| |
| |
| |
Marcel van Maele
door Erik Spinoy
1. Biografie
Marcel van Maele werd op 10 april 1931 in Brugge geboren. Al op zeer jonge leeftijd begon hij een jarenlange zwerftocht, die hem door 27 landen leidde. In 1952 diende Van Maele als vrijwilliger bij de VN-strijdkrachten in Korea. Hij vestigde zich in 1956 ten slotte weer in België, maar woonde er nooit lang op hetzelfde adres. In hetzelfde jaar debuteerde hij met de gedichtenbundel Soetja.
In 1962 trad Van Maele toe tot de redactie van het extreem formalistisch-experimentele tijdschrift Labris. Hij zegde zijn medewerking al na enkele maanden weer op, omdat hij zich met de doctrinaire koers van het blad niet kon verzoenen. Uit dezelfde tijd dateert zijn even kortstondige medewerking aan De Tafelronde.
Van Maeles marginale levenswijze en non-conformistisch gedrag maakten hem intussen in de Vlaamse literatuur tot een haast legendarische figuur. De georganiseerde samenleving heeft overigens nooit goed raad met hem geweten. Hij werd verscheidene malen gearresteerd en/ of aan de psychiatrie toevertrouwd.
Sinds 1972 verschenen van zijn hand nog enkel gedichten, en ook dat met steeds grotere tussenpozen. Van Maele begon zich meer dan voorheen op de plastische kunsten toe te leggen.
In de loop der jaren heeft Van Maele zijn medewerking verleend aan filmscenario's, stripverhalen, happenings, talloze poëziemanifestaties en een groot aantal gelegenheidsuitgaven. In 1972 ontving hij de Arkprijs van het Vrije Woord voor zijn roman Ik ruik mensenvlees, zei de reus.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Het belangrijkste thema in Van Maeles oeuvre is het conflict tussen de absolute individuele vrijheid en de druk van maatschappij en realiteit, die de vrijheid beperken. Het gehele werk is aldus een steeds opnieuw geformuleerde uiting van ‘onbehagen in de cultuur’.
Dat conflict is, bovendien onoplosbaar, omdat de vrijheid per definitie ophoudt vrijheid te zijn zodra ze in (beperkende) realiteit wordt omgezet: ‘mooie sprookjes duren totdat ze werkelijkheid worden’ (Annalen). Vandaar het grondig paradoxale karakter van Van Maeles werk: hoewel hij beseft dat hij zich vergeefs verzet, blijft zijn vrijheidsverlangen hem tot protest aanzetten. Van Maeles grondtoon is die van machteloze woede.
De door de kritiek geconstateerde thema's zijn zonder moeite te herkennen als manifestaties van dat ene grondthema. De voortdurend terugkerende afwijzing van bijvoorbeeld de logica, is niet meer dan een implicatie van het absolute vrijheidsverlangen. De logica is immers een door de maatschappij opgedrongen denkwijze, die de geest tot realistisch en causaal denken dwingt. Het is een denken in polaire tegenstellingen en daardoor de negatie van de absolute vrijheid. Het beperkt de meus door hem in tijd en ruimte op te sluiten en door hem in eigenschappen vast te leggen, wat het voor Van Maele onaanvaardbaar maakt.
Zijn hele werk is een aanval op ‘die verfoeilijke logika’ en een pleidooi voor het associatieve denken van de droom en de roestoestand. Door de logica te ontwrichten, meent Van Maele een terugkeer tot de prelogische, van elke realiteitsdwang bevrijde geestestoestand mogelijk te maken. De in de literatuur sinds de Romantiek gebruikelijke vertegenwoordigers van het prelogische en de bevrijde fantasie zijn ook in zijn werk aan te treffen: de sferen van het kind en de primitieve mens (Ik ben een kannibaal), de geesteszieke en de gebruiker van verdovende middelen. Een dergelijke representatieve functie vervult bijvoorbeeld Hans Werckx, de schizofrene en aan drugs verslaafde hoofdfiguur van de romans Kraamanijs, Scherpschuttersfeest en Koreaanse vinken.
