| |
| |
| |
Nicolaas Matsier
door Sander Bax
1. Biografie
De naam Nicolaas Matsier is het anagrammatische pseudoniem van Tjit Reinsma, geboren op 25 mei 1945 in Krommenie. Beide ouders van het gereformeerde gezin waren onderwijzer. De vader werd later docent geschiedenis. Na het christelijk gymnasium in Den Haag te hebben doorlopen, studeerde Matsier van 1963 tot 1968 klassieke talen aan de Vrije Universiteit en van 1968 tot 1976 filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. In geen van beide richtingen is hij afgestudeerd.
Van 1969 tot 1971 heeft hij gewerkt als docent oude talen aan het christelijk lyceum (het latere Comeniuscollege) in Hilversum. Van 1973 tot 1974 assisteerde hij Angèle Manteau bij Elsevier bij het opzetten van een literair fonds. Tussen 1974 en 1976 had hij een baantje als kandidaatsassistent filosofie bij de Universiteit van Amsterdam. In de jaren 1976 en 1977 was hij redacteur filosofie bij de Grote Spectrum Encyclopedie en van 1982 tot 1989 werkte hij als redacteur van De Bezige Bij. Tijdens en na deze werkzaamheden was Matsier actief in allerlei bestuurlijke literaire organisaties. Hij maakte deel uit van het bestuur van het Fonds der Letteren, was bestuurslid van de stichting LIRA, die een aantal collectieve rechten van auteurs beschermt, was lid van de freelancersorganisatie FLA en van de commissie Letteren van de Amsterdamse Kunstraad. Daarnaast adviseerde hij voor het Stimuleringsfonds, dat culturele omroepproducties subsidieert en was hij lid van de Raad voor de Kunst, afdeling letteren, een adviesorgaan voor de minister. Ook is hij een van de meelezers van de NBV, de nieuwe bijbelvertaling. De auteur is niet getrouwd en heeft twee dochters.
| |
| |
Vanaf 1976 tot 1980 was Matsier redactielid van De Revisor, waarvan zijn oud-klasgenoot Tom van Deel een van de oprichters was en waarin hij in 1974 debuteerde met het verhaal ‘Scheltema Oostersche Kunst’. In de daaropvolgende jaren bleef hij trouw meewerken aan het tijdschrift, hetgeen ertoe geleid heeft dat vrijwel alle verhalen uit zijn eerste twee bundels en delen van de novelle De eeuwige stad in De Revisor zijn verschenen. Van 1989 tot 2000 was hij redacteur van Raster, waaraan hij veel bijdragen leverde. Delen van zijn roman Gesloten huis zijn verschenen in Tirade. Daarnaast heeft hij boeken besproken voor Vrij Nederland, heeft hij columns geschreven voor de Achterpagina van NRC Handelsblad en heeft hij bijgedragen aan de Volkskrant. Vanaf 1998 draagt Matsier incidenteel bij aan Trouw.
Voor zijn roman Gesloten huis (1994) kreeg Matsier de F. Bordewijkprijs 1995 en de Mekkaprijs van de Nederlandse en Vlaamse kritiek 1995. Dezelfde roman werd ook genomineerd voor de AKO Literatuurprijs 1994, de Librisprijs 1995, de Gouden Uil 1995 en de Europese Aristeion Prijs 1995 en werd later in het Duits vertaald. Voor zijn kinderboek Ida stak een zebra over (1986) kreeg hij de Zilveren griffel 1987.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Verwantschap
Net als het proza van Dirk Ayelt Kooiman, Frans Kellendonk, Patrizio Canaponi en Doeschka Meijsing zijn de verhalen van Nicolaas Matsier vanaf zijn debuut in 1974 in De Revisor nadrukkelijk in verband gebracht met de literaire mentaliteit van dit tijdschrift: literatuur die de werkelijkheid wil problematiseren. Daarmee onderscheidde dit proza zich van het meer realistische of ironische vertellen in tijdschriften als Maatstaf en Tirade, maar ook van het politiek geëngageerde, experimentele proza in Raster. Sinds het geruchtmakende interview van Jan Brokken (1977) staat dit Revisor-proza te boek als ‘academisme’. Tegenstanders ervan als Aad Nuis verweten de Revisor-auteurs verhalen te schrijven zoals ze op de universiteit hadden geleerd ze te ontrafelen. Maar de opvatting van deze auteurs dat de vorm waarin een verhaal verteld wordt belangrijker is dan de inhoud, heeft een andere oorsprong. Zij zien geen heil meer in het ongecompliceerd vertellen van een verhaal met een begin, een slot en daartussenin een chronologische ontwikkeling. Vooral Kooiman heeft zich meer dan eens uitgelaten over de noodzaak de lezer er tijdens het lezen van te doordringen dat wat hij leest een verzinsel is.
| |
Kunstopvatting
Ook Matsier heeft herhaaldelijk blijk gegeven van zijn afkeer van eenvoudige plotstructuren: die leiden uiteindelijk tot ongewenste simplificatie in plaats van tot de in een literair werk noodzakelijke meerduidigheid. Hoewel Matsier het kunstmatige niet al te zeer wil benadrukken, wil hij wel laten zien dat het niet langer mogelijk is in een literair werk onproblematisch een werkelijkheid te scheppen die analoog is aan de gewone werkelijkheid. Zo zegt hij in het genoemde interview van Jan Brokken: ‘Zelf wil ik met mijn proza geen enkele werkelijkheidsillusie bewerkstelligen. Maar dat ik dat wil, hoeft niet benadrukt te worden. Als lezer weet ik verdraaid goed dat ik een platte tekst onder mijn ogen heb, net zoals ik mezelf ervan bewust ben dat ik kijkend naar een film in de bioscoop zit. Het hameren op het gemaakte van een tekst is voor mij, en voor mijn soort lezer, een tamelijk overbodige wijze van doen.’ Voor Matsier is het schrijven van een verhaal een vorm van psychologische studie: ‘Pro- | |
| |
za wordt niet gekunsteld gemaakt ter wille van een publiek dat van gekunsteldheid houdt, maar ter wille van een grotere compactheid. [...] Als je een recht-toe-recht-aan verhaal wilt vertellen om wille van het verhaal, nou prima, doe het dan zo eenvoudig mogelijk. Maar als je helemaal geen verhaal wilt vertellen, of niet uitsluitend, maar een kleine psychologische studie verrichten, een bepaalde constellatie tonen, of een idee, nou, dan zijn er andere middelen vereist dan journalistieke eenvoud.’
| |
Visie op de wereld
Literatuur is het middel om mensen zich ervan bewust te laten worden dat zij zich bevinden in, wat Matsier noemt, een ‘mist van conventies’, waarbinnen zij bij de gratie van tekens en wegwijzers de weg kunnen vinden. Tegenover Haagsma en Koolbergen (1980) beweerde hij dat het engagement dat in het werk van de Revisor-auteurs te vinden is, anders dan politiek engagement, niet vervalt in generaliseringen. Voor hem dient literatuur ertoe ‘om zindelijkheid van denken en voelen en waarnemen te bevorderen’. Literatuur moet mensen laten inzien hoe denkprocessen werken en hoe men in de maatschappij wordt bepaald door vaststaande conventies.
| |
Traditie
Daarmee beweegt zijn werk zich in het grensgebied van twee van de belangrijkste stromingen in de twintigste-eeuwse literatuur, het modernisme en het postmodernisme. In beide stromingen speelt het besef dat het beschrijven van een situatie in wezen subjectief is, een grote rol. Net als de modernisten probeert Matsier via een ordenende beschrijving de chaotische wereld om hem heen te doorgronden. Op deze manier is literatuur het enige waarmee zin kan worden gegeven aan het bestaan. Maar net als de postmodernisten plaatst hij tegelijk vraagtekens bij de waarde van een subjectieve beschrijving; ook voor hem is het de vraag of het überhaupt mogelijk is om via literatuur eenheid te creëren en zingeving te bewerkstelligen. Omdat hij zich ervan bewust is dat het gebruik van fictie tot vervorming van de werkelijkbeid leidt en dus in feite leugenachtig is, levert hij in zijn werk vaak commentaar op het maken ervan en schrijft hij over het schrijfproces zelf. Daarmee staat hij in een internationale traditie, waarin Witold Gombrowicz, Vladimir Nabokov en Jorge Luis Borges hem zijn voorgegaan.
