| |
| |
| |
Tessa de Loo
door Stanny Glasius-Wilmering
1. Biografie
Tessa de Loo is op 15 oktober 1946 als Johanna Martina (Tineke) Duyvené de Wit in Bussum geboren als oudste van een gezin met drie kinderen. Haar eerste levensjaren heeft ze in Hilversum en Amsterdam doorgebracht. Haar vader was chemicus in een farmaceutisch bedrijf. Toen Tessa de Loo vijfjaar oud was, verhuisde het gezin naar de Brabantse gemeente Oss. Ze werd atheïstisch opgevoed en mocht van haar ouders de godsdienstlessen op de protestantse lagere en de katholieke middelbare scholen niet volgen. Ze las, tekende en schilderde graag. Vanaf haar vijftiende schreef ze verhalen.
Eigenlijk wilde ze, toen ze achttien was, het liefst naar de kunstacademie, maar haar ouders hadden daar niet zulke hoge verwachtingen van. Dankzij de inspirerende literatuurlessen in de hoogste klassen van de mms wilde ze ook wel Nederlands studeren. Ze vertrok naar Utrecht om demo-opleiding te volgen. Op twintigjarige leeftijd trouwde ze met een bouwkundige en in 1971 werd een zoon geboren. Het stadsleven benauwde haar en toen het gezin naar Montferland in de Achterhoek verhuisde, stopte ze met haar studie en het schrijven van verhalen. Ruim twee jaar later ging ze in Den Hoorn op Texel wonen. Zowel in de Achterhoek als op Texel heeft ze les gegeven en in 1976 pakte ze haar studie weer op. Vlak voor het mo-b examen, bezig met haar scriptie over de ironie van Gerard Reve, ging ze weer serieus verhalen schrijven. Omdat ze schrijven en studeren niet kon combineren, gaf ze haar studie op. Inmiddels was ze gescheiden en in 1980 met haar zoon in het Groningse Pieterburen gaan wonen.
| |
| |
In 1975 en 1978 waren al eens twee anekdotische verhalen van haar gepubliceerd. In beide gevallen ontstonden ze als reactie op oproepen in respectievelijk Vrij Nederland en Opzij en was de positie van de vrouw het opgegeven onderwerp. Daarna legde ze zich toe op het schrijven van minder anekdotische verhalen. Diverse literaire tijdschriften wezen ze af, maar in 1983 slaagde ze toch in haar opzet. In Maatstaf werden onder pseudoniem de verhalen ‘De muziekles’ en ‘De meisjes van de suikerwerkfabriek’ gepubliceerd. De voornaam van haar pseudoniem is ontleend aan Tessel en Theresia, wier naamdag op 15 oktober wordt gevierd; de achternaam aan die van haar overgrootmoeder, die Van Loo heette. De inspiratie voor haar pseudoniem deed ze op in de Belgische gemeente Tessenderloo.
Onder de titel De meisjes van de suikerwerkfabriek verschenen de twee verhalen met vier nieuwe verhalen nog hetzelfde jaar in boekvorm. Voor dit debuut ontving Tessa de Loo twee prijzen: de Anton Wachterprijs voor de beste debutant en het Gouden Ezelsoor voor de meest verkochte debutant.
In 1985 koos Tessa de Loo toch weer voor het stadsleven; ze verhuisde naar Amsterdam en woont daar nog steeds.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
De verhalenbundel De meisjes van de suikerwerkfabriek van Tessa de Loo werd enthousiast ontvangen. Ze kreeg er twee prijzen voor en bleek het sinds jaren meest besproken debuut geschreven te hebben. Vanwaar deze belangstelling? Waarschijnlijk in de eerste plaats omdat de titel, door de sensatieverhalen die er in omloop waren over de meisjes van Verkade, veel mensen nieuwsgierig maakte. Bovendien is de stijl van De Loo en zijn haar vertellingen eenvoudig en soms spannend. Dit laatste geldt zeker voor het titelverhaal.
