| |
| |
| |
Willem G. van Maanen
door Kees van der Pol
met een aanvulling door Rudi van der Paardt
1. Biografie
Willem Gustaaf van Maanen werd op 30 september 1920 in Kampen geboren. Hij groeide op in een links liberaal milieu: zijn vader was leraar Engels en werd later tot hoogleraar aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam benoemd. In 1930 verhuisde het gezin voor een periode van drie jaar naar Rotterdam. Daarna werd Willem leerling aan de werkplaats Kindergemeenschap van Kees Boeke te Bilthoven, een school waarin creativiteit, esthetische vorming en individuele ontwikkeling veel aandacht kregen. Een van zijn docenten in Bilthoven was Joop Westerweel, van wiens verzetsgroep hij na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog deel uitmaakte (in zijn roman De onrustzaaier is de protagonist, meester Chris, naar deze verzetsheld getekend). Van Maanen hield zich in de oorlogsjaren onder meer bezig met het onderbrengen van joden op onderduikadressen. Na de oorlog werkte hij eerst als journalist bij de Amersfoortsche Courant om zich daarna tot radioman te ontwikkelen. Hij werkte achtereenvolgens bij de radioafdeling van het ANP, de Vara, waar hij redacteur was van het in de jaren vijftig veelbeluisterde programma ‘Artistieke staalkaart’, en de Wereldomroep, waar hij de redactie van diverse programma's voerde en reportages verzorgde. Inmiddels was hij in juni 1947 in Het Kompas als schrijver gedebuteerd met het korte verhaal ‘De verandering’; dit verhaal werd pas in 2010 gebundeld in Wat van waarde is. Voor de radio schreef hij ook hoorspelen, destijds een gewild genre; gepubliceerd is slechts ‘Het klokkespel’ (1963), de overige teksten liggen in de archieven opgeslagen. Na zijn pensionering, in 1983, wijdt hij zich geheel aan de literatuur.
| |
| |
Zijn werk is diverse malen bekroond. Voor zijn tweede roman, De onrustzaaier (1954), kreeg hij de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, voor De dierenhater (1960) in 1962 de Prozaprijs van de gemeente Amsterdam. De roman Het nichtje van Mozart (1983) werd bekroond met de F. Bordewijk-prijs en de verhalenbundel Vrouw met Dobermann (1997) met de Charlotte Köhler-prijs voor Literatuur. In 2001 werd hem voor zijn gehele literaire werk de Sjoerd Leiker-prijs toegekend. Zijn geboorteplaats Kampen, waar hij in 1954 nog grote opschudding had verwekt, omdat hij in De onrustzaaier bekende inwoners van het stadje op ongunstige wijze had afgebeeld (de roman werd uit de bibliotheek en uit de etalages van de plaatselijke boekhandels verwijderd), eerde hem in 2003, ter gelegenheid van zijn vijftigjarig schrijverschap, met de stedelijke Cultuurprijs. In 2007 werd er in Kampen een gedenksteen aangebracht, vanwege de bekendheid die hij met De onrustzaaier aan de stad had gegeven. De meest prestigieuze onderscheiding die hem ten deel viel, was de Constantijn Huygensprijs 2004, eveneens voor zijn gehele oeuvre. Zijn roman Heb lief en zie niet om stond in 2007 op de shortlist voor de AKO Literatuur Prijs.
Van 1963 tot 1968 woonde Van Maanen in Hilversum; vervolgens verhuisde hij naar Putten, waar hij in 1977 te maken kreeg met boze medebewoners die zich niet konden verenigen met de strekking van zijn documentaire over het oorlogsdrama dat zich in het Veluwse dorp voltrokken had (in 1944 werden 600 mannen door de Duitsers weggevoerd, van wie slechts enkelen terugkeerden). In 1994 verruilde hij Putten voor het Friese dorpje Ee. Sinds 2001 woont hij in Leusden.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kritiek / Publieke belangstelling
Ondanks in het algemeen lovende kritieken vanaf zijn debuut en verschillende literaire prijzen is Willem G. van Maanen voor het grote publiek een vrij onbekende schrijver. Nu wordt de naam van een schrijver niet alleen gemaakt door recensies; het is belangrijker voor hem terecht te komen in een circuit van referenties. Van Maanen wordt echter nauwelijks genoemd in literaire overzichten en schoolmethodes, wat mede zijn onbekendheid in een wat ruimere kring verklaart. Hij vindt zijn bewonderaars in een kleine, vaste lezersgroep.
Via een vaak gecompliceerde structurele opzet tracht Van Maanen zijn lezers tot zelfwerkzaamheid aan te zetten, wat het lezen van zijn romans niet vergemakkelijkt. Het is ook juist die structurele aanpak die in enkele recensies bekritiseerd wordt. Waar Jan Greshoff en W.L.M.E. van Leeuwen nog waarderend spraken over de compositorische kwaliteiten van Droom is 't leven en De onrustzaaier, vond J.H.W. Veenstra de opzet van Taal noch teken te gekunsteld. Soortgelijke verwijten maakten Jaap Goedegebuure (in Haagse Post) en Jacques Kruithof (in Vrij Nederland) de schrijver dertig jaar later ook over de structuur van Het nichtje van Mozart.
De onrustzaaier (1954) werd tot dusver de bekendste roman. Hiervan verschenen zes drukken. Ook Droom is 't leven, De dierenhater, Helse steen en Hebt u mijn pop ook gezien? beleefden herdrukken als Salamanderpocket.
| |
Thematiek
Het centrale thema in het werk van Willem G. van Maanen is de verhouding tussen schijn en werkelijkheid. Reeds in zijn debuutroman geeft de schrijver aan waar de lezer moet zoeken: bij de aan Jan Luykens ‘Air’ ontleende titel, Droom is 't leven. Droom en werkelijkheid vloeien voor de personages Liesje Hemeling en de op haar verliefde student Vosmaer ineen. Ze overschrijden de grens tussen beide, waardoor zij ten slotte de uitweg niet weten in de doolhof der fantasie. Liesje Hemeling pleegt zelfmoord; Vosmaer wordt opgenomen in een psychiatrische inrichting.
Samen met Taal noch teken en Een onderscheiding behoort Droom is 't leven tot de symbolische romans uit de eerste periode van
| |
| |
Van Maanens schrijverschap, romans die naar het surrealisme neigen. Ook de vereenzaamde toneelschrijver Kazan in Taal noch teken kan geen stand houden in de hem bedreigende werkelijkheid waarin hij verder moet leven, wanneer hij tot de conclusie is gekomen dat hij met de toneelschrijfkunst, waarin hij kon vluchten voor de realiteit, niet het gewenste doel kan bereiken. Kazan heeft het toneel namelijk gezien als een ideale samenlevingsvorm waarin wezenlijke communicatie mogelijk scheen. Wanneer de beeldhouwer Staal aan het einde van de roman de toneelillusie doorbreekt, steekt Kazan hem neer. In beide werelden blijkt communicatie noch door taal noch door teken mogelijk.
| |
Techniek
In de symbolische romans speelt Van Maanen met de vertelinstantie. Hij belicht de handeling vanuit diverse gezichtspunten, omdat de lezer zelf moet uitmaken welke vim de getoonde waarheden de juiste is. Zo vertelt Kazan in Taal noch teken in de ik-vorm en zijn de amateur-dirigent Sonius en Kazans dochter Marthe personale vertellers. Beiden bekijken, ze Kazan vanuit een andere optiek. Ook in Droom is 't leven gebruikt Van Maanen het meervoudig perspectief. Achter de personale vertellers Liesje Hemeling en mijnheer Brom (leraar Nederlands) is een regisserende verteller aanwezig in zinnen als: ‘- Onze Liesje! -, roept mevrouw Fiolet en geen van beiden is zich het gebruik van het bezittelijk voornaamwoord bewust: voor mijnheer Brom een schande.’ (Droom is 't leven, p. 33).
| |
Ontwikkeling / Thematiek
Van Maanen probeert in deze eerste periode met de keuze van zijn vertellers de inhoud te laten spiegelen in de vorm. Thema in de romans uit deze periode is immers: wat is werkelijkheid en wat fictie? Met De onrustzaaier, De dierenhater (1960) en De verspeelde munt (1965) begeeft Van Maanen zich op het pad van de satiricus. In deze romans hekelt hij de schijnheiligheid en de kleinburgerlijke bekrompenheid van de mens.
In De onrustzaaier vecht de idealistische onderwijzer Chris een ongelijke strijd tegen notaris Pilaar en diens christelijke trawanten in een provinciestadje. Van Maanen schetst in deze roman al te duidelijk een Christus/Pilatus-verhouding, die
| |
| |
behalve in de symbolische naamgeving ook ih het gedrag van de beide hoofdfiguren zichtbaar is.
De cynische journalist in De dierenhater geeft zijn visie op de naijverige notabelen in een kleine Nederlandse gemeente, wanneer het dorp evacués uit België opneemt. De verspeelde munt is het relaas van de mislukte poging een Europese munt te smeden. In deze satirische romans, die gekenmerkt worden door een ironisch, soins zelfs sarcastisch woordenspel komen de motieven al voor die na 1970 in het werk van de schrijver herhaaldelijk nadruk krijgen: liefde, vriendschap, leugen en bedrog.
| |
Techniek
In De onrustzaaier en De dierenhater gebruikt Van Maanen het compositiemiddel van de raamvertelling. In beide romans kijkt een wat oudere verteller om naar het verleden. De notaris uit De onrustzaaiér en de dagbladschrijver uit De dierenhater komen dan tot het besef dat hun vroegere visie op de werkelijkheid niet de juiste is geweest.
