| |
| |
| |
Tip Marugg
door Pim Heuvel
1. Biografie
Silvio Alberto Marugg, die publiceert onder de naam Tip Marugg, werd op 16 december 1923 op Curaçao geboren in het milieu van de blanke protestanten die een kleine minderheid vormen in een overwegend zwarte katholieke bevolking. Zijn voorouders van vaderszijde waren waarschijnlijk van Zwitserse afkomst, zijn moeder was een Venezolaanse. Na de katholieke lagere school en mulo kwam hij op de Openbare Middelbare School Peter Stuyvesant. Na zijn diensttijd kwam hij in 1949 bij de Curaçaose Petroleum Industrie Maatschappij (Shell) als journalist voor de afdeling public relations en schreef hij in het personeelsblad De Passaat. In die functie maakte hij reizen naar landen in Zuid-Amerika en naar Nederland.
Reeds in 1970 ging hij met pensioen. Hij heeft zich altijd teruggetrokken van de mensen, is ongehuwd gebleven en leeft als een soort kluizenaar, omgeven door boeken.
Maruggs eerste gedichten verschenen in 1945 in het literaire tijdschrift De Stoep. Zijn romandebuut Weekendpelgrimage verscheen in 1957 in een driedubbelnummer van de Antilliaanse Cahiers. Tien jaar later kwam zijn tweede roman uit, In de straten van Tepalka.
Ongeveer gelijktijdig met het verschijnen van zijn gebundelde gedichten Afschuw van licht in 1976, publiceerde hij nog eens vijf gedichten in Tirade. Een persklare derde roman heeft hij vernietigd. Weekendpelgrimage is in het Engels vertaald, een fragment in het Russisch.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
De titel van zijn enige dichtbundel, Afschuw van licht, is van Thematiek toepassing op alles wat Tip Marugg geschreven heeft. Al het eerste gedicht dat hij publiceerde, ‘Bezoek’ (in De Stoep, 1945), is een nachtgedicht; hierin klopt het noodlot aan, terwijl de dood bij het vuur slaapt. Het gedicht kan wel ontstaan zijn toen de jonge dichter als soldaat wacht liep langs de kust van Curaçao in de diepe tropennacht, maar die verklaring is te eenvoudig wanneer blijkt dat in het latere werk van Marugg de nacht altijd de tijd van handeling is: nacht en leven horen bij elkaar, het daglicht wordt geschuwd. Zo begint het gedicht ‘In de straten van Tepalka’ met de woorden: ‘De lichtgroene maan’ en luiden latere regels enn:
naar het schuim in de lach der sterren
en voegen zich bij de begeerten
die elke dag weer sterven.
Zijn twee romans, Weekendpelgrimage (1957) en In de straten van Tepalka (1967), spelen zich 's nachts af, voornamelijk omdat door de hoofdpersonen de dag als een bedreiging wordt ervaren. Weekendpelgrimage eindigt cynisch met: ‘De dag zal dan beginnen. Een andere dag met fel zonlicht.’ Een vergelijkbare gedachte levert de verzameltitel van de gedichten die Marugg in 1976 in Tirade publiceerde: ‘De morgen loeit weer aan.’
De nacht mag dan traditioneel symbool zijn voor de dood en de dag voor het leven, er is in Maruggs werk geen toegang tot dit leven: zijn personages zijn slechts toeschouwers wie het aan daadkracht ontbreekt. Wat overblijft, is de innerlijke dwang om leven te verzinnen en dit verzonnen leven op te schrijven. Een literaire werkelijkheid neemt zo de plaats in van de dagelijkse werkelijkheid. De angst voor de dag roept doodsverlangen op - in het hele werk komen dan ook gedachten aan zelfmoord voor. Deze gedachte wordt echter geen daad, want ‘als je niet geleefd hebt, kun je ook niet sterven’ (In de straten van Tepalka, p. 19).
| |
| |
De tegenstrijdigheid van iemand die niet aan het leven kan deelnemen, die zich overal buiten geplaatst ziet en die toch gedoemd is tot leven, manifesteert zich in een aantal subthema's, zoals eenzaamheid, godsdienstig besef vermengd met haat tegenover het instituut kerk, drankzucht, en het gevoel een vreemdeling te zijn in de eigen omgeving.