| |
Relatie leven/werk
Techniek
De meisjes van de Verkadefabriek, die Tessa de Loo regelmatig in de trein had ontmoet en over wier schanddaden altijd werd geroddeld, inspireerden haar. Vooral het titelverhaal verraste de recensenten kennelijk, want in hun besprekingen van de bundel besteedden ze er verreweg de meeste aandacht aan. Het verhaal wordt niet chronologisch verteld. In het begin is een jonge conducteur net door vier vrouwen gemolesteerd. De lezer weet niet precies wat er gebeurd is, wel dat er sprake is van een ‘vergrijp’, waaraan alle vier de fabrieksmeisjes zich schuldig hebben gemaakt. De spanning is gewekt en wordt vastgehouden tot het eind van het verhaal. Dit procédé van beginnen te vertellen als een ‘ramp’ al is geschied, past Tessa de Loo ook toe in het verhaal ‘Muziekles’ (De meisjes van de suikerwerkfabriek), de novelle Het rookoffer en de roman Isabelle.
Isabelle begint met de mededeling: ‘Niet lang geleden verdween in Auvergne, [...] op klaarlichte dag de beroemde filmster Isabelle Amable. Men was geschokt.’ Stukje bij beetje wordt onthuld waar de filmster zich bevindt, hoe zij door haar ontvoerster wordt uitgehongerd en hoe de ontvoering in zijn werk is gegaan. De verrassende afloop van de kidnapping is bewaard voor de laatste bladzijden.
In Het rookoffer vertelt de zesendertigjarige lerares Frans Barbara Rozemeyer haar tragische liefdesgeschiedenis met de half zo oude leerling Guido Maenhout omgekeerd-chronologisch. Als hoofdstuktitels worden namen van maanden tegen de tijdsvolgorde in gebruikt.
| |
| |
| |
Kritiek
Sommige recensenten veroordeelden die omkering als een louter literair trucje. Zij zagen dan waarschijnlijk over het hoofd dat de oorzaak van de mislukking van de relatie tussen leerling en lerares ligt in de tegengestelde tijdsbeleving van beiden. ‘Hij leeft vooruit, zij achteruit’, merkt Guido terloops op naar aanleiding van Sartres De eerbiedige lichtekooi, en daarmee verwoordt hij ook het onoverbrugbare verschil tussen hemzelf en zijn lerares, die in Het rookoffer het slachtoffer wordt van de onmogelijke liefde.
In tegenstelling tot bovenstaande werken is de roman Meander traditioneel chronologisch opgebouwd en wel in drie delen: de opkomst, het verval en de ondergang van de op oosterse filosofie gestoelde commune Meander in Zeeuws-Vlaanderen.
| |
Stijl
De beschrijving van het denken en doen van een ideële gemeenschap in het begin van de jaren zeventig is breedvoerig. Met uitzondering van het soms wat nadrukkelijke gebruik van beeldspraak is De Loo soberder en directer in haar andere werken, waarvan de omvang dan ook veel beperkter is.
| |
Techniek
Het perspectief van Meander heeft De Loo ontleend aan de door haar bewonderde schrijfster Carson McCullers. Ze heeft een verteller die wisselend de gebeurtenissen beleeft vanuit één der personages gecombineerd met een verteller die buiten de gebeurtenissen staat. Ook in Het rookoffer en Isabelle werkt ze met deze combinatie. Enerzijds wordt zo een betrokkenheid met de verschillende personages bewerkstelligd, anderzijds ontstaat er door het gebruik van een alwetende verteller ook wat meer afstand. In De meisjes van de suikerwerkfabriek komen naast vier ik-verhalen twee auctoriale vertellingen voor. Het titelverhaal wordt in de ik-vorm verteld door een Verkademeisje dat nog maar kort deel uitmaakt van het groepje treinreizigsters. Zo kan de lezer delen in de eerste indruk die de fabrieksmeisjes op een buitenstaander maken.
