| |
| |
| |
Philip Markus
door Ingrid Glorie
1. Biografie
Het schrijversduo dat zich bedient van de naam Philip Markus is slechts enkele jaren actief geweest en heeft zich in die tijd buiten de publiciteit weten te houden. Zo wist niemand wie er achter het pseudoniem schuilging, toen op 15 april 1992 de Geertjan Lubberhuizenprijs voor het beste debuut uit 1991 aan deze auteur werd uitgereikt voor het boek De weg naar Oude God. Inmiddels is bekend dat het duo gevormd werd door Rinus van Alebeek en Niek Miedema, beiden geboren in 1956. Van Alebeek heeft zijn identiteit via internet bekendgemaakt. Sinds ongeveer 2000 is hij actief als musicus. Voor zijn geïmproviseerde optredens gebruikt hij ouderwetse cassettebandjes met opnames van ‘gevonden geluiden’ en tekstfragmenten, een viersporendeck en een mengpaneel. Voorbeelden zijn te beluisteren via http://emc.yserv.com/103. Als schrijver manifesteert Van Alebeek zich vooral via weblogs. De site vanalebeek.blogspot.com is hoofdzakelijk gewijd aan voetbal. Van Alebeeks omzwervingen door Europa zijn te volgen via ‘The no-budget Foundations Reports’ (http://no-bf.blogspot.com). En in juni 2006 is hij begonnen met het feuilleton ‘De geschiedenis van mijn welslagen’ op het e-zine www.writersblock.net. Een complete roman, Aïsha, die in 2001 bij uitgeverij Podium had moeten verschijnen, is te downloaden via http://sicilia.nl/Rinus/rinus.html. Sinds juni 2006 woont Van Alebeek in Berlijn, waar hij zich heeft aangesloten bij Salon Eruit, een kunstenaarscollectief dat zich bezighoudt met geluid en experimentele muziek.
Niek Miedema is vanaf begin jaren negentig actief als criticus voor Vrij Nederland, hoofdzakelijk over Engelse literatuur. Ook
| |
| |
werkt hij regelmatig mee aan het sportkatern van de Volkskrant. Als tekstschrijver was hij verder onder meer verantwoordelijk voor de publicatie van Een dampkring van cultuur. De premieuitgaven van De Wereldbibliotheekvereniging, 1925-1986 (Amsterdam 1995, Wereldbibliotheek) en De hoge lucht. Het leven van Madeleine Margot (Bussum 2000, Thoth). Sinds midden jaren negentig is Miedema hoofdzakelijk actief als vertaler. Samen met Harm Damsma vertaalde hij romans van onder meer Adam Thorpe, Richard Powers, Douglas Coupland, Jonathan Coe en Michel Faber.
Het schrijversduo heeft incidenteel meegewerkt aan Dietsche Warande & Belfort en De Revisor. Een deel van De weg naar Oude God is in het Duits vertaald.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kritiek / Thematiek
Niet alleen de identiteit van de schrijver Philip Markus heeft tot verwarring geleid, ook zijn twee romans, De weg naar Oude God (1991) en Het verlossende woord (1995), deden dat. ‘[W]at is dit eigenlijk voor een boek?’ schreef Hans Warren bijvoorbeeld naar aanleiding van Het verlossende woord. Àanvankelijk lijkt het of je aan een essay begonnen bent. Later neemt het werk de gedaante van een roman aan, dan weer die van een reisverhaal.’ Even later vraagt hij zich af: ‘Wat wil Markus met dit boek? Dat blijft enigszins duister.’ En tot slot constateert hij nog eens: ‘Maar dit werk laat zich moeilijk systematiseren. Wat is waarheid, wat is verzinsel? Er valt nauwelijks iets over te zeggen.’