Zo zit in Weekendpelgrimage de ik-figuur, een jongeman, om drie uur 's zondagsmorgens in zijn auto in een kuil aan de rand van de weg. Het regent, hij is dronken maar helder, en hij denkt aan zijn troosteloze tocht van kroeg tot kroeg in de voorbije nacht. Zijn gedachten worden afgewisseld met herinneringen aan hoe vroeger iedere keer opnieuw de communicatie met de andere mensen mislukte. In zijn jeugd was corresponderen een hobby, maar door de sarcastische toon van zijn brieven kwam er een einde aan. Ook het verschil in ras staat communicatie in de weg: op een eiland van negers is hij als blanke een vreemde, al is hij er geboren en getogen. Hij houdt van zijn eiland en het is hem vreemd. Steeds keert de tegenstrijdigheid van gevoelens terug, omdat de ik-figuur zijn bestaan niet begrijpt. Voor hem is alles doelloos; hij heeft een ticket om te emigreren op zak, maar van vertrekken komt niets. Zijn gedachten eindigen met een lofzang op het eiland; hij zit nog steeds in de auto, het is nog steeds drie uur in de morgen. Er is in feite niets gebeurd.
Ook in In de straten van Tepalka komt geen contact tot stand. De ik-figuur in deze roman ligt in een ziekenhuis in Tepalka, een verzonnen stad aan de Amazone. Akelige droombeelden en ijlkoortsen gaan in verwarde gedachtenstromen aan hem voorbij. Alleen hevige lichamelijke pijn brengt hem tot de gewone werkelijkheid terug. De ik-figuur in Weekendpelgrimage was weliswaar dronken, maar wel lichamelijk gezond, in deze tweede roman is de ik-figuur een ziekelijk wrak. Episoden van vroeger, uit het leven buiten het ziekenhuis, laten een aaneenschakeling van mislukkingen zien: hij speelde zelfmoord voor een vriend die ook geen contact kon maken met andere mensen; hij was verloofd, maar zonder dat er sprake was van wederzijdse interesse; hij beseft: ‘Wat ik nodig heb is het contact, de doorbraak van de huid en het uiterlijk van een medemens dieper door te dringen dan de alledaagse dingen, verder te komen dan de waas van banale gevoelens, tot ik de
| |
| |
bron bereik van de inwendige kracht die de zuivere aandoeningen bepaalt. Dan zal ik mijzelf ook kunnen geven en zullen wij ophouden verzonnen man en vrouw te zijn’ (In de straten van Tepalka, p. 129). Deze gedachte valt als het thema van de roman te beschouwen.
Evenals in de romans keert in de gedichten de angst voor de dag regelmatig terug, tegelijk met het verlangen daadwerkelijk met het leven te beginnen. De slotstrofe van ‘Waar ik sliep’ luidt:
Door de patrijspoort van het leven
weer naar buiten gewandeld
ontdekte ik de nieuwe wereld
waar niets was veranderd.
Doet de derde regel nog vermoeden dat er hoop is, deze hoop wordt in de volgende regel de bodem ingeslagen. Het is niet het enige gedicht dat hoopvol lijkt te eindigen, maar vervolgens een onverwachte wending neemt.
Ook het verlangen naar het vaderschap speelt in de gedichten, evenals in In de straten van Tepalka, een rol. De dichter verzint een eigen kind, omdat hij weet dat de werkelijkheid het hem niet schenkt. In ‘De morgen loeit aan’ staat die gedachte zelfs centraal. En in ‘Spel’ komt de tegenstrijdigheid van waarheid en droom, van wat verwacht wordt en toch nooit zal komen, als volgt naar voren:
in de muziek van een nieuwe dag.