| |
Relatie leven/werk
Ontleende De Loo voor het titelverhaal van De meisjes van de suikerwerkfabriek de stof aan sterke verhalen, voor Meander en Isabelle vormden ware gebeurtenissen de inspiratiebron: voor Isabelle een krantebericht over de mysterieuze verdwijning van een Franse filmster en voor Meander de wederwaardigheden van een commune in haar voormalige Groningse plaats
| |
| |
Pieterburen. Overigens streeft de schrijfster er geenszins naar de werkelijkheid zo getrouw mogelijk weer te geven. Meander is weliswaar De Loo's meest realistische werk, maar toch zijn hierin de karakters van de hoofdpersonen te extreem tegengesteld om realistisch te zijn.
| |
Thematiek / Visie op de wereld
Ironie heeft de schrijfster in deze roman bewust buiten de deur gehouden. Zij vond het wat te gemakkelijk het idealisme van de jaren zeventig belachelijk te maken. Met een zekere sympathie beschrijft ze de falende leden van de gemeenschap. Ze brengt de onmogelijkheid tot uitdrukking van het slagen van een commune, waarin het devies geldt, dat ieder lid vrij moet leven als de Kleinaziatische rivier Meander, die haar eigen bedding zoekt. De oorzaak van de mislukking is de fundamentele onvolmaaktheid van de mens. Ook Jesse Deodaat, de goeroe in Meander, is in zijn ascetische gedrevenheid een egotripper. Het aan Colette ontleende motto (‘Zuiverheid en eenzaamheid zijn één en hetzelfde ongeluk’) is op hem van toepassing. Door zijn streven naar een vergeestelijkt leven verliest hij zijn uitsluitend op aardse genoegens gerichte vrouw Maja en wordt hij uiteindelijk door alle leden van de gemeenschap uitgestoten. Hij is de tragische held. Het tweede motto: ‘De poging de hemel op aarde te verwezenlijken heeft altijd weer geleid tot de hel’ is van Popper. De mens is altijd slachtoffer omdat het menselijk tekort nu eenmaal inherent is aan de menselijke soort; dat is de visie op de mensheid, die de schrijfster niet alleen in Meander tot uitdrukking brengt. In het andere werk van Tessa de Loo figureren ook steeds mannen en vrouwen die door hun aanleg of door de omstandigheden verre van volmaakt handelen. In enkele verhalen van De meisjes van de suikerwerkfabriek zijn kinderen de slachtoffers van gefrustreerde volwassenen. Er wordt nooit gesuggereerd dat de personages schuld hebben aan hun slechte of domme daden. Zij zijn eenvoudigweg zoals ze zijn en door de milde beschrijving van de auteur is zelfs de ergste misdadigster, Jeanne Bitor in Isabelle, nog meelijwekkend. Ieder mens heeft nu eenmaal zijn slechte eigenschappen of frustraties waar hijzelf of anderen
het slachtoffer van zijn; daar is niets aan te doen. Steeds weer blijkt deze deterministische levensvisie aan het werk van Tessa de Loo ten grondslag te liggen.
| |
| |
Zo verknoeit Berber, de vrouwelijke hoofdpersoon uit ‘Op hoge hakken’ (De meisjes van de suikerwerkfabriek), een uitstapje met haar vriend op een Grieks eiland door haar diepgewortelde minderwaardigheidsgevoel: zij vindt zichzelf te dik en denkt dat hoge hakken dat enigszins kunnen verdoezelen. Ze bereikt het tegengestelde van wat ze wilde. Haar vriend is geërgerd. Ook de onwaarschijnlijk wrede handelwijze van de ontvoerster van de beeldschone Isabelle in de gelijknamige roman wordt voorgesteld als rechtstreeks voortvloeiend uit rancune om eigen lelijkheid. In ‘Muziekles’ (De meisjes van de suikerwerkfabriek) krijgt de lezer bijna begrip voor de gemankeerde rockgitarist, die van zijn zoontje vergt dat hij alles opzij zet voor zijn gitaarstudie.