Pilaar wil zijn handen in onschuld wassen, waar zijn dorpsgenoten de te progressieve onderwijzer aan het kruis willen nagelen. De lezer zal echter afstand nemen van de hypocriete notaris die zich in zijn hardop uitgesproken verantwoording wil verschonen van de verraderlijke rol die hij heeft gespeeld bij het ontslag en het vertrek van meester Chris (De onrustzaaier).
In De dierenhater, moet de lezer zich distantiëren van de sarcastische journalist, die, wonend in een bejaardentehuis temidden van fysieke en psychische wrakken, terugblikt op een bewogen leven. Verbitterd legt hij rekenschap af van zijn laakbare houding ten aanzien van zijn minnares Musa.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
Werden de eerste en de tweede periode in het werk van de schrijver respectievelijk gekenmerkt door symboliek en satire, met Helse steen (1970) lijkt een derde fase in het oeuvre van de auteur aangebroken. Sinds deze vertelling van een exhibitionistische fotograaf over de incestueuze liefde voor zijn moeder, voeren liefde, leugen, bedrog en vriendschap op realistischer wijze de boventoon in de romans van Van Maanen. Hij situeert zijn personages veelal in een oorlogsklimaat, omdat hij van mening is dat leugen en bedrog (of het ver- | |
| |
draaien van de werkelijkheid) in een dergelijk klimaat gedijen. Steiner in Het nichtje van Mozart (1983), Kwint en zijn minnares Edna in Een eilandje van pijn (1981), Franz K. in Hebt u mijn pop ook gezien? (1974), Muriel Grey in De hagel is gesmolten en Bruno in Helse steen moeten opnieuw doormaken wat Theo Kemp, de verbitterde verzetsstrijder uit Al lang geleden (1956), moest verwerken: het helen of juist het openrijten. van de geestelijke verwonding die de oorlog hun heeft toegebracht. Van Maanens oorlogsiclee kan worden geïllustreerd met de opmerking van Bruno in Helse Steen: ‘Ze vroeg of ik een oorlogsgewonde was en om haar terwille te zijn, zei ik maar ja, mijn geweten sussend met de theorie dat iedere overlevende van de oorlog zijn slachtoffer is.’ (p. 71).
In oorlogstijd geldt het ‘homo homini lupus’. Omdat de menselijke wolf zich hult in schaapskleren, weet hij niet wie zijn vriend en wie zijn vijand is, van, wie hij gevaar en van wie hij hulp kan verwachten. In die visie vertoont Van Maanen verwantschap met W.F. Hermans, die zijn verhaalfiguren voor hetzelfde probleem stelt (vergelijk Henri Osewoudt in De donkere kamer van Damokles).
Zo blijken in Helse steen zonen en minnaars verraders en bedriegers. In Een eilandje van pijn heeft Kwints boezemvriend Manfred een overspelige relatie met diens vrouw Andrée. Hij blijkt bovendien de vader van het kind te zijn dat ze verwacht. Kwints joodse vriendin Edna onderhoudt tijdens de oorlog een relatie met een jonge student, maar ze wordt tegelijkertijd door deze Jacques seksueel misbruikt. Ze is in verwachting van Jacques' zoon, als hij wordt gedood door de Duitse officier Vogl, die zich na de geboorte echter ontfermt over het kind.
In Het nichtje van Mozart koestert de oude archivaris Steiner een hartstochtelijke liefde voor zijn nicht Lotte, maar aan het einde van de roman komt de zaak in een malicieus daglicht, wanneer Lotte in een brief suggereert dat Steiner haar vader is. De muziekstudente Luise Weber, als vriendin en mogelijke minnares de Mozartbibliotheek binnengehaald, laat Steiner een toontje lager zingen en leidt zijn totale vereenzaming in.
Ook in het vroege werk komt het vriend/vijandmotief al voor: notaris Pilaar die eerst de zijde van meester Chris heeft
| |
| |
gekozen, wendt zich in een later stadium van hem af (De onrustzaaier).
| |
Visie op de wereld
Anders dan bijvoorbeeld W.F. Hermans ziet Willem G. van Maanen nog perspectief voor de mensheid. Door zijn existentie geplaatst in een bizarre werkelijkheid kan de mens vluchten in de droom, de schijnwerkelijkheid én in de liefde; een zelfopofferende liefde voor de mens als individu. Een liefdeloos mens is een eenzaam mens: de solitair levende Pilaar in De onrustzaaier heeft de liefde nooit een kans willen geven; de jaloerse journalist in De dierenhater kent de ware liefde niet. De echte liefde laat zich niet dwingen in het keurslijf dat de samenleving haar opdringt. Bruno in Helse steen en Lotte in Het nichtje van Mozart koesteren een incestueuze liefde; Franz K. in Hebt u mijn pop ook gezien? onderhoudt pedofiele betrekkingen met twee tienjarige meisjes. In het dagboekgedeelte van Een eilandje van pijn zegt de verteller dat zijn roman zal gaan over oorlog, bedrog, vriendschap en liefde, ‘...want een roman zonder liefde is al net zo ondenkbaar als een leven zonder liefde. Liefde of wat ervoor doorgaat, want de ware laat zich niet beschrijven.’ (p. 8 en 10).
Van Maanens romans zijn gebaseerd op de dieptepsychologische theorieën van Freud en Jung. De schrijver zelf verstrekt daarvoor de aanwijzingen: de titel van Een eilandje van pijn is een gedeelte van een citaat van de Weense psychiater kort voor diens dood in 1939. Het lijkt er bovendien op dat Van Maanen in het dagboekgedeelte van de roman eigen traumatische (oorlogs)ervaringen en schuldcomplexen verwerkt heeft. In Helse steen verwijzen. de drie verhalen uit ‘Imago’ naar Jung, die met deze term de op een ander geprojecteerde afbeelding van psychische processen aangeeft.
In enkele romans substitueren de personages de gevoelens voor hun onmogelijk gebleken liefdes. Liesje Hemeling in Droom is 't leven omhelst haar cello, de journalist in De dierenhater reageert zijn schuldgevoelens af door Musa II (de okapi) liefderijk te verzorgen, en Dutschi Döderlein compenseert het gemis van haar vader met haar genegenheid voor Franz K. en de pop Max (Hebt u mijn pop ook gezien?).
| |
| |
Traumata uit het verleden leiden voor andere verhaalfiguren tot neurosen en complexen. Mevrouw Kemp in Al lang geleden uit haar psychische verwonding, in de oorlog toegebracht door de dood van haar pasgeboren zoontje, in exhibitionistische neigingen. Het ongeluk dat Bruno in Helse steen overkomt, bindt hem psychisch aan zijn moeder en leidt behalve tot de catastrofale Oedipusrelatie eveneens tot exhibitionisme. Freudiaanse begrippen als libido, verdringing en vernietigingsdrift (vergelijk de talrijke zelfmoorden) komen herhaaldelijk in het werk van Van Maanen aan de orde. Hierin èn, in de kunstopvatting van de auteur ligt de sleutel tot zijn werk
| |
Kunstopvatting
De thematiek van schijn en werkelijkheid, leugen en bedrog is inherent aan Van Maanens kunstopvatting. Hij is van mening dat literatuur: (en kunst in het algemeen) een vorm van bedrog is, van zoet bedrog bovendien, waar mensen niet buiten kunnen. De verteller in De hagel is gesmolten stelt: ‘...de schrijver weet nooit wat zijn woorden bij de lezer zullen aanrichten, de lezer weet nooit waar de schrijver zijn woorden vandaan haalt. Misverstand op misverstand, leugen op leugen en dat heft elkaar dan misschien wel weer op, er ontstaat een verhouding, een evenwicht op bedrog gebaseerd.’ (p. 69).
Zo verschaft literatuur Van Maanen voldoende middelen om met zijn lezers te spelen. Met opzet tracht hij hen te misleiden. Hij roept moedwillig misverstanden op, breekt verhaallijnen plotseling af, omdat hij weet dat de lezer graag bedrogen wordt. De schrijver wil dat de lezer zich bezint op de functie van het schrijven én van het lezen. Het liefst sluit hij een breuk tussen het lezen en schrijven uit, omdat beide activiteiten in elkaars verlengde liggen. De creatieve handeling van het schrijven moet worden omgezet in een creatieve leesdaad. Vergelijk stelling 4 in Een eilandje van pijn: ‘De schrijver dient niet verder te reiken dan zijn woord lang is; wat daarachter ligt, behoort tot het terrein van de lezer.’ (p. 76). Diezelfde lezer speelt bij de totstandkoming van de roman een actievere rol dan vroeger. Hij moet als het ware meebouwen; hij voltooit de roman. Het duidelijkst wordt Van Maanens kunstopvatting zichtbaar door het experiment
| |
| |
in Een eilandje van pijn. In deze simultaanroman geeft hij op de rechterpagina's het romanverhaal en op de linkerbladzijden een soort dagboek, dat tijdens het schrijven van de roman werd bijgehouden. Oe lezer krijgt een kijkje in de keuken van de schrijver. Met het experiment wil Van Maanen de kloof tussen werkelijkheid en kunst overbruggen. De lezer wordt gedwongen, nadat hij een keus heeft gedaan hóe hij het dubbelboek zal lezen (eerst de roman, eerst het dagboek of simultaan), na te gaan wat het ene deel met het andere te maken heeft. Het dagboek voedt de roman en omgekeerd: in feite wordt in het dagboek voltooid wat de roman openlaat.
| |
Techniek
Met Helse steen begint ook wat de verteltechniek betreft een nieuwe fase in het werk van de schrijver: in de tekst dringt het besef door dat zonder de scheppende werking van de lezer het verhaal niet tot stand komt. Van Maanen doseert zijn tekstgegevens zorgvuldig, waarbij hij gebruik maakt van een ontsluieringstechniek. Hij deelt zijn informatie over de personages en de handeling mondjesmaat aan de lezer mee. Een treffend voorbeeld van deze techniek vindt men in Helse steen, waarin de informatie over het manke been van de exhibitionist bij stukjes en beetjes wordt gegeven. De lezer merkt pas aan het einde van de roman dat Bruno behalve een moderne Oedipus ook een nieuwe Telemachus is. In Een eilandje van pijn komt Kwint gaandeweg achter het oorlogsverleden van Edna. Ook de verschrikkelijke waarheid in het dagboek wordt ten slotte onthuld. In Het nichtje van Mozart blijkt eerst na het relaas van de drie verschillende vertellers (achtereenvolgens de archivaris, een Nederlands schrijver en het nichtje) hoe de vork in de steel zit.
