heeft in haar herinnering geen toegang tot de gedachten, drijfveren en gevoelens van haar vader, moeder en zus. Wat in haar herinne- | |
| |
ring ontbreekt, zal zij noodgedwongen met behulp van haar verbeelding moeten aanvullen: ‘Ik zag wat ik wilde zien, zocht rijmwoorden bij mijn gedachten, de troost van een patroon.’
| |
Kunstopvatting / Verwantschap
Robert Anker noemde Van der Meer een schrijfster van het Revisor-achtige type. De nadruk ligt bij haar niet zozeer op een beschrijving van de werkelijkheid als wel op de houding die de personages tegenover de werkelijkheid innemen. Bovenal is Van der Meer echter behept met een voor het Revisor-proza kenmerkend reflectief vermogen. Zelf heeft zij haar voorkeur uitgesproken voor schrijvers als J. Bernlef en Max Frisch, die in hun proza eveneens ruimte scheppen voor een hoge mate van reflectie.
Voor Van der Meer is het schrijven van een verhaal een middel om een onderbelicht aspect van haarzelf of iets dat zij in andere mensen ziet, beter te begrijpen of erover na te denken. Zij gebruikt een verhaal om een facet van de werkelijkheid uit te zoeken; schrijven is voor haar de beste manier om een probleem en de mogelijke antwoorden daarop te analyseren, een gevoel recht aan te kijken, om de dingen in de ogen te zien. Dit onderzoekende schrijven heeft daarom vaak een essayistische kant. Een dergelijke poëticale notie herinnert buitengewoon sterk aan de literatuuropvatting van Frans Kellendonk. Ook bij hem was schrijven de best denkbare en creatieve manier om problemen tot klaarheid te brengen. Ook bij hem gold schrijven als een vorm van onderzoek van de werkelijkheid door middel van de verbeelding.
| |
Relatie leven/werk
Op grond van deze kunstopvatting is het zonneklaar dat de tendens om het leven van de auteur naast diens werk te leggen en voortdurend op de verbanden tussen beide te wijzen, iets is dat Van der Meer matig bevalt. Deze benaderingswijze houdt immers geen rekening met de verbeelding van de auteur. In vraaggesprekken is zij dan ook weinig genegen diep in te gaan op haar privé-leven.
Vanzelfsprekend voelt zij een grote betrokkenheid bij de onderwerpen waarover zij schrijft: ‘Al schrijvend leer ik mijn eigen gevoelens begrijpen. Ik schrijf niet iets van me af, maar naar me toe.’
| |
| |
| |
Stijl / Techniek
Wel is duidelijk dat haar (vroegere) regiewerk en het scenario-schrijven voor het toneel hun sporen hebben nagelaten in haar verhalend oeuvre. Haar verhalen en romans kennen een overwegend scenische, soms zelfs filmische opbouw; zij heeft een goed gevoel voor spanning en dramatiek en zij schrijft buitengewoon evocatief en visualiserend, met een grote aandacht voor betekenisvolle details.
De eerdere verwijzing naar het Revisor-proza, met zijn nadruk op het maakbare, het zuiver artificiële van de literaire kunst, houdt overigens allerminst in dat haar werk zeer gekunsteld, verwrongen en moeilijk leesbaar zou zijn. Van der Meer schrijft juist aangenaam helder, ogenschijnlijk ontspannen, eenvoudig en geserreerd. Experimenten met de taal zal men bij haar niet aantreffen; de door haar beschreven taferelen zijn steeds levensecht en concreet. Dankzij dit grote stilistische raffinement is zij goed in staat haar alledaagse geschiedenissen uit de sfeer van het triviale te tillen. Jaap Goedegebuure sprak in HP/De Tijd in dit opzicht van ‘de gedempte toets’ en ‘het transparante timbre’, die haar eigen zouden zijn.