Wraak nemen speelt in het werk van Tessa de Loo vaak een belangrijke rol Het slachtoffer van de wraak is meestal niet de veroorzaker van de wraakgevoelens. De meisjes van de suikerwerkfabriek hebben stuk voor stuk in hun privéleven aanleiding genoeg om zich onderdrukt te voelen door de andere sekse, maar de nieuwe conducteur heeft niets misdaan. Toch wordt hij, tot verbijstering van de vrouwen zelf, het slachtoffer van hun opgekropte wraakgevoelens. Ook in Het rookoffer is wraak van een jaloerse collega de oorzaak van het ontslag van de lerares Barbara Rozemeyer.
Niet alle personages zijn wraakzuchtig. Barbara handelt juist uit blinde verliefdheid en schiet daarmee haar doel voorbij. Ofschoon zij eigenlijk de felste tegenstander van roken op school is, verdedigt zij de door haar verafgode leerling Guido, als hij vlak voor het eindexamen wordt geschorst vanwege ongeoorloofd roken. Dankzij haar pleidooi wordt de schorsing opgeheven, slaagt Guido voor zijn examen en gaat hij in Amsterdam naar de toneelschool. Barbara is het ‘rookoffer’: als zij Guido niet had verdedigd, zou er voor de jaloerse collega geen aanleiding zijn geweest Barbara's verhouding te verraden, zou zij niet zijn ontslagen en zou de relatie met Guido, vanwege het gemiste examen, nog een jaar langer hebben kunnen duren. Evenals Berber, in ‘Op hoge hakken’ (De meisjes van de suikerwerlifabriek), is Barbara slachtoffer van haar ondoordachte poging haar geliefde te behagen.
| |
| |
| |
Techniek / Thematiek
De romans en de novelle zijn minder enkelvoudig dan ze lijken. Motieven uit de literatuur, muziek en schilderkunst komen er in voor. Zo is in Het rookoffer voor kenners van Colettes romans Chéri en Le fin de Chéri een spiegeleffect te ontdekken. Evenals Chérie wordt ook Guido door een oudere vrouw om zijn jonge schoonheid geadoreerd en gehaat. In de thrillerachtige roman Isabelle identificeert de lelijke, corpulente dorpsonderwijzer Bernard Buffon zich met Schubert, die ook vanwege zijn onaantrekkelijke uiterlijk door vrouwen werd versmaad. De muziek van de componist verzacht zijn lot en in het slot van de roman luistert hij naar Schuberts Unvollendete, daaruit troost puttend voor het feit dat de zoektocht naar de vrouw die hij liefheeft ook onvoltooid zal blijven.
Veel nadrukkelijker dan de muziek is in Isabelle de schilderkunst van belang. De door haar lelijkheid gefrustreerde Jeanne Bitor heeft zich bekwaamd in het schilderen van de achtereenvolgende fasen van het verval van voornamelijk dieren. Jeanne heeft Isabelle ontvoerd om haar schoonheid te vernietigen door haar vergankelijkheid in de achtereenvolgende stadia te schilderen. Zij wil daarmee een ‘toppunt van onrechtvaardigheid: Isabelle's buitengewone schoonheid was niet haar eigen verdienste’ wreken.
Tessa de Loo laat door haar karikaturale beschrijving van de personages duidelijk merken dat ze niet realistisch opgevat moeten worden. Jeannes uiterlijk en inborst zijn als die van een heks in een sprookje: ‘Boven die gebogen rug stak de kop met de lange scherpe neus en de puntige kin- waartussen de ingevallen mond met een vermolmd gebit...’ ‘Wanneer ze de geur van rottend blad, beschimmelde houtstronken en paddestoelen opsnoof stroomden de levenssappen in versneld tempo door haar lichaam.’ Zij voert echter met haar slachtoffer Isabelle intelligente gesprekken, onder andere over schilderkunst, waardoor het verhaal boven het niveau van een gruwelijk sprookje voorkinderen uitstijgt. Toch behoudt de roman door de zwart-wit tegenstelling: mooi-lelijk/slecht zijn allegorisch karakter.