| |
Ontwikkeling
In het oeuvre van Matsier vallen twee hoofdlijnen te onder- | |
| |
scheiden: die van de Revisor-auteur, die het waarnemen van en het vertellen over de werkelijkheid problematiseert, en die van de nauwgezette observator van de werkelijkheid. Deze lijnen lopen door elkaar en zijn niet altijd strikt te scheiden. Het vroege werk, bestaande uit de verhalenbundels Oud-Zuid (1976) en Onbepaald vertraagd (1979), de novelle De eeuwige stad (1982) en het later gepubliceerde verhaal ‘Doorhalingen’ (1990, onder de titel ‘Deux-chevaux en Volkswagen’ gebundeld in Heimwee naar het heden, 2001), wordt gedomineerd door de Revisor-houding. Er is in dit werk veel aandacht voor de problematiek van het schrijven en voor de werking van de mechanismen waarmee men de werkelijkheid waarneemt en interpreteert. Vanaf ongeveer 1985 treedt er een verschuiving op en verdwijnt de Revisor-houding naar de achtergrond. In de verhalenbundels Een gebreid echtpaartje (1985), Dicht bij huis (1996) en Meneer Kortom kijkt uit het raam (2000) is het hem vooral te doen om een zorgvuldige waarneming en beschrijving van de werkelijkheid. Wat hij beschrijft, is vaak ogenschijnlijk onbelangrijk, maar het krijgt cachet door de manier van waarnemen. In Matsiers meest succesvolle roman, Gesloten huis (1994), vindt men beide richtingen in evenwichtige verdeling: de aandacht gaat uit naar de werking van het geheugen en daarmee naar de werking van waarneming in het algemeen. Die werking wordt herhaaldelijk expliciet geproblematiseerd. Daarnaast worden de herinneringen beschreven met de nauwkeurigheid die kenmerkend is voor de latere verhalenbundels.
| |
Thematiek
Het vroege werk van Matsier bevat een zeer kenmerkende thematiek. De hoofdpersonen kunnen getypeerd worden als ‘buitenstaanders’, mensen die liever buiten het leven lijken te willen staan en die de grootste moeite hebben zich te zetten tot activiteit. Liefst blijven zij op een afstandje en reflecteren zij op datgene wat zij waarnemen, zonder zich met de werkelijkheid te bemoeien. Daardoor bevinden zij zich op de grens van het innerlijke bewustzijn en de werkelijkheid. Deze verhalen zijn wel gekarakteriseerd als ‘verslagen van waarnemen en denken van personages’ (Offermans) of ‘speurtochten naar de identiteit van een ander’ (Van Deel).
In het verhaal ‘Esse est percipi’ (in Onbepaald vertraagd, in 2001
| |
| |
omgedoopt tot ‘Heimwee naar het heden’) probeert het hoofdpersonage, als een schrijver die het te beschrijven object van een afstand bekijkt, waarnemingen te doen en die te ordenen, maar daarbij worden in dit verhaal steeds kanttekeningen geplaatst. Aan het einde van het verhaal beseft hij dan ook dat hem iets anders te doen staat: leren bewegen: ‘Mijn heimwee geldt het heden. Het is van dit heden dat ik de sleutel in handen denk te hebben. Wat me te doen staat, is: hem in gebruik te nemen. [...] Wat me te doen staat, is heel eenvoudig: leren bewegen. Bewegen zonder gezien te hoeven worden. Zonder verlamd te raken door een toeschouwer. Zonder mijzelf gade te slaan.’ Het personage levert hier kritiek op (zijn eigen) reflectieve levenshouding, waardoor hij vergeet te bewegen (te leven). Hij waardeert het bewegen (het ‘zijn’) meer dan het observeren en reflecteren (het ‘beschrijven’).
Het motief ‘ordenen’ speelt, naast andere motieven waarin betekenistoekenning belangrijk is, een grote rol. In ‘Scheltema Oostersche Kunst’ (in Oud-Zuid) is een jonge werknemer, genaamd Nicolaas Matsier, bezig catalogi te maken voor een kunsthandel, boeken uit de bibliotheek te classificeren en de zolder op te ruimen. Op drie verschillende manieren probeert hij een ordening aan te brengen in een chaotische situatie. Herhaaldelijk wordt gezegd dat dit werk in wezen zinloos is; de werknemer moet aan het werk gehouden worden. Tijdens zijn werkzaamheden stuit hij op het oeuvre van de oude Scheltema, die naast kunsthandelaar ook (amateur)schrijver is geweest. Wanneer Matsier gaat lezen in Scheltema's dagboek, wordt bij de lezer de suggestie gewekt dat deze hier te maken krijgt met een (modernistische) reconstructie van een levensverhaal. Uit het verloop van het verhaal blijkt echter dat het niet lukt om Scheltema beter te begrijpen: de oude man blijft een raadselachtig figuur met vele gezichten. Matsier (de auteur) stelt hiermee de problemen aan de orde die een schrijver tegenkomt als hij een personage wil beschrijven: zelfs een dagboek geeft niet het volledige beeld van een mens.
Ook in De eeuwige stad treft men deze thematiek aan. De novelle handelt over een schrijver die zich naar Rome begeeft om daar een roman te schrijven. In de stad aangekomen is hij
| |
| |
voortdurend bezig uitvluchten te verzinnen om niet te hoeven beginnen met het schrijven van de roman in kwestie. Dit biedt de auteur de mogelijkheid tot reflectie op het schrijven en het schrijverschap. De hoofdpersoon komt erachter dat het belangrijker is om in de stad te zijn, er rond te lopen en er te leven dan om er een roman over te schrijven. Hij voelt zich pas gelukkig, wanneer hij kan opgaan in de anonieme massa. In al haar facetten komt de thematiek waarin ‘zijn’ staat tegenover ‘(be)schrijven’ in deze novelle naar voren. Herhaaldelijk wordt de beperktheid van de beschrijving aan de orde gesteld aan de hand van het fenomeen ‘reisgids’. De beschrijving in enkele woorden van (bijvoorbeeld) een gebouw in een reisgids kan nooit de ervaring overbrengen die het daadwerkelijk aanwezig zijn in dat gebouw veroorzaakt.
| |
Verwantschap
In deze periode staat Matsier onder invloed van het denken van Stefan Themerson, die hij voor Vrij Nederland heeft geïnterviewd en van wie hij veel werk vertaald heeft. Net als Themerson noemt hij zich een empirist met een afkeer van metafysica. Themerson is, evenals Bertrand Russell, een representant van de Angelsaksische linguïstische en analytische filosofie, waarin veel aandacht uitgaat naar de contextuele bepaaldheid van de logica en de taal. Deze filosoof, die voornamelijk gebruikmaakte van de verhalende (literaire) vorm om zijn ideeën uit te dragen, werd, net als Wittgenstein, gewaardeerd door de auteurs rondom De Revisor. Samen met mederedactielid Tom van Deel heeft Matsier een begin gemaakt met het vertalen van Themersons Logic, Fabels and Flesh, waarvan twee hoofdstukken in het tijdschrift zijn gepubliceerd.
