| |
| |
| |
Loesberg
door Ed van Eeden
1. Biografie
Robert Anton Loesberg (schrijversnaam kortweg: Loesberg) werd op 6 mei 1944 (dan wel op 5 of 7 mei: er is een kwestie over de aangiftedatum) geboren in Rotterdam. Naar eigen zeggen had hij een kleurloze, onopvallende jeugd in een katholiek ‘lower middle class’-milieu.
Na een middelbare-schooltijd aan het Sint-Franciscus College kwam een periode van tien jaar waarin Loesberg beurtelings werkte en zwierf. In snel tempo volgden de baantjes elkaar op: fabrieksarbeider, bijrijder, magazijnmeester, ambtenaar, boerenknecht, makelaarsassistent, in- en verkoper. Hij werkte negen maanden per jaar om het resterende kwartaal liftend door Europa te kunnen trekken. Gedurende de eerste twee jaren van deze tijd (1962-1963) volgde Loesberg een avondcursus aan de Rotterdamse Kunstacademie, een opleiding die hij abrupt afbrak na een meningsverschil met een van de leerkrachten. In 1969 werd voor het eerst literair werk van zijn hand gepubliceerd: poëzie in Bijster.
Hoewel hij in Rotterdam bleef wonen, begon Loesberg in 1971 een studie Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. In datzelfde jaar begonnen zijn bijdragen aan Propria Cures, het blad waarvan hij in 1973 redactielid werd. Voor Propria Cures schreef Loesberg veel, vaak onder pseudoniem, zoals Constant Verkouden, Ds. Zangberg, Dokter Robert, Robert-Antoine Mont-Louise, Kees Rombouts en Meister L. Ook was hij de man achter een groot aantal mystificaties, onder de naam van onder anderen C.B. Vaandrager, W.F.G. Hartung, Bert Schierbeek, Martin Hartkamp, Rien Vroegindeweij, Robert Andriesse en
| |
| |
Jan Arends. Een ruzie met andere redactieleden was de reden van een voortijdige beëindiging van zijn redacteurschap in 1974, waarna Loesberg nog slechts incidentele bijdragen leverde. Zijn studie brak hij al na korte tijd af: hij was en bleef voornamelijk autodidact.
Samen met zijn vriendin verhuisde Loesberg in 1974 naar 's-Gravenhage. Twee jaar later, op 4 mei 1976, kwam zij bij een treinongeluk om het leven. Loesberg ondervond hiervan zowel geestelijk als lichamelijk zodanige weerslag dat een verblijf in diverse klinieken noodzakelijk werd.
De laatste jaren van zijn leven woonde Loesberg weer in 's-Gravenhage; hij leefde solitair en was geheel wars van publiciteit. Eind december 1990 werd hij dood aangetroffen in zijn woning. Hij moest al geruime tijd tevoren overleden zijn, na een val van de trap. Daardoor is zijn sterfdatum met net zo weinig zekerheid vast te stellen als zijn geboortedatum.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kritiek
‘Irriteren is mijn grootste hobby; na geschiedenis.’ Hoezeer deze gedachte van een van de hoofdpersonen uit Enige defecten, ene Loesberg, van toepassing is op de boeken van de schrijver als geheel, mag blijken uit de reacties in de pers. Passages als: ‘Arbeiders? Aan het gas ermee, allemaal. Nou ja, niet allemaal. Je hebt 1% nodig om het resterende percentage de weg te wijzen naar de douchegelegenheden en de kraan van het Zyklon-gasstel op C te draaien,’ maakten kwalificaties los als ‘protserige verbale zelfhandhaving’ (Vogelaar) en ‘speelt op een laffe en publiciteitsgeile manier in op modieuze gevoelens’ (Huizing). Harry van Santvoort was nog directer: hij noemde Loesberg ‘sadist’ en ‘fascist’. Ondanks de morele verontwaardiging ontbraken echter in vrijwel geen enkele recensie lovende bewoordingen voor het technische kunnen en de taalvaardigheid van Loesberg. Slechts enkele critici stelden zich de vraag wat de functie van de chargerende en epaterende passages in het werk van Loesberg is. Pas na het verschijnen van Een eigen auto bogen Van Deel en Peeters zich over de ‘dubbele bodem’ van Loesbergs boeken en noemde Maarten 't Hart diens cynisme ‘een schild dat veellevensangst bedekt’.