Een ander compositiemiddel is het inlassen van spiegelverhalen. De lezer moet ‘structureel’ lezen om de symboolwerking te kunnen achterhalen. Het wordt aan hem overgelaten om de verbanden te ontdekken en te verwerken tot één verhaal. In Helse steen leest Bruno drie korte verhalen uit het tijdschrift ‘Imago’ aan zijn zwijgende fotomodel voor. Ze zijn geschreven door Bruno's moeder en zijn exemplarisch voor de incest-relatie die moeder en zoon onderhouden. Zo wijst het derde verhaal, waarin een meisje door haar vader en
| |
| |
broer in het nauw wordt gedreven en tenslotte zelfmoord pleegt, naar de zelfdoding van de moeder van Bruno die het leven te zwaar vindt, wanneer de waarheid omtrent hun verhouding aan het licht dreigt te komen. Het verhaal wordt niet voltooid: een derde kenmerk van de verteltechniek in deze periode.
‘Een roman stelt problemen, maar lost ze niet op, mag ze niet oplossen.’ (De hagel is gesmolten, p. 125). Het oplossen van de problematiek in een roman moet - indien mogelijk - door de lezer geschieden. In Van Maanens romans die gekenmerkt worden door verhaalopbouw en -afbraak, is er een lijn naar de inhoud: de romanfiguren plegen zelfmoord. In een interview met Ben Bos in De Nieuwe Linie zegt de schrijver hierover: ‘De zelfmoorden zijn hetzelfde als de verhaalconstructie van opbouw en afbraak. Ik ben er, maar kan het ook elk moment vernietigen.’ Zelfdoding komt dan ook veelvuldig voor in het oeuvre van Van Maanen: Liesje Hemeling (Droom is 't leven), Bruno's moeder (Helse steen), Muriel Orey (De hagel is gesmolten), Kwints eerste vrouw in Een eilandje van pijn; in het nauw gedreven door de maatschappij, bang voor de onthullende werkelijkheid of bevreesd voor de totale vereenzaming, maken ze een einde aan hun leven.
Varianten op de spiegelverhalen zijn de verwijzingen naar bestaande literaire werken. Ook hiervan gaat symboolwerking uit. In Droom is 't leven reïncarneren Mariken van Niemeghen en Moenen in de personen Liesje Hemeling en de duivelse student Roffiaan. In Hebt u mijn pop ook gezien? zijn talrijke verwijzingen naar Kafka opgenomen. Zo vertoont Franz K. overeenkomsten met de hoofdfiguur uit Der Prozess: beiden worden het slachtoffer van maatschappelijke manipulaties. Daarnaast verwerkt Van Maanen veel citaten uit Kafka's brieven en dagboeken.
In Een eilandje van pijn bezoeken Andrée en Manfred een opvoering van het toneelstuk Andorra, van Max Frisch. In dit stuk adopteert de hoofdfiguur een door hem verwekt kind en doet hij het voorkomen dat het jongetje een joodse vluchteling is: Als de oorlog uitbreekt en de jodenvervolging een aanvang neemt, gelooft niemand meer dat het ventje geen jood is. De leugen om bestwil is navrante werkelijkheld geworden. Evenzo achterhaalt de waarheid in het romange- | |
| |
deelte van Een eilandje van pijn Edna's leugen over haar oorlogsverleden met betrekking tot haar eigen zoon.
| |
Ontwikkeling
In de jaren tachtig en negentig kwam Van Maanen, die men tot die tijd toch eigenlijk alleen als romancier kende, met werk dat tot andere genres behoorde: toneel en kort verhaal. Helemaal onverwacht waren zijn publicaties op deze terreinen eigenlijk niet. Het toneel speelt in enkele van zijn romans (Taal noch teken, Een eilandje van pijn) een niet onbelangrijke rol en bovendien had hij met zijn hoorspelen een goede vooroefening voor het dramatische genre gehad. Zijn toneelstukken Een zondagmiddag in hotel Àskanischer Hof’ (1985) en Etty (1988) hebben veel gemeen: beide gaan over beroemde, door Van Maanen zeer bewonderde schrijvers, respectievelijk Franz Kafka en Etty Hillesum; beide zijn voornamelijk gebaseerd op uitspraken in hun dagboeken (bij Kafka ook brieven); in beide speelt de relatie met de partner van de hoofdpersoon een belangrijke rol (in Een zondagmiddag in hotel Àskanischer Hof’ staat de breuk tussen Kafka en zijn verloofde Felice Bauer zelfs centraal); het thematische complex in deze stukken is identiek: schuld, boete, (zelfgekozen) lijden. Met het hergebruik van teksten van anderen en hun thematiek sluiten deze stukken dus naadloos aan bij de rest van Van Maanens oeuvre. Het ontbreken van elke weerklank van deze teksten bij critici of toneelgezelschappen zal de reden zijn geweest dat Van Maanen het bij deze toneelproeven heeft gelaten.
Zijn eerste korte verhaal publiceerde Van Maanen al in 1958 in het tijdschrift Maatstaf: ‘Schrijven op het water’, een spitsvondige vermomde bezinning op het eigen schrijverschap. De daarop volgende verhalen zijn nogal divers van structuur en thema, zodat het niet verwonderlijk is dat hij niet eerder besloten heeft tot bundeling van deze teksten: pas in Dubbele inktpot, enkele pen (1994) en Alle verhalen (2003) staan zij bijeen, in een volgorde die uitsluitend gebaseerd is op chronologie.
| |
Thematiek / Techniek
Dat hij deze chronologische volgorde als een zwaktebod moet beschouwen, blijkt wel uit de ingenieuze structuur van de verhalenbundel Vertelde tijd (1994). Terecht hebben diverse critici (Heumakers, Van Deel) zich afgevraagd of dit niet eerder een roman is dan een verhalenbundel. Met name de hechte relatie
| |
| |
tussen het eerste en het laatste ‘verhaal’ geeft aanleiding tot die veronderstelling. Hoofdpersonen zijn dan de schrijver Federkiel en de uitgeefster Ibbi Quintal, die gedurende een bepaalde periode een verhouding hebben. De schrijver wil dat er na zijn dood niets van zijn werk overblijft, hij wil spoorloos uit dit leven vertrekken. Aan het eind van het boek ontvangt de uitgeefster de complete erfenis van de inmiddels overleden schrijver, inclusief zijn onuitgegeven verhalen. Uit haar commentaar blijkt dat het gaat om de verhalen die de lineaire lezer juist tot zich heeft genomen. Zij ziet en zij laat zien hoe Federkiel gemeenschappelijke ervaringen van hen heeft verdraaid en omgelogen tot literatuur. Zij besluit inderdaad, samen met haar eigen brieven, deze verhalen te vernietigen. Daarmee is meteen een eerste raadsel aangeduid, waarmee de lezer wordt geconfronteerd: hoe kan men deze teksten lezen als zij zijn verbrand? Belangrijker is het volgende probleem. Nemen we het slothoofdstuk als referentiepunt, dan zou men als thema van Vertelde tijd kunnen denken aan de verhouding tussen werkelijkheid en literatuur, tussen waarheid en leugen, een constante bij Van Maanen. Maar welke aanwijzingen heeft de lezer eigenlijk dat de visie van de uitgeefster de juiste is? Sterker nog: zij leest de verhalen zelf niet als fictie, maar als verdraaiingen van een werkelijkheid zoals zij die heeft ervaren - een benadering van literatuur die wij ten aanzien van de ‘echte’ schrijver niet zouden moeten toepassen. Het is dus juist heel goed mogelijk om in haar slotwoord een demonstratie te zien van een verkeerde benadering van literaire teksten. Bij nader inzien kan men het thema dan ook beter aanduiden als de onkenbaarheid van de waarheid in het algemeen en de onmogelijkheid van het geven van de (enig) juiste interpretatie van een literair kunstwerk in het bijzonder.