Dat bij sommige critici de vertwijfeling toesloeg, valt wel enigszins te begrijpen. Met speels gemak beweegt Markus in zijn romans heen en weer tussen feit en fictie, heden en verleden, hoge en lage cultuur, beschouwingen over voetbal, architectuur, het nationaalsocialisme en het einde der tijden, maatschappijkritiek en verstilde observaties. Hij goochelt met de beginselen van kabbala, psychometrie en theosofie en verbindt ze met de levens van renaissancistische bouwmeesters en de opstelling van Ajax onder Johan Cruijff. Het plezier dat de schrijver moet hebben gevoeld toen hij al deze zaken op het spoor kwam, spat van de pagina's. Geamuseerd maakt hij zijn lezers deelgenoot van geestige anekdotes en intrigerende weetjes. Af en toe schiet hij echter uit en fulmineert hij tegen de toenemende oppervlakkigheid in de moderne samenleving. Niettegenstaande het postmoderne spel is de grondtoon van dit werk er een van diepe ernst.
| |
Traditie / Verwantschap
Door de veelheid aan indrukken die zij oproepen, zijn de romans van Markus wel getypeerd als ‘encyclopedieroman’. Deze aan Italo Calvino ontleende genreaanduiding verwijst naar een verhaalsoort die, aldus Anthony Mertens (1991), ‘uit een passie is geboren: de onmetelijke kennis van de wereld in een systeem onder te brengen’. Voorbeelden uit de internationale literatuur zijn te vinden bij auteurs als Calvino, Julio Cortázar, Jorge Luis Borges, Georges Perec en Richard Powers. In Nederland werd
| |
| |
het genre beoefend door een nieuwe schrijversgeneratie die begin jaren negentig opkwam en waar, naast Philip Markus, ook Atte Jongstra, Dirk van Weelden en M. Februari toe gerekend kunnen worden. Allen schreven, in de woorden van Mertens, romans ‘waarin naarstig geput wordt uit encyclopedieën, handboeken, geciteerd uit koortsachtig gelezen literatuur, waarin verhalen worden verteld volgens de methode van het kaartspel, de catalogus of een plattegrond, een voorlopige ruimte om verhalen in op te slaan’. In De weg naar Oude God is deze ‘voorlopige ruimte’ het voetbal, met een duidelijke voorkeur voor de Amsterdamse voetbalclub Ajax en sterspeler Johan Cruijff. En in Het verlossende woord is het de rondgang langs een bonte reeks historische en eigentijdse profeten waaraan allerlei gedachten worden opgehangen over de toestand van de hedendaagse samenleving.
| |
Visie op de wereld
Het encyclopedische karakter van Markus' romans krijgt een diepere dimensie wanneer we dit werk in verband brengen met de metabletica of leer der veranderlijkheid van de Nederlandse psychiater Jan Hendrik van den Berg (1914). Markus verwijst hier in beide boeken expliciet naar. ‘In het jaar 1956 debuteerde Jan Hendrik van den Berg in de internationale letteren onder het nogal omslachtige pseudoniem dr. J.H. van den Berg, zenuwarts, hoogleraar te Leiden’, schrijft hij in Het verlossende woord. ‘Het kernhoofdstuk uit zijn debuutroman Metabletica heet “Het wonder”.’ En een belangrijk hoofdstuk uit De weg naar Oude God, dat grotendeels handelt over een studiereis van het Ajax-bestuur langs verschillende Europese voetbalstadions, heeft óók de titel ‘Het wonder’ meegekregen.