Wat logisch gezien volkomen onverenigbaar en tegengesteld
| |
| |
is, kan in de prelogische geest zonder moeite gelijkgesteld worden. Vandaar het belang van wat met ‘metamorfose’ kan worden omschreven. In. elk werk van Van Maele blijken dingen zonder meer in iets anders, vaak in hun tegengestelde, te kunnen overgaan, Beperkingen in plaats en tijd worden opgeheven. Een typerende zin uit Kraamanijs: ‘Terwijl we samen koffie drinken stap ik uit de trein’.
Overigens gebeurt in Van Maeles werk alles even onvoorspelbaar en zonder oorzaak. In de gedichten wordt het anekdotische element dan ook gereduceerd of het blijft achterwege. In de romans blijft ‘het verhaal’ tot een minimum beperkt. De toneelstukken, ten slotte, vertonen geen traditionele, psychologisch-realistische ontwikkeling.
Van Maele ziet de opstand tegen de logica en de verovering van de vrijheid als noodzakelijke voorwaarden voor volledig leven. Die revolutie is nodig omdat het leven zoals het nu is, geperverteerd is door een ‘slavenopstand in de moraal’ - ‘De misdaad heeft het gewonnen. De buitenwand is keurig hersteld / en het blauwtastend bedrog breekt uit’ (Hoera, wij hebben een bloedeigen heilig tuintje!) -, die geboren is uit ‘ressentiment’: ‘een valstrik wraak’ (Winteralbum).
Gepaaid door leugenachtige beloften, geïntimideerd door bedreigingen leidt het grootste gedeelte van de mensheid een vorm van verminderd leven dat door vervreemding en contactloosheid, verstarde gewoontes en conventies wordt gekenmerkt, En, wat voor Van Maele een voortdurende bron van woede en verbazing is: ‘de meeste mensen vragen niets liever dan zich in slaap te laten sussen.’ In de cyclus ‘Alle gekheid op een stokje’ (Winteralbum) resumeert Van Maele zijn visie op de degeneratie van het leven: ‘Ze hebben het beest dat in ons huisde weggejaagd, / ze hebben ons in bunkerhuizen opgesloten / en zovele lieve leugens verteld.’
Naast die vrijheidsberoving en de aanslag op het leven is ook het belangrijkste middel waarvan de uniformiserende beschaving zich bedient, de banale, door doctrine aangetaste taal - ‘die klinkklare onzin van gedrilde woorden’ -, het voorwerp van Van Maeles verzet. Constanten in zijn werk zijn dan ook de agressiviteit tegen de nietszeggendheid van de gewone omgangstaal en het verlangen naar een zuivere,
| |
| |
mythische ‘oertaal’, naar ‘woorden roodgevlerkt’ (Zwarte gedichten), die hij onder meer meent te vinden in de bezweringsformules van de toverman (vgl. de cyclus ‘De nieuwe toverman’ in Ik ben een kannibaal) en in kinderversjes. Hij wil een taal die uitdrukking kan geven aan een de opvoeding voorafgaande bewustzijnslaag: ‘geboren / in spelonken waar de te korte armen van de wetenschap niet kunnen tasten’ (Zwarte gedichten).
Er is een duidelijke continuïteit tussen Van Maeles biografie en de thematische constanten van zijn werk. Van Maele heeft nooit een ‘gevestigd’ bestaan geleid. Zijn zwerversbestaan en daarna zijn rusteloze verhuizen, de onbestendigheid van zijn relaties, zijn ongeschiktheid voor een vaste baan, zijn weigering zich te laten etiketteren als lid van een literaire groepering of anderszins - het zijn alle symptomen van zijn onvermogen aan de vrijheid te verzaken en zich levenslang vast te leggen.
Het lijkt me overigens veelbetekenend dat Van Maele nooit een werk van lange adem heeft geschreven. Zelfs zijn romans halen de honderd bladzijden niet. Liever dan zichzelf in de langdurige realisering van een idee op te sluiten, holt hij van het ene idee naar het andere.