| |
Thematiek
Later heeft Matsier nog meer werk van deze filosoof vertaald, waaronder twee van zijn kinderboeken. Net als in Matsiers eigen kinderboeken krijgt de taalontwikkeling van het kind hierin veel aandacht. Zo wordt er in Ida stak een zebra over (1986) gespeeld met de ambiguïteit van het woord ‘zebra’. De hoofdpersoon steekt namelijk niet de weg over, maar een zwart-wit gestreept dier. Een ander kinderboek waarin taal een belangrijke rol speelt, is het door Matsier vertaalde Alice in Wonderland (1989). Dit gaat, zo merkt hij in de essaybundel Alice in Verbazië (1996) op, over de manier waarop een kind gewaarwordt, over
| |
| |
kinderlijke verbazing, identiteit, gedaanteverwisseling en de tegenstelling tussen echt en niet-echt. Maar de werkelijke hoofdpersoon van het boek is de taal, die alleen bij afspraak betekenisvol is en waarvan kinderen de afspraken niet kennen. Kinderen blijken dan ook het minst gevoelig te zijn voor de bedrieglijkheid van de taal. Een soortgelijke thematiek is te vinden in Een gebreid echtpaarije. De verhalen daarin handelen over het opgroeien van twee dochters en de reactie van de vader daarop. Zo probeert de vader in het verhaal ‘Bloed in de schoen’ met zijn dochter te praten over het verhaal dat zij zojuist gelezen heeft; de vader wil een reflectief gesprek voeren, maar de dochter wijst slechts de plaatjes aan. De tegenstelling tussen ‘beschrijven’ (reflectie) en ‘zien’ (plaatjes) blijft ook in dit gedeelte van Matsiers oeuvre van belang.
| |
Techniek
In zijn vroege werk gebruikt Matsier vrijwel altijd het perspectief van de ikverteller. De subjectief gekleurde blik van het waarnemend personage bepaalt de manier waarop de lezer de verhaalgebeurtenissen aan de weet komt. De afstand tussen belevend ik en vertellend ik is in deze verhalen ogenschijnlijk minimaal, maar wordt manifest waar de auteur commentaar levert op het waarnemen van zijn personage. De verhalen hebben dan ook het waarnemen van de ikfiguur tot onderwerp.
In veel verhalen is er sprake van een driehoeksverhouding tussen personages. De ikfiguur neemt twee andere personages in een bepaalde constellatie waar en plaatst zichzelf daarmee als het ware buiten de handeling. Hierbij kan gedacht worden aan de twee vrienden die in elkaar verstrengeld op een bank liggen in ‘Esse est percipi’, of aan de vriend met wie in het titelverhaal in Oud-Zuid de zonnende vrouw aan de overkant bekeken wordt. Uiteindelijk wordt vaak duidelijk dat een van de twee andere personages een spiegeling is van de ikfiguur. Van het beschouwen van de eigenschappen van dat spiegelpersonage leren wij vaak meer over de ikfiguur dan van zijn eigen beweringen.
De verhalen spelen zich veelal in één ruimte af: een slaapkamer (het titelverhaal in Onbepaald vertraagd), een antiquariaat (‘Scheltema Oostersche Kunst’) of een woonkamer (‘Oud-Zuid’). Matsier maakt daarbij veelvuldig gebruik van tijdverdichting: een
| |
| |
korte periode op een bepaalde plaats wordt uitgebreid beschreven. Dit element van zijn verteltechniek gaat in het latere werk de boventoon voeren. De onbetrouwbaarheid van het waarnemend personage en de reflectie op het waarnemen zijn niet langer het hoofdonderwerp, maar de precieze manier van waarnemen en redeneren van de ikfiguur blijft essentieel.
| |
Stijl
Matsier is in de kritiek alom geprezen om zijn stilistische vaardigheden. De stijl wordt wel ‘beheerst’ genoemd, ‘precies’, of ‘weloverwogen’. Bart Vervaeck zegt in zijn recensie van Dicht bij huis: ‘[Matsiers] stijl is sober en ingehouden, maar ook vol treffende observaties en beelden. Van uitweidingen en omhaal is hier nooit sprake, alles is even kort en puntig.’ Arnold Reumakers noemt Matsier de ‘meester van de ironische overdrijving’. In dat kader heeft Arjan Peters gewezen op de hoge woorden waarmee Matsier de meest onbenullige onderwerpen aan de orde kan stellen. De stijl is dan het middel dat ervoor moet zorgen dat het onderwerp aan zijn alledaagsheid onttrokken wordt.
De auteur zelf heeft zich over zijn stijl uitgelaten in een interview met Van der Zwam (1998). Daarin beweert hij: ‘Als er vertraging vereist is, zet ik een komma en als ik tempo wil maken, dan zal ik 'm in het algemeen achterwege laten. Komma's zijn een beetje partituurtekens, te vergelijken met de manier waarop in muziek te kennen wordt gegeven hoe lang iets duurt, waar de stiltes zijn of soms ook welke stijl gewenst wordt.’
| |
Kunstopvatting
In datzelfde interview geeft hij aan waarom hij (met name in zijn latere werk) zoveel aandacht heeft voor ‘de kleine dingen des levens’. Het gaat hem om het beschrijven van ‘iets kleins en een denken daarover dat helemaal niet zo klein is’. Een schrijver moet de kleinst mogelijke bewegingen maken om een zo groot mogelijk effect te bewerkstelligen. Voor Matsier gaat het dus niet zozeer om het onderwerp, maar om de beschouwing die daarover geschreven kan worden en die door stijl en associatie een netwerk van verbanden kan aanbrengen, waardoor er uiteindelijk iets belangrijks ontstaat.
De aandachtige lezer van de essaybundel Een sluimerend systeem (1998) komt veel te weten over de literatuuropvatting van Matsier. Hoewel de essays handelen over de meest uiteenlopende
| |
| |
onderwerpen, is er een aantal rode draden te vinden in de behandeling ervan. In veel essays zien we een auteur aan het werk die de neiging heeft om een ogenschijnlijk onbelangrijk onderwerp te kiezen en zich af te vragen waarom er nooit een geschiedenis of een encyclopedische publicatie over is verschenen. Vervolgens filosofeert hij door over het nut van een dergelijke publicatie. Deze neiging hangt sterk samen met de door Matsier geproclameerde aandacht voor de gedetailleerde beschrijving van de werkelijkheid. Hij spreekt in deze context zijn waardering uit voor schrijvers die bezig zijn ‘op de vierkante centimeter’, zoals Mercé Rodoreda en Lidia Ginzburg.
In dat rijtje van auteurs die belangrijke elementen ontdoen van hun zwaarte en op zoek zijn naar zoiets als een fenomenologie van het dagelijks leven, waarin reflectie, humor en zintuiglijkheid een belangrijke rol spelen, kan ook de door Matsier bewonderde Charlotte Mutsaers geplaatst worden. Matsier roemt de manier waarop zij in kleine stukjes proza verschillende beelden, soms associatief, bijeenbrengt in rustig verbonden reeksen. Enerzijds gaat het daarbij om tijdsbeelden en sentimenten, anderzijds beschrijft zij ook prototypen. Matsier gebruikt in deze context het begrip ‘essaygedicht’, een grillig beschouwende tekst, waarin over een onderwerp veel overhoop gehaald wordt, zonder dat daarbij sprake is van gewichtigheid.
In het werk van uiteenlopende figuren als Sem Dresden en Herodotus ziet Matsier een werkwijze die sterk doet denken aan die van hemzelf. In het verhaal dat Dresden in Vervolging, vernietiging, literatuur vertelt, vormt het oorlogsleed weliswaar de rode draad, maar het bijzondere is dat hij dat leed laat zien door een opeenhoping van korte, concrete anekdotes; aldus Matsier.
| |
Thematiek
De roman Gesloten huis is een aaneenschakeling van summiere beschouwingen over de kleinst mogelijke onderwerpen, die bijeengehouden worden door een kader, waarin een zoon het huis van zijn overleden moeder leeghaalt. De roman lijkt in eerste instantie een autobiografische roman, waarin een auteur zijn verleden op orde probeert te krijgen, maar blijkt bij nader inzien ook het waarnemen van dit ordenend personage tot onderwerp te hebben. Het hoofdthema van de roman is de dood en het verwerken daarvan, waarbij de nadruk ligt op het geheu- | |
| |
gen en zijn werking. Het geheugen schiet tekort ten opzichte van de werkelijke belevenissen en moet zich behelpen met associaties. Hiermee wordt het problematische van de reconstructie aan de orde gesteld, zoals in verband met de scène waarin de melkboer een opmerking maakt over Tjit. Zijn moeder heeft de gebeurtenissen later herhaaldelijk verteld en die navertelling, die geen recht doet aan de feiten, is de plaats van de werkelijke gebeurtenis gaan innemen. Wat er werkelijk gebeurd is, kan Tjit niet meer achterhalen. Matsier spreekt in dit verband over ‘de schamelheid van de vroege herinnering’.