De bondige en wat zakelijke stijl geeft bovendien een adequate ondersteuning van de dikwijls enigszins gedistantieerde houding die de vrouwelijke ikfiguren innemen tegenover de zaken in het leven waar zij voor zijn komen te staan. De stijl weerspiegelt de hoge mate van reflectie van deze vrouwen op wat zij meemaken.
| |
Thematiek / Ontwikkeling
Ook de romans De reis naar het kind (1989) en Zo is hij (1991) getuigen van haar stilistische en compositorische vermogens en van wat haar thematisch is blijven bezighouden. Naast het inmiddels bekende spel van werkelijkheid en fantasie rondom de vrouwelijke beleving en bewustwording kondigt zich een steeds manifester wordende oriëntatie op ethische vraagstukken aan. In De reis naar het kind onderzoekt zij het mysterie van het moederschap, de ongewenste kinderloosheid, de daaruit voortvloeiende huwelijkscrises en de implicaties van het adopteren van kinderen (uit de Derde Wereld). De roman, die verteld is vanuit het gezichtspunt van Julia, verhaalt niet alleen van de letterlijke en ontgoochelende reis naar Peru en de pogingen van Julia en haar man om daar aan een adoptiekind te komen; eerst en
| |
| |
vooral is de roman een ontdekkingsreis naar het eigen innerlijk. Geleidelijk aan kristalliseren zich in Julia's geest steeds meer de antwoorden uit op de vraag waarom zij zo graag een kind wil hebben. Welke verwachtingen, illusies en drogredenen koestert zij? Welke bevrediging zoekt zij eigenlijk in een kind? Met welke problemen zal zij een kind ongewild opzadelen? In welk opzicht zal de realiteit haar fantasieën logenstraffen? Sluit zij niet moedwillig haar ogen voor de realiteit?
De roman Zo is hij heeft een vergelijkbare ethische ondertoon en is tevens het eerste boek van Van der Meer met een man in de hoofdrol, Lucas Vlieger. Deze illustrator, die een huwelijk en enkele liefdesverhoudingen achter de rug heeft, vraagt onbeschaamd aan een gezelschap van vrienden rond de borreltafel een oordeel te geven over zijn leven. Tot zijn schrik krijgt hij dit oordeel, waar hij in een bevlieging om gevraagd heeft, weldra op een presenteerblaadje aangereikt, wanneer door de brievenbus. een envelop valt, waar ‘Oordeel betr. Lucas Vlieger’ op staat. Hij laat de envelop angstvallig gesloten en begint vol schaamte en berouw bij zichzelf na te gaan in hoeverre hij in zijn verleden ten opzichte van anderen tekortgeschoten is. Dit opmaken van de balans van zijn eigen (liefdes)leven, deze fundamentele bezinning op het eigen bestaan onder druk van de gesloten envelop is ook een ontdekkingsreis (terug in de tijd) naar het eigen innerlijk. Wellicht, denkt hij, krijgt hij zo van de vrouw op wie hij verliefd is, nog een kans.
| |
Techniek / Kunstopvatting
Interessant is de vertelperspectivische verschuiving - onder meer zichtbaar door de overgang van een persouaal naar een ikperspectief - die twee vertelniveaus in de roman laat zien. Zo is hij heeft daardoor mede een poëticale dimensie gekregen. Vlieger herinnert zich op een gegeven moment een boek dat handelt over een man die een brief ontvangt, waarin vermoedelijk staat hoe ziek hij is: ‘De man bekijkt de brief en denkt: het slimste wat ik kan doen is hem niet openmaken, want zolang ik hem niet openmaak is er nog hoop. En die hoop zal mij bewegingsruimte geven. Misschien moest hij het oordeel ook dicht laten, verbranden en blijven hopen. Wat wilde hij eigenlijk met al die zelfkennis?’
| |
| |
Die man aan wie Vlieger denkt, kan min of meer gezien worden als een afspiegeling van hemzelf: aan het slot van de roman herkent Vlieger zichzelf als een overeenkomstig personage. Want hij blijkt op zijn beurt weer te zijn geschapen door de in de fictionele wereld van de roman gestapte schrijfster, die hij in het zwembad ontmoet, met wie hij spreekt en die hem zijn leven en gedachten heeft ingeblazen. Hij vormt het product van haar literaire experiment betreffende normen en waarden.
| |
Visie op de wereld / Verwantschap
De roman De reis naar het kind eindigt tamelijk raadselachtig met een open vraag van Julia. Zij vraagt zich af hoe zij de tekst van een grafsteen, ‘Known unto God’, zou vertalen en wat deze zou kunnen betekenen. Daarmee past dit personage in een ontwikkeling in het denken die bij Van der Meer zelf in deze jaren al in hoge mate in gang was gezet.
De in haar jeugd gewekte fascinatie voor het christendom, een verlangen naar spiritualiteit en de behoefte zich te oriënteren in levensbeschouwelijke vraagstukken brachten haar ertoe theologie te gaan studeren. De erkenning dat zij inderdaad gelooft in God, heeft er uiteindelijk toe geleid dat zij op latere leeftijd alsnog is toegetreden tot de rooms-katholieke kerk.