| |
Thematiek
Angst is inderdaad het centrale thema in Loesbergs werk. Dit blijkt het duidelijkst bij de jongere exemplaren van de verschillende Loesbergen die de hoofdpersonen zijn in Enige defecten en Een eigen auto: zij staan nog het meest kwetsbaar in een hun vijandige wereld en hebben hun verdediging nog het minst afdoende georganiseerd. Als de afweer faalt, is een verterende schaamte het logische gevolg. De angst geldt primair de andere mensen. Na een rampzalig busreisje constateert de jonge Robbie Loesberg in Enige defecten (p. 36): ‘Er moest blijkbaar ieder ogenblik gevochten worden. Aanvallend verdedigen.’ Vandaar dat hij minder bang is voor zijn medepassagiers nadat hij ze allemaal een scheldnaam heeft gegeven. De Loesbergen overschreeuwen dan ook hun angst, verschansen zich achter een wal van kennis (‘Kennerskennis. Kennis waarmee hij altijd iedereen kon epateren[...]’ (Een eigen auto, p. 36)), met kwaadaardigheid, verbaal geweld en arrogantie als weermiddelen. Mensen worden daarom gezien
| |
| |
als ‘kwakende, luchthappende en zwembewegingen makende amfibieën en reptielen’, als ‘misvormingen’ en ‘ziektekiemen’. De verschillende Loesbergen worden gekweld door een beklemmende vrees voor de onberekenbare, ongemotiveerd handelende ‘gewone man’: ‘Het was de allergrootste angst om just for kicks door de horde in elkaar geslagen te worden [...].’
Allesoverheersend is deze angst ‘voor pijn, de buurman, honger’. En ook voor de dood. Op meerdere plaatsen doet zich een mechanisme voor dat in zijn manier van functioneren onthullend is. Iedere keer dat een der Loesbergen geplaagd wordt door gedachten aan verval en eindigheid, wordt meer of minder expliciet gegrepen naar het reddende wapen van de ironie of de analyse: ‘De bergen met hun hemeltergende hoogtes kregen iets, ontkennen had geen zin, symbolisch. Verwezen op paapse wijze naar het hiernamaals. Snel, dacht hij, denken. De rede! Het gevoel mag niet gaan winnen.’ (Een eigen auto, p. 32) Kenmerkend is het steeds aanwezige besef van de sterfelijkheid van geliefde personen, zoals de opa van het jongetje Robbie Loesberg uit het verhaal ‘Kan-niet is dood’ in Een eigen auto. De oudere Loesbergen lijken zich daarom aan niemand in het bijzonder meer te hechten, behalve aan zichzelf: ‘O, lieveling wat ben ik verliefd op mij. Lag ik maar thuis, op mijn padvindersslaapkamertje, met mijn naaktfoto's binnen handbereik en de wandspiegel terzijde. O, wat houd ik toch van me, ondanks die eeuwige kilte van het glas.’ (Een eigen auto, p. 12) In scherp contrast daarmee staat een witte haat tegen het plebs, de massa, de anderen, een afkeer van de middelmaat en de ‘terreur van gewone mensen’. De duidelijkste uiting hiervan e is de wens die de Loesbergen in Enige defecten gemeen hebben: met een vuurwapen op de meute te mogen inschieten. Het doodmaken van mensen en het kapotmaken van dingen (zoals de jeep uit ‘Kan-niet is dood’, die Een eigen auto zijn titel bezorgde) is de hoogste vorm van bezit, beheersing van de omstandigheden en macht.
Waar dood en strijd belangrijke thema's zijn, kan verval als complement niet ontbreken. Ook in Loesbergs boeken gaat het toenemen van ouderdom bij de personages gepaard met het afnemen van kracht en scherpte. ‘Oud worden is een soort
| |
| |
ziekte. Levend, maar ziek. Bovendien is oud worden een schande!’ (Enige defecten, p. 221) De afbraak, het dikker en kaler worden, maakt kennelijk ook de wapens botter. Van de oudste, bejaarde Loesberg uit Enige defecten wordt gezegd (p. 286): ‘Door zaken als de dood te accepteren was zijn geestelijke werkzaamheid verminderd.’ En zijn jongere, net pensioengerechtigde voorganger is bij zijn weinig geslaagde afscheidsreceptie doodsbenauwd voor het brutale, scherpe broertje van zijn schoondochter, dat hem behandelt zoals een jonge Loesberg dat gedaan zou hebben. Vanaf het bereiken van een leeftijd van circa dertig jaar schijnen de Loesbergen hun pesterijen en venijn steeds vaker te verbijten en krijgt een zich bedreigd voelen door andere mensen langzaamaan de overhand. Het aanvallend verdedigen is blijkbaar slechts met de kracht der jeugd op te brengen.