Hier is het woord ‘muziek’ cynisch gebruikt, want overal in het werk van Marugg blijkt alleen de nacht leefbaar. De poëzie overbrugt echter de tegenstellingen: het gedroomde leven is als muziek. Dergelijke paradoxen komen in het werk van Marugg voort uit het besef dat het bestaan zinloos is, maar toch aanvaard moet worden. Meer nog dan in zijn proza schept de dichter in zijn poëzie een wereld waarin hij wel kan leven.
| |
Stijl
Het proza van Marugg heeft poëtische trekken. Met name de litanie-achtige herhaling is een stijlfiguur in de romans. Zin- | |
| |
sneden en hele zinnen worden herhaald en winnen daarmee aan betekenis. Zo wordt in het begin van In de straten van Tepalka tot vijf keer toe ‘Vol verwachting klopt ons hart’ herhaald: ‘Wanneer zul je leven, als je nu niet leeft? De grootste vloek, die op de mens rust, of misschien is het de grootste mop die met hem wordt uitgehaald, is dat hij van nature optimist is. Vol verwachting klopt ons hart. Niet alleen op sinterklaasavond wanneer hij een kind is, maar vooral ook later wanneer hij in de diepste ellende moddert. Vol verwachting klopt ons hart. Ach, het is wel bij te sloffen. Alles komt reer op zijn pootjes terecht. Morgen zal alles beter zijn. Morgen zul je beginnen te leven. Vol verwachting klopt ons hart. Morgen zul je op wat coca-bladeren vermengd met loogas kauwen en geen vermoeidheid meer voelen. De sterke, onontknoopbare lianen en epifyten, die nu je gang belemmeren, zullen verdorren en wegvallen. Vol verwachting klopt ons hart. Er is nog redding. Morgen zal je ontwaken en iedereen in de ogen kunnen zien. En 's avonds zal je inslapen met een voldane moeheid om de geleefde dag. Vol verwachting klopt ons hart en het blijft maar kloppen.’
De intensiteit van de spot wordt bij elke herhaling groter, maar ook blijkt dat de zelfspot niet tot meewarig zelfbeklag leidt.
| |
Techniek
De beide romans zijn geschreven als één lange monologue intérieur: een ik-figuur geeft vanuit eenzelfde plaats een voortdurende gedachtenstroom. Dat veroorzaakt spanning in het perspectief: doordat in feite de ik-figuur in Weekendpelgrimage niet uit zijn auto komt en die in In de straten van Tepalka niet van zijn ziekbed af, wordt soms de indruk gewekt dat er twee vertellers zijn, een ik-figuur die de kleine ruimte verlaat en zijn belevenissen vertelt, en een vertelinstantie in de vorm van een ik-figuur die de andere ik-figuur op een afstand beschouwt.
Zowel in ruimte- als in tijdsbehandeling wordt de tegenstrijdigheid van de ik-figuur weerspiegeld. De plaats van handeling is uitermate klein, de verzonnen gebeurtenissen daarentegen zijn soms van kosmische aard. En vanuit een minieme handelingstijd worden in flashbacks hele episoden uit het verleden gegeven. Goed beschouwd is er sprake van tijdver- | |
| |
ruiming, omdat de handelingstijd zich beperkt tot één nacht; maar omdat er een periode van een aantal jaren beschreven wordt, ontstaat de suggestie van tijdverdichting.
| |
Traditie / Verwantschap
Ook al schrijft Marugg in het Nederlands, als Antilliaan is hij niet zo makkelijk te plaatsen in de traditionele stromingen van de Nederlandse literatuur. Wel zijn elementen van het surrealisme en het kosmisch expressionisme duidelijk aanwezig, maar niet per se in relatie met Nederlandse auteurs. Debrot plaatst de schrijvers van De Stoep liever in de traditie van de Zuidamerikaanse literatuur, waar het ultraïsme de conventionele barrières doorbrak en waar zowel een emotioneel extremisme als een extremisme van de verbeelding de literatuur in de jaren veertig reeds beïnvloedden (Cultureel Mozaïek van de Nederlandse Antillen, 1977, p. 121).