Een dergelijke wending in een duidelijke levensbeschouwelijke richting valt overigens bij meer contemporaine auteurs waar te nemen. Niet alleen Gerard Reve en Frans Kellendonk, ook Oek de Jong en Andreas Burnier oriënteerden zich op een vergelijkbare wijze, zij het dat de laatsten niet het rooms-katholicisme, maar het boeddhisme en het jodendom op hun vruchtbaarheid toetsten en veel meer oog hadden voor de cultuurfilosofische repercussies van deze geestesstromingen.
De kern van Van der Meers religieuze bewustwording- een bewustwording die zich bij haar, zoals zij zelf zegt, nog lang niet volledig heeft uitgekristalliseerd - is dat de mens in diepste wezen gekend wordt door iets bovenmenselijks. Zij leeft in de overtuiging dat haar gang en activiteiten in de wereld niet onopgemerkt blijven. Door dat besef heeft de wereld voor haar, zegt zij, veel meer glans gekregen. Bovendien is. zij van mening dat de mens het nodig heeft om van iets of iemand een oordeel over zijn of haar functioneren en existentie te krijgen. Deze ge- | |
| |
loofsuitspraak kan met terugwerkende kracht van toepassing worden verklaard op de ‘hij’ uit Zo is hij.
| |
Thematiek / Ontwikkeling
Van deze religieuze geïnspireerdheid is het werk van Van der Meer geleidelijk steeds openlijker doortrokken geraakt, al raken vroegere motieven - fantasie, bedrog, jaloezie, schuld, schaamte en de behoefte van de vrouw buiten zichzelf te treden om de sleur en eentonigheid van het dagelijkse leven het hoofd te bieden - nooit op de achtergrond.
Zo wordt in het verhaal ‘Het zingen, het water, de peen’ (in Nachtgoed, 1993) de betekenis die geloven voor mensen kan hebben, nader belicht. Een moeder probeert er in dit verhaal achter te komen waarom haar negentienjarige zoon tegen beter weten in hardnekkig blijft vasthouden aan het geloof in Sinterklaas. Zij berust uiteindelijk in de gedachte dat het ‘ritueel met de schoen’ de enig voorhanden vorm is die in haar zoon verankerd was geraakt en die hem zo houvast en vertroosting kon schenken in het leven.
Godsdienstige verwijzingen zijn er bijvoorbeeld in de veelgeprezen novelle Spookliefde. Een Iers verhaal (1995). Oppervlakkig bezien zijn het onder meer de locatie van het idyllische eiland ten westen van Ierland en de katholieke rituelen, zoals het in de kerk aansteken van kaarsen door een door liefdesverdriet getourmenteerde zeventienjarige toeriste en door de alleenstaande vrouw Phil. Zij vertelt het meisje een overeenkomstige geschiedenis van meer dan vijfentwintig jaar eerder, toen zij net zo oud was als het meisje nu. Aldus vormt deze een weerspiegeling van het eigen onvervulde verlangen en verbrijzelde geluk.
In de steeds mystieker en serener wordende context waarbinnen die vroegere liefdesverhouding tussen de jeugdige Phil en de achterlijke Michael zich geleidelijk is gaan voltrekken, strijden het verlangen naar seksuele bevrediging en het verlangen te achterhalen wat er achter de sterren is, om de voorrang. Zij komen samen in de overpeinzingen waaraan Phil Michael deelachtig heeft proberen te maken en die aspecten vormen van het ruimere verlangen naar een onschuldige en paradijselijke wereld.
Bij Van der Meers beleving van het geloof past haar toegenomen preoccupatie met ethische vraagstukken. Die viel al op te
| |
| |
merken in romans als De reis naar het kind en Zo is hij. Het treffendst komt die naar voren in het verhaal ‘Bericht uit de bezemkast’ (in De verhalen, 1997). Het geldt zonder meer als een beangstigend toekomstvisioen en is een uiting van haar ongerustheid en ontevredenheid over de richting die het euthanasiedebat de laatste jaren is opgegaan. (Ook over deze kwestie trouwens heeft Willem Jan Otten zich in roman- en essayvorm uitgelaten.)