Ook in Meander, Het rookoffer en sommige verhalen uit De meisjes van de suikerwerkfabriek is respectievelijk de tegenstel- | |
| |
ling goede idealist-slechte materialist, machthebber-machteloze zo expliciet, dat de personages meer gezien moeten worden als symbolen dan als mensen van vlees en bloed. Hun namen hebben vaak zinnebeeldige betekenis. De achternaam Deodaatvan de goeroe uit Meander bijvoorbeeld betekent: ‘de door God geschonkene’, en de voornaam van zijn vrouw verwijst naar Maja de bij. In de roman wordt Maja verweten dat ze zich gedraagt als een, bijenkoningin; bovendien worden er twee strofen geciteerd uit Nijhoffs Het lied der dwaze bijen. Zij verontrusten een van de communeleden, omdat hij veronderstelt dat ‘het gedicht een boodschap bevatte die van het grootste belang was’. Daar heeft hij gelijk in, want de ‘boodschap’ van de roman is immers vervat in Poppers motto dat de hemel op aarde onbereikbaar is.
In Het rookoffer heten de geliefden Rozemeyer en Maenhout. De namen van de collega's van Barbara Rozemeyer hebben meestal betrekking op hun vak. In Isabelle wordt de naam van de hoofdpersoon Jeanne Bitor door een politiebeambte geëxpliciteerd door ‘de opmerking dat zij haar naam met recht eer aandeed: Bitor was immers een verbastering van Butor, dat reiger betekent.’ Kennelijk is de beambte niet zo goed thuis in de vogelwereld, want een butor is een roerdomp, maar van meer belang is dat butor ook domoor/lomperik kan betekenen. De naam van de beeldschone Isabelle Amable is gemakkelijker te duiden dan die van de dikke Buffon (bouffon = potsierlijk/bouffer = bol staan).
| |
Kunstopvatting
Een aantal recensenten verwijt De Loo dat haar personages te weinig psychologische diepgang hebben. Daaruit blijkt dan dat zij haar werk realistischer opvatten dan zij heeft bedoeld. Ze beschrijft niet de realiteit zoals bijvoorbeeld Mensje van Keulen en Maarten 't Hart dat gewoonlijk doen, maar heeft voorkeur voor plots waarin uitersten als liefde-haat, schoonheid-wanstaltigheid een overdreven rol kunnen spelen. Ze geeft de werkelijkheid zo verhevigd weer, dat het de lezer duidelijk moet zijn dat gebeurtenissen symbolisch geïnterpreteerd dienen te worden. Ze is er niet op uit geloofwaardige verhalen te schrijven en distantiëert zich daarmee duidelijk
| |
| |
van het realisme. Toch wordt Tessa de Loo tegen wil en dank vanwege het anekdotische karakter van haar werk nogal eens ingedeeld bij de realisten.
| |
Verwantschap
Verwantschap met andere auteurs in het algemeen is niet aanwijs baar; wel is er sprake van overeenkomst met een bepaald werk van een auteur, bij voorbeeld Somberman's actie van Remco Campert, De kroongetuige van Maarten 't Hart en Het gouden ei van Tim Krabbé. Met de laatste twee romans heeft De Loo sensationele plots en een eenvoudige, vlotte verteltrant gemeen. Evenals in Somberman's actie zijn de meeste namen van haar personages zinnebeeldig en wordt in Meander een tijdsbeeld van een recent decennium gegeven.
