| |
| |
| |
Arthur Lehning
door Ton Brouwers
1. Biografie
Paul Arthur (Müller) Lehning werd geboren op 23 oktober 1899 te Utrecht als tweede zoon van Paul Lehning en Paula Schübler. De eerste vijf jaar van zijn leven woont hij in het Duitse Elberfeld (Wuppertal), de geboorteplaats van zijn moeder. Na door haar man te zijn verlaten, hertrouwt zij in 1905 met F.J. Müller, een lid van de Hernhutters, afkomstig uit Zeist Hier gaat het gezin wonen en bezoekt Lehning de lagere school van de Hernhutterse broedergemeente. Vervolgens zit hij van 1912 tot 1918 op de Rijks-HBS aan de Kruisstraat te Utrecht. Vanaf de tweede klas ontwikkelt hij een innige vriendschap met de eveneens uit Zeist afkomstige H. Marsman, met wie hij dagelijks op en neer reist en die hij ook al kent van de lagere school. Lehning besluit om geen lid van de Hernhuttergemeente te worden.
Na zijn eindexamen vervult hij tot april 1919 zijn militaire dienstplicht in Amersfoort. In het najaar gaat hij naar de Economische Hogeschool in Rotterdam, waar hij onder meer colleges economische geschiedenis van N.W. Posthumus volgt. Hij publiceert zijn eerste artikelen in het Rotterdamsch Studentenblad, waarvan hij van 1920 tot 1922 redacteur is. In 1920 wordt hij bestuurslid van de Bond van Revolutionair-Socialistische Intellectuelen en redacteur van het studentenweekblad Minerva. Via Marsman leert hij Slauerhoff kennen. In 1920 ontmoet Lehning Annie Grimmer (1896-1931), met wie hij in het huwelijk treedt. Zijn moeder overlijdt in het jaar erna.
In de jaren twintig leiden Lehning en zijn vrouw een zwervend bestaan en wonen zij in diverse Europese steden, waar hij een scala aan politieke en culturele activiteiten ontplooit. Zijn studie
| |
| |
in Rotterdam blijft onafgerond, als zij in de zomer van 1922 naar Berlijn verhuizen. Hier volgt hij onder meer colleges aan de Friedrich Wilhelms Universiteit en leert hij uit Rusland verdreven anarchisten kennen, zoals Alexander Berkman en Emma Goldman. In 1923 is Lehning nauw betrokken bij de druk van de debuutbundel van zowel Slauerhoff als Marsman in Berlijn (waar dit, vanwege de gedevalueerde mark, een stuk goedkoper was dan in Nederland). In zomer en najaar van 1924 verblijft Lehning in Wenen voor onderzoek over Bakoenin en het revolutionaire antimilitarisme. Een jaar later woont hij vooral in Parijs, waar hij onderzoek doet en colleges sociologie en een Amerikaanse bibliotheekcursus volgt. Tijdens dit jaar leert hij de schilder Piet Mondriaan kennen. Vanaf zomer 1927 (tot eind 1934) is hij actief in de Internationale Antimilitaristische Kommissie. In deze periode is hij bovendien oprichter en hoofdredacteur van het avant-gardistische tijdschrift i 10 (1927-1929) en wordt hij gekozen tot redacteur van De arbeid vrij. Hij woont dan weer in Amsterdam, aan de Karel Dujardinstraat. De relatie met zijn vrouw is inmiddels bekoeld en vanaf mei 1928 woont Lehning enkele jaren met schilderes Charley Toorop aan de Leidsegracht.
Begin jaren dertig brengt Lehning veel tijd door in Spanje. Vanaf april 1932 is hij lid van het in Madrid en later in Barcelona gevestigde secretariaat van de Internationale Arbeiders Associatie. Ook is hij van 1932 tot 1936 hoofdredacteur van Grondslagen, het blad van het Nederlands Syndicalistisch Vakverbond. In het najaar van 1935 wordt hij aangesteld als wetenschappelijk medewerker voor de afdelingen Anarchisme en Latijnse Landen van het nieuwe Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) te Amsterdam. Met zijn nieuwe partner, Madeleine Kuipers, zijn secretaresse in Spanje, gaat hij in 1937 in Laren wonen.
Van april 1939 tot oktober 1947 woont Lehning in Engeland, waar hij een groot deel van de IISG-collectie onderbrengt. Tussen mei 1940 en januari 1941 zit hij gevangen op het eiland Man, net als duizenden anderen met een Duits, Oostenrijks of Italiaans paspoort (waaronder veel joodse vluchtelingen). Vanaf 1942 vervult hij functies bij het BBC Research Department, de
| |
| |
Nederlandse sectie van de BBC, het Engelse Foreign Office, het Londense Office of War Information van de Amerikaanse regering en de documentatieafdeling van de Nederlandse ambassade in Londen. In 1944 krijgt hij samen met Madeleine Kuipers een zoon, Percy genaamd.