Hoewel de rijkdom aan onderwerpen en stijlen in Markus' werk ook ruimte laat voor andere interpretatieve benaderingen, lijkt Van den Bergs metabletica voor de thematiek én de structuur van deze romans een belangrijke inspiratiebron te zijn geweest. De metabletica gaat ervan uit dat een revolutionaire doorbraak zoals een wetenschappelijke ontdekking of een omslag in de kunst nooit alleen staat, maar altijd gelijktijdig optreedt met veranderingen op andere terreinen van de cultuur. Door deze synchrone ontwikkelingen met elkaar in verband te brengen kan men een meer fundamentele verandering op het spoor
| |
| |
komen, die in deze periode als het ware ‘in de lucht hangt’. Naast een breedheid van visie die de grenzen van het individuele vakgebied overstijgt, vereist dit ook een volgehouden wetenschappelijke nieuwsgierigheid, want de verbanden tussen uiteenlopende fenomenen laten zich niet gemakkelijk herkennen. Ook moet de onderzoeker zich bewust zijn van het relatieve karakter van zijn waarnemingen; het vergt een complete paradigmawisseling om de werkelijkheid vanuit een ander gezichtspunt te kunnen bezien.
Ook de maatschappijvisie die uit Markus' romans spreekt, lijkt door het gedachtegoed van J.H. van den Berg te zijn beïnvloed. Diens latere werk bevat een sterke cultuurpessimistische component. Volgens Van den Berg raakt de moderne mens steeds verder vervreemd van het product van zijn arbeid, van de natuur en van zijn medemens. Dit verlies van authenticiteit en intimiteit komt volgens Van den Berg doordat de religieuze beleving bijna geheel uit de westerse maatschappij verdwenen is. In Gedane zaken (1977) verkondigt hij dat de westerse beschaving rond het jaar 2000 grotendeels ten onder zal gaan; slechts enkele mensen zullen gespaard blijven om vanuit de stilte en het duister een nieuw bestaan op te bouwen. Van den Berg zelf ontwikkelde zich dus tot een doemprofeet van het soort waarvan er in Philip Markus' Het verlossende woord zoveel markante exemplaren rondlopen.
| |
Thematiek
Karakteristiek voor Van den Bergs werk zijn de relaties die hij legt tussen synchrone ontwikkelingen in architectuur, geloofsleer en mens- en natuurwetenschappen. Historische gebouwen worden zo stille getuigen van de opeenvolgende fasen in de mentaliteitsgeschiedenis van een volk. Hetzelfde doet Philip Markus in De weg naar Oude God met de voetbalsport. Hij weet aannemelijk te maken dat de geometrische vorm van het eerste voetbalveld geïnspireerd is op de verhoudingen van de renaissancistische kerkarchitectuur, waarbij het verdwijnpunt - dat in een kerk achter het altaar ligt en zo de verlossing suggereert - achter het doel was komen te liggen. Ook verbindt hij de definitieve doorbraak van de voetbalsport met allerlei democratische tendensen aan het begin van de twintigste eeuw. ‘Maatschappelijke ontwikkelingen,’ stelt hij vast, ‘zijn altijd in het
| |
| |
voetbal terug te vinden.’
Hij gaat echter nog verder door het voetbal ook te benaderen vanuit de kabbalistiek. Zo beschouwd blijkt de naam ‘Johan Cruijff’ dezelfde letterwaarde te hebben als het woord ‘Messias’. Het spelsysteem van Ajax onder Cruijff (3-3-4) komt overeen met het patroon van de ‘boom van de weg van de verwerkelijking’ én met de davidsster, en herinnert ook nog eens aan het Hebreeuwse woord Èhjeh' (spreek uit: Àjax'), dat ‘ik ben’ betekent. Natuurlijk gaat het hier in hoge mate om briljante spielerei. Maar Markus' gedachte-experimenten kunnen ook worden opgevat als een illustratie van de creatieve benaderingswijze die door Van den Berg wordt voorgestaan: door onvermoeibaar heen en weer te bewegen tussen verschillende vormen van wetenschap en levensbeschouwing weet Markus allerlei zaken in een nieuw licht te plaatsen.
| |
Stijl / Techniek
In beide romans hanteert Markus over het algemeen een sobere en objectieve stijl. Vaak laat hij zijn ervaringen, observaties en de vele faits divers die hij uit uiteenlopende bronnen bijeengegaard heeft voor zich spreken en onthoudt hij zich van voorbarige conclusies; zo zal hij misschien kunnen doordringen tot de fundamentele historische veranderingen áchter de directe waarneming. Een verhaal met een dwingende plot zou het zicht alleen maar vertroebelen; daarom kiest Markus bij het schrijven, net als Cruijff in het voetbal, voor de ‘vrije beweging’. Voor de lezer heeft de manier waarop fragmenten ogenschijnlijk willekeurig naast elkaar zijn geplaatst, tot gevolg dat deze zelf verbanden en betekenissen moet realiseren; hiermee lijkt Markus te willen bereiken dat niet de ‘tekst’ (plot), maar de ‘bedoeling’ in de herinnering zal beklijven (zie ook zijn verhaal ‘Het ideale proza’, 1997).
| |
Thematiek / Visie op de wereld
Wat Markus in het voetbal aantrekt, is authenticiteit. Die vindt hij niet alleen bij Ajax, maar ook bij allerlei amateurclubs die nog nooit een wedstrijd gewonnen hebben. Hij koestert de schoonheid van een mooie beweging, zelfs als de bal vervolgens ver naast de goal belandt, en haalt zijn hart op aan de tradities en de onvoorwaardelijke trouw van de supporters. In het boek gaat hij regelmatig op reis, niet zelden zonder bij zijn bestemming aan te komen; de ervaringen en ontmoetingen onderweg
| |
| |
zijn hem voldoende. Een soortgelijke zelfgenoegzaamheid herkent hij in de zwervers die de straten en pleinen van zijn geliefde Amsterdam bevolken; onverstoorbaar leven zij hun eigen leven, midden in en toch terzijde van het stadsgewoel. De sfeer die in De weg naar Oude God overheerst, is er één van nostalgie. ‘Nostalgie’, schrijft Markus, ‘is niets anders dan een weigering de over ons uitgestorte propaganda te geloven. Nostalgie leidt nergens toe, maar is tegelijkertijd een vorm van zelfbehoud.’ In dit licht moet waarschijnlijk ook de titel van het boek uitgelegd worden. ‘Oude God’ is niet alleen de naam van een Belgische voetbalclub die toevallig ooit dezelfde rood-witte clubkleuren voerde als Ajax. ‘De weg naar Oude God’ weerspiegelt ook Markus' begeerte om in zijn boek een zogenaamd ouderwets geworden, op hogere waarden betrokken levenshouding vast te leggen die in de laattwintigste-eeuwse samenleving verloren dreigt te gaan.
Het gevaar komt van allerlei nieuwigheden die vervreemding in de hand werken, zoals stadsdeelraden, sintelbanen, moderne winkelcentra, bepaalde vormen van moderne kunst, housemuziek en het gebruik van xtc. Deze worden door Markus op satirische wijze gehekeld. Vooral de massamedia - in het bijzonder sportjournalistiek en kunstkritiek - moeten het ontgelden. Zij zouden volgens Markus oppervlakkig te werk gaan en talent, creativiteit en authentieke beleving in de weg staan. Hij moet dan ook niets hebben van snelle roem: ‘Slechts wie onzichtbaar blijft is vrij.’ (Vergelijk hiermee de keuze van de reële auteurs om anoniem te blijven.)
Aan het slot van Het verlossende woord klinkt een echo van de woorden waarmee J.H. van den Berg Gedane zaken eindigt: ‘Silentio et tenebris spiritus alitur’. een citaat van Plinius de Jongere dat betekent: In stilte en duisternis wordt de ziel gesterkt. Woorden die de gedachte ondersteunen dat voorspellingen aangaande een naderende apocalyps van alle tijden zijn. Als de ik-verteller een bibliotheek verlaat, klapt de ene bibliothecaris de ‘houten luiken’ dicht, waardoor het donker wordt; de ander steekt als groet slechts de hand op, ‘in gepast stilzwijgen’. Het is duidelijk dat Markus zich opnieuw door Van den Bergs metabletica heeft laten inspireren. Àls je meer wilde begrijpen,
| |
| |
moest je vooral de samenhang zien te vinden in de gebeurtenissen om je heen, in wat je zag,’ schrijft hij. ‘Het inzicht volgde vanzelf wel.’ Nadrukkelijker dan in De weg naar Oude God bouwt hij voort op Van den Bergs bespiegelingen over het naderende einde van de westerse beschaving. Hij voert een bonte stoet moderne profeten ten tonele, want, zo citeert hij Stefan Zweig: ‘Alle soorten monomane, in een enkel idee verstrikte mensen hebben mij, mijn leven lang, aangelokt, want hoe meer iemand zich begrenst, hoe meer hij anderszins het oneindige benadert.’ Markus' ik-verteller beziet het optreden van deze polderprofeten en schrijvers van traktaatjes waarin het einde der tijden wordt voorzegd met mild-ironische blik. Nadat hij bij één van hen in de auto is gestapt, constateert hij al snel ‘dat de Here Swierstra's pad geleidde en Zijn aangezicht over hem deed lichten, want autorijden kon hij niet’. Dezelfde Swierstra heeft een bordje op de deur van zijn winkel gehangen: ‘Winkel dagelijks geopend, tot aan de Dag des Oordeels’. Toch is deze belangstelling van de ik-verteller voor deze excentriekelingen niet vrijblijvend. ‘Wellicht,’ overweegt hij, ‘maakte hun onrust ook iets duidelijk over het karakter van deze tijd.’
Markus laat echter ook de uitwassen zien waar een dergelijk messianisme toe kan leiden. Al in De weg naar Oude God toont Markus een sterke belangstelling voor de Joodse cultuur en de lotgevallen van Europese Joden in de twintigste eeuw (waarbij het Joodse imago van voetbalclub Ajax hem natuurlijk goed uitkwam). De housemuziek in een met rook gevulde discotheek doet hem denken aan de muziek die tijdens de Tweede Wereldoorlog in de concentratiekampen werd gespeeld als er Joden naar de gaskamers werden geleid; de gezichten van de dansende feestgangers zouden dezelfde wezenloze uitdrukking hebben als die van Hitlers kampbeulen die totaal vervreemd geraakt waren van de menselijkheid van hun slachtoffers, en van zichzelf. In Het verlossende woord voert hij deze provocerende redeneertrant verder door. Profeten kunnen ook gevaarlijk worden, vooral door de blinde trouw van hun discipelen. Markus presenteert nazi-ideologen als Oswald Spengler, Ernst Jünger, Theodor Reuss en Rudolf von Sebottendorf als twintigste-eeuwse profeten die Adolf Hitler (‘der Führer’) naar voren
| |
| |
schoven als de nieuwe Messias die het Duitse volk zou verlossen uit de slavernij. Voor zijn volgelingen gold, aldus Spengler, dat zij ‘de wil van de enkeling’ moesten laten opgaan in ‘de wil van allen’: ‘Dat is niet het kuddegevoel. Er schuilt een oneindige kracht en vrijheid in.’ Markus plaatst de passages over het messiaanse karakter van het nationaalsocialisme naast passages over bijvoorbeeld de Bhagwanbeweging, die in de jaren tachtig in Amsterdam een grote aanhang kende. De overeenkomst tussen de Duitsers die zich achter Hitler schaarden en Bhagwans sannyasins, zo lijkt Markus te suggereren, schuilt in passiviteit en willoosheid. Dat het opnieuw zover heeft kunnen komen, zou toegeschreven kunnen worden aan de infantilisering en het gebrek aan historisch besef in de eigentijdse maatschappij.
| |
Kritiek
Evenals in De weg naar Oude God legt Markus ook in Het verlossende woord een deel van de schuld bij de massamedia; columnisten en ‘bijvoegselfilosofen’ ‘maken de Nederlandse taal langzaam maar zeker voor de waarheid onbereikbaar’. Zijn felle kritiek op bepaalde, soms bij name genoemde, media-vertegenwoordigers doorbreekt de doorgaans objectieve of mild-ironische toon van zijn boeken. Critici die het verband tussen deze uitvallen en Markus' opvattingen over authenticiteit en vervreemding hebben gemist, hebben deze stijlbreuken afgedaan als ‘flauw’, ‘puberaal’ of ‘doorgeschoten emotionaliteit’. Zo schrijft Willem Kuipers (1992): ‘Waar Markus in een mooie romantische traditie de eigen tijd ontvliedt, keert hij er op die punten tamelijk banaal in terug. Dan is hij meer een (slechte) columnist dan een schrijver.’ Dat Markus bij deze publicisten minder terughoudend optreedt dan bij de wat wereldvreemde profeten die hij bezoekt, heeft echter te maken met het feit dat zijzelf nadrukkelijk de openbaarheid opzoeken; dit geeft hen dan ook een verantwoordelijkheid waar ze door Markus krachtig op aangesproken worden.
Volgens de jury van de Geertjan Lubberhuizenprijs ging het bij de bekroning van De weg naar Oude God om een ‘fascinerend boek en een oorspronkelijke stem van een auteur die met beide benen in zijn eigen tijd staat en zijn boek tegelijkertijd in de geschiedenis verankert’.
Markus' recensenten vallen onder te verdelen in critici die niets
| |
| |
van zijn werk begrepen hebben en critici die het wél snapten en er een redelijke affiniteit mee leken te hebben. Tot de eerste categorie behoorden naast Hans Warren ook Bernard Hulsman (‘Sommige fragmenten zijn [...] onbegrijpelijk’), Janet Luis (‘Naar zijn diepere bedoelingen [...] valt alleen maar te gissen’) en Alle Lansu (‘volstrekt ondoorgrondelijke diepzinnigheden [...] waarmee ik me definitief het bos in gestuurd voelde’). Bij deze critici roept het onbegrip wrevel op. Lansu heeft nog wel oog voor ‘tal van wonderlijke gebeurtenissen en betoverende passages’, maar moet uiteindelijk de handdoek in de ring gooien. Hulsman is minder geduldig; hij gebruikt termen als ‘flauw’, ‘schools’ en ‘saai’ en klaagt over de overstelpende hoeveelheid ‘meningen en meninkjes’, terwijl de subtiliteit van Markus' onderkoelde humor hem ontgaat.
| |
Publieke belangstelling
Tegenover degenen die problemen hebben om Markus' werk te begrijpen, staan nogal wat critici die er wél mee uit de voeten kunnen, zoals Joris Gerits, Arnold Heumakers, Mels de Jong, Anthony Mertens, Koen Vergeer, Luc Verhuyck en Bart Vervaeck. De positieve reacties hangen vooral samen met de ‘hoeveelheid kennis die kwistig meegedeeld wordt zonder dat het een ogenblik vervelend wordt of als erudiete aanstellerij overkomt’ (Gerits), het plezier waarmee één en ander bijeengebracht is, de humor en de volstrekt autonome manier van associëren. Ook Markus' cultuurkritiek wordt gewaardeerd. Een negatief punt blijft echter ook voor sommige van deze critici de stijl: Gerits klaagt over ‘gortdroge notities’, Vervaeck over de ‘staccato-stijl’ van Markus' zinnen. Doorgaans was de ontvangst van De weg naar Oude God, een debuut, welwillender dan die van Het verlossende woord, dat als tweede boek kritischer werd gewogen en door sommigen als té ambitieus werd beschouwd. Een groot publiek heeft Markus niet bereikt: geen van zijn beide romans is herdrukt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Philip Markus, De weg naar Oude God. Amsterdam 1991, Nijgh & Van Ditmar, R. |