| |
Kritiek
Stijl
De critici zijn in het algemeen over Meander minder enthousiast dan over haar debuut. De geruchtmakende, juichende bespreking van Maarten 't Hart met als titel ‘Een anti-feministisch meesterwerk’ doet daar niets aan af. Steeds meer recensenten hebben aanmerkingen op de stijl van Tessa de Loo. Terwijl de meesten in het debuut terecht de directheid van de stijl bewonderden, vinden ze dat de auteur in later werk in haar poging tot mooi-schrijverij met haar beeldspraak soms het tegendeel bereikt. Eigenlijk heeft in het algemeen haar stijl wel de directheid van het debuut behouden, maar een aantal mislukte vergelijkingen heeft nogal wat schade aangericht. Isabelle kreeg nog maar weinig onverdeeld gunstige kritieken, omdat daarin beeldspraken voorkwamen als ‘De vraag keilde als een steen door een ruit de kamer binnen’ en ‘Haar miserabele voorgeschiedenis schoot als een trein waarvan de energiebron haar eigen lelijkheid was aan haar voorbij.’
| |
Publieke belangstelling
Ondanks de afnemende waardering van de critici zijn de verkoopcijfers van de romans nog redelijk hoog. In het begin van haar schrijverscarrière hechtte Tessa de Loo er belang aan zich zo snel mogelijk van haar ‘debutantenstigma’ te bevrijden. Helaas is dat haar tot op heden niet echt gelukt: voor het grote publiek is zij nog steeds vooral bekend als de schrijfster van De meisjes van de suikerwerkfabriek.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Johanna M. de Wit, Ruw Pleisterwerk. In: Vrouwen tegen de verdrukking in. Amsterdam 1979, De Bonte Was, pp. 48-54. V. |
Tessa de Loo, De meisjes van de suikerwerkfabriek. Amsterdam 1983, De Arbeiderspers, VB. |
Tessa de Loo, Dankwoord voor een gouden ezelsoor. In: Vrij Nederland, 24-11-1984. E. |
Tessa de Loo, Een vingerhoed aanmoediging. In: Wie weegt de woorden: De auteur en haar werk. Samenstelling Anja Meulenbelt. Amsterdam 1985, Feministische uitgeverij Sara, pp. 112-124, E. |
Tessa de Loo, De vuurdoop. In: 26 Nieuwe Verhalen. Amsterdam 1985, De Arbeiderspers, pp. 183-198, V. |
Tessa de Loo, Meander. Amsterdam 1986, De Arbeiderspers, R. |
Tessa de Loo, Het rookoffer. [Amsterdam] 1987, Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek in het kader van de Boekenweek, N. |
Tessa de Loo, Het mirakel van de hond. Breda 1988, De Geus, N. |
Tessa de Loo, Isabelle. Amsterdam 1989, De Arbeiderspers, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Aleid Truijens, Vier verbijsterde vrouwen. In: NRC Handelsblad, 25-11-1983. (over De meisjes van de suikerwerkfabriek) |
Rob Schouten, Slachtoffers van illusie en werkelijkheid. In: Trouw, 8-12-1983. (over De meisjes van de suikerwerkfabriek) |
Jaap Goedegebuure, Literaire geur- en smaakstoffen. In: HP, 10-12-1983. (over De meisjes van de suikerwerkfabriek) |
Ben Haveman, ‘Ik droom dat ik vastgekleefd aan 't plafond alles gadesla’. In: De Volkskrant 12-12-1983. (interview) |
Diny Schouten, Charmant, slordig, vertederend. In: Vrij Nederland, 17-12-1983. (over De meisjes van de suikerwerkfabriek) |
Hans Warren, Mannen ze willen maar één ding. Het debuut van Tessa de Loo. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 30-12-1983. |