De afschuw van licht is bij Marugg een existentiële kwestie; mede op grond daarvan is er wel gewezen op overeenkomst tussen de ik-figuur in Weekendpelgrimage en Meursault uit L'étranger van Albert Camus. De ook wel gemaakte vergelijking tussen Weekendpelgrimage en Lost weekend van Charles Jackson is misplaatst: in Lost weekend wordt een alcoholist in een weekend aan zijn lot overgelaten, waardoor hij in zijn zoveelste delirium terechtkomt. In Weekendpelgrimage heeft de drank als functie de angst weg te nemen, zodat de verbeelding gestalte kan krijgen.
| |
Visie op de wereld / Relatie leven/werk
Marugg als blanke Curaçaoenaar wordt niet gedreven door postkoloniale frustraties. De schaamte van de negroïde Antilliaanse schrijvers om wat hun tijdens de slavernij is aangedaan, is hem vreemd. Hij voelt zich ontheemd op een eiland van negers, zonder dat hij in zijn werk het probleem aansnijdt dat de negers op Curaçao zich even goed ontheemd kunnen voelen. Het verschil in ras is geen centrale kwestie, maar vormt de aanleiding om bestaansvragen te illustreren.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
De aandacht voor Weekendpelgrimage is in de Nederlandse pers opvallend groot geweest: in alle belangrijke kranten werd het zeer positief besproken. Een echt publiekssucces werd het boek weliswaar niet, maar de publikatie als bulkboek in 1975 en die in de Salamanderreeks in 1986 bewijzen dat de belangstelling gebleven is. Ook zijn poëzie kreeg in kleinere kring een goed onthaal. Daarentegen hadden slechts
| |
| |
enkele recensenten waardering voor In de straten van Tepalka. Mogelijk is het aan het negatieve oordeel van een paar toonaangevende critici, onder wie Kees Fens, toe te schrijven dat dit boek tot op heden niet herdrukt is.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Tip Marugg, Weekendpelgrimage. Amsterdam 1957, [De Bezige Bij], Antilliaanse Cahiers, jrg. 1, nr. 4/jrg. 2, nr. 1-2, R. (eerste Europese druk: Amsterdam 1958, De Bezige Bij; licentie-uitgave Utrecht 1975, Knippenberg, Bulkboek, jrg. 3, nr. 35; derde druk Amsterdam 1986, Querido, Salamander 654) |
Tip Marugg, De school is zilver, de jeugd is goud. In: J.J. Bade en H.J. Boukema (red.), Skein. Documentaire van het Peter Stuyvesant College. Willemstad-Curaçao 1966, pp. 51-55, V. |
Tip Marugg, In de straten van Tepalka. Amsterdam 1967, De Bezige Bij, R. |
Tip Marugg, Afschuw van licht. Gedichten 1946-1951. Rotterdam 1976, Flamboyant/P, Bibliotheka Antiyano, GB. |
Tip Marugg, De morgen loeit weer aan. In: Tirade, jrg. 20, nr. 215-216, mei-juni 1976, pp. 327-329, G. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Henk Dennert, Antilliaanse poëzie. In: De Groene Amsterdammer, 8-11-1952. (over ‘Karma’ en ‘Desepshon’, opgenomen in Afschuw van licht) |
Pierre Dubois, Tip Marugg, Weekendpelgrimage. Voortreffelijke roman. In: Het Vaderland, 9-3-1957. |
W. Wagener, Lost weekend op Curaçao. Fascinerende roman van Tip Marugg. In: Rotterdams Nieuwsblad, 16-3-1957. |
[Anoniem,] Tip Marugg's Weekendpelgrimage kreeg bijzonder gunstige recensie in Nederland. In: Beurs- en Nieuwsberichten, 18-3-1957. |
C.J. Kelk, Verdwijnend paradijs. Spectaculaire verschijningen uit drie werelddelen. In: De Groene Amsterdammer, 23-3-1957. (over Weekendpelgrimage) |
J.H.W. Veenstra, Dronkeman doet verslag (in Maruggs debuut Weekendpelgrimage) van jeugdherinneringen. In: Het Parool, 20-4-1957. |