| |
Ontwikkeling
Enige defecten en Een eigen auto zijn twee boeken in eenzelfde register. Beide tonen Loesbergen in verschillende levensfasen die een verbeten strijd aangaan met de rest van de wereld. Wel is er een verschuiving in de thematiek: komt in Enige defecten voornamelijk de angst voor de medemens en het dientengevolge aannemen van een agressieve rol het sterkst naar voren, in Een eigen auto manifesteert zich duidelijker een soort algemene existentiële angst voor verval, afbraak en vergankelijkheid, die slechts gedeeltelijk door het begrip ‘doodsangst’ gedekt wordt.
| |
Techniek
Enige defecten wordt gepresenteerd als een roman met zeven hoofdstukken, waarin steeds een dag uit het leven van een Robbie, Robert-Anton, Robert, Bob, R.A. of Ton Loesberg in telkens ongeveer tien jaar verspringende leeftijdsfasen de revue passeert. Het idee dat het hier een en dezelfde persoon zou betreffen, wordt gelogenstraft door het feit dat in elk verhaal tijdsaanwijzingen te vinden zijn die aantonen dat er sprake is van een warme dag in de zomer van 1968. Deze vorm lijkt geëigend om aan te geven dat de ‘Loesbergse’ gedragslijn al in de jeugd bepaald is, dat er in de loop der jaren in wezen weinig verandert en dat wat nieuw lijkt hoogstens een herhaling van het oudere is. Doordat genoemde levenshouding bovendien eigen is aan personages in zulke verschillende leeftijden, kan die ook niet eenzijdig gebonden zijn aan een tijdvak of generatie.
| |
| |
De novellen uit Een eigen auto zijn een extra onderstreping van deze gedachte, temeer daar in het sterk Reviaanse ‘A Portrait of the Artist as a Young Artist’ een zware nadruk valt op het feit dat er in de vijftien jaar die in het verhaal sinds De avonden verstreken zijn, eigenlijk bitter weinig veranderd is: alles is nog even grauw en grijs. De inhoudelijke samenhang van de onderdelen in het boek wordt voor een groot deel verzorgd door een passage in het openingsverhaal ‘My dearest Darling Mother, (...)’, waarin de jonge Loesberg een medelifter inlicht over zijn nog te schrijven boek. Hij schetst de contouren ervan en steekt een lofzang af op het citaat als stijlmiddel (p. 26): ‘Ik ben van plan mijn gehele bij voorbaat reeds klassiek te noemen werk ermee te doorschieten. Dat ergert. Citeren betekent: ik heb veel gelezen. Daar houdt men niet van in deze smalle tijden.’ Wie ziet dat diverse kenmerken uit deze schets terugkomen in Een eigen auto, de vele citaten in ogenschouw neemt en vervolgens ook nog leest: ‘Niets is zo vervelend als liftverhalen’, kijkt ineens met andere ogen naar het boek dat hij in handen houdt.
| |
Verwantschap / Traditie
Vanwege de liftverhalen is in verband met Loesbergs werk wel gewezen op de invloed van Kerouac, zoals zijn geslaagde kindertijdverhalen al gauw makkelijke vergelijkingen met Vestdijks Anton Wachter oproepen. Ook de invloed van Hermans en vooral Reve werden door de kritiek met gretigheid opgemerkt, wat vooral in het geval van de laatste niet verwonderlijk mag heten, omdat Loesberg nadrukkelijk met diens thematiek speelt (Enige defecten, p. 109): ‘Hij bezag in het drooggezeemde deel van de spiegel de twee diepe inhammen op zijn voorhoofd die de terugwijkende haargrens markeerden. Het lijkt wel of ik één boekje gelezen heb. Gerard Kornelis vergeten te wassen! Hoe kan ik nou die grote stinkzwam vergeten?’ (volgt het wassen van de penis). Essentiële invloeden voor het werk van Loesberg zijn echter vooral de scheldpartijen van de wild om zich heen schoppende Céline, de vormbeheersing van Joyce en de in nietszeggend gewauwel gedompelde uitzichtloosheid bij Beckett. Marjolijn Pauw heeft er verder op gewezen dat zich in de schietpassages de invloed van Sartre, en met name diens verhaal ‘Erostrate’ uit Le mur laat zien.