In proloog en epiloog wordt een thematiek aan de orde gesteld die bekend is uit Matsiers vroege periode: die van het ‘heden’, tegenover ‘verleden / toekomst’ en ‘herinnering’. Kortom: de tegenstelling tussen ‘zijn’ en ‘beschrijven’. Reumakers interpreteert de fase van waanzin van de hoofdpersoon als een wedergeboorte, waarbij het schrijverschap ontstaat. In deze fase is Tjit voortdurend aan het schrijven, wat gezien kan worden als een wanhopige poging om een ordening aan te brengen in een als chaotisch ervaren werkelijkheid. Deze poging mislukt echter; pas wanneer hij jaren later het huis opruimt, slaagt hij hier wel in. Het resultaat, zou men kunnen zeggen, is de roman Gesloten huis.
In de verhalenbundel Dicht bij huis is een aantal verhalen gebundeld waarop de typering ‘essaygedicht’ van toepassing lijkt. Er zijn drie hoofdlijnen in te ontwaren: verhalen over de dagelijkse belevingen in Amsterdam, verhalen over situaties in het gezin en huiselijke aangelegenheden en verhalen over het leven als schrijver. De bundel als geheel wordt gekenmerkt door zijn hybride karakter: we vinden er prozagedichten, beschouwingen en verhalende teksten. De bundels Een gebreid echtpaartje (later: Elke dag vaderdag) en Meneer Kortom kijkt uit het raam hebben een overeenkomstige thematiek. Het gaat daarin om personages (in eerstgenoemde een ikfiguur en in laatstgenoemde ‘meneer Kortom’) die de alledaagse wereld om zich heen van zeer dichtbij bekijken. Door dat bekijken worden elementen van het leven onder de aandacht gebracht waar de gewone mens aan voorbijgaat. Matsier laat daarmee zien dat allerlei vanzelfsprekendheden, zoals het slapen en lopen van meneer Kortom,
| |
| |
verre van vanzelfsprekend zijn. Door de gedetailleerde aandacht voor deze automatische handelingen blijken deze veel verwonderlijker dan men aanvankelijk zou denken.
| |
Relatie leven/werk
In het vroege werk draagt een personage vaak de naam ‘Nicolaas Matsier’, wat aanleiding geeft te denken dat zo iemand een afspiegeling is van de auteur Nicolaas Matsier (en dus niet van de mens Tjit Reinsma). In Gesloten huis echter heet zo iemand ‘Tjit Reinsma’. Voorheen had Matsier herhaaldelijk in interviews beweerd dat het leven van een schrijver voor hem geen enkele relevantie had, omdat het gaat om de manier waarop ervaringen in een literair werk vorm worden gegeven. Nu echter ondermijnt hij die opmerkingen door een roman te schrijven waarin de suggestie van autobiografie wel erg sterk is, te meer door de ondertitel ‘zelfportret met ouders’. Reumakers beweert overigens dat dit alles slechts schijn is: op het voorplat van Gesloten huis prijkt een schilderij van Samuel van Hoogstraten, een zogenaamd ‘bedriegertje’: de geschilderde voorwerpen daarop lijken levensecht, maar blijken uiteindelijk kunstmatig. In het verhaal ‘Bedriegertje’, in Dicht bij huis, zegt Matsier dat het er Van Hoogstraten om te doen was doodgewoonheid met een flonkering te bekleden. Iets dergelijks beoogt Matsier in deze roman met de schijnbaar autobiografische elementen.
| |
Publieke belangstelling / Visie op de wereld
Met zijn vroege werk heeft Matsier nooit een breed publiek weten te bereiken, maar de roman Gesloten huis werd een commercieel succes. Binnen vijf jaar verschenen er twaalf drukken. In menig televisieprogramma werd de auteur opgevoerd als deskundige op het gebied van rouwverwerking. Naar aanleiding van de roman werd Matsier genomineerd voor verschillende literaire prijzen. Hij werd geconfronteerd met een sterk vercommercialiseerde literaire wereld, waarin reputatie en imago belangrijker zijn dan de kwaliteiten van een boek. In verschillende interviews heeft hij zich negatief uitgelaten over de kwaliteit van de televisieregistraties van de uitreikingen van de AKO- en de Librisprijs. Hij verfoeit de aandacht die er is voor de autobiografie van de schrijver met dezelfde kracht als waarmee hij jaren eerder de schrijversinterviews uit Haagse Post verfoeide, waarin het leven van een auteur op de voorgrond werd geplaatst.
| |
| |
Matsiers belangstelling voor cultuurhistorische fenomenen die in dit commerciële tijdperk dreigen te vervagen, houdt hiermee verband. Dat geldt voor het Sinterklaasfeest, ten behoeve waarvan Matsier het strijdschrift Was Sinterklaas maar een gracht (1995) produceerde, maar vooral voor het christelijke cultuurgoed. Hoewel hij benadrukt dat hij zijn geloof al lang geleden heeft opgegeven en dat hij het op de ‘School met de bijbel’ niet bepaald naar zijn zin heeft gehad, kan Matsier zich verbazen over het gebrek aan kennis van de christelijke cultuur onder (bijvoorbeeld) studenten. Bovendien werpt hij zich op als voorstander van de Statenvertaling. In deze vertaling leest men de bijbel nog in haar ‘originele’ taal, ‘de tale Kanaäns’, zoals die in het christelijke Nederland van voor de ontzuiling gemeengoed is geweest. Matsier zelf is als meelezer betrokken bij de nieuwe bijbelvertaling die anno 2002 in de maak is. Tegelijkertijd publiceert hij in Trouw een reeks artikelen waarin hij bijbelverhalen leest en van toelichting voorziet. In deze stukken laat hij duidelijk blijken dat de bijbel voor hem toch vooral een literair meesterwerk is, waarin gebruik wordt gemaakt van soms meesterlijke stijlkenmerken en verteltechnieken.