Na nieuwe moeilijkheden rond zijn paspoort weet Lehning in 1947 de Engelse nationaliteit te verkrijgen. Datzelfde jaar keert hij terug naar Nederland om zijn werk bij het IISG voort te zetten. Vijf jaar later, in 1952, richt hij op verzoek van de Indonesische regering in Djakarta de Bibliotheek voor Politieke en Sociale Geschiedenis in. Aan het einde van dat jaar treedt hij in dienst van de afdeling culturele zaken van het Hoge Commissariaat van de Republiek Indonesië. In 1954/1955 is hij docent aan de Universiteit van Djakarta en de Indonesische Academie van Buitenlandse Zaken.
Na terugkeer in Nederland, in 1957, begint Lehning in opdracht van het IISG met de uitgave van de Archives Bakounine, een project dat hem ruim twintig jaar in beslag neemt. In 1965 wordt hij voorzitter van het Ferdinand Domela Nieuwenhuisfonds, waarvan hij tot zijn dood erevoorzitter zal blijven. Bij de oprichting van de Association des Amis de la Première Internationale, in 1971 te Parijs, wordt hij eveneens benoemd tot erevoorzitter. In 1972 is hij een semester visiting fellow in Oxford (Engeland), in 1973 is hij drie maanden verbonden aan het Institute for Advanced Study van Princeton University (VS). In 1976 verleent de Universiteit van Amsterdam hem een eredoctoraat in de sociale wetenschappen. In 1992 krijgt hij de Gouden Ganzeveer, een prijs voor zijn essays van de Koninklijke Nederlandse Uitgeversbond, en in 1999 wordt hem de P.C. Hooftprijs voor beschouwend proza toegekend.
Behalve in de hierboven genoemde tijdschriften zijn Lehnings essays en beschouwingen verschenen in De Stem, Filmliga, De Nieuwe Stem, Libertinage, De Vlam, Maatstaf, Raster, De Gids, Folia Civitatis, Vrij Nederland, Algemeen Handelsblad, NRC Handelsblad en de Volkskrant. Veel van zijn publicaties over het anarchisme en Bakoenin zijn vertaald in het Frans, Duits, Spaans, Engels en Italiaans, of oorspronkelijk in een van die talen uitgebracht. Om politieke redenen zijn artikelen van hem in de Spaanse pers ook
| |
| |
wel onder de schuilnamen Arturo en Pablo Moreno verschenen.
De laatste decennia van zijn leven woont Lehning afwisselend in Amsterdam en Lys Saint Georges, een dorp in midden-Frankrijk. Na de dood van zijn vrouw in 1995 trouwt hij met Toke van Helmond. De laatste jaren verblijft Lehning nog uitsluitend in zijn Franse huis, waar hij op 1 januari 2000 overlijdt.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Ontwikkeling
De eerste periode van het schrijverschap van Arthur Lehning is primair gewijd aan de verwoording van politieke en maatschappelijke denkbeelden. In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog heeft hij zich vooral toegelegd op een beter begrip van het sterk gistende politieke klimaat in het Europa van de jaren twintig en dertig, met name vanuit een belangstelling voor de socialistische en anarchistische traditie. Zijn literaire betrokkenheid komt in die periode tot uitdrukking in een handvol beschouwingen over geëngageerde schrijvers als Tolstoi en Gorter. De titel van Lehnings eerste bundel essays, Politiek en cultuur (1930), is programmatisch voor zijn oeuvre. Pas door zijn publicaties over Marsman en Slauerhoff in de jaren vijftig krijgt hij zelf als schrijver bekendheid in literaire kringen. De essays en commentaren die Lehning vervolgens in de jaren zestig, zeventig en tachtig publiceert, verzameld in drie bundels, laten zien dat voor hem politieke en literair-culturele beschouwing alleen maar nauwer met elkaar verstrengeld zijn geraakt.