| |
Stijl
Deze gevarieerde voedingsbodem heeft bij Loesberg geresul- | |
| |
teerd in een heel eigen, bewust rommelige stijl, die door Maarten 't Hart terecht is getypeerd als ‘op het oog slordig lijkende, maar in werkelijkheid zeer zorgvuldig bewerkte taal’. Iedere zinsafbreking, elke syntactische afwijking is beredeneerbaar. Loesberg maakt een geraffineerd gebruik van de verwisselbaarheid van het gedachte en het uitgesprokene: door het weglaten van aanhalingstekens bewerkstelligt hij op dit punt een voor de verhaalgang belangrijke ambiguïteit. Vooral in de liftverhalen wordt zo een koortsig effect bereikt. De ‘woordgeilheid’ en de ‘angst voor een minuut stilte’ zijn daar de reden van de pagina's-lange tirades van de hoofdpersoon.
| |
Visie op de wereld
Ieder onderdeel van Loesbergs boeken staat in dienst van zijn thematiek en helpt mee de walging uit te drukken van het feit dat er niets en niemand volmaakt is en dat de wereld slechts de smerigheid van het alledaagse kent: ‘Alles. Altijd. Altijd weer pis en poep, altijd pekel, smegma, sperma, zweet, kots, menstrudinges, Godallemachtig. Is er dan helemaal niets anders?’
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Loesberg, ‘Hij is de ideale automobilist’ en ‘Wandeling met grootvader’. In: Bijster, jrg. 1, nr. 3, juli/augustus 1969, p. 15, G. |
Loesberg, Enige defecten. Amsterdam 1974, De Arbeiderspers, Grote ABC, nr. 230, R. |
Loesberg, Een eigen auto. Novellen. Amsterdam 1977, De Arbeiderspers, Grote ABC, nr. 289, NB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Alfred Kossmann, Goed thema weinig zorgvuldig uitgewerkt. In: Het Vrije Volk, 11-1-1975. (over Enige defecten) |
T. van Deel, Proza met gemengde gevoelens van drie debutanten. In: Trouw, 8-2-1975. (over Enige defecten) |
Sus van Elzen, Een onuitstaanbare roman over een walgelijk figuur. In: Knack, 12-3-1975. (over Enige defecten) |
Margaretha Ferguson, Een leven in mozaïek. In: Bzzlletin, jrg. 3, nr. 24, maart 1975, p. 15. (over Enige defecten) |
Harry van Santvoort, Sloperswerk van Loesberg, zinnig proza van Toonder en Dendermonde. In: De Nieuwe Linie, 9-4-1975. (over Enige defecten) |
Wim Vogel, Enige defecten van Loesberg. Zelfbeklag van een mensenhater. In: Haarlems Dagblad, 12-4-1975. (over Enige defecten) |
William Rothuizen. Er deugt absoluut niets of niemand. In: Haagse Post, 19-3-1977. (interview) |
J.F. Vogelaar, Al te vrolijke verhalen over de praatziekte. De protserige verbale zelfhandhaving van Loesberg. In: De Groene Amsterdammer, 20-4-1977. (over Een eigen auto) |
Maarten 't Hart, De kwetsbare voeten van Loesberg. In: NRC Handelsblad, 22-4-1977. (over Een eigen auto) |
Everhard Huizing, Loesberg en Heeresma: 2 matige mopperkonten. In: Nieuwsblad van het Noorden, 22-4-1977. (over Een eigen auto) |
T. van Deel, Angst en mensenhaat bij Loesberg. In: Trouw/Kwartet, 23-4-1977. (over Een eigen auto) |
Carel Peeters, De angst in de heerszucht. In: Vrij Nederland, 21-5-1977. (over Een eigen auto) |
Marjolijn Pouw, Een Nederlandse Herostratos. In: Tirade, jrg. 21, nr. 231, december 1977, pp. 709-712. (over Enige defecten) |
Hugo Bousset, Loesberg-Braakbewegingen. In: Hugo Bousset, Woord en schroom. Enige trends in de Nederlandse proza-literatuur 1973-1976. Brugge 1977, pp. 42-45. (over Enige defecten) |
Gerrit Komrij, Een epos van verval. In: Gerrit Komrij, Papieren tijgers. Amsterdam 1978, pp. 183-188. (over Enige defecten) |
Corina Engelbracht, Loesberg en de ramp van het interview. In: Corina Engelbrecht, Gezegd en geschreven. 's-Gravenhage 1979, pp. 78-85. (interview) |
68 Kritisch lit. lex.
februari 1998
|
|