| |
Techniek
De kleine, zeven verhalen tellende bundel Vrouw met Dobermann (1997) is minder complex, al zijn ook deze teksten niet zonder raadselachtigheden: sommige zijn min of meer realistisch, andere sprookjesachtig of surrealistisch. Het titelverhaal gaat over een zekere dr. Dobermann, die - zijn naam kondigt het al aan - verandert in een hond. Juist als hond kan en doet hij dingen waarvoor hij als mens zou zijn teruggeschrokken. Uit het
| |
| |
met uiterste distantie vertelde slot blijkt dat Dobermann, weer mens geworden, ‘als een hond’ op de snelweg is overreden. Die vergelijking komt uit de laatste regels van Kafka's Der Prozess, terwijl het verhaal als geheel natuurlijk doet denken aan Die Verwandlung van dezelfde auteur. Ondanks zijn verandering in een reuzenkever behoudt de hoofdpersoon in Kafka's novelle menselijke eigenschappen. Van Maanens variant is dubbelzinniger: Dobermann wordt een echte hond, profiteert daarvan, omdat hij veel doortastender wordt dan hij als mens was, maar als hij weer mens is geworden, is het juist het restant ‘hond’ dat hij in zich heeft dat zijn einde betekent. Het motief van de dynamische, ambivalente relatie tussen mens en dier komt ook voor in andere verhalen, zoals ‘Bontjas' en Èen zeldzame vogel’. Overigens stuit men in deze bundel op constanten als oedipale verlangens, identificatie, vernedering, schuld en vooral lafheid. De romans Valsheid in geschrifte of De vrouw met de schaar (1990) en Een huis van lief en leed (2000) lijken op het eerste gezicht weinig gemeen te hebben. Valsheid in geschrifte is contemporain en is gesitueerd in een ongenoemd communistisch land (eerder Aziatisch dan Europees, maar van wezenlijk belang is dit niet), terwijl Een huis van lief en leed speelt voor en in de Tweede Wereldoorlog, in een Hollands rivierstadje, dat de vaste lezer van Van Maanen direct als Kampen zal herkennen. Valsheid in geschrifte gaat over literaire censuur, die door Kyngh, ‘de vrouw met de schaar’, wordt toegepast, maar uiteindelijk wordt afgeschaft, wat evenzeer opluchting als teleurstelling teweegbrengt. In Een huis van lief en leed gaat het om de relatie tussen de gescheiden bibliothecaris Zondervan en zijn jonge huishoudster Anna, die lezen
noch schrijven kan: dat leert hij haar met veel geduld. Wat de twee boeken verbindt, is dat zij opgebouwd zijn uit verhalen van verschillende vertellers, wier identiteit voor de lineaire lezer niet duidelijk is en die, wanneer die wordt onthuld, toch twijfel zaait. Zo bestaat Een huis van lief en leed uit drie verhalen. In het eerste beschrijft Zondervan hoe hij terechtgekomen is in het grote huis dat hij bewoont en hoe hij Anna van de vorige bewoner, een geëmigreerde jeugdvriend, heeft overgenomen. Het tweede verhaal wordt aangekondigd als een aanvulling, maar meer en meer blijkt dat het met veranderingen, verschuivingen
| |
| |
en sterk aangedikte symboliek het eerste verhaal ontkracht; de hoofdfiguur, Derda (anagram voor dader), is kennelijk de dubbelganger van Zondervan, maar speelt een uiterst laakbare rol in de gecompliceerde gebeurtenissen die zich in het stadje K. voltrekken. In een kort naschrift onthult de onderwijzer die eertijds zowel de bibliothecaris als Anna les heeft gegeven, onder meer dat zij het is die het verhaal over Derda heeft geschreven. Maar is dit waarschijnlijk? Zou iemand die net schrijven heeft geleerd, een dergelijke scherpzinnige tekst kunnen schrijven, met verwijzingen naar Kafka, Nietzsche en Derrida, om slechts enkelen te noemen? Is haar voormalige werkgever niet een meer voor de hand liggende kandidaat? Aan de andere kant: hoe komt iemand van school af zonder lezen en schrijven te hebben geleerd? Was Anna wel analfabete? Het zijn vragen waarop de lezer geen antwoord krijgt. Kennelijk hanteert Van Maanen in dit boek en in de andere boeken uit de jaren negentig het adagium dat literatuur net zo ondoorgrondelijk moet zijn als het leven zelf.
| |
Stijl / Ontwikkeling
Een bekende uitspraak van Van Maanen luidt: ‘Ik streef naar zo min mogelijk bijvoeglijke naamwoorden. Als Claus een dikke man zou moeten beschrijven, zou hij het hebben over een dikke, grote, zware, ronde, glimmende man. En ik zou het aanvankelijk hebben over een dikke man en later denken: dat dikke kan ook nog wel weg.’ Het is een kenschets die overigens alleen geldt voor de latere fase van Van Maanens schrijverschap. In zijn vroege romans vindt men die bedoelde karigheid nog niet: daarin staan zwierige, muzikale zinnen, met volop poëtische metaforen en symboolgeladen adjectieven. Als voorbeeld kan dienen de korte laatste alinea van De onrustzaaier, waarin de verteller, de notaris Pilaar, zijn antagonist meester Chris uit het stadje aan de rivier ziet vertrekken: ‘De zon is bijna onder, de rivier is zo rood als ik hem nog nooit heb gezien. De boot trekt een golvend bloedspoor, en de roeiers laten zich er op deinen, alsof het voor hun plezier wordt achtergelaten.’
Er zijn critici die zich zeer positief over de schriftuur van de vroege romans van Van Maanen hebben uitgelaten, anderen spraken van ‘aanstellerige mooischrijverij’. De auteur zelf lijkt deze kritiek wel een beetje te delen: meer dan eens heeft hij
| |
| |
verklaard dat zijn schrijverschap pas met Helse steen (1970) is begonnen. Inderdaad is vanaf deze roman de stijl harder en zakelijker, van alle franje ontdaan. Ondanks de vaak tragische handeling blijft een soms berustende, soms bittere humor in de romans aanwezig. Van het proza gaat een grote zeggingskracht uit, omdat Van Maanen in korte zinnen veel suggereert en niet, zoals verwante auteurs, uitvoerig psychologiseert: het is aan de lezer oorzaken te vinden of verbanden te leggen.
In zijn latere romans kan men niet meer spreken van een uniforme stijl. Dat is een direct gevolg van het feit dat Van Maanen in een en dezelfde roman meer vertellers gebruikt, die mede gekarakteriseerd worden door hun idioom. Een mooi voorbeeld hiervan biedt Het nichtje van Mozart (1983), waarin het geserreerde, droge proza in de memoires van Steiner een groot contrast vormt met het emotionele taalgebruik van zijn nichtje Lotte. In Valsheid in geschrifte gaat Van Maanen nog een stap verder: hij laat daarin de ‘vrouw met de schaar’ aan een veroordeelde schrijver een aantal verhalen voorleggen, die stilistisch onderling nogal verschillen maar, naar later blijkt, allemaal van haarzelf afkomstig zijn. Het ligt voor de hand om te veronderstellen dat Van Maanen zijn ideaal van polyfonie hier op symbolische wijze gestalte heeft gegeven.
Meerstemmig, in verschillende betekenissen van het woord, is ook zijn roman Heb lief en zie niet om (2006). Het boek bestaat uit twee in omvang nogal ongelijke delen, waarvan het eerste en kortste is gesitueerd in de tijd van de Tweede Wereldoorlog in Nederland, terwijl het tweede zich vele jaren daarna afspeelt: een man reist af naar de streek waar hij in de oorlog voor de Duitsers verborgen werd gehouden.
| |
Thematiek
De protagonist-verteller van deel I, een anonieme acteur, is getrouwd met een joodse actrice/vertaalster, die hem meermalen ontrouw is en aan het eind van de oorlog met een minnaar verdwijnt: zij laat hun kind achter (of de acteur de vader is, wordt niet duidelijk). Dat de acteur lid was geworden van de Kultuurkamer en dus kon blijven spelen, was een slag in het gezicht van zijn collega's, allen joods, die hun beroep niet langer mochten uitoefenen. Na de oorlog wordt hem een speelverbod van enkele maanden opgelegd en is hij dus werkloos. Inmiddels
| |
| |
is hij een verhouding begonnen met zijn joodse buurvrouw Judith, die zich over zijn kind had ontfermd. Haar eigen zoontje, Sally, was al op de eerste oorlogsdag doodgeschoten. Bij wijze van therapie heeft zij later een monoloog geschreven, waarin de jongen weer levend figureert. Zij geeft de tekst aan de acteur, die hem na de opheffing van zijn speelverbod zou kunnen voordragen. De motieven van goed en fout, schuld en boete staan in dit deel van de roman centraal, zoals dat in ander werk van de auteur, met name in Al lang geleden (1956), ook het geval is (zie a Willem Jan Otten, 2007).
| |
Techniek / Stijl
Het tweede deel van de roman, de monoloog van Sally, heeft een proloog en een epiloog, die van de hand van de acteur uit deel I kunnen zijn, maar waarschijnlijk aan Judith moeten worden toegeschreven. De monoloog is barok, met lange, ritmische zinnen en is duidelijk geschreven met het oog op voordracht. Sally's relaas is een dubbelverhaal: het bevat als raam het verslag van zijn zoektocht die hij, inmiddels de vijftig gepasseerd, maakt naar de plaatsen waarmee hij ooit als onderduiker te maken had: het nonnenklooster, de school en de boerderij en het huis van zijn ultieme onderduikmoeder. Hij wordt op zijn autotocht vergezeld door een journaliste, Justine, die de regio waar hij dat alles zoeken moet, uitstekend kent: zij ziet in zijn ‘reis naar het verleden’ materiaal voor een serie artikelen in een tijdschrift. Het binnenverhaal, dat regelmatig het raamverhaal onderbreekt, bevat in de eerste plaats herinneringen aan dezelfde reis, destijds per trein gemaakt, naar zijn eerste onderduikadres, het nonnenklooster. Dat zou voor hem een oord van verschrikking worden: verschillende nonnen behandelen hem vijandig en zijn schoolgenoten vernederen hem: als die zien dat hij besneden is, wordt hij door hen zelfs aan een kruis genageld. Een van de zusters brengt hem daarna naar een veiliger onderduikadres, waar hij later door een mooie vrouw in de liefde wordt ingewijd.