De weigering zich maatschappelijk te realiseren voert echter tot marginaliteit. Die randpositie keert in verschillende gedaanten in het werk terug. Het protestgedicht Medgar Evers te jackson vermoord identificeert het lijden van de auteur met het lijden van Evers - een door blanke racisten vermoorde zwartenleider - door beiden als slachtoffers van de maatschappelijke verkeerdheid te beschouwen. Ook de aan drugs verslaafde Hans Werckx (Kraamanijs, Scherpschuttersfeest en Koreaanse vinken), die de maatschappij door de psychiatrie onschadelijk probeert te maken, vertegenwoordigt de positie van Van Maele, die zelf met marihuana heeft geëxperimenteerd en negatieve ervaringen met de psychiatrie achter de rug heeft. In de Vlaamse schrijver Nico van der Wal (Ik ruik mensenvlees, zei de reus) herkent men zonder veel moeite Van Maele zelf. Duidelijker nog is de vermenging van leven en werk in de toneelstukken De veroordeling van Marcel van Maele en Revolutie.
| |
| |
Het gaat bij dat alles om meer dan ‘autobiografische elementen’. Veel meer dan om het maken van ‘mooie’ gedichten, het schrijven van een verhaal of het scheppen van een dramatische illusie, is het er Van Maele om te doen in elk van zijn werken een commentaar te leveren op zijn situatie als die van iemand die omwille van zijn bewustzijn door de maatschappij in de hoek gedreven wordt. Dit inzicht is wezenlijk voor een minimale appreciatie van dit werk, dat zich aan gebruikelijke esthetische normering onttrekt.
Op enkele. werken na is het werk van Van Maele niet licht verteerbaar. Met name de gedichten tot 1969 zijn erg moeilijk. Ze zijn geschreven in een stijl die twee componenten bevat: een destructieve en een constructieve.
De destructie is gericht tegen het afgewezen vrijheidsbeperkende wereldbeeld van logica en het taalgebruik ervan en bedient zich van de middelen van de satire en de parodie. Clichés en ‘grote waarheden’ worden vervreemdend uit hun context gehaald en geridiculiseerd. Is dat doorgaans goed verstaanbaar, de tweede en belangrijkste stijlcomponent is het niet, al is het overduidelijk wat Van Maele ermee beoogt: het scheppen van een prelogisch alternatief voor de logische taal. Het resultaat is een uitermate experimentele schriftuur, die syntaxis en interpunctie negeert. De bundels Zwarte gedichten, Ademgespleten en Imponderabilia, die de meest extreme en exclusieve vorm van deze schrijftrant vertegenwoordigen, bevatten gedichten die louter uit barokke, op basis van ritme en klankverwantschap ontstane reeksen van substantieven en (onverbogen) werkwoordenbestaan. Kenmerkend is voorts het gebruik van talloze neologismen, pseudo-etymologische woordspelletjes (‘al-arm’) en opzettelijke veelzinnigheid (‘maagdarmen’), en het combineren van extreem tegengestelde betekenissen. Beeld en anekdote zijn zo goed als afwezig.
Dat deze poëzie toch niet volmaakt onbegrijpelijk is, komt doordat Van Maele eigenlijk voortdurend hetzelfde gedicht herschrijft, dat men dan het best kan beschouwen als een surrealistische ruimte waarin de oneindige strijd tussen repressie en vrijheidsdrang, logica en prelogica zich afspeelt. Elke partij in het conflict krijgt daarbij een aantal constante
| |
| |
symbolische attributen toegewezen, die op den duur relatief makkelijk worden herkend.
De romans en de toneelstukken vertonen dezelfde combinatie van satirische fragmenten en gedeformeerd, ‘absoluut’ taalgebruik, met dit verschil dat het aandeel van het satirische element er van meet af aan groter is, en overigens steeds toeneemt. Zijn roman Ik ruik mensenvlees, zei de reus bestaat zelfs haast bijna uitsluitend uit satirische passages, waarin logica en burgerdom grondig worden geridiculiseerd. En in zijn toneelstuk Revolutie worden de absurd-logische dialogen nog slechts sporadisch door ‘prelogische’ monologen onderbroken.