| |
Kritiek
In de literaire kritiek is het werk van Matsier altijd positief ontvangen, zij het vaak met enige reserve. Dit blijkt al wanneer men kijkt naar de receptie van zijn eerste twee verhalenbundels. Belangrijke critici als Kees Fens en Aad Nuis bespreken Oud-Zuid, waarderen de stilistische vermogens van de auteur, maar reageren negatief op zijn voortdurende verwijzen naar het schrijven en het schrijverschap. Onbepaald vertraagd wordt door andere recensenten onder de loep genomen, zoals Robert Anker, Cyrille Offermans en Wam de Moor, die het werk van de jonge auteur beter waarderen. Toch blijkt ook hier weer een verdeeldheid waar het gaat om de mate waarin Matsier ‘op Kooiman is gaan lijken’. In de receptie van De eeuwige stad vindt die verdeeldheid een hoogtepunt. Everard Huizing en Hans Warren verwerpen het boek, terwijl K.L. Poll, Offermans en Anker het boek waarderen. Het werk dat Matsier na die tijd heeft gepubliceerd, met name Een gebreid echtpaartje, Gesloten huis en Een sluimerend systeem, wordt geroemd om de manier waarop hij daarin alledaagse zaken belicht in een overtuigende stijl en
| |
| |
met groot gevoel voor precisie. Over de verhalenbundels Dicht bij huis en Meneer Kortom kijkt uit het raam wordt hetzelfde beweerd, al is de waardering niet unaniem. Door verschillende recensenten (Arjan Peters, Karel Osstyn, Jeroen Vullings) wordt Matsier verweten te veel te leunen op zijn stijl en weinig interessants meer te vertellen te hebben.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Xenofon, Tocht van de tienduizend. Vertaling Gerard Koolschijn en Tjit Reinsma. Bussum 1971, Fibula/Van Dishoeck, Relaas (vert.) (tweede, herziene druk: Baarn 1988, Ambo; derde, herziene druk: Amsterdam 2001, Athenaeum/Polak & Van Gennep) |
Alfred Ayer, De kernproblemen van de filosofie. Vertaling Henriët Plantenga, Tjit Reinsma en Alwin Schogt. Utrecht 1976, Het Spectrum, E. (vert.) |
Nicolaas Matsier, Oud-Zuid. Verhalen. Amsterdam 1976, Querido, VB. (vierde druk: 1985, Salamander 619; opgenomen in Oud-Zuid, Onbepaald vertraagd, De eeuwige stad, Een gebreid echtpaartje en andere verhalen; opgenomen in Heimwee naar het heden) |
Nicolaas Matsier, Tien zeer korte verhalen. In: Moet je lezen. Nederlandse verhalen uit de jaren zestig en zeventig. Samenstelling Willem van Toorn. Amsterdam 1978, Vroom & Dreesmann, pp. 150-155, VB. (derde druk: 1981, Querido) |
Nicolaas Matsier, Onbepaald vertraagd. Vier verhalen. Amsterdam 1979, Querido, VB. (licentie-uitgave: Utrecht 1980, ECI, Schrijvers van nu; tweede druk: 1984, Querido, Salamander 575; opgenomen in Oud-Zuid, Onbepaald vertraagd, De eeuwige stad, Een gebreid echtpaartje en andere verhalen; opgenomen in Heimwee naar het heden) |
Stefan Themerson, Logica, etiketten en vlees. Vertaling Nicolaas Matsier. Amsterdam 1979, De Bezige Bij, Leven & Letteren, EB. (vert.) |
Stefan Themerson, Woeff Woeff of Wie vermoordde Richard Wagner? Vertaling Nicolaas Matsier. Amsterdam 1980, De Bezige Bij, J. (vert.) |
Stefan Themerson, De avonturen van Aardje Stapper. Vertaling Nicolaas Matsier. Amsterdam 1981, De Bezige Bij, J. (vert.) |
Stefan Themerson, Een leerstoel in fatsoen. Huizinga-lezing 1981. Vertaling Nicolaas Matsier. Amsterdam 1982, Athenaeum/Polak & Van Gennep, E. (vert.) |
Nicolaas Matsier, Een gebreid echtpaartje. Vianen 1982, Kwadraat, VB. (tweede, uitgebreide druk: Amsterdam 1985, Querido; opgenomen in Oud-Zuid, Onbepaald vertraagd, De eeuwige stad, Een gebreid echtpaartje en andere verhalen; derde afzonderlijke, uitgebreide druk, onder de titel Elke dag vaderdag, 1999, De Bezige Bij) |
Nicolaas Matsier, De eeuwige stad. Amsterdam 1982, Querido, N. (opgenomen in Oud-Zuid, Onbepaald vertraagd, De eeuwige stad, Een gebreid echtpaartje en andere verhalen) |
Stefan Themerson en Barbara Wright, Meneer Bruis bouwt zijn huis. Vertaling Nicolaas Matsier. Amsterdam 1983, De Bezige Bij, J. (vert.) |
Nicolaas Matsier, Woorden. In: Het favoriete personage van vijfenzeventig Nederlandse schrijvers, dichters en uitgevers van A. Alberts tot Ad Zuiderent. Samenstelling Carel Peeters en Doeschka Meijsing. Amsterdam 1983, Raamgracht, pp. 80-82, E. |
| |
| |
Nicolaas Matsier, A is een aardappel. Tekeningen Willem van Malsen. Amsterdam 1985, Querido, J. |
Nicolaas Matsier, Het leven ter vergadering. Terhorst 1985, Ser J.L. Prop, G. |
Nicolaas Matsier, Ida stak een zebra over. Tekeningen Willem van Malsen. Amsterdam 1986, Querido, J. |
Het literair klimaat 1970-1985. Redactie Tom van Deel, Nicolaas Matsier en Cyrille Offermans. Amsterdam 1986, De Bezige Bij, EB. |
Stefan Themerson, Generaal Piesc, of Het geval van de vergeten missie. Vertaling Nicolaas Matsier. Amsterdam 1988, De Bezige Bij, R. (vert.) |
Lewis Carroll, De avonturen van Alice in Wonderland. Vertaling Nicolaas Matsier. Amsterdam 1989, Van Goor, J. (vert.) |
Nicolaas Matsier en Willem van Toorn, De hond van Ritzen. Nederlandse cultuur en de Economische Gemeenschap. In: Raster, jrg. 12, nr. 52, 1990, pp. 130-140, E. |
Nicolaas Matsier, Met de linkerhand geschreven. Tekeningen Willem van Malsen. Den Haag, 1990, Mikado Pers, VB. |
Nicolaas Matsier, Zaanstad. Illustraties Peter Lommen. Haarlem 1991, Stichting Culturele Raad Noord-Holland, Noord-Holland in proza, poëzie en prent 8, C. |
Björn Borg [= Ton Anbeek, Jan Fontijn, Kester Freriks, Mels de Jong, Anton Korteweg, Tim Krabbé, Nicolaas Matsier, Bob Mendes, Hugo Pos, Hans Ree, Rein van de Wiel, Guus Luijters en Ad Zuiderent], Straatrumoer in Dordt. Novelle. Dordrecht [= Leiden en Amsterdam] 1992, Smash Publishers [= Anton Korteweg en Jan Fontijn], N. |
Het literair klimaat 1976-1992. Redactie Nicolaas Matsier, Cyrille Offermans, Willem van Toorn en Jacq Vogelaar. Amsterdam 1993, De Bezige Bij, EB. |
Nicolaas Matsier, Gesloten huis. Zelfportret met ouders. Amsterdam 1994, De Bezige Bij, R. (twaalfde druk: 1999, Singelpocket) |
Lewis Carroll, Alice in Wonderland & Achter de spiegel. Vertaling Nicolaas Matsier. Amsterdam 1994, De Bezige Bij, R. (vert.) |
Leon Garfield en Edward Blishen, De God beneden de zee. Het verhaal van de Griekse goden. Vertaling Nicolaas Matsier. Amsterdam 1995, Querido, J. (vert.) |