Aad Nuis, Belofte. In: Intermagazine, jrg. 4, nr. 12, december 1983, pp. 50-51. (over De meisjes van de suikerwerkfabriek) |
Jan Brokken, Passages uit een debutanten-leven. In: HP, 20-1-1984. (interview) |
Wam de Moor, Tessa de Loo: meer dan een leuke anekdote en een lekker lijf. In: De Tijd, 20-1-1984. (over De meisjes van de suikerwerkfabriek, interview) |
Frank van Dijl, ‘Niemand wil lezen over mensen die gelukkig zijn.’ In: Het Vrije Volk, 24-3-1984. (interview). |
Maarten 't Hart, Een anti-feministisch meesterwerk. In: NRC Handelsblad, 14-11-1986. (over Meander) |
Wam de Moor, Meander: een prachtig leesboek. In: De Tijd, 14-11-1986. |
Wam de Moor, ‘Het woord debutant is voor mij een stigma geworden’. In: De Tijd, 14-11-1986. (interview) |
Arnold Heumakers, Opkomst en neergang van een leefgemeengeschap. In: De Volkskrant, 21-10-1986. (over Meander) |
Hans Warren, Meander. Het tweede boek van Tessa de Loo. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 22-11-1986. |
Peter de Boer, Romandebuut. Tessa de Loo kleurrijk en dramatisch. In: Trouw, 27-11-1986. (over Meander) |
Carel Peeters, De teloorgang van een onthechte dwingeland. Het verfijnde realisme van Tessa de Loo. In: Vrij Nederland, 29-10-1986. (over Meander) |
Janet Luis, Een westerse goeroe in Zeeland. In: Het Parool, 2-1-1987. (over Meander) |
Piet de Moor, Ik zou nooit kunnen schrijven vanuit een ideologie. In: Hervormd Nederland, 10-1-1987. (interview) |
Noor Hellmann, Tessa de Loo over Carson McCullers. In: NRC Handelsblad, 13-2-1987. |
Piet de Moor, Denken redt ‘Meander’ van Tessa de Loo legt een vervlogen tijdperk vast. Een gesprek. In: Knack, 18-2-1987. |
Arnold Heumakers, O Mariken, Mariken... In: De Volkskrant, 13-3-1987. (over Het rookoffer) |
Wam de Moor, Een inkijkje in de docentenkamer. In: De Tijd, 13-3-1987. (over Het rookoffer) |
Carel Peeters, Offer voor een oneerbiedige minnaar. In: Vrij Nederland, 14-3-1987. (over Het rookoffer) |
Guus Vleugel, Tessa de Loo. In: HP, 14-3-1987. (interview) |
K.L. Poll, Een schoolidylle. In: NRC Handelsblad, 20-3-1987. (over Het rookoffer) |
Doris Grootenboer, ‘Ik werk graag in een aangename en rustige omgeving’. In: Algemeen Dagblad, 21-3-1987. (interview) |
Jaap Goedegebuure, Literaire exercitie. In: HP, 21-3-1987. (over Het rookoffer) |
Janet Luis, Achterwaarts glippen en baren met Tessa de Loo. In: Het Parool, 23-3-1987. (over Het rookoffer) |
André Matthijsse, Ontluisterend proces van vergankelijkheid. In: Haagsche Courant, 27-10-1989. (over Isabelle) |
B. Polak, De Zangeres zonder Naam van onze letteren. In: Het Parool, 28-10-1989. (over Isabelle) |
| |
| |
Jessica Durlacher, in de kleren van de rommelmarkt. In: De Volkskrant, 10-11-1989. (over Isabelle) |
Janet Luis, Thrillerachtige roman van Tessa de Loo. Gevangen schoonheid. In: NRC Handelsblad, 10-11-1989. (over Isabelle) |
Carel Peeters, Wrok van de buitenkant. ‘Isabelle’: een krantenbericht over schoonheid en lelijkheid. In: Vrij Nederland, 11-11-1989. |
Rob Schouten, Lelijk is slecht en mooi is goed. In: Trouw, 23-11-1989. (over Isabelle) |
43 Kritisch lit. lex.
november 1991
|
|