C.J E. Dinaux, Voortreffelijke roman van de Antilliaanse schrijver Tip Marugg. In: Haarlems Dagblad, 25-5-1957. (over Weekendpelgrimage) |
[Anoniem,] Een getergde dichter op Curaçao. In: NRC, 20-7-1957 (over Weekendpelgrimage) |
Hans Warren, Onvoldaan met het leven, Weekendpelgrimage, opvallend debuut van een Curaçaoenaar. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 8-3-1958. |
Kees Fens, Geen mens is een eiland. Weekendpelgrimage van Tip Marugg. In: De Linie, 22-3-1958. |
Jan Spierdijk, Weekendpelgrimage de som van vele bewust geleefde jaren. In: De Telegraaf, 22-3-1958. |
Hans van Straten, 'n Nacht vol drank op Curaçao. In: Het Vrije Volk, 22-3-1958. (over Weekendpelgrimage) |
Rico Bulthuis, Weekendpelgrimage, Tip Maruggs eiland: zijn wereld. In: Haagse Post, 5-4-1958. |
Gabriël Smit, Nachtelijke pelgrimage over het eiland Curaçao. In: De Volkskrant, 2-8-1958. |
J. Joppe, Prachtige roman uit Curaçao. Tip Marugg In de straten van Tepalka. In: Rotterdams Nieuwsblad, 1-4-1967. |
I. Sitniakowsky, Het trieste der tropen. In: Algemeen Handelsblad, 1-4-1967. (over In de straten van Tepalka) |
F.S., In de straten van Tepalka. In: Beurs- en Nieuwsberichten, 6-4-1967. |
H. Verdaasdonk, Mens in de ban van eigen machteloosheid en wanhoop. In: Het Parool, 29-4-1967. (over In de straten van Tepalka) |
Kees Fens, In de straten van Tepalka van Tip Marugg. In: De Tijd, 6-5-1967. |
B. Vuyk, Een man die niet slaapt, niet dood is en niet leeft. In: Vrij Nederland, 10-6-1967. (over In de straten van Tepalka) |
Pim Heuvel, Een ereplaats voor Tip Marugg. In de straten van Tepalka. In: Amigoe di Curaçao, 12-6-1967. |
P. Ruberg, Het water van de Amazone. In: De nieuwe linie, 30-3-1968. (over In de straten van Tepalka) |
J.G. de Haas, Tip Marugg maakt eigen Curaçaose cultuur. In: Nieuwsblad van het Noorden, 23-2-1968. (over In de straten van Tepalka) |
C.G.M. Smit en W.F. Heuvel, Autonoom, Nederlandstalige literatuur op de Antillen. Rotterdam 19762, pp. 39-48. (algemeen) |
Enrique Muller, Papiamentse juwelen. In: Amigoe di Curaçao, 20-11-1976. (over de poëzie) |
Jos de Roo, Afschuw van licht: De loden extase van Tip Marugg. In: Amigoe di Curaçao, 20-11-1976. |
B. Jos de Roo, Diamanten in de pap. In: Amigoe di Curaçao, 22-7-1978. (over ‘De morgen loeit weer aan’) |
Hans J. Vaders, Tip Marugg: iedereen die nadenkt over het leven heeft alcohol no- |
| |
| |
dig. In: Beurs- en Nieuwsberichten, 21-6-1979 (interview over literatuur, geloof, leven en dood) |
Hans Warren, De literatuur van de Nederlandse Antillen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 21-6-1980. (over thema's) |
Jos de Roo, Antilliaans literair logboek. Zutphen 1980, pp. 39-49 (over thema's) |
Jos de Roo, Tip Marugg: Niet de godsdienst maar kunst. Twee eenzame Antillianen. In: Trouw, 24-11-1981. (over Weekendpelgrimage) |
Wim Rutgers, Weekendpelgrimage van Tip Marugg herdrukt. Een man en zijn eiland. In: Amigoe di Curaçao, 11-12-1981. (over de structuur van Weekendpelgrimage) |
Aart Broek, Tip Marugg en huppelwater. In: Optima, jrg. 3, nr. 4/jrg. 4, nr. 1, winter 1985/lente 1986, pp. 65-75. (over Marugg en sterke drank) |
H.M. van den Brink, De dunste schaduw van het eiland. In: H.M. van den Brink, Reis naar de West. Amsterdam 1986, pp. 21-28. (interview en beschouwing) |
24 Kritisch lit. lex.
februari 1987
|
|