Nicolaas Matsier, Was Sinterklaas maar een gracht. Amsterdam 1995, De Bezige Bij, E. |
Nicolaas Matsier, Oud-Zuid, Onbepaald vertraagd, De eeuwige stad, Een gebreid echtpaartje en andere verhalen. Amsterdam 1995, De Bezige Bij, Reuzenpaperback 6, VB. |
Nicolaas Matsier, Jan van Male, fotograaf. Foto's uit de jaren 1950-1980. Amsterdam 1995, Architectura & Natura Pers, E. |
Nicolaas Matsier, Alice in Verbazië. Amsterdam 1996, De Bezige Bij, Impressie, EB. |
Nicolaas Matsier, Dicht bij huis. Amsterdam 1996, De Bezige Bij, CB. |
| |
| |
Nicolaas Matsier, Beginnen bij Genesis. In: Raster, jrg. 21, nr. 80, 1997, pp. 33-79, E. |
Leon Garfield en Edward Blishen, Slangen in de kinderkamer. Het verhaal van de Griekse helden. Vertaling Nicolaas Matsier. Amsterdam 1997, Querido, J. (vert.) |
Nicolaas Matsier, Een sluimerend systeem. Amsterdam 1998, De Bezige Bij, Rasterboeken, EB. |
Nicolaas Matsier, De rivier. Oefeningen. In: Willem den Ouden. Nijmegen-Breda 1999, SUN/De Beyerd, pp. 60-61, GC. |
Nicolaas Matsier, Meneer Kortom kijkt uit het raam. Lichamelijke oefeningen. Illustraties Richtje Reinsma. Amsterdam 2000, De Bezige Bij, VB. |
Nicolaas Matsier, Carl de Keyzer en Selma Schepel, De Nieuwe Hollandse Waterlinie. Zwolle 2001, Waanders-Fort Asperen, EB. |
Nicolaas Matsier, Huis, museum, roman. Frans Coenens onpersoonlijke herinneringen en het Museum Willet-Holthuysen. In: H.C.M. Klein (red.), Interieurs belicht. Zwolle 2001, Waanders, Jaarboek van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg 2001, pp. 200-214, E. |
Marcel Matthijs, Scherf onder aarden scherven (Jesaja 45:9-10). In: Johan Goud (red.), Een verbeelde god. Dertien literaire ontwerpen. Zoetermeer 2001, Meinema, Uytenbogaert-publicaties 2, pp. 37-43, E. |
Marcel Matthijs, Heimwee naar het heden. Amsterdam 2001, De Bezige Bij, VB. (Oud-Zuid, Onbepaald vertraagd en een niet eerder gebundeld verhaal) |
Lewis Carroll, Journaal van een reis naar Rusland in 1867. Vertaling Nicolaas Matsier. Amsterdam 2001, Hoogland & Van Klaveren, Reisverslag. (vert.) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Tom van Deel, In gesprek met Doeschka Meijsing en Nicolaas Matsier. In: Literama, jrg. 11, nr. 4, 1976, pp. 178-185. |
Kees Fens, Welgesteld proza van een debutant. In: de Volkskrant, 25-3-1976. (over Oud-Zuid) |
Gerrit Komrij, Het schrijven dat verklaart en ordent. In: Vrij Nederland, 27-3-1976. (over Oud-Zuid) |
Guus Luijters, Erg goed debuut. Perfect verhaal met perfecte openingszin in ‘Oud Zuid’. In: Het Parool, 17-4-1976. |
[Anoniem], Nicolaas Matsier geroutineerde debutant. In: Algemeen Dagblad, 1-5-1976. (over Oud-Zuid) |
Jaap Goedegebuure, Verhalen van een nutteloos toeschouwer. In: Tirade, jrg. 20, nr. 215, mei-juni 1976, pp. 377-381. (over Oud Zuid) |
Rob Bindels, De achterkant van Amsterdam-Zuid. In: Hollands Diep, 27-3-1976, p. 40. (over Oud-Zuid) |
Jan Brokken, Het academisme in de literatuur. Matsier, Meijsing, Kooiman en Kellendonk op zoek naar een methode, In: Haagse Post, 10-9-1977 (over de overeenkomsten tussen vier auteurs; interview) |
Hugo Bousset, Nicolaas Matsier, decadente verhalen. In: Hugo Bousset, Woord en schroom. Enige trends in de Nederlandse proza-literatuur 1973-1976. Brugge 1977, pp. 346-348. (over het vroege werk). |
Robert Anker, Matsier stelt vragen. In: Het Parool, 23-11-1979. (over Onbepaald vertraagd) |
Aad Nuis, Hoe verpletterend is de werkelijkheid? Biesheuvel, Brakman, Kooiman en Matsier, Freriks, Peereboom, Donkers, Kellendonk. In: Haagse Post, 24-11-1979. (over onder meer Onbepaald vertraagd en de houding van de schrijver ten opzichte van de werkelijkheid) |
Carel Peeters, Het belang van de verbeelding. Nicolaas Matsier, Aad Nuis en de Nederlandse literatuur. In: Vrij Nederland, 1-12-1979. (over Onbepaald vertraagd) |
Jaap Goedegebuure, Het kunstwerk der ontkenning. In: Mare, 6-12-1979. (over Onbepaald vertraagd) |
Rob Schouten, ‘Onbepaald vertraagd’ is bepaald geslaagd. Volmaakte verhalen van Nicolaas Matsier. In: Algemeen Dagblad, 7-12-1979. |
Guy van Hoof, [recensie]. In: Boulevard, jrg. 8, nr. 3, 1979-1980, pp. 30-33. (over Onbepaald vertraagd) |
Ids Haagsma en Jeroen Koolbergen, ‘We moeten eindelijk zindelijk leren denken’. Ids Haagsma en Jeroen Koolbergen in gesprek met Oek de Jong, Nicolaas Matsier en Frans Kellendonk. In: Nieuwsnet, 5-1-1980. |
Hugo Bousset, ‘Minimal art’ van Nicolaas Matsier. In: Elseviers Magazine, 19-4-1980. (over Onbepaald vertraagd) |
T. van Deel, Recensies. Amsterdam 1980, pp. 187-201. (over Oud-Zuid, Onbepaald vertraagd en een interview) |
Wam de Moor, De schitterende debuten van Matsier en Hotz. In: Wam de Moor, Wilt u mij maar volgen? Kritieken en profielen over het proza van de jaren zeventig. Amsterdam 1980, pp. 212-218. (over Oud-Zuid) |
Guus Houtzager, Het schrijfavontuur van Nicolaas Matsier. In: Literair paspoort, jrg. 31, nr. 285, 1980, pp. 699-702. |
[Anoniem], Literatuur is er om de eigenzinnigheid te bevorderen. In: Hervormd Nederland, 13-9-1980. (interview) |
Harry Bekkering, Annemieke Bojoh en Margriet van de Broek, Literatuur is natuurlijk uiteindelijke vorm. In: Druk, jrg. 2, nr. 3, 1980-1981, pp. 57-70. (interview) |
Jaap Goedegebuure, De handschoen van het systeem. In: Haagse Post, 5-6-1982. (over Een gebreid echtpaartje) |
Marjolijn Pouw, De eerste klap. In: NRC Handelsblad, 18-6-1982. (over Een gebreid echtpaartje) |
K.L. Poll, [recensie]. In: NRC Handelsblad, 21-11-1982. (over De eeuwige stad) |
Cyrille Offermans, Het ideaal van de onnadrukkelijke beweging. Nieuwe verhalen van Nicolaas Matsier. In: Cyrille Offer- |
| |
| |
mans, De kracht van het ongrijpbare. Essays over literatuur en maatschappij. Amsterdam 1983, pp. 277-282. (over Onbepaald vertraagd) |
Robert Anker, Met Matsier op zoek naar de eeuwige stad. In: Het Parool, 12-1-1983. |
Hans Warren, Meijsing en Matsier. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 22-1-1983. (over De eeuwige stad) |
Cyrille Offermans, De legitimatiemachine moet onklaar worden gemaakt. In: De Groene Amsterdammer, 2-3-1983. (over De eeuwige stad) |
Karel Osstyn, Oude en nieuwe wereld. In: De Standaard, 23-4-1983. (over De eeuwige stad) |
Harald Hendrix, Matsier in Rome. In: Incontri, jrg. 11, nr. 8-9, 1983, pp. 26-29. (over De eeuwige stad) |