| |
Thematiek / Techniek
In de vier bundels van Lehning zijn in totaal zo'n tachtig essays verzameld, ruwweg geschreven tussen 1925 en 1985 en vrijwel allemaal eerst afzonderlijk gepubliceerd. Opvallend is het grote aantal stukken dat oorspronkelijk als lezing of rede is geschreven, in het kader van de opening van een tentoonstelling, een begrafenis, een prijsuitreiking of een conferentie. Er zit ook menig gelegenheidsartikel tussen, geschreven op verzoek van een redactie, als inleiding bij een boek, als lemma voor een naslagwerk of als boekbespreking. Voorts is er een twintigtal kortere stukken, geschreven als onderdeel van een serie columns voor diverse tijdschriften. En dan is er nog een klein dozijn beschouwingen van langere adem die in meer traditionele zin als essays kunnen worden beschouwd. Een opsomming van een paar namen die voorkomen in de titels geeft een indruk van de inhoud van de artikelen: Kropotkin, Wilhelm von Humboldt, Rilke, Domela Nieuwenhuis, Joris Ivens, Nietzsche, Ter Braak, Ernst Bloch, Clara Meier-Wichman, Bart de Ligt, Lou Andreas-Salomé, Lenin, Slauerhoff, Marx en Sacco en Vanzetti. Ondanks de uiteenlopende aanleiding of oorsprong van de artike- | |
| |
len en de diversiteit aan onderwerpen bestaat er een opvallende eenheid in toon en benadering. Redenerend vanuit concrete gebeurtenissen of ideeën komt de schrijver in veel van zijn stukken op een onnadrukkelijke manier uit bij meer abstracte maatschappelijke beginselen als vrijheid en gelijkheid.
| |
Thematiek / Visie op de wereld
Lehnings beschouwingen over politieke kwesties vinden hun basis in zijn grondige kennis van de Europese geschiedenis in de periode tussen de Franse en de Russische revolutie. Vooral het werk van de Russische filosoof Michael Bakoenin (1814-1876) is daarbij een bron van inspiratie, voorzover daarin reflectie op de politieke organisatie van de samenleving en de voorwaarden voor een vrije ontplooiing van het individu samenkomen. Lehnings aanvankelijk eind jaren twintig in het Duits verschenen Radendemocratie of staatscommunisme (1972) biedt bijvoorbeeld een analyse van de jaren volgend op de Russische Revolutie, en maakt duidelijk hoe onder Lenin de individuele vrijheid al binnen een paar jaar aan banden werd gelegd. Het boek is een pleidooi tegen de marxistische opvatting dat de staat het sociale en economische leven van bovenaf moet sturen. Deze studie laat de theoretische gerichtheid van Lehning goed uitkomen, alsmede zijn vertrouwdheid met de talloze stromingen en nuances binnen het socialistische en anarchistische gedachtegoed.
Cultureel gezien identificeert Lehning zich sterk met het avantgardistische modernisme van de eerste decennia van de twintigste eeuw. Het door hem opgerichte en geleide maandblad i 10 (1927-1929) is hiervan de meest sprekende belichaming. Hoewel deze ‘internationale revue’ nooit meer dan een paar honderd abonnees heeft gehad en amper twee jaar heeft bestaan, biedt het blad met bijdragen van een zeer diverse groep schrijvers, kunstenaars en architecten - onder wie Kurt Schwitters, Walter Benjamin, Menno ter Braak, Wassily Kandinsky, László Moholy-Nagy, Piet Mondriaan, Ernst Bloch, J.J.P. Oud en Jan Romein - een rijkgeschakeerd beeld van de artistieke en intellectuele dynamiek in het West-Europa van de jaren twintig. Lehning zelf heeft naast korte boekbesprekingen een handvol bijdragen geleverd, vooral over actuele kwesties; een deel ervan is later verzameld in Politiek en cultuur. Echter, de bijzondere
| |
| |
kracht van i 10 schuilt niet zozeer in afzonderlijke bijdragen, maar in de som der delen. Door de gecombineerde aandacht voor nieuwe culturele uitingen (film, reclame, jazz), eigentijdse vormgeving (typografie, illustraties, fotokunst, ontwerptekeningen), controversiële actuele kwesties en theoretische bespiegeling geeft het tijdschrift bovendien een verrassend samenhangend tijdsbeeld. Over dit aspect schrijft Lehning in de inleiding tot het dertiende nummer dat i 10 wordt gemaakt vanuit de overtuiging ‘dat alle ekonomische, technische, maatschappelijke en geestelijke verhoudingen en veranderingen gebonden zijn aan éénzelfde sociologische structuur al is deze in een chaotischen en revolutionnairen tijd als de onze in een voortdurende verschuiving en verandering en is het dwaasheid die voor de toekomst te willen omlijnen.’ Deze constatering onderstreept het besef dat men historische verschijnselen en gebeurtenissen altijd moet herleiden tot hun culturele en maatschappelijke voedingsbodem om ze te kunnen begrijpen.
| |
Kunstopvatting
Lehnings eigen referentiekader is de ‘vrije orde’, zoals modernistische kunstenaars die aan het begin van de twintigste eeuw in hun werk gestalte gaven en die in de samenleving als geheel alleen door radicale omwentelingen gerealiseerd kan worