| |
| |
| |
Elisabeth Marain
door Jooris van Hulle
1. Biografie
Elisabeth Marain werd geboren te Brugge op 24 mei 1943. Ze was het vijfde en laatste kind in het gezin van een zeeloods, die in Oostende was tewerkgesteld, maar wegens de oorlogsomstandigheden naar Brugge was uitgeweken. In 1946 verhuisde het gezin naar Antwerpen, toen de vader kapitein ter lange omvaart werd. In Antwerpen groeide Elisabeth Marain op in een streng traditioneel-katholiek milieu, met veel taboes en beperkingen. Haar drang naar zelfstandigheid, die al snel uitmondde in een openlijke vorm van opstandigheid, verhinderde haar haar middelbare studies te voltooien. In het begin van de jaren zestig volgde ze wel een reeks cursussen aan de Antwerpse Volkshogeschool in film- en literatuurgeschiedenis en Spaans.
Na haar huwelijk in 1967 werkte ze een tijdlang als administratief medewerkster bij haar man, die bedrijfsleider was van een metaalconstructie-atelier. Ze kregen drie kinderen, twee jongens en één meisje. Na acht jaar werd haar man ongeneeslijk ziek (leukemie) en hij stierf drie maanden later, 34 jaar oud. Samen met haar drie kinderen trok Elisabeth Marain nadien in huize ‘Berkenrode’ (te Muizen bij Mechelen) in bij de auteur Frans van Isacker, wiens vrouw in 1971 het slachtoffer was geworden van een lustmoordenaar. Later verhuisde ze naar Mechelen.
Toen ze zestien was had ze reeds een opzet klaar voor een roman. Verder schreef ze gedichten en verhalen, maar haar literair debuut kwam er pas in 1979 met Het tranenmeer. Ze kreeg er de Prijs voor het Beste Literair Debuut (1980) voor en de
| |
| |
Provinciale Premie voor Letterkunde van de Provincie Antwerpen (1982). Ook haar andere werken werden meermaals bekroond: voor Fliedero kreeg zij de Provinciale Prijs voor het Jeugd- en Kinderboek van de Provincie West-Vlaanderen (1981), voor de roman Uitgestelde Thuiskomst de Provinciale Prijs voor Letterkunde 1986 van dezelfde provincie. In 1989 werd de roman Rosalie Niemand bekroond met de Prijs van de Vlaamse Lezer. In 1990 tenslotte ontving Elisabeth Marain de Sabam-prijs voor haar gehele oeuvre.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Ontwikkeling
Samen met Het tranenmeer vormen de romans Een mond van zand en Uitgestelde thuiskomst, zonder dat de schrijfster er expliciet melding van maakt, een niet strikt aan de chronologie gebonden trilogie, waarin Elisabeth Marain, met een zijdelingse blik op het maatschappelijk gebeuren, haar persoonlijk leven ordent. Ook de kinderboeken Fliedero en Driftbuien zijn op de realiteit van alledag geënt en sluiten in die zin nauw aan bij de romans. Fliedero vertelt het verhaal van een moeder die met haar kinderen op een vakantieboerderij verblijft. Naast het realistische aspect (het reilen en zeilen op de hoeve, de rust en vrede van de natuur) zorgt Fliedero, een eigenaardige figuur met veren over zijn hele lichaam, voor het imaginaire. In Driftbuien wordt nog dieper ingegaan op de verhouding moederkinderen. Deze relatie wordt belicht vanuit het standpunt van de kinderen, die na de dood van hun vader met hun moeder intrekken bij een oudere man, Oompje genoemd.
Na 1983 bewaarde Elisabeth Marain, waarschijnlijk ten gevolge van de eerder terughoudende reacties op de roman Uitgestelde thuiskomst, gedurende een relatief lange periode het stilzwijgen. Met Rosalie Niemand wordt in 1988 een nieuwe periode in haar schrijverschap ingeluid: in nauwelijks verhulde termen worden maatschappelijke wantoestanden aangeklaagd. Motief daarbij is de manier waarop, binnen sociale of politieke structuren, de persoonlijke vrijheid van iemand aan banden wordt gelegd. Buitenbeentje in het oeuvre vormt Sawa, Sawa. Impressies van een reis door Kenia, een boek dat Marain redigeerde in samenwerking met Frans van Isacker.
| |
Thematiek
‘Eenzaamheid is er altijd. Ook als je met twee bent,’ schrijft Elisabeth Marain in Het tranenmeer. Hoofdmotief in haar werken is de eenzaamheid. Opvoeding, de drang om zichzelf te blijven binnen een relatie, omstandigheden, sociale en/ of politieke structuren isoleren haar personages van hun directe omgeving. Nadrukkelijk blijven die personages dan ook op zoek gaan naar een mogelijkheid dit verbroken contact te herstellen. Die eenzaamheid is die van het kind (zoals onder meer geïllustreerd wordt door de traumatiserende ervaring van Marthe Janvier, de hoofdfiguur in Een mond van zand), dat op
| |
| |
zoek gaat naar de vader (opnieuw Marthe, maar ook Thérèse Masena uit Uitgestelde thuiskomst voelt heel sterk het gemis aan van de vaderfiguur).
Anderzijds is er de eenzaamheid van de volwassen vrouw, die haar plaats in de samenleving bevestigd wil zien, maar daar hard voor moet vechten. Nany, de hoofdfiguur in Het tranenmeer, vecht na de dood van haar man een strijd uit met zichzelf én met haar omgeving, vooraleer ze, mede door de louterende aanwezigheid van haar kinderen, het contact met de anderen kan herstellen.
Hoe het pantser van de eenzaamheid kan worden doorbroken, wordt opgeroepen door het motief van de beweging. In Het tranenmeer staat bijvoorbeeld een individueel opgevoerde dans aan het begin van Nany's genezingsproces. De ontlading van opgekropte gevoelens van angst en verdriet doet denken aan de dansriten bij primitieve volkeren. Aan het slot van de roman formuleert Elisabeth Marain een bevrijdend inzicht: ‘De pijn heeft plaats gemaakt voor weemoed. Zo, daar kan je tenminste mee leven.’ Nany kan het leven weer aan: pijn verscheurt inderdaad, terwijl weemoed de verzachtende omstandigheid is van pijn. Als illustratie van de machteloosheid van het moderne individu om een innerlijk zinvol contact tot stand te brengen met de medemens, klinkt de roman Een mond van zand wel heel pessimistisch. Verkilling (onder meer opgeroepen in de naam van de hoofdfiguur: Marthe Janvier) en verstarring vloeien samen in het slotbeeld: Marthe staat stil, en in deze stilstand schuilen twee mogelijkheden. Ofwel loopt ze door en blijft ze voor altijd vereenzaamd, ofwel kiest ze voor een ontmoeting met een Bulgaars-Macedonische vluchteling en zet ze zo de eerste stap naar de bevrijding. In Uitgestelde thuiskomst wordt de onrust van de moderne mens opgeroepen via de alternatieven waarvoor deze zich geplaatst weet: kiest hij voor de liefde, dan isoleert hij zich binnen een beschermend cocon, dat hij telkens weer wil doorbreken naar de wereld toe. Deze spanning tussen sociale verantwoordelijkheid en anderzijds de drang naar persoonlijk geluk, wordt geëvoceerd in het motief van het bewegen. Thuiskomen betekent voor Thérèse Masena de verstening, de verlamming en fungeert in die zin als contrapunt van het reizen. Dit laatste motief symboliseert, on- | |
| |
der meer via de herhaling, de innerlijke onrust die de hoofdfiguur drijft. In een weer sterk symbolisch geladen slotscène (de bestijging
van de Tempel der Magiërs) suggereert Elisabeth Marain de bevrijdende keuze die Thérèse maakt.
In de roman Rosalie Niemand groeit de eenzaamheid van de hoofdfiguur eerder uit een van buitenaf opgedrongen isolement dan uit een gevoel van innerlijke onrust. De roman vertelt het verhaal van een vrouw, die als kind door haar moeder werd verstoten en van haar vijfde levensjaar af een dooltocht begon langs verscheidene tehuizen en toen ze elf was in een psychiatrische instelling terechtkwam, waar ze 38 jaar opgesloten bleef, beroofd van haar identiteit en haar individualiteit. Door het boek heen groeit het beeld van een ‘sterke vrouw’ (de behoedzaam aangebrachte motiefzin luidt: ‘Mij krijgen ze niet’), die uiteindelijk, onder meer via de therapie van het gesprek, zichzelf terugvindt. Ook in haar volgende, Kameraad President, portretteert zij twee eenzame vrouwen in hun verzet tegen een dictatoriaal regime. In deze sleutelroman rond het Roemenië van Ceaucescu belichaamt Duna Dunai de in het Westen welbekende Doina Cornea, die vanuit intellectuele drijfveren tegen het Systeem vecht. De tweede vrouw, Eugenia, symboliseert het gevoelsmatige verzet, de instinctieve drang naar vrijheid die zich niet laat kooien. Beide vrouwen worden veroordeeld tot een eenzaam en teruggetrokken bestaan: Duna Dunai wordt afgeschermd van de buitenwereld, Eugenia wordt door haar man, die zich aan het Systeem heeft verkocht, letterlijk en figuurlijk verraden.
Nevenmotieven in het oeuvre van Elisabeth Marain zijn: de relatieproblematiek, binnen het huwelijk en binnen de verhouding tussen een jongere vrouw en een oudere man; de spanning tussen individu en maatschappelijke structuren.
| |
Visie op de wereld
Aan de grondslag van de romans van Elisabeth Marain ligt de overtuiging dat eenzaamheid fundamenteel is bij elke mens. Hieromtrent verklaarde zij: ‘Het is naar dat dat bij sommigen traumatisch overkomt, die hebben anderen nodig om zich te vullen. Toch is niets zo simpel als dat: aanvaarden dat dàt het zijn is van de mens: eenzaam.’ Toch is het zo dat de romanpersonages zich niet goedschiks kwaadschiks neerleggen bij deze lotsbestemming. In haar teksten wil Elisabeth Marain alterna- | |
| |
tieven afwegen, die de mens vanuit de individuele drijfveren naar een (innerlijke) harmonie moeten voeren, die het leven, ondanks alles, draaglijk en aanvaardbaar maakt. Hoe moeizaam dit proces ook moge verlopen binnen een over-gestructureerde en vaak gemanipuleerde maatschappij, een oplossing blijft steeds mogelijk.
| |
Stijl / Kunstopvatting
‘Niet de veelheid telt, maar de vorm, de intensiteit’: op die manier typeert Elisabeth Marain haar schrijven. Literatuur betekent voor haar in de eerste plaats ‘een vorm van overleven, een greep willen hebben op de dingen, op wat mij als mens overvalt; mijn persoonlijke problemen en mijn plaats in de maatschappij. Een ordenen van wat je in eerste instantie als uiterst chaotisch overkomt.’ Vorm en inhoud sluiten in haar teksten nauw bij elkaar aan. Zo illustreert de nerveuze, quasi punt- en kommaloze stijl van het eerste deel van Het tranenmeer de onrust die de relatie tussen man en vrouw kenmerkt, een onrust die nog toeneemt naarmate de ziekte van de man zich duidelijker manifesteert. Het tweede deel van de roman is, net als de andere romans, geschreven in een meer beheerste stijl.
| |
Techniek
Vormtechnisch blijkt Elisabeth Marain aanvankelijk duidelijk afstand te willen nemen van het klassieke verhaal. Dit heeft onder meer te maken met het doorbreken van het traditionele auctoriële vertelstandpunt. In Het tranenmeer komen in het eerste deel beurtelings en via snelle wisselingen de man en de vrouw in de ik-vorm aan het woord. Ook de achronologische opbouw van de verhalen wijst in de richting van een bewust literaire aanpak van de teksten. Romans als Een mond van zand en Uitgestelde thuiskomst kunnen daardoor de indruk wekken van gemaaktheid. Elisabeth Marain verdedigde haar opzet als volgt: ‘ik heb dat heel bewust gewild. Wij bestaan trouwens uit achronologie. In feite steken wij vol verwijzingen naar verleden en toekomst. Een geur, een klank, een kleur kunnen ons terugwerpen op een gegeven, een feit uit het verleden.’ In de latere romans, Rosalie Niemand en Kameraad President, lijkt de ingreep van de auteur minder drastisch. Het verhaal komt, mede als een relaas van feiten en gebeurtenissen, meer nadrukkelijk aan bod. Toch blijft de schrijfster zelf voortdurend aanwezig. De individuele geschiedenis van Rosalie Niemand wordt
| |
| |
bijvoorbeeld geprojecteerd tegen de achtergrond van het wereldgebeuren, een ingreep die het ahistorische van Rosalies leven in een nog schrijnender daglicht stelt. Al even opvallend is de wisseling van het vertelstandpunt in deel vier, waarin een jeugdvriendin van Rosalie in de ik-vorm aan het woord wordt gelaten. Kameraad President tenslotte opent met twee erg korte hoofdstukken, waarin ‘hij’ en ‘zij’ (de dictator en zijn vrouw) worden getekend en vertelt dan, via de alternerende hoofdstukken rond Duna Dunai en Eugenie, het verhaal van ‘de anderen’.
| |
Relatie leven/werk
Binnen het oeuvre van Elisabeth Marain komt de roman Het tranenmeer als het sterkst autobiografisch over. Toch blijft het zo dat de auteur, vertrekkend vanuit een persoonlijk doorleefd gebeuren, een literaire verwerking ervan voor ogen heeft gehad De eenzaamheid, die als een rode draad door haar oeuvre loopt, is daarentegen wel een volledig autobiografisch gegeven. Als Marain dan toch persoonlijk aanwezig is in haar teksten, dan is het vaak onder de gedaante van een alter ego. In Kameraad President speelt zij mee als Lisa, een freelance journaliste die met een bevriend collega (de ondertussen overleden Vital Robben) naar Roemenië reist, onder meer in de hoop er Duna Dunai te ontmoeten. In de figuur van Ludovic Ledoux schiep Elisabeth Marain in Uitgestelde thuiskomst het alter ego van Frans van Isacker. Deze laatste kroop zelf in de gedaante van Ledoux bij het redigeren van zijn autobiografische roman Averechts verloop (1988).
| |
Verwantschap
Publieke belangstelling
Mede door de bewuste ingreep op het stilistische vlak, vooral dan in het eerste deel van haar debuutroman, wekte Elisabeth Marain aanvankelijk de indruk aansluiting te zoeken bij de experimentele wijze van schrijven. Snel is echter gebleken hoe zij met haar teksten op een uiterst persoonlijke manier de voor de jaren tachtig typerende ik-geschriften in een bredere dimensie heeft willen plaatsen. Met haar laatste twee romans zoekt zij, vanuit een louter persoonlijke betrokkenheid, aansluiting bij het maatschappijkritische engagement. Herkenbaarheid, vooral dan op het menselijk-emotionele vlak, lag aan de basis van de weerklank die Het tranenmeer kende. In 1989 verscheen nog een zevende, herziene druk. Met Rosalie Nie- | |
| |
mand kende zij een andersoortig succes. De media hadden in de eerste plaats oog en oor voor de figuur van Rosalie zelf. Binnen de kortste tijd werd een toneelversie-in-monoloog-vorm gecreëerd, die ook door de échte Rosalie werd gepromoot. Rosalie ‘Niemand’ werd plots ‘iemand’... Ook rond Kameraad President werd een gelijkaardig mediascenario opgezet: de echte Duna Dunai, Doina Cornea, was aanwezig op de persvoorstelling, werd uitgebreid geïnterviewd, maar wie bij dit alles vergeten dreigde te raken, was de schrijfster zelf. De werkelijkheid leek het te halen op de literatuur.
| |
Kritiek
Op de debuutroman werd in de kritiek uiterst positief gereageerd. Algemeen werd de sterk beheerste literaire vormgeving geloofd van, zoals Anne-Marie Musschoot opmerkt, ‘het bijzonder tragische lot van deze jonge vrouw, dat in de literatuur van een goede vijftig jaar geleden tot een uitvoerige melodramatische en sentimentele roman fleuve zou uitgedijd zijn’. Meer verdeeld waren de reacties op de volgende romans. Marcel Janssens vond Een mond van zand ‘meer moeizaam gemaakt: de roman volgt een als het ware lukraak getrokken narratieve draad, wordt te episodisch en te brokkelig, mist spankracht, gaat niet op een doel af en geeft de indruk in een zigzagverloop te veel vulsel te moeten meegraaien’. Ook op Uitgestelde thuiskomst werd eerder terughoudend gereageerd. Volgens Carlos Alleene ‘ontpopt Marain zich met dit boek als een grote stiliste’, volgens Jaak Brouwers schuilt de grootste sterkte van het werk in ‘stijlfiguren als de innerlijke monoloog en de soms poëtische beschrijving’. Waar hij zich dan wel aan stoort, is de structurele opbouw, ‘die wellicht wel de realiteit benadert, maar zonder doorgedreven keuze uit het beschikbare materiaal. Dat heeft immers tot gevolg dat de aandacht af en toe verslapt’. Na de weer overwegend positieve reacties op Rosalie Niemand volgde een terugslag bij het verschijnen van Kameraad President: ‘een ingewikkeld werkstuk, met te veel personages om vlot leesbaar te zijn’ (Joris Denoo), ‘een moeilijke puzzel, maar de sleutels (...) zo doorzichtig dat ik een louter journalistiek verslag meer zou geapprecieerd hebben’. (S.V.)
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Elisabeth Marain, Het tranenmeer. Brussel-Amsterdam 1979, Elsevier-Manteau, R. (zevende druk Antwerpen-Baarn 1989, Houtekiet) |
Elisabeth Marain, Een mond van zand. Antwerpen-Amsterdam 1981, Manteau-Elsevier, R. (tweede druk Antwerpen 1983, Manteau) |
Elisabeth Marain, Fliedero. Amsterdam-Brussel 1981, Van Goor, J. |
Elisabeth Marain, De gravers van het Panamakanaal. Malle 1981, De Sikkel, reeks Historische verhalen, XXIX, nr. 2, J. |
Elisabeth Marain, Driftbuien. Amsterdam-Brussel 1982, Van Goor, J. |
Elisabeth Marain, Uitgestelde thuiskomst. Antwerpen 1983, Manteau, R. |
Elisabeth Marain, Frans van Isacker en Marc Sleen, Sawa Sawa. Impressies van een reis door Kenia. Antwerpen 1986, Standaard Uitgeverij, Reisverslag. |
Elisabeth Marain, Rosalie Niemand. Antwerpen 1988, Houtekiet, R. |
Elisabeth Marain, Kameraad President. Antwerpen 1990, Houtekiet, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Piet Wollaert, Elisabeth Marain eerbiedigt jongste traditie. Weer doordringend debuut van Vlaamse schrijfster. In: Het Volk, 20-9-1979 (over Het tranenmeer) |
Ronald Soetaert, Elisabeth Marain: De puzzle van het huwelijk. In: De Morgen, 26-10-1979. (over Het tranenmeer) |
Frank de Keyser, Leren de dood overleven. In: Het Laatste Nieuws, 8-11-1979 (over Het tranenmeer) |
Boudewijn van Houten, Een teder debuut. In: Elseviers Magazine, 17-11-1979. (over Het tranenmeer) |
Jos Borré, Boeken Nieuws: debuut. In: Turnhout Ekspres, 6-12-1979 (over Het tranenmeer) |
Fernand Auwera, Elisabeth Marain: Het tranenmeer. In: De nieuwe, 7-12-1979. |
Corine Spoor, Er zijn momenten waarvan ik nu soms nog ademnood krijg. In: De Tijd, 11-1-1980, pp. 26-30. (interview) |
Clemens Spijkers, z.t. In: Twentsche Courant, 29-2-1980. (over Het tranenmeer) |
Tilly Stuckens, Weemoed? Daar kan je tenminste mee leven. In: De Standaard, 5/6-4-1980. (interview) |
Remi van de Moortel, Het beste prozadebuut 1979? Het tranenmeer (Elisabeth Marain). In: Gazet van Antwerpen, 28/29-6-1980. |
Tilly Stuckens, Woorden stikken in ‘Een mond van zand’. In: De Standaard, 6-3-1981. |
Piet Wollaert, Hoe mooi is de eenzaamheid van Elisabeth Marain. In: De Nieuwe Gids, 19-3-1981. (over Een mond van zand) |
Frank de Keyser, Leven slechts leefbaar in eenzaamheid? In: Het Laatste Nieuws, 21/22-3-1981. (over Een mond van zand) |
Jos Borré, Elisabeth Marain: liever eenzaam dan afhankelijk. In: De Morgen, 10-4-1981. (interview) |
Carlos Alleene, Elisabeth Marain: de dagelijkse banaliteit schrikt mij af. In: Spectator, 11-4-1981. (interview) |
Jos Borré, Enig krediet voor Elisabeth Marain. Schrijven in de vitrine. In: De Nieuwe, 18-6-1981. (over Een mond van zand) |
Willy Copmans, Kunst die met het leven zelf heeft te maken. In: Het Nieuwsblad van Geel, 7-8-1981. (over Een mond van zand) |
Hugo Bousset, Nog even krediet voor Elisabeth Marain. In: Spectator, 5-9-1981. (over Een mond van zand) |
Marcel Janssens, Nieuw Vlaams Proza: zacht verzet. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 126, nr. 7, september 1981, pp. 518-520. |
Koen Vermeiren, Opgepast! Kapotte vloer! In: Kreatief, jrg. 15, nr. 4, oktober 1981, pp. 119-12 1. (over Een mond van zand) |
Rudi Wester, Elisabeth Marain blijft tobben. In: Trouw, 16-11-1981. (over Een mond van zand) |
Jooris van Rulle, Elisabeth Marain: schrijven is ordenen. In: Yell, jrg. 1, nr. 7/8-1-1982. (interview) |
Peter Lindenburg, Een mond van zand en een stenen lichaam. In: Leidsch Dagblad, 11-2-1982. |
Jaak Brouwers, Op weg naar nergens thuis. In: Het Laatste Nieuws, 29-10-1983. (over Uitgestelde thuiskomst) |
Carlos Alleene, Elisabeth Marain: ik voel me onvrij in mijn ongebondenheid. In: Spectator, 23-2-1984. (interview) |
Willy Copmans, Men kan niet blijven vluchten. In: Het Nieuwsblad van Geel, 17-8-1984. (over Uitgestelde thuiskomst) |
Jos Borré, Marain op de wip tussen zelfbeklag en engagement. In: Vooruit, 29-8-1984. (over Uitgestelde Thuiskomst) |
Ivo Verheyen, Ekspres sprak met Elisabeth Marain. In: Ekspres, 13-12-1984. (interview) |
Marita de Sterck, Rosalie Niemand. In: Boekengids, jrg. 66, nr. 4, april 1988, pp. 328-329. |
Hans Warren, Rosalie Niemand. In: Provinciale Zeeuwsche Courant, 14-5-1988. |
| |
| |
Jos Borré, Touwtrekkerij tussen auteur en personage. In: De Morgen, 20-5-1988. (over Rosalie Niemand) |
Piet de Moor, Vlaamse schrijfster Elisabeth Marain onthult: Veertig jaar ten onrechte opgesloten. In: HN-Magazine, 21-5-1988. (interview) |
Jooris van Hulle, Rosalie, andermaal. In: De Standaard, 28-5-1988. |
Johan de Belle, Elisabeth Marain: ik heb Rosalie Niemand geschreven vanuit een diep doorvoelde verontwaardiging. In: Ekspres, 4-8-1988. (interview) |
Hugo Bousset, Rosalie Niemand: ik heb dorst. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 133, nr. 7, september 1988, pp. 520-524. |
Eric Rinckhout, Arme Rosalie. In: NRC Handelsblad, 9-9-1988. (over Rosalie Niemand) |
Karel Osstyn, Biografisch. In: Ons Erfdeel, jrg. 31, nr. 4, september-oktober 1988, pp. 592-593. (over Rosalie Niemand) |
Anita de Saedeleer, Elisabeth Marain: Kameraad President: één groot gevecht tegen de leugen. In: Het Nieuwsblad, 30-3-1990. (interview) |
John Vervoort, In het land van Kameraad President. In: Het Nieuwsblad, 22-9-1990. |
Jooris van Hulle, Hij, zij en de anderen. In: De Standaard, 22-9-1990. (over Kameraad President) |
S.V., Een taaie vrouw in sleutelroman. In: Het Volk, 30-10-1990. (over Kameraad President) |
Joris Denoo, Kameraad President: hij, zij en al de anderen. In: Gazet van Antwerpen, 1-11-1990. |
Carlos Backers, Kameraad President. In: De Nieuwe Gids, 9-11-1990. (interview) |
42 Kritisch lit. lex.
augustus 1991
|
|