Met Justine verkent hij na veertig jaar dit oord der verschrikking: van het klooster resteren wat schamele hopen, de school is getransformeerd in een restaurant, maar de boerderij is er nog: Arme, eertijds een van de kloosterzusters, heeft daar haar domicilie. Van haar hoort hij voor het eerst waarom hij moest
| |
| |
vluchten. Twee verraders, onder wie een klasgenote van Sally (nu de eigenares van het restaurant), hadden de Duitsers getipt dat een joodse jongen in het klooster was ondergebracht. Vervolgens hadden anderen de zusters gewaarschuwd voor een nabij zijnde overval; vandaar dat men hem had doen verdwijnen. Toen de Duitsers geen enkele onderduiker vonden, hadden zij uit wraak zusters verkracht en/ of doodgeschoten; slechts enkelen, onder wie Anne, hadden het overleefd. Achteraf werd bovendien duidelijk dat de strafexpeditie van de vijand op een onjuiste veronderstelling was gebaseerd: Sally was weliswaar besneden, maar om medische, niet om religieuze redenen. Hij was in werkelijkheid ook niet het kind van Judith, maar van een vijftienjarig meisje dat in verwachting was geraakt en vervolgens haar kind aan Judith had afgestaan: geen van zijn ouders was joods. Na deze onthullingen laat hij de inmiddels tweevoudige ‘Muttersuche’ achterwege, om vaders taalt hij al helemaal niet. Het is een van de zeldzame keren dat een personage uit de roman de les van de titel om niet om te kijken ter harte neemt.
| |
Thematiek
De motieven van het onvermijdelijke, noodlottige toeval, van verraad als wraak en van het vinden van de eigen identiteit zijn, evenzeer als het deze roman overkoepelende thema van werkelijkheid en fictie, bijna overal in het werk van Van Maanen aanwezig. De hypothese van Menno Lievers dat de auteur met Heb lief en zie niet om een synthese heeft willen geven van zijn hele (fictionele) oeuvre, lijkt alleszins aanvaardbaar, te meer omdat hij tegenover zijn interviewer Onno Blom (2007) heeft verklaard dat deze roman zijn laatste is geweest.
Het later verschenen Bagatellen (2010) is inderdaad geen roman, maar een bundeltje van iets meer dan honderd pagina's met vijftien ultrakorte verhalen. Eveneens in 2010 verscheen Wat van waarde is, een verzameling nog niet gebundelde teksten, meest fictioneel van aard. De verhalen in Bagatellen, in lengte variërend van drie tot twaalf ruim bedrukte bladzijden, hebben vrijwel allemaal dezelfde structuur: de vertellers (vaak ik-figuren) benoemen meteen de situatie van de niet zelden bizarre of tragikomische geschiedenis die centraal staat, geven kort een schets van het verloop daarvan en ronden krachtig af, waarbij
| |
| |
het verrassende element niet wordt geschuwd. De beknoptheid wordt ook bereikt, doordat de auteur de kale stijl, bijna zonder adjectieven en vergelijkingen, van zijn vroegere romans en verhalen hanteert. Motieven als de kwetsuur (zowel van lichamelijke als van geestelijke aard), verraad en wraak zijn dominant in deze bundel, waaruit meteen blijkt dat de titel ironisch is bedoeld: hij heeft primair op de lengte betrekking, niet op de betekenisvolle, vaak dubbelzinnige strekking van de verhalen. Een goed voorbeeld van zo'n dubbelzinnig verhaal is ‘Een vondst’: het gaat over een demente man (hij staat tenminste e zo bekend), die het lijk van zijn buurvrouw in het bos vindt. Hij lijkt niet door te hebben - wat de lezer geleidelijk aan vermoedt - dat hij zelf de moordenaar is. Maar hij plaatst zulke deskundige opmerkingen over zijn ziekte dat men zich gaat afvragen of hij echt wel een patiënt is of dat hij de dementie als verhulling van zijn daad gebruikt: het is de labyrintische verteltechniek die de lezer van Van Maanen zo vertrouwd is.
Het opmerkelijkste verhaal is ‘Mondschrift’, dat drie delen telt, die niet achter elkaar zijn afgedrukt, maar over de bundel zijn verspreid. Dat zij respectievelijk aan het begin, precies in het midden en aan het eind staan, maakt het belang van het geheel duidelijk. De betekenis schuilt in het poëticale karakter van ‘Mondschrift’: het drieluik bevat tal van opmerkingen over het schrijven zelf. Verteller en hoofdfiguur is dan ook een schrijver, die het veelbelovende pseudoniem Stephen Storm heeft aangenomen. Zijn toestand is evenwel rampzalig: hij is in een meertje gedoken en op een hoop puin terechtgekomen. Daardoor is hij verlamd geraakt en kan hij alleen nog met een pen in de mond met zijn publiek communiceren: zijn verhalen moet hij noodgedwongen kort houden. Volgens zijn critici heeft hij nog nooit zo goed geschreven als na zijn ongeluk: zij moedigen hem aan op deze wijze door te gaan, want minder is meer. In het derde en laatste verhaal geeft Storm echter te kennen dat hij het moeizaam ploeteren beu is en het verder voor gezien houdt.
| |
Relatie leven/werk
Dat Van Maanen hier toespelingen maakt op zijn eigen werk en persoonlijke situatie, met de invaliditeit dan als symbool voor zijn zeer hoge leeftijd, is een aanlokkelijke gedachte. Enkele recensenten gingen verder en meenden dat Van Maanen met
| |
| |
de laatste woorden van het verhaal (en dus van het boekje als geheel), ‘Tijd om te zwijgen’, zijn definitieve afscheid als auteur had aangekondigd. Dat zij gelijk hadden, blijkt uit een brief van de auteur aan G. Wynia, aangehaald in het nawoord van zijn genoemde verzameling: ‘Het is mooi geweest, ik ga eens echt van mijn pensioen genieten.’
Het in kleine oplage bibliofiel verschenen Wat van waarde is heeft uiteraard niet de architectonische bouw van Bagatellen. De kwaliteit van de acht teksten, veelal van recente datum, ligt duidelijk onder het gebruikelijke niveau van de auteur: uit interviews is wel gebleken dat Van Maanen kritisch is op eigen werk en men mag dan ook aannemen dat hij ze met reden niet eerder heeft gebundeld. Slechts bij het ook afzonderlijk verschenen Een geval van doromanie (2010) had hij dat wel kunnen doen. Hierin wordt verteld over een man die lijdt aan de dwangmatige behoefte om weg te geven wat hem juist erg dierbaar is en die uiteindelijk zelfs zijn mooie vrouw, die alles voor hem betekent, wegschenkt aan de ik-verteller. Thematisch had dit verhaal over deze ziekelijke neiging uitstekend in Bagatellen gepast.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
In de loop van de jaren tachtig leken de twijfels bij de critici over de kwaliteiten van Van Maanen te verdwijnen. Als ijkpunt kan het opstel ‘De veronachtzaamden’ van Tom van Deel in Het literaire klimaat 1970-1985 (1986) gelden. Hierin passeren een serie auteurs de revue die in de jaren zestig en zeventig niet die bijval in de kritiek hadden gekregen, waarop zij ‘gezien de hoge kwaliteit van hun werk’ recht hadden: onder andere Brakman, Krol, Alberts en Springer, en ook Van Maanen. Nog sterker drukte Willem Jan Otten zich uit in een essay over Helse steen, opgenomen in De letterpiloot (1994). Hij schreef dat niet alleen dit boek, maar het hele oeuvre van Van Maanen, sterk was ondergewaardeerd, om te eindigen met: ‘Een literatuur die een zo groot schrijver als Willem G. van Maanen zijn plaats niet kan geven is verontrustend vergeetachtig en trouweloos.’ In hun recensies op de verhalenbundels Vertelde tijd en Vrouw met Dobermann verklaarden de critici dat Van Maanen een schrijver van formaat was, maar dat dit tot het lezende publiek nog steeds niet leek te zijn doorgedrongen. De verzamelbundel Alle verhalen
| |
| |
werd unaniem geprezen. Deze omslag in de kritiek heeft de prijzenregen, die aan het begin van de eenentwintigste eeuw over Van Maanen is neergedaald, zo niet teweeggebracht, dan toch mede beïnvloed. Of die de auteur ook veel nieuwe lezers heeft bezorgd, is de vraag. Niet ten onrechte noemde hij zelf ooit als verklaring voor het feit dat hij maar een kleine schare lezers heeft: ‘Ik ben te ingewikkeld, waarschijnlijk.’ Dat zei hij in 1994 en die complexiteit is in zijn werk eerder toegenomen dan eruit verdwenen. Wel hebben die prijzen een gunstig effect gehad op de beschikbaarheid van vroeger werk, dat in de laatste decennia e van de vorige eeuw uitsluitend antiquarisch viel te bemachtigen. In 2002 verscheen de zevende druk van Een onrustzaaier, nog steeds zijn populairste boek, waarvan sinds 1973 ook een geannoteerde Zuid-Afrikaanse editie bestaat, die eveneens vaak is herdrukt.