Carel Peeters, Nicolaas Matsier. In de geschiedenis van de eeuwigheid. In: Carel Peeters, Houdbare illusies. Essays over Doeschka Meijsing, Oek de jong, Nicolaas Matsier, Leon de Winter, Frans Kellendonk, Dirk Ayelt Kooiman, gevolgd door De list van de literatuur. Amsterdam 1984, pp. 65-84. (over het vroege werk) |
Wam de Moor, Fantastisch en fascinerend proza. Over Nicolaas Matsier. In: Wam de Moor, Deze kant op. Kritieken en profielen van boeken en schrijvers. Amsterdam 1986, pp. 264-268. (over het vroege werk) |
Rindert Kromhout, Mensje van Keulen op de rand van meligheid. In: de Volkskrant, 19-11-1985. (onder meer over A is een aardappel) |
Joke Linders- Nouwens, Taal maakt het gewone bijzonder. In: Haarlems Dagblad, 21-12-1985. (over Een gebreid echtpaartje) |
T. van Deel, Matsier, de vader, de schrijver. In: Trouw, 9-1-1986. (over Een gebreid echtpaartje) |
Janet Luis, Die dochters zullen er wel komen. In: Het Parool, 4-2-1986. (over Een gebreid echtpaartje) |
Bas Heijne, Verloren paradijs. Het beeld van Italië in recente Nederlandse literatuur. In: Hollands maandblad, jrg. 27, nr. 463, juni 1986, pp. 6-12. (onder meer over De eeuwige stad) |
Kees Fens, Bouwpakket. In: de Volkskrant, 9-10-1987. (over Ida stak een zebra over) |
I. Sitniakowsky, Wel bekroond, maar geen kinderboek. In: De Telegraaf, 9-10-1987. (over Ida stak een zebra over) |
Bastiaan Bommeljé, Twee vertalingen van Xenophons tocht van de tienduizend. Aan de voeten van Socrates. In: NRC Handelsblad, 8-7-1988. (over Tocht van de tienduizend) |
H. Verbruggen, Reizende republiek. Zoveel parasangen. In: De Standaard, 3-12-1988. (over Tocht van de tienduizend) |
Wim Hottentot, Twee nieuwe Nederlandse vertalingen van Xenophons Anabasis. In: Vrij Nederland, 21-1-1989. (over Tocht van de tienduizend) |
Graa Boomsma, Geschiedenis van een afwezige. In: Graa Boomsma, Een lek in het zwijgen. Amsterdam 1989, pp. 248-251. (over De eeuwige stad) |
Jaap Goedegebuure, Ontkenning en aanvaarding. In: Jaap Goedegebuure, Nederlandse literatuur 1960-1988. Amsterdam 1989, pp. 245-263. (over Matsier en Oek de Jong) |
Joost Zwagerman, De schelppad. Lewis Carroll eigentijds en geestig vertaald door Nicolaas Matsier. In: de Volkskrant, 7-7-1989. (over Alice in Wonderland) |
Rindert Kromhout, Een pittig dametje. Nicolaas Matsier vertaalde ‘Alice in Wonderland’. In: De Tijd, 21-7-1989. |
Cornald Maas, Een prachtige, getikte Alice. In: Elsevier, 22-7-1989. (over Alice in Wonderland) |
Lieke van Duin, Vertalen van ‘Alice in Wonderland’ blijft hachelijk. In: Trouw, 23-8-1989. |
Bregje Boonstra, Vreemder en vreemderder. Alice in Wonderland. In: NRC Handelsblad, 26-8-1989. |
Carel Peeters, Let op de geest en de letter let op zichzelf. Matsiers nieuwe vertaling van ‘Alice in Wonderland’. In: Vrij Nederland, 26-8-1989. |
Aukje Holtrop, Onaantastbaar klassiek. Een nieuwe vertaling van ‘Alice in Wonderland’. In: Vrij Nederland, 16-9-1989. |
Ad Zuiderent, De Ripolin-mannetjes. Het
|
| |
| |
poëticaal karakter van de omslagillustraties van ‘De Revisor’. In: Voortgang, nr. 12, 1991, pp. 95-119. (onder meer over ‘De Minnema-variaties’, in Onbepaald vertraagd) |
[Anoniem], Boze Matsier haalt een oude koe uit de sloot. In: de Volkskrant, 11-3-1994. |
T. van Deel, In het laboratorium van de herinnering. In: Trouw, 1-4-1994. (over Gesloten huis) |
Reinjan Mulder, De halveringstijd van sentimenten. In: NRC Handelsblad, 1-4-1994. (over Gesloten huis) |
Marc Reugebrink, Nicolaas Matsier geeft in ‘Gesloten huis’ lading aan gewone dingen. In: Nieuwsblad van het Noorden, 1-4-1994. |
Carel Peeters, De innerlijke ruimte in cultuur gebracht. In: Vrij Nederland, 2-4-1994. (over Gesloten huis) |
Anthony Mertens, Het boodschappentassenmuseum van Nicolaas Matsier. In: De Groene Amsterdammer, 6-4-1994. (over Gesloten huis) |
Robert Anker, Het opruimen van het ouderlijk huis. Indrukwekkende terugkeer van Nicolaas Matsier. In: Het Parool, 15-4-1994. (over Gesloten huis) |
Johan Diepstraten, Bic, prisma-pockets en terlenkabroeken. De grote ommekeer in het werk van Nicolaas Matsier. In: De Stem, 15-4-1994. (over Gesloten huis) |
Hans Warren, Matsiers hart klopt in boeiend zelfportret. ‘Gesloten huis’. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 15-4-1994. |
Ingrid Hoogervorst, ‘Geef mij maar witte plekken en rafels.’ Nicolaas Matsier houdt niet van de ‘ronde’ vorm van de roman. In: De Telegraaf, 22-4-1994. (interview) |
Jaap Goedegebuure, Eert uw vader en uw moeder. In: HP/De Tijd, 22-4-1994. (over Gesloten huis) |
Theo Rakkert, Nicolaas Matsier. Een nieuw boek een oude rouw. ‘Het was zeer weldadig om een poosje waanzinnig te zijn.’ In: Utrechts Nieuwsblad, 30-4-1994. (interview) |
Doeschka Meijsing, Hommage aan de dingen. Ontroerende roman van Nicolaas Matsier. In: Elsevier, 14-5-1994. (over Gesloten huis) |
Reinjan Mulder, De reanimatie van de afgelegde dingen. In: NRC Handelsblad, 24-6-1994. (over Gesloten huis) |
Bart Vervaeck, Vakmanschap en moederschap. In: De Morgen, 22-7-1994. (over Gesloten huis) |
Annemie Leijsen, Alice in wonderbaar Nederlands. In: De Morgen, 19-8-1994. (over Alice in Wonderland & Achter de spiegel) |
Hugo Brandt Corstius, De nieuwe Alke-vertalingen van Nicolaas Matsier... Rarer, raarder en vreemderder. In: NRC Handelsblad, 2-9-1994. (over Alice in Wonderland & Achter de spiegel) |
Wim Houtman, [zonder titel]. In: Nederlands Dagblad, 15-10-1994. (interview) |
Jeroen Kuypers en Piet de Moor, Weggooien blijft moeilijk. In: Hervormd Nederland, 15-10-1994. (interview) |
Yves van Kempen, Poespas, onpas en zwembadpas. In: De Groene Amsterdammer, 16-11-1994. (over Alice in Wonderland & Achter de spiegel) |
Trudy Kunz, Nicolaas Matsier: ‘Ik had het geluk om ouders te hebben met wie een verzoening heel goed mogelijk was.’ In: Humanist, jrg. 49, nr. 12 / jrg. 50, nr. 1, pp. 36-41. (interview) |
[Anoniem], Matsier genomineerd voor Aristeion-prijzen. In: Het Parool, 2-3-1995. |
[Anoniem], Nicolaas Matsier neemt Mekkaprijs 1995 in ontvangst. In: Algemeen Dagblad, 14-3-1995. |
Arend Evenhuis, Liever de wandeling dan de mars. In: Trouw, 16-3-1995. (interview) |