Philip Markus, Melencolia. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 139, nr. 3, 1994, pp. 316-323, V. |
Philip Markus, Het verlossende woord. Amsterdam 1995, Nijgh & Van Ditmar, R. |
Philip Markus, Wereldvreemde berichten. In: De Revisor, jrg. 23, nr. 5, november 1996, pp. 21-24, V. |
Philip Markus, Het ideale proza. In: De Revisor, jrg. 24, nr. 5-6, december 1997, pp. 89-92, V. |
Philip Markus, De verloren broer. In: Han Foppe (samenstelling), In Den Haag geschied. Den Haag [1998], Sdu, pp. 93-104, V. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Anthony Mertens, De bal is rond en rolt naar alle kanten. In: Vrij Nederland, 5-10-1991. (over De weg naar Oude God) |
Bernard Huisman, Deze tijd moet worden afgeschaft. Fragmentarisch debuut van Philip Markus. In: NRC Handelsblad, 11-10-1991. (over De weg naar Oude God) |
K[arel] O[sstyn], Oude God. In: De Standaard, 14-3-1992. |
Johan Diepstraten, Romandebuut Philip Markus: irritatie en bewondering. In: De Stem, 25-10-1991. |
Luc Verhuyck, Een schot in de winkelhaak. Philip Markus: De weg naar Oude God. In: Gazet van Antwerpen, 31-10-1991. (over De weg naar Oude God) |
Joris Gerits, Een pracht van een doelpunt. In: De Morgen, 6-12-1991. (over De weg naar Oude God) |
Willem Kuipers, Voetbal zonder sintelbaan. In: de Volkskrant, 24-1-1992. (over De weg naar Oude God) |
[Anoniem], Bekroond schrijversduo houdt mysterie in stand. In: Trouw, 16-4-1992. (over uitreiking Geertjan Lubberhuizenprijs) |
[Anoniem], Verwarring bij prijsuitreiking. In: Algemeen Dagblad, 17-4-1992. (over uitreiking Geertjan Lubberhuizenprijs) |
Henk Blanken, Philip Markus is Philip Markus. In: de Volkskrant, 17-4-1992. (over uitreiking Geertjan Lubberhuizenprijs) |
H.J.A. Hofland, Roem, geld. In: NRC Handelsblad, 17-4-1992. (over uitreiking Geertjan Lubberhuizenprijs) |
Arnold Heumakers, Fragment uit een ontregelde encyclopedie. In: de Volkskrant, 13-10-1995. |
L. Oomens, Eeuwige waarheid? In: Algemeen Dagblad, 20-10-1995. (over Het verlossende woord) |
Alle Lansu, Barensweeën van de eindtijd. Tweede roman van Philip Markus. In: Het Parool, 27-10-1995. (over Het verlossende woord) |
Mels de Jong, Alleen begrensd door het oneindige. In: Vrij Nederland, 4-11-1995. (over Het verlossende woord) |
Janet Luis, Tweehonderd Elia's. In: NRC Handelsblad, 15-12-1995. (over Het verlossende woord) |
Koen Vergeer, De geest van de religie. In: De Morgen, 29-12-1996. (over Het verlossende woord) |
Hans Warren, Profeten, geen verlossers. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 12-1-1996. (over Het verlossende woord) |
Bart Vervaeck, De etalage van het onheil. In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 13. nr. 1, januari-februari 1996, pp. 69-70. (over Het verlossende woord) |
Joris Gerits, Messias komt zo. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 141, nr. 2, april 1996, pp. 273-279. (over Het verlossende woord) |
Marcel Seelen, [over Het verlossende woord]. In: Jonas, 15-12-1995. |
Erik Brouwer, Spierballenproleet met niveau van oerang-oetang. In: Het Parool, 13-3-2000. (over Ajax in de Nederlandse literatuur) |
103 Kritisch lit. lex.
december 2006
|
|