| |
Traditie
Dat Van Maanen een schrijver is met een eigen signatuur, zal niemand ontkennen. Van Jan Greshoff stamt zelfs de uitspraak over de auteur van De onrustzaaier: ‘Hij sartret noch kafkaat; hij mannt en greent niet. Hij vanmaanent van de eerste tot de laatste bladzijde.’ Toch zijn sporen van de lectuur van diverse auteurs in zijn werk te vinden - ‘Zonder lezen geen schrijven’, om de auteur zelf aan te halen. Zijn eerste favorieten waren de Engelse schrijvers met wie hij kennismaakte dankzij de uitgebreide bibliotheek van zijn vader. Tot hen behoorde Charles Dickens en het is dus geen toeval dat zijn eerste literaire werk een vertaling van een van diens romans was. Dickens' ironie klinkt door in de eerste romans van Van Maanen, al kan men in dit verband ook denken aan de Vlamingen Willem Elsschot en vooral Marnix Gij sen, zeker waar het de exemplarische anekdotiek van De dierenhater betreft. Dat Wam de Moor (1978) wijst op Helse steen om zijn stelling kracht bij te zetten dat Van Maanen een ‘leerling van Vestdijk’ is, is niet zo verwonderlijk: de oedipale thematiek en de relatie meester-leerling komen bij Vestdijk immers herhaaldelijk voor. Toch lijken we hier meer met overeenkomst dan met invloed te maken te hebben: beide schrijvers zijn typische freudianen. Overigens heeft Van Maanen zijn bewondering voor Vestdijk nooit onder stoelen of banken gestoken. Hij ziet zelf ook geen echte navolging, maar wijst
| |
| |
wel op overeenkomsten tussen Hebt u mijn pop ook gezien? en Vestdijks befaamde roman over voyeurisme, De ziener (1959) (zie het essay ‘Een olifant neerschieten’ in Dubbele inktpot, enkele pen). Een opmerkelijk gezichtspunt, want bij die roman ligt het noemen van Kafka het allermeest voor de hand. Het behoeft, na de bespreking van de afzonderlijke werken, dan ook geen betoog, dat als er al iemand Van Maanens meester genoemd kan worden, dat dat Franz Kafka is.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Charles Dickens, Leven en lotgevallen van Martin Chuzzlewit. Vertaald door Willem G. van Maanen. 2 dl. Utrecht/Antwerpen 1952, Spectrum, Prismaboeken, R. (vert.) |
Willem G. van Maanen, Droom is 't leven. Amsterdam 1953, Querido, R. (2e druk 1964, Salamander 180) |
Willem G. van Maanen, De onrustzaaier. Amsterdam 1954, Querido, R. (3e druk 1963, Salamander 130; licentieuitgave, met inleiding en aantekeningen van Louis Eksteen, Pretoria 1973, Academica, Prosa van die Lae Lande; 7e, licht gewijzigde druk, Baarn zooz, De Prom) |
Willem G. van Maanen, Al lang geleden. Amsterdam 1956, Querido, R. |
Willem G. van Maanen, Taal noch teken. Amsterdam 1960, Querido, R. |
Willem G. van Maanen, De dierenhater. Amsterdam 1960, Querido, R. (2e druk 1971, Salamander 293; opgenomen in Met de hand op het hart) |
Het klokkespel. In: Jan Stalens, Ben Wolken e.a., 6 hoorspelen. Utrecht 1963, Bruna, pp. 149-176, T. |
Willem G. van Maanen, De verspeelde munt. Amsterdam 1964, Querido, Reuzensalamander 30, R. |
Willem G. van Maanen, Een onderscheiding. Amsterdam 1966, Querido, De boekvink, N. (opgenomen in Alle verhalen en in Een onderscheiding en andere novellen) |
Willem G. van Maanen, Helse steen. Een vertelling. Amsterdam 1970, Querido, R. (2e druk 1975, Salamander 385; 3e druk Baarn 1990, De Prom; opgenomen in Met de hand op het hart) |
Willem G. van Maanen, De hagel is gesmolten. Een verslag. Amsterdam 1973, R. (opgenomen in Met de hand op het hart) |
Willem G. van Maanen, Hebt u mijn pop ook gezien? Amsterdam 1974, Querido, R. (2e druk 1986, Salamander 428; opgenomen in Met de hand op het hart en in Een onderscheiding en andere novellen) |
K. Groen en W.G. van Maanen, Putten op de Veluwe. Het spoor terug naar de tragedie van 1944. Zutphen 1977, Walburg Pers, E. |
Willem G. van Maanen, Een eilandje van pijn. Roman. Amsterdam 1981, Querido, R. (2e druk 1986, Salamander 640) |
Willem G. van Maanen, Het nichtje van Mozart. Amsterdam 1983, Querido, R. (opgenomen in Met de hand op het hart en in Een onderscheiding en andere novellen) |
Willem G. van Maanen, Een zondagmiddag in hotel ‘Askanischer Hof’. In: Astrid Roemer, Een vrouw van een man; Willem G. van Maanen, Een zondagmiddag in hotel ‘Askanischer Hof’; Tomas Ross, De Kelder. Utrecht 1985, Veen, T. |
Willem G. van Maanen, Etty. Toneelstuk over Etty Hillesum. Baarn 1988, De Prom, De Prom bibliofiel 12, T. |
| |
| |
Willem G. van Maanen, Putten. Illustratie Karel Pieter van Wijk. Arnhem 1988, Stichting Beeldende Kunst Gelderland, Gelderland in proza, poëzie en prenten 31, V. (opgenomen in Dubbele inktpot, enkele pen) |
Willem G. van Maanen, Valsheid in geschrifte, of De vrouw met de schaar. Baarn 1990, De Prom, R. |
Willem G. van Maanen, Dubbele inktpot, enkele pen. Bezorgd door Gerben Wynia. Hilversum 1994, Flanor, Flanorreeks 27, NB/EB. (2e, geheel herziene en vermeerderde druk Nijmegen 2004, Flanor) |
Willem G. van Maanen, Vertelde tijd. Verhalen. Baarn 1994, De Prom, VB. (opgenomen in Alle verhalen) |
Willem G. van Maanen, Vrouw met Dobermann. Verhalen. Baarn 1997, De Prom, VB. (opgenomen in Alle verhalen) |
Willem G. van Maanen, Een huis van lief en leed. Roman. Baarn 2000, De Prom, R. (licentie-uitgave Den Haag 2002, Stichting XL, XL 850) |
Willem G. van Maanen, Alle verhalen. Amsterdam 2003, De Prom, NB. (bevat naast Een onderscheiding, Vertelde tijd en Vrouw met Dobermann ook een aantal ongebundelde en nieuwe verhalen) |
Willem G. van Maanen, Met de hand op het hart. Vijf romans. Amsterdam/Antwerpen 2005, L.J. Veen, RB. (bevat de romans De dierenhater, Helse steen, De hagel is gesmolten, Hebt u mijn pop ook gezien? en Het nichtje van Mozart) |
Willem G. van Maanen, Heb lief en zie niet om. Amsterdam 2006, De Bezige Bij, R. (5e druk 2008, reeks Ulysses) |
Willem G. van Maanen, Een onderscheiding en andere novellen. Amsterdam 2008, De Bezige Bij, NB. (bevat ook Hebt u mijn pop ook gezien? en Het nichtje van Mozart) |
Willem G. van Maanen, Een geval van doromanie. Woubrugge 2010, Avalon Pers, N. (opgenomen in Wat van waarde is) |
Willem G. van Maanen, Bagatellen. Amsterdam 2010, De Bezige Bij, NB. |
Willem G. van Maanen, Wat van waarde is. Met een nawoord van Gerben Wynia, Nijmegen 2010, Flanor Flanorreeks 67, NB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
J. Greshoff, Een spel van werkelijkheid en droom. In: Het Vaderland, 6-13-1954. (over Droom is 't leven) |
Nico Verhoeven, De dood en het meisje. In: De Tijd, 21-12-1954. (over Droom is 't leven) |
Jos Panhuysen, De Onrustzaaier. In: Het Binnenhof, 8-1-1955. |
L.H. Mosheuvel, Toeschouwers en spelers. In: Haagsch Dagblad, 5-3-1955. (over Droom is 't leven en De onrustzaaier) |
J. Greshoff, Een voortreffelijke roman. In: Het Vaderland, 19-3-1955. (over De onrustzaaier) |
Kees Fens, De vlucht in het verleden. In: De Linie, 1-12-1956. (over Al lang geleden) |
J. Greshoff, Willem G. van Maanen, een geboren romanschrijver. In: Het Vaderland, 2-2-1957. (over Al lang geleden) |
J.H.W. Veenstra, Een geforceerd Hollands drama. In: Vrij Nederland, 16-2-1957. (over Al lang geleden) |
J.H.W. Veenstra, Taal noch teken, hoog gemikt en laag geraakt. In: Vrij Nederland, 16-4-1960. (over Taal noch teken) |
Kees Fens, Het einde van het spel. In: De Linie, 19-4-1960. (over Taal noch teken) |
Ben van Eysselsteijn, Taal noch teken zonder menselijke communicatie. In: Haagsche Courant, 7-5-1960. (over Taal noch teken) |
Pierre H. Dubois, De dierenhater. In: Het Vaderland, 26-11-1960. |
Ben van Eysselsteijn, De Dierenhater van Willem G. van Maanen. In: Haagsche Courant, 26-11-1960. |
Hella S. Haasse, Felle emoties achter grimas. In: Haagsch Dagblad, 25-2-1961. (over De dierenhater) |
W.L.M.E. van Leeuwen, Nieuwe romanciers uit Nederland en Vlaanderen. Zeist 1961, pp. 93-104. (over Droom is 't leven, De onrustzaaier, Al lang geleden, Taal noch teken en De dierenhater) |
J. Melkman, Al lang geleden. In: J. Melkman, Geliefde vijand. Amsterdam 1964, pp. 5355 (over Al lang geleden) |
C.J.E. Dinaux, Een kostelijke, grimige satire. In: Haarlems Dagblad, 10-10-1964. (over De verspeelde munt) |
J. de Graaf, De onrustzaaier. In: J. de Graaf, Te mooi om waar te zijn. Amsterdam 1965, pp. 47-54. (over De onrustzaaier) |
Johan van der Woude, Alle genres zijn goed, behalve het vervelende. In: Nieuwsblad van het Noorden, 6-12-1966. (over Een onderscheiding) |
Anne Wadman, Ernst of spel van de symboliek. In: Leeuwarder Courant, 15-3-1969. (over Een onderscheiding) |
Ad Zuiderent, De uitlegkunde van Willem G. van Maanen. In: Trouw, 12-4-1970. (over Helse steen) |
Harry van Santoort, Jagen op groot wild. In: De Nieuwe Linie, 13-6-1970. (over Helse steen) |
Anne Wadman, Velerlei liefde en dood. In: Leeuwarder Courant, 23-1-1971. (over Helse steen) |
Ben Bos, W.G. van Maanen. In: De Nieuwe Linie, 28-3-1973. (interview) |
Ben Bos, De mens moet kakelen, piepen en blaffen. In: De Nieuwe Gazet, 17-4-1973. (over De hagel is gesmolten) |
J.F. Vogelaar, Het fascisme wil wat meer dan liefde voor de dood. In: De Groene Amsterdammer, 2-5-1973. (over De hagel is gesmolten) |
Willem M. Roggeman, Verhaalelementen wijzen op dualiteit tussen leven en literatuur. In: De Nieuwe Gazet, 5-11-1973. (over De hagel is gesmolten) |
Rico Bulthuis, Willem van Maanen en de pop van Franz Kafka. In: Haagsche Courant, 25-10-1974. (interview over Hebt u mijn pop ook gezien?) |
Alfred Kosman, Willem G. van Maanen, virtuoos romanschrijver. In: Het Vrije Volk, 14-2-1974. (over Hebt u mijn pop ook gezien?) |
Ben Bos, Ik schrijf anders dan ik praat, dat merkt u wel. In: De Nieuwe Linie, 15-1-1975. (over Hebt u mijn pop ook gezien?) |
Margaretha Ferguson, Rijkdom aan schakering in 84 pagina's. In: Het Vaderland, 27-9-1975. (over Hebt u mijn pop ook gezien?) |
Hans Werkman, De onrustzaaier en Hebt u mijn pop ook gezien?. In: Uitgelezen 2.