Jaap Goedegebuure, Tussen aandacht en landerigheid. In: HP/De Tijd, 28-4-1995. (over Gesloten huis en het eerdere werk, naar aanleiding van de nominatie voor de Librisprijs) |
Mary Ann Lindo, Matsier en de zon in andermans water. In: Het Parool, 26-5-1995. (interview) |
Jan Heerze en Jef van de Sande, Nicolaas Matsier, Gesloten huis. Zelfportret met ouders. Laren 1995. (analyse) |
Fenny Brandsma, Een rookgordijn rond de essentiële schamelheid van de vroege herinnering. De schijn van werkelijkheid in drie recente romans. In: Vooys, jrg. 13, nr. 4,
|
| |
| |
1995, pp. 52-57. (onder meer over Gesloten huis) |
Janet Luis, De kunst van het vlietende leven. Over Nicolaas Matsier. F. Bordewijk-prijs. In: Ad Zuiderent en Harry Bekkering (red.), Jan Campert-prijzen 1995. Baarn 1995, pp. 29-37 en 73-84. (over Gesloten huis) |
Wam de Moor, ‘Gesloten huis’. Matsiers nagekomen begrip. In: Ons erfdeel, jrg. 38, nr. 1, 1995, pp. 113-115. |
Carel Peeters, Na Alice ook Ina in Wonderland. Nicolaas Matsier over Lewis Carroll. In: Vrij Nederland, 1-6-1996. (over Alice in Verbazië) |
Doeschka Meijsing, De lezer in Verbazië. Nicolaas Matsier over ‘zijn’ Alice. In: Elsevier, 20-7-1996. (over Alice in Verbazië) |
Teunard van der Linden, De beleefde herinnering. In: In de waagschaal, jrg. 25, nr. 9, 1996, pp. 26-28. (over Gesloten huis) |
Willy Geursen-Scheers, Terugkeer naar de vader. In: In de waagschaal, jrg. 25, nr. 9, 1996, pp. 28-29. (over Gesloten huis) |
Jaap de Gier, Nicolaas Matsier. In: P. Will e.a. (red.), Uitgelezen. Reacties op boeken 15. Den Haag 1996, pp. 73-86. (overzichtsartikel) |
Philippe Noble, Over het exotische van afwasborstels. In: Nieuwsbrief letterkunde, jrg. 5, nr. 1, 1996, pp. 4-6. (over Gesloten huis) |
Arnold Heumakers, Verbazing op de vierkante centimeter. In: NRC Handelsblad, 4-10-1996. (over Dicht bij huis) |
T. van Deel, Nicolaas Matsier bewaakt het ogenblik. In: Trouw, 4-10-1996. (over Dicht hij huis) |
Carel Peeters, De stillevenschrijver. Essays. In: Vrij Nederland, 5-10-1996. (over Dicht hij huis) |
Yves van Kempen, Wanneer begint een mens smaak te krijgen. In: De Groene Amsterdammer, 9-10-1996. (over Dicht bij huis) |
Arjan Peters, Het domein van knus en sneu. Nicolaas Matsier stapelt het gewone op het alledaagse. In: de Volkskrant, 11-10-1996. (over Dicht bij huis) |
Marc Reugebrink, [recensie]. In: Nieuwsblad van het Noorden, 18-10-1996. (over Dicht bij huis) |
Doeschka Meijsing, Alleen wat gezien is, bestaat. Nicolaas Matsier, groot inspecteur van het klein. In: Elsevier, 26-10-1996. (over Dicht bij huis) |
Bart Vervaeck, Stilleven van de dingen die voorbijgaan. In: De morgen, 2-11-1996. (over Dicht bij huis) |
Karel Osstyn, Een tentstokje achter de radiator. Nicolaas Matsier, nog eens, over de doodgewoonheid. In: De Standaard, 7-11-1996. (over Dicht bij huis) |
Marcel Uljee, Mag een zin met ‘en’ of ‘maar’ beginnen? De praktijk van literaire schrijvers. In: Onze taal, jrg. 65, nr. 9, 1996, pp. 227-229. (over stilistische verschijnselen in het werk van Matsier en anderen) |
[Anoniem], ‘Het succes heeft me wel verbaasd.’ In gesprek met Nicolaas Matsier. In: Rondom het woord, jrg. 38, nr. 2, 1996, pp. 21-27. |
Arnold Heumakers, Opruimen en hemelvaart. Over de autobiografische roman. In: Raster, nr. 74, 1996, pp. 49-59. |
Babette Gillekens, Alice uit Wonderland. Het kind in de tijd. In: Filter, jrg. 3, nr. 2, december 1996, pp. 28-39. |
Matthijs Bakker, Speelsheid en het rietje. Wat Nicolaas Matsier met Alice heeft. In: Filter, jrg. 3, nr. 2, december 1996, pp. 40-53. (over Alice in Verbazië). |
Anthony Paul, Let op de geest en de letter let op zichzelf. Enkele opmerkingen over Nicolaas Matsiers Lewis Carroll-vertalingen. In: Filter, jrg. 3, nr. 2, december 1996, pp. 53-58. |
René Marres, Nicolaas Matsier, ‘Onbepaald vertraagd. Vier verhalen.’ In: Lexicon van literaire werken, aanv. 34, mei 1997. (analyse) |
Arnold Reumakers en Th.C.W. Oudemans, Kunst en literatuur. In: A. Reumakers en Th.C.W Oudemans, De horizon van Buitenveldert. Amsterdam 1997, pp. 145-190. (over Gesloten huis) |
Jan Klerkx, Het vertalen van poëzie: ‘Alice in Wonderland’, of Waarom de klassiekers steeds opnieuw vertaald moeten worden. In: Talen, jrg. 113, nr. 7, 1997, pp. 277-278. |
Kees van der Zwam, Nicolaas Matsier: ‘Stijl is structuur in het klein.’ In: Onze taal, jrg.
|
| |
| |
67, nr. 12, december 1998, pp. 318-321. (interview). |
Daan Roovers en Coen Simon, ‘Het schiewert en de glappe muik’. Nicolaas Matsier over de verbale avonturen van ‘Alice in Wonderland.’ In: Filosofisch magazine, jrg. 7, nr. 1, februari 1998, pp. 16-19. (interview) |
Robert Anker, Gevelstenen, knopendozen. In: Het Parool, 2310-1998. (over Een sluimerend systeem) |
Arjan Peters, Zwachtels of extra lusje. In: de Volkskrant, 13-11-1998. (over Een sluimerend systeem) |
Carel Peeters, Oefeningen in aandacht. In: Vrij Nederland, 14-11-1998. (over Een sluimerend systeem) |
Nel van Dijk, Top-, middenklasse en marginale auteurs. Loopbanen van debutanten uit de jaren zeventig. In: Nederlandse letterkunde, jrg. 4, nr. 4, november 1999, pp. 366-384. |
Hugo Bousset, Pillowbooks. Over Cees Nooteboom, Nicolaas Matsier en Georges Perec. In: Hugo Bousset, Bevlogen lichtheid. Amsterdam 1999, pp. 95-95. (over Gesloten huis en Dicht bij huis) |
Cyrille Offermans, Het geluk van de interruptie. Nicolaas Matsier. In: Cyrille Offermans, De ontdekking van de wereld. Amsterdam 2000, pp. 111-123. |
Ingrid Hoogervorst, Neigen naar betekenis. In: Ingrid Hoogervorst, Vreemdeling in eigen landschap. Schrijvers als buitenstaander. Interview. 's-Gravenhage 2000, pp. 261-268. (interview) |
Jeroen Vullings, Pijntje hier, pijntje daar, pijntje nergens. In: Vrij Nederland, 2-9-2000. (over Meneer Kortom kijkt uit het raam) |
Wim Vogel, Overpeinzingen van een stoethaspel. In: Haarlems dagblad, 8-9-2000. (over Meneer Kortom kijkt uit het raam) |
T. van Deel, Meneer Kortom houdt van baden. In: Trouw, 16-9-2000. (over Meneer Kortom kijkt uit het raam) |
Janet Luis, Dubbelfocus is zo middelbaar. In: NRC Handelsblad, 3-11-2000. (over Meneer Kortom kijkt uit het raam) |
Coen Verbraak, Schrijven is een malle bezigheid. In: Coen Verbraak, Zonder schmink. Interviews en portretten, Amsterdam 2001. (interview) |
85 Kritisch lit. lex.
mei 2002
|
|