‘Bericht uit de bezemkast’ bevat het relaas van een verwarde en vermoedelijk langzaam stervende oude vrouw, die zich aan het einde van haar leven afgedankt en afgewezen voelt door haar familie en de maatschappij. Het heeft er alle schijn van dat haar een euthanasie wordt opgedrongen. Door haar terloopse bekentenis dat zij in het verleden een doodgeboren kindje heeft gekregen, knoopt dit verhaal aan bij Van der Meers eerste verhaal, ‘Afscheid van Phoebe’; het is er in zekere zin de pendant van.
| |
Publieke belangstelling
Vonne van der Meer heeft allerminst te klagen gehad over gebrek aan belangstelling voor haar werk. Niet alleen de kritiek oordeelde overwegend positief over haar verhalen en romans, haar lezingen trekken een ruim publiek en haar verhalenbundels en romans zijn regelmatig herdrukt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Vonne van der Meer, De behandeling. Amsterdam 1976, Toneelgroep Centrum, T. |
Vonne van der Meer, Het limonadegevoel en andere verhalen. Amsterdam 1985, De Bezige Bij, VB. (licentie-uitgave: Vianen 1985, ECI, Schrijvers van nu; zevende druk: Amsterdam 1991, Bezige Bij pocket 82; achtste druk: 1998, Singel Pockets) (grotendeels opgenomen in De verhalen) |
Vonne van der Meer, Een warme rug. Amsterdam 1987, De Bezige Bij, R. |
Vonne van der Meer, De reis naar het kind. Een vertelling. Amsterdam 1989, De Bezige Bij, R. |
Vonne van der Meer, Zo is hij. Amsterdam 1991, De Bezige Bij, R. |
Vonne van der Meer, Nachtgoed. Verhalen. Amsterdam 1993, De Bezige Bij, VB. (ten dele opgenomen in De verhalen) |
Vonne van der Meer, Spookliefde. Een Iers verhaal. Amsterdam 1995, De Bezige Bij, N. |
Vonne van der Meer, Weiger nooit een dans. Amsterdam 1996, De Bezige Bij, T. |
Na het bal en andere wereldliteratuur. Samenstelling Vonne van der Meer. Amsterdam 1996, De Bezige Bij, Bl. |
Vonne van der Meer, De verhalen. Amsterdam 1997, De Bezige Bij, VB. (bevat het merendeel van de verhalen uit Het limonadegevoel en andere verhalen en Nachtgoed en enkele niet eerder gebundeld verhalen) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Aad Nuis, Ongetemde Diana's van het kustgebied. In: de Volkskrant, 13-9-1985. (over Het limonadegevoel en andere verhalen) |
Jaap Goedegebuure, Een nieuwe sensatie. In: Haagse Post, 14-9-1985. (over Het limonadegevoel en andere verhalen) |
Maarten 't Hart, Verraad in zeven vormen. Debuut Vonne van der Meer. In: NRC Handelsblad, 27-9-1985. (over Het limonadegevoel en andere verhalen) |
Robert Anker, Beredeneerde emoties, veranderde standpunten. In: Het Parool, 15-11-1985. (over Het limonadegevoel en andere verhalen) |
Thecla Visser, Vonne van der Meer over ‘het limonadegevoel’. ‘Ook leuke mannen lezen porno en dat maakt het voor vrouwen zo verwarrend’. In: Viva, 22-11-1985. (interview) |
René T'Sas, Schrijfster en regisseuse Vonne van der Meer. ‘Je hele leven bezweer je een soort paranoia’. In: HN Magazine, 31-5-1986. (interview) |
Lien Heyting, Leven tussen twee haakjes. Een gesprek met Vonne van der Meer. In: NRC Handelsblad, 13-6-1986. (interview) |
Arnold Heumakers, Een verliefdheid van beslissende invloed. In: de Volkskrant, 8-5-1987. (over Een warme rug) |
Jaap Goedegebuure, Stilistische finesse. In: Haagse Post, 16-5-1987. (over Een warme rug) |
Robert Anker, Een warme rug valt tegen na geslaagd debuut. In: Het Parool, 10-7-1987. (over Een warme rug) |
Marijke Hilhorst, ‘Ik schrijf niet iets van mij af, maar naar mij toe.’ De fascinaties van Vonne van der Meer. In: Elsevier, 25-7-1987. (interview) |