Dezelfde ontwikkeling tekent zich ook af in de poëzie sinds 1969. Van Maele geeft het taalexperiment op. Zijn gedichten worden uitsluitend een middel tot het ventileren van zijn woede en verzet, in het volle besef dat ook dat waarschijnlijk niets uithaalt.
Tekenend voor die twijfel aan het nut van zijn schrijverschap is dat Van Maeles produktie gaandeweg afneemt. Sinds 1972 schrijft hij bijna uitsluitend poëzie, die hij dan nog vaak enkel bibliofiel publiceert of zelfs demonstratief ‘onbereikbaar’ maakt. Hij stopt zijn bundels in flessen (Gebottelde gedichten) of verpakt ze in polyester (Vakkundig hermetisch).
Zijn stijl evolueert via directe, niet mis te verstane satire en maatschappijkritiek (Hoera, wij hebben een bloedeigen heilig tuintje!, De hamster van Hampstead en Winteralbum) naar een formeel meer traditionele en gedisciplineerde taalbehandeling. De syntaxis wordt meer gerespecteerd en de anekdote krijgt een grotere plaats toebedeeld. Dat maakt de gedichten minder hermetisch, zij het niet direct makkelijk. Behouden blijven de voorliefde voor weelderig taalgebruik vol alliteraties, assonanties en woordspelletjes, de minachting voor logische verbanden en de situering van de gedichten in een surrealistische ruimte. Ook de thematiek blijft grotendeels onveranderd, al maakt het élan van vroeger vaak plaats voor ontmoediging, sarcasme en humor, die de uitzichtloosheid van zijn verzet moeten relativeren.
| |
| |
Van Maele ziet de kunst als een middel tot bewustzijnsverandering. Hij probeert dat doel op twee manieren te bereiken: door de constructie van een taal die de prelogische vermogens direct wil aanspreken, en door het doorbreken en vervreemden, dus de destructie, van vertrouwde, logische denkpatronen en (letterlijk en figuurlijk) zienswijzen. Zoals gezegd overweegt de eerste component in het vroege werk, de tweede in het werk waartoe - ook Van Maeles ‘objecten’ en ‘assemblages’ te rekenen zijn - sinds ongeveer 1970.
De beide componenten beantwoorden aan de twee belangrijkste tendenzen van de historische avant-garde, waarvan Van Maele mij dan ook een late vertegenwoordiger lijkt, al is hij er niet zonder meer precies te situeren. De kritiek heeft. gewezen op verwantschap met de meest verscheidene figuren en stromingen, gaande van Rimbaud en Artaud tot Duchamp en Man Ray, en van het surrealisme tot de conceptkunst.
Het is evenmin makkelijk de extreem individualistische Van Maele bij een stroming in de Nederlandse literatuur onder te brengen. Het beste lijkt dat nog te gaan met het vroege werk, dat ondenkbaar is zonder de toenmalige hausse van ‘nouveau roman’ en ‘postexperimentele’ en ‘absolute’ poëzie in de Vlaamse literatuur.
In het latere werk zijn ongetwijfeld echo's van contemporaine ontwikkelingen te horen. In geen enkel geval kan dat voldoende aanleiding, fijn om Van Maele te catalogiseren. Zo zijn Van Maeles grotere vormdiscipline en persoonlijker lyriek van de laatste jaren ook kenmerkend voor de ‘Neoromantiek’. Dat maakt van hem echter nog lang geen ‘neoromanticus’.
Vooral in de vroege jaren zestig gaf Van Maeles werk in de Vlaamse kritiek aanleiding tot enige controverse. De reacties varieerden van burgerlijke verontwaardiging (Thomas, Scheer) tot warme goedkeuring, die meestal van ‘het experiment’ gunstig gezinde critici (De Wispelaere, De Vree, Walravens) afkomstig was. Van Maele werd echter al snel een gevestigde naam in Vlaanderen, de controverse verloor
| |
| |
zijn actualiteit en op enkele uitzonderingen na (W.M. Roggeman, Wildemeersch, Mestdagh, Brems) degradeerden de kritieken tot nietszeggende plichtplegingen. De laatste jaren wordt Van Maele steeds meer genegeerd.
De weinige reacties uit Nederland zijn doorgaans negatief (Van Deel).
| |
Publieke belangstelling
Het paradoxale aan dit oeuvre, dat communicatie en bewustzijnsverandering beoogt, is dat het vrijwel alleen terechtkomt bij een (uitsluitend Vlaamse) elite die niet meer overtuigd hoeft te worden. Geen enkele gedichtenbundel of roman van Van Maele heeft hoge oplagecijfers gekend. Zijn toneel werd zelden opgevoerd.
Dat gebrek aan respons leidde bij Van Maele tot twijfel aan het nut van zijn schrijverschap.
Parallel aan de dalende produktie van Van Maele lijkt ook de publieke belangstelling steeds meer af te nemen.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Marcel van Maele, Soetja. Brugge 1956, Het jongerensyndikaat voor kunst en letteren, GB. |
Marcel van Maele, Rood en groen. Oostende 1957, Kroeg, GB. |
Marcel van Maele, Pamflet I: poëtische nota's over het bewustzijn. Brussel 1960, in eigen beheer, GB. |
Marcel van Maele, Ik ben een kannibaal. Brussel 1961, in eigen beheer, GB. |
Marcel van Maele, Ademgespleten: poëtisch gesprek met Max Kazan. Antwerpen 1962, De Tafelronde, Otosilbenreeks 9, GB. |
Marcel van Maele, Het manuscript: korte éénakter. In: Kontrast, jrg. 2, nr. 5, 1962, pp. 60-70, T. |
Marcel van Maele, De kaarters: éénakter. In: Labris, jrg. 1, nr. 2, 1963, pp. 8-14, T. |
Marcel van Maele, De bunker: éénakter. In: Labris, jrg. 1, nr. 3, 1963, pp. 6-12, T. |
Marcel van Maele, Zwarte gedichten. Van kannibaal naar imponderabilia. Lier 1963, Labirintuitgave, GB. (heruitgave Sint-Niklaas 1965, Paradox-Press) |
Marcel van Maele, Medgar Evers te Jackson vermoord. Sint-Niklaas 1964, Paradox-Press, G. |
Marcel van Maele, Imponderabilia. Brussel 1966, in eigen beheer, GB. |
Marcel van Maele, De veroordeling van Marcel van Maele; gevolgd door: een verrassende vrijspraak. Brugge 1966, J. Sonneville, T. |
Marcel van Maele, Kraamanijs. Brugge 1966, J. Sonneville, R. |
Marcel van Maele, Zes nooduitgangen en een hartslag. Brussel 1968, Manteau, GB. |
Marcel van Maele, No man's land. Gedichten. Poèmes. Brussel 1968, Editions des artistes. (Gedichten van Van Maele met vertalingen in het Frans door Maddy Buysse). GB. |
Marcel van Maele, Scherpschuttersfeest. Brussel/'s-Gravenhage 1968, Manteau, 5de meridiaan, R. |
Marcel van Maele, Een zachtgroen bed vol bloed. Brussel 1968, H. Verminnen, T. |
Marcel van Maele, Revolutie. Toneelspel in drie bedrijven. Brussel 1969, eigen beheer, T. |
Marcel van Maele, Hoera, wij hebben een bloedeigen heilig tuintje! Gent 1969, Trefpunt, GB. |
Marcel van Maele, De hamster van Hampstead. Gent 1969. Yang poëziereeks, GB. |
Marcel van Maele, Winteralbum. Gent 1970, Yang poëziereeks, GB. |
Marcel van Maele, Koreaanse vinken. Brussel/'s-Gravenhage 1970, Manteau, 5de meridiaan, R. |
Marcel van Maele, Ik ruik mensenvlees, zei de reus. Amsterdam 1971, Paris-Manteau, R. |
Marcel van Maele, Geachte minnaressen, minnaars, beoefenaarsters en beoefenaars der schone letteren. Tekst voorgelezen als dankwoord bij de toekenning van de Arkprijs van het Vrije Woord 1972. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 25, nr. 5, 1972, pp. 417-419, Rede. |
| |
| |
Marcel van Maele, Gedichten 1956-1970. J'ai fait tout mon possible dans cette entreprise... Antwerpen 1972, Standaard Uitgeverij en 's-Gravenhage 1972, Nijghen Van Ditmar, GB. |
Marcel van Maele, S.O.S.: gebottelde gedichten. Antwerpen 1972, W. Soethoudt. Later als Gebottelde gedichten in een ‘pocket-editie’ verschenen: Gent 1977, Vanessa Fonds, G, (opgerold in fles). |
Marcel van Maele, Annalen. Amsterdam 1972, Paris-Manteau, GB. |
Marcel van Maele, Eigen keus uit eigen werk. Brussel 1973, Tibet en Everest, Bl. |
Marcel van Maele, Gebalsemde waanzin. Antwerpen 1973, Panterpers. Bibliofiele uitgave met 10 zeefdrukken van Wilfried Pas en foto's door L. Geysels, G. |
Marcel van Maele, Vakkundig hermetisch. Eenentwintig introverte gedichten. [Aalst 1973, Hooft], GB (in polyesterblok verpakt). |
Marcel van Maele, Met een ei in bed. Amsterdam 1973, Paris-Manteau, GB. |
Marcel van Maele, Ach... Ertvelde 1973, Van Hyfte-De Coninck, GB. |
Marcel van Maele, Een teken aan de wand. Antwerpen 1974, W. Soethoudt, GC (als poster). |
Marcel van Maele, Berichten uit de kouwe aardappelstraat. Antwerpen 1976, Contramine. Bibliofiele uitgave met drie handgekleurde tekeningen van Van Maele, GC. |
Marcel van Maele, In rep en roer. Antwerpen 1976, Zwarte Panter. Bibliofiele uitgave met 4 etsen van F. Bervoets en een etsdruk van R. van Akelijen, GC. |
Marcel van Maele, Vreemdsoortige cocktails. [Brussel/Den Haag] 1977, Manteau Marginaal, E. |
Marcel van Maele, Het uur van de onrust of de stekelige dageraad. [Aalst] 1977, Hooft. Bibliofiele uitgave met etsen van R. van Akelijen, GC. |
Marcel van Maele, Tweeluik. ['s-Gravenhage 1977], Manteau, GB. |
Marcel van Maele, Het verhaal der seizoenen. [Aalst] 1978, Hooft. Bibliofiele uitgave met etsen van Jef van Tuerenhout, GC. |
Marcel van Maele, Tussen krop en keel. Antwerpen 1979, Zwarte Panter. Bibliofiele uitgave met etsen van F. Bervoets, GC. |
Marcel van Maele et al., Tifinar: first movement. Antwerpen 1979, Globe Transcriptions, E. |
Marcel van Maele, De stekelige dageraad of het blaffen van de angst. [Aalst] 1980, Hooft. Bibliofiele uitgave met etsen van R. van Akelijen, GC. |
Marcel van Maele, Muggen en liegen. Antwerpen/Amsterdam 1980, Elsevier Manteau, GB. |
Marcel van Maele, Bedreven in het feest der jaren, Antwerpen 1981, Contramine. Bibliofiele uitgave, GC. |
Marcel van Maele, Een ogen-blik. Antwerpen 1981, in eigen beheer. Met een zeefdruk van Staf Desmedt, G. |
Marcel van Maele, Het blaffen van de angst, of het huiverend herkennen. Antwerpen 1982, Contramine. Bibliofiele uitgave met etsen van R. van Akelijen, GC. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
[L.P.] B[oon], Kleine Kunstkrant - Nieuwe Poëzie. In: Vooruit, 3-8-1957. (over Soetja) |
Paul de Vree, Close up 3 der Vlaamse dichtkunst van nu. In: De Tafelronde, jrg. 8, nr. 1, 1962, pp. 27-41. (o.m. over ‘De siamese broeders: Max. Kazan en Marcel van Maele’) |
Max Kazan, 2 × Marcel van Maele. I. Wintergesprek op de derde verdieping ergens in een zijstraat van de nieuwstraat (rue neuve pour les flamands) te Brussel, tussen Kazan en Van Maele. In: Labris, jrg. 1, nr. 3, 1963, pp. 47-52. (weinig conventioneel interview) |
Jan Walravens, Verscheidenheid van de Vlaamse poëzie. In: De Nieuwe Gazet, 30-1-1964. (over Zwarte gedichten) |
Piet Thomas, Taalgewriemel. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 109, nr. 9, november 1964, pp. 682-683. (over Zwarte gedichten) |
W.M. Roggeman, Dichter van het alleenstaande woord - Marcel van Maele. In: Het Laatste Nieuws, 12-5-1966. (over Imponderabilia en Kraamanijs) |
Jaak Veldman, Protestmars tegen de provo's. Brugs auteur loopt van Brussel naar Amsterdam. In: De Standaard, 18-8-1966. (interview) |
Leo Geerts, Kraamanijs en champagne. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 111, nr. 8, oktober 1966, pp. 633-637. (over Kraamanijs) |
Robin Hannelore, Van Maele: na acht verzenbundels driftige doorbraak naar de roman. Ladders voor de lezer. In: Elseviers Weekblad, 3-9-1966. (over Kraamanijs) |
Hector-Jan Loreis, NR = NF. Nieuwe Roman = Nieuwe Filosofie. Van de nouveau roman naar de nouveau nouveau roman. Brussel/Den Haag 1967. Manteau, pp. 135-138. (over Kraamanijs als ‘nouveau roman’) |
Paul de Wispelaere, Kraamanijs: debuutroman van Marcel van Maele. In Paul de Wispelaere, Facettenoog. Brussel 1968, pp. 59-64. |
Paul de Wispelaere, Scherpschuttersfeest. Nieuwe roman van Marcel van Maele. In: Het Vaderland, 5-10-1968. |
Kreatief, jrg. 3, nr. 1, oktober 1968. Speciaal nummer, waarin o.m.: |
Kreatief, Georges Wildemeersch, Sakrale Van Maele. Inleiding tot een heiligheid door profanatie, pp. 2-11. (over het prelogische denken, ruimte en tijd in Van Maeles werk) |
Kreatief, Gilbert Deflo, Het theater van Marcel van Maele of de toneelschrijver verrast door de dichter, pp. 14-17. (over het toneelwerk tot De veroordeling van Marcel van Maele) |
J. M[estdagh], Scherpschuttersfeest. De stem uit het niemandsland. In: De Rode Vaan, 31-10-1968. |
W.M. Roggeman. Angst voor de vrijheid. In: Het Laatste Nieuws, 8-7-1968. (over Scherpschuttersfeest, No man's land en Een zachtgroen bed vol bloed) |
Lieve Scheer, Nu schizofrenie wordt toegejuicht. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 113, nr. 10, december 1968, pp. 789-790. (over Scherpschuttersfeest) |
Fernand Auwera, Marcel van Maele. In: Fernand Auwera, Schrijven of schieten. Antwerpen/Utrecht 1969, pp. 61-68. (interview) |
Gerd Segers, Candid conversation met Marcel van Maele. In: Revolver, jrg. 1, nr. 3, winter 1968-1969, pp. 33-40. (interview) |
Willy Spillebeen, Van Maele. In: De Nieuwe, 7-2-1969. (over No man's land en Zes nooduitgangen en een hartslag) |
[Anoniem], Schouwburgdirecteurs laten Vlaamse scripten ongelezen. Marcel van Maele brengt weer drie boeken op de markt. In: Het Laatste Nieuws, 22-12-1969.