|
| |
| |
Reacties op boeken. 's-Gravenhage 1975, pp. 66-73. |
Frank van Dijl, Een schrijver moet af en toe op zijn bek vallen. In: Het Vrije Volk, 12-3-1977. (interview) |
Wam de Moor, Een lot als dat van Oidipous. In: Wam de Moor, Meester en leerling. In de voetsporen van S. Vestdijk. 's-Gravenhage 1978, pp. 91-96. (over Helse steen) |
Reinjan Mulder, Het model Andorra. In: NRC Handelsblad, 3-4-1981. (over Een eilandje van pijn) |
Wam de Moor, Liegen en draaien op een ouderwetse sofa. In: De Tijd, 10-4-1981. (over Een eilandje van pijn) |
Wim Hazeu, Willem G. van Maanen over liefde en bedrog. In: Hervormd Nederland, 18-4-1981. (over Een eilandje van pijn) |
Herman Verhaar, Een verhulling in het kwadraat. Dagboek en roman ineen van Willem G. van Maanen. In: Vrij Nederland, 30-5-1981. (over Een eilandje van pijn) |
André Matthijsse, Willem G. van Maanen en het midden van de droom. In: Het Vaderland, 20-8-1981. (over Een eilandje van pijn) |
Guy van Hoof, Willem G. van Maanen: de grenzen tussen schijn en werkelijkheid. In: Gazet van Antwerpen, 18/19-9-1982 (over de thematiek in het oeuvre van Van Maanen) |
Kester Freriks, De mystificatie van Mozarts liefdesleven. In: NRC Handelsblad, 13-5-1983. (over Het nichtje van Mozart) |
Alfred Kossmann, Lezer kan genieten met Het nichtje van Mozart. In: Het Vrije Volk, 28-5-1983. |
Jaap Goedegebuure, Een overdaad aan ornamentiek. In: Haagse Post, 28-5-1983. (over Het nichtje van Mozart) |
Hans Warren, Het nichtje van Mozart. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 21-5-1983. |
Cyrille Offermans, Het geheim van Mozart. In: De Groene Amsterdammer, 25-5-1983. (over Het nichtje van Mozart) |
Jacques Kruithof, Lego voor lezers. Het handwerk van Willem G. van Maanen. In: Vrij Nederland, 13-8-1983. (over Het nichtje van Mozart) |
Wam de Moor, Een roman als een te strak gespannen veer. In: De Tijd, 12-8-1983. (over Het nichtje van Mozart) |
August Hans den Boef, Dertigjaar spelen met werkelijkbeid en verbeelding. In: Jan Campertprijzen 1983. 's-Gravenhage 1983, pp. 67-86. (over het hele oeuvre; met bibliografie) |
Jaak de Maere, Nieuw proza van Willem G. van Maanen en F.B. Hotz. In: Dietsche warande & Belfort, jrg. 128, nr. 3, 1983, pp. 686-690. (over Het nichtje van Mozart) |
Wam de Moor, Over de meester en zijn leerlingen: een voortgezette verkenning. In: Vestdijkkroniek, nr. 43, 1984, pp. 34-47 (onder meer over Van Maanen als leerling van Vestdijk) |
Jaak de Maere, Het prozawerk van Willem G. van Maanen. In: Ons Erfdeel, jrg. 27, nr. 3, mei-juni 1984, pp. 393-398. |
Hans Werkman, Wel knap, niet mooi. In: Hans Werkman, Boekopener. Barneveld 1985, pp. 65-67. (over Het nichtje van Mozart) |
Tom van Deel, De veronachtzaamden: een bijdrage aan de canonvorming. In: Tom van Deel, Nicolaas Matsier, Cyrille Offermans (red.), Het literaire klimaat 1970-1985. Amsterdam 1986, pp. 89-96. (Van Deel rekent ook Van Maanen tot degenen die in de canon een plaats verdienen) |
De Vlaamsche gids, jrg. 70, nr. 3, mei-juni 1986: Van Maanennummer. Hierin zijn opgenomen:
- | Willem M. Roggeman, Gesprek met Willem G. van Maanen, pp. 2-13. |
- | August Hans den Boef, Alles wat geen literatuur is verveelt. Het werk van Willem G. van Maanen, pp. 22-33. |
- | Willem van Toorn, Een vakman in Nederland, pp. 40-42. |
|
August Hans den Boef, Wie heeft Jozef K. belasterd en andere literaire spelleges met Kafka. In: Bzzlletin, jrg. 16, nr. 142, januari 1987, pp. 58-62. (onder meer over Hebt u mijn pop ook gezien?) |
Willem Jan Otten, De levende ideeën van Willem G. van Maanen. Een onverbeterlijke leugenaar. In: NRC Handelsblad, 15-1-1988. (over Hebt u mijn pop ook gezien?) |
Arnold Heumakers, Een schijnaanval op
|
| |
| |
mijn censor. Dubbele bodems en maskerades van Willem G. van Maanen. In: de Volkskrant, 6-4-1990. (over Valsheid in geschrifte) |
Alfred Kossmann, Raadselachtig en prachtig. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 14-4-1990. (over Valsheid in geschrifte) |
August Hans den Boef, Spel van waarheid en leugen. In: Leidsch Dagblad, 9-5-1990. (over Valsheid in geschrifte) |
P.M. Reinders, Noem een schrijver die niet liegt. In: NRC Handelsblad, 15-6-1990. (over Valsheid in geschrifte) |
Koos Hageraats, Tot vrijheid veroordeeld. Willem G. van Maanen is een schrijver die hoge eisen aan zijn lezers stelt. In: De Tijd, 13-7-1990. (over Valsheid in geschrifte) |
T. van Deel, Een verhaal dat schittert door afwezigheid. In: Trouw, 30-8-1990. (over Valsheid in geschrifte) |
Koen Vermeiren, Verdwalen in een doolhof van woorden. In: Kreatief, jrg. 24, nr. 5, 1990, pp. 114-117. (over Valsheid in geschrifte) |
Charlotte Govaert, Een ode aan de literatuur. In: Vooys, jrg. 9, nr. 1, november-december 1990, pp. 50-52. (over de herdruk van Helse steen) |
Hugo Bousset, Willem G. van Maanen op de sofa. In: Hugo Bousset, De Gulden Snede. Over Nederlands proza na 1980. Amsterdam/Leuven 1993, pp. 50-61. (over Het nichtje van Mozart en Een eilandje van pijn) |
Alfred Kossmann, Steeds fantastischer. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 22-4-1994. (over Vertelde tijd) |
T. van Deel, Iedere omhelzing wordt een wurging. In: Trouw, 22-4-1994. (over Vertelde tijd) |
Jaap Goedegebuure, De achterkant van de literatuur. In: HP/De Tijd, 6-5-1994. (over Vertelde tijd) |
Arnold Heumakers, De nieuwe mens is androgyn. In: de Volkskrant, 6-5-1994. (over Vertelde tijd) |
Doeschka Meijsing, Als een Perzisch tapijt. In: Elsevier, 21-5-1994. (over Vertelde tijd) |
Hans Werkman, Willem G. van Maanen: De onrustzaaier (1954). In: Hans Werkman, Kees & Co. zo bekende boeken besproken. Barneveld 1994, pp. 32-38. |
Herman de Coninck, Vergeef me; vergeet me. Duizelingwekkende verhalen van Willem G. van Maanen. In: NRC Handelsblad, 3-6-1994. (over Vertelde tijd) |
Willem Jan Otten, Een meester van de terugwerkende kracht. In: Willem Jan Otten, De letterpiloot: essays, verhalen, kronieken. Amsterdam 1994, pp. 98-105. (over de kwaliteiten van Helse steen; het essay eindigt met een pleidooi om Van Maanen als groot schrijver te erkennen) |
Mary Ann Lindo, ‘Ik ben te ingewikkeld, waarschijnlijk’. In: Het Parool, 9-7-1994. (interview naar aanleiding van Vertelde tijd) |
Marjoleine de Vos, Dubbelgangers en driehoeksrelaties. In: NRC Handelsblad, 30-9-1994. (interview naar aanleiding van Vertelde tijd) |
Margriet Dekker en Wam de Moor, Het lot van die ene levende. Een proces van bewustwording en zingeving: Van Maanens ‘Al lang geleden’. In: Hans Ester en Wam de Moor (red.), Een halve eeuw geleden. De verwerking van de Tweede Wereldoorlog in de literatuur. Kampen 1994, pp. 255-272. |