Marja Käss, Vonne van der Meer. In: Literama, jrg. 22, nr. 12, april 1988, pp. 135-142. (interview) |
J.C. van Aart, Vonne van der Meer. In: Uitgelezen. Reakties op boeken. Deel 10. Onder redactie van het Christelijk Lektuur Centrum. Den Haag 1988, pp. 169-178. (over Het limonadegevoel en andere verhalen en Een warme rug) |
Reinjan Mulder, Kat tussen de muizen. Roman van Vonne van der Meer. In: NRC Handelsblad, 10-11-1989. (over De reis naar het kind) |
Diny Schouten, Alleen een dwaas zoekt 's winters vijgen. Gesprek met Vonne van der Meer, schrijfster van morele vertellingen. In: Vrij Nederland, 11-11-1989. (interview) |
Arnold Heumakers, Er was eens een man en een vrouw. Vonne van der Meer geeft antwoord op kwellende levensvragen. In: de Volkskrant, 17-11-1989. (over De reis naar het kind) |
Doeschka Meijsing, Zwanger in Lima. Vonne van der Meer schreef een vertelling vol drama en durf. In: Elsevier, 18-11-1989. (over De reis naar het kind) |
T. van Deel, Het verbeelde kind. In: Trouw, 23-11-1989. (over De reis naar het kind) |
Doeschka Meijsing, Marionet in een spiegellabyrint. Heldere roman van Vonne van der Meer. In: Elsevier, 9-11-1991. (over Zo is hij) |
T. van Deel, Personage op zoek naar schrijfster. In: Trouw, 14-11-1991. (over Zo is hij) |
Diny Schouten, Een man met het verleden van zijn plaats. In: Vrij Nederland, 23-11-1991. (over Zo is hij) |
Jaap Goedegebuure, De blik van de ander. In: HP/De Tijd, 13-12-1991. (over Zo is hij) |
Elsbeth Etty, Een verzonnen minnaar is ook echt. Fantasie, bedrog en schaamte in verhalen Vonne van der Meer. In: NRC Handelsblad, 10-9-1993. (over Nachtgoed) |
T. van Deel, Ik ging een man verzinnen. Vonne van der Meer, Nachtgoed. In: Trouw, 16-9-1993. |
Jaap Goedegebuure, liefdeslessen. In: HP/De Tijd, 17-9-1993. (over Nachtgoed) |
Anthony Mertens, Balkonscène. Een enkel gegeven is voldoende. In: De Groene Amsterdammer, 22-9-1993. (over Nachtgoed) |
Arjan Peters, Baby of mythe in de badkamer. In: de Volkskrant, 1-10-1993. (over Nachtgoed) |
| |
| |
Jeroen Kuypers en Piet de Moor, Fantaseren doen we allemaal. In: HN Magazine, 20-11-1993. (interview) |
Dorinde van Oort, Vonne van der Meer. In: Dorinde van Oort, Portret aan huis. Nederlandse schrijvers in woord en beeld. Met een voorwoord van Maarten 't Hart. Amsterdam [enz.] 1994, pp. 107-110. (interview) |
Reinjan Mulder, Een droom van rook en schapevet. Mystieke roman van Vonne van der Meer. In: NRC Handelsblad, 15-9-1995. (over Spookliefde) |
Robert Anker, Het meisje en de tweeling. Een Iers verhaal van Vonne van der Meer. In: Het Parool, 29-9-1995. (over Spookliefde) |
Jaap Goedegebuure, Het tweeslachtig mechanisme. In: HP/De Tijd, 6-10-1995. (over Spookliefde) |
Diny Schouten, God geeft nergens om. In: Vrij Nederland, 4-11-1995. (over Spookliefde) |
Judith Rikken, Achter iedere kaars schuilt een geheim. In: HN Magazine, 13-11-1995. (over Spookliefde) |
Noor Hellman, Liefde voor de stilte, voor 't zwijgen. In: NRC Handelsblad, 22-3-1996. (interview) |
Marian Buijs, Eenzame vrouw en raadselachtige portier. In: de Volkskrant, 23-3-1996. (over Weiger nooit een dans) |
Elisabeth Lockhorn, Vonne van der Meer: ‘Ik heb nooit gedacht bij wat ik schreef: wat zou de paus hiervan vinden?’ In: Elisabeth Lockhorn, Geletterde vrouwen. Interviews. [Amsterdam] 1996, pp. 224-239. (interview) |
Als God dood is, heeft Hij dus bestaan: [interview met] Vonne van der Meer. In: Rondom het woord, jrg. 38, nr. 4, december 1996, pp. 51-56. |
Hans Warren, Mooie verhalen van Vonne van der Meer. In: De Gooi- en Eemlander, 31-7-1997. (over De verhalen) |
73 Kritisch lit lex.
mei 1999
|
|