|
| |
| |
(over Hoera, wij hebben een bloedeigen heilig tuintje!, De hamster van Hampstead en Revolutie) |
Herwig Leus, In gesprek met Marcel van Maele. In: Podium, jrg. 23, nr. 10, 1969, pp. 643-648. (interview) |
Jeroen Brouwers, Marcel van Maele sticht eigen toneelreeks. In: De Nieuwe Gazet, 9-1-1970. (interview n.a.v. het verschijnen van Revolutie) |
Georges Wildemeersch, Van Maele ruikt mensenvlees. In: De Standaard, 26-11-1971. (over Ik ruik mensenvlees, zei de reus) |
Jos de Man, De verhalen van Van Maele: Laat de Chinezen maar komen. In: Humo, 9-9-1971 en 16-9-1971 (interview) |
Frans Depeuter, Alles is reële ervaring: praten met Marcel van Maele. In: De Nieuwe Gazet, 25-12-1971. (interview) |
Lucienne Stassaert, Gesprek met Marcel van Maele. In: De Vlaamse Gids, jrg. 55, nr. 7, juli 1971, pp. 2-7. |
Jacques Servaes, Inspiratie bestaat niet. In: Knack, 10-5-1972. (interview) |
W.M. Roggeman, Satire op hoge waarden. In: De Nieuwe Gazet, 10-5-1972. (over Annalen en Ik ruik mensenvlees, zei de reus) |
Jan Mestdagh, Marcel van Maele: De wanhoop klinkt zachter door. In: De Rode Vaan, 25-5-1972. (over Van Maeles evolutie n.a.v. het verschijnen van Annalen) |
Georges Wildemeersch, Inleiding tot de poëzie van Marcelvan Maele. In: Ons Erfdeel, jrg. 16, nr. 3, mei-juni 1973, pp. 111-113. |
Herwig Leus, De poëtische projecten van Marcel van Maele. In: De Nieuwe Gazet, 23-6-73. (interview over S.O.S.: Gebotttelde gedichten, Vakkundig hermetisch en Van Maeles ‘projecten’) |
W. Verstraeten, Vanavond inde Vécu: Marcel van Maele vernietigt in het openbaar zijn nieuwste gedichtenbundel. In: De Nieuwe Gazet, 30-11-1973 (n.a.v. de voorstelling van Vakkundig hermetisch) |
Jos de Man, De geestelijke gezondheid van Van Maele, In: Jos de Man, Ik ga altijd uit de weg voor een andere ezel. Verzamelde interviews. Brussel/Den Haag 1975, pp. 103-110. (interview over o.m. S.O.S.: Gebottelde gedichten) |
Tom van Deel, Zwamgevoel. In: De Revisor, jrg. 1, nr. 1, januari 1974, p. 62. (o.m. over de Gedichten 1956-1970) |
Roei Richelieu van Londersele, There is a method in his madness. Boekessay over de romans van Marcel van Maele. Verschenen als aflevering van Koebel, jrg. 3, nr. 10-11, 1974. |
Leo de Ley, Schrijven is eenzaam vechten met wit papier. In: Zie, 25-11-1977. (interview) |
Jan van der Hoeven, Over Marcel van Maele. In: Radar, jrg. 4, nr. 1, mei 1979. (inleidingstekst bij een tentoonstelling van Van Maele) |
R.T., Antwerpen stelt tentoon. Van Maele: van vervreemdend naar verwarrend. In: De Gazet van Antwerpen, 20-9-1980. (over Van Maeles ‘objecten’) |
Robert Melders, Marcel van Maele sluit boeken. In: De Standaard, 7-10-1980. (over Van Maeles ‘objecten’) |
Jef Boven, Marcel van Maele, Muggen en Liegen. In: Appel, jrg. 6, nr. 2, juni 1981, pp. 23-30. |
Hugo Brems, De vooralsnog versmade metaforen. In: Hugo Brems, Al wie omziet. Antwerpen/Amsterdam 1981. (over Tweeluik) |
Roei Richelieu van Londersele, Marcel van Maele. Nog steeds met bijl en boog. In: Poëziekrant, jrg. 7, september-oktober 1983, p. 7. (over Van Maeles evolutie en Bedreven in het feest der jaren) |
16 Kritisch lit. lex.
februari 1985
|
|