J. Heymans, Willem G. van Maanen: Het hoofd van Ebbinge. In: J. Heymans, Terug over De Brug. Over schrijvers uit Overijssel. Enschede 1995, pp. 16-23. (over de rol van Kampen in het werk van Van Maanen, deels aan de hand van een interview) |
H.P. van Coller, Normdeurbreking as basis vir literatuurgeskiedschrywing. Omtrent ‘De onrustzaaier’ van Willem van Maanen. In: Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans, jrg. 3, nr. 1, juni 1996, pp. 50-62. (pleidooi voor erkenning van literair-historisch belang van Van Maanen en met name van De onrustzaaier) |
Arjan Peters, De tijd geneest niets. In: de Volkskrant, 21-11-1997. (over Vrouw met Dobermann) |
Robert Anker, Spionnen, overspeligen, treiterkoppen. In: Het Parool, 21-11-1997. (over Vrouw met Dobermann) |
T. van Deel, De moeder wordt een nerts, die uit bed glipt en zich op de voeten van de
|
| |
| |
zoon vlijt. In: Trouw, 21-11-1997. (over Vrouw met Dobermann) |
Annemiek Neefjes, Een schrijver met een schaar in zijn hoofd. In: Vrij Nederland, 17-1-1998. |
Anthony Mertens, Tussen de regels. In: Raster, nr. 93, 2001, pp. 150-157. (over Het nichtje van Mozart) |
Robert Anker, Het verlangde lijden. In: Het Parool, 19-10-2000. (over Een huis van lief en leed) |
Arjan Peters, Het ondier in de mens. In: de Volkskrant, 10-11-2000. (over Een huis van lief en leed) |
Annie van den Oever, Een lachwekkend lijden. Barse roman van Willem van Maanen. In: Vrij Nederland, 11-11-2000. (over Een huis van lief en leed) |
T. van Deel, Alles gebeurt pas als het benoemd is. In: Trouw, 2-12-2000. (over Een huis van lief en leed) |
Janet Luis, Geen onschuld voor geletterden. In: NRC Handelsblad, 19-1-2001. (over Een huis van lief en leed) |
Maartje Breedt Bruyn, Liefde en verraad vallen samen. In: Vrij Nederland, 11-5-2002. (interview naar aanleiding van de herdruk van De onrustzaaier) |
Ingrid Hoogervorst, Onvergetelijke roman van Van Maanen. In: De Telegraaf, 9-9-2002. (over de herdruk van De onrustzaaier) |
Jaap van Gelderen, Een afgeronde herinnering. Een literaire wandeling door het stadje K. van Willem G. van Maanen. Kampen 2003. |
Arjen Fortuin, Meesters van de maat. De weerbare staat van het Nederlandse korte verhaal. In: NRC Handelsblad, 18-4-2003. (onder meer over Alle verhalen) |
Madeleine Rood, Een leugentje kan soms helpen. In: Noordhollands Dagblad, 12-5-2003. |
Annemiek Neefjes, De hond in Van Maanen. In: Tirade, jrg. 47, nr. 401, december 2003, pp. 24-29. (over de symbolische rol van de hond in met name het latere werk van Van Maanen) |
Peter Henk Steenhuis, Leg niks uit, houd je kop: Willem G. van Maanen. In: Trouw, 26-4-2003. (interview naar aanleiding van herdruk De onrustzaaier) |
Thomas van den Bergh, Herontdekking. In: Elsevier, 3-5-2003. (over Alle verhalen) |
Madeleine Rood, Van Maanen geeft lezer de ruimte. In: De Gelderlander, 6-5-2003. (interview naar aanleiding van Alle verhalen) |
Tomas Vanheste, Onvrolijke vertellingen. In: Vrij Nederland, 10-5-2003. (over Alle verhalen) |
Robert Anker, Grootse verhalen over niets. In: Het Parool, 16-5-2003. (over Alle verhalen) |
Kees 't Hart, Grote verhaalkunst In: Leeuwarder Courant, 23-5-2003. (over Alle verhalen) |
Onno Blom, Willem G. van Maanen over zijn vijftigjarig schrijverschap: ‘Ik ben een lichtzinnig mens, maar serieus als schrijver.’ In: De Standaard, 30-5-2003. (interview) |
Arjan Peters, Liever had zijn vrouw een apotheker gehad. Willem G. van Maanen schept beelden die tonen in plaats van duiden. In: de Volkskrant, 30-5-2003. (over Alle verhalen) |
J.H. de Roder, De man die niet kan lijden. Op zoek naar de romanpoëtica van Willem G. van Maanen. In: Koen Hilberdink en Jos Joosten (red.), Jan Campert-prijzen 2004. Nijmegen 2004, pp. 7-47. (over het hele werk en uitvoerige bio- en bibliografische gegevens) |
August Hans den Boef, Het raadsel vergroten. Het oeuvre van Willem G. van Maanen. In: Ons Erfdeel, jrg. 48, nr. 3, juni 2005, pp. 407-413. |
Ron Rijghard, Waar de ander week is. Willem G. van Maanen beschrijft de existentiële schuld. In: NRC Handelsblad, 1-4-2005. (over Met de hand op het hart) |
Theo Rakkert, Ik vind me geen zielige man. In: Noordhollands Dagblad, 25-5-2005. (interview) |
Jan Bettens, Met de hand op het hart. Vijf romans. In: De Leeswolf, 1-9-2005. (over de thematiek van deze romans) |
Arjan Peters, De onderduiker heeft het gedaan. In: de Volkskrant, 3-11-2006. (over Heb lief en zie niet om) |
Elsbeth Etty, Kijk om, iedereen is schuldig.
|
| |
| |
In: NRC Handelsblad, 10-11-2006. (over Heb lief en zie niet om) |
Kees 't Hart, Ik hou mijn mond maar. In: De Groene Amsterdammer, 17-11-2006. (over Heb lief en zie niet om) |
Max Pam, Verguichelt in de wind. In: HP/De Tijd, 17-11-2006. (over Heb lief en zie niet om) |
Jann Ruyters, Goed en kwaad hebben vrij spel. Oorlogsroman houdt lezer in het ongewisse. In: Trouw, 18-11-2006. (over Heb lief en zie niet om) |
Daniëlle Serdijn, Het wisselen van spelers. In: Het Parool, 21-12-2006. (over Heb lief en zie niet om) |
Douwe de Vries, Een verhaal met verschillende lagen. In: Friesch Dagblad, 21-4-2007. (over Heb lief en zie niet om) |
De Revisor, jrg. 34, nr. 2-3, juni 2007: Willem G. van Maanen. Hierin zijn drie korte verhalen van de auteur opgenomen en voorts:
- | Onno Blom, ‘Van binnen leidt deze heer een ander leven’. Interview met Willem G. van Maanen, pp. 5-28. |
- | Kees 't Hart, Het Geheim van Van Maanen, pp. 41-48. (confrontatie met eigen werk) |
- | Willem Jan Otten, Willem G. van Maanen, vijftig jaar schrijver, pp. 49-52. (over Van Maanen als leermeester) |
- | Bert Natter, Van Maanen en het nichtje van Mozart, pp. 53-59 |
- | Menno Lievers, Van Maanen en de ethiek van het vertellen, pp. 60-68. (over de gewantrouwde verteller) |
- | Manon Uphoff, Heb lief en zie niet om, pp. 69-73. (recensie) |
|
Paul Depondt, Altijd bang dat ik ga vervelen. In: de Volkskrant, 2-11-2007. (interview) |
Peter Altena, ‘Nooit de daad bij het woord’. Over de leraar Nederlands in Droom is 't leven van Willem G. van Maanen. In: Nieuw Letterkundig Magazijn, jrg. 27, nr. 1, 2009, pp. 31-33. |
Arie Storm, Het is allemaal niet echt gebeurd. In: Het Parool, 14-4-2010. (over Bagatellen) |
Arjan Peters, Wat een fantasie, wat een verhaal. In: de Volkskrant, 17-4-2010. (over Bagatellen) |
Jeroen Vullings, Bevochten op het karkas. De hoogbejaarde Willem G. van Maanen schenkt zijn lezers een vitale pre-postume verhalenbundel. In: Vrij Nederland, 17-4-2010. (over Bagatellen) |
Arjen Fortuin, Terloops naar de kern van de zaak. In: NRC Handelsblad, 23-4-2010. (over Bagatellen) |
Jaap Goedegebuure, Schokkende voorvallen, bijna achteloos verteld. In: Het Financieele Dagblad, 8-5-2010. (over Bagatellen) |
123 Kritisch lit. lex.
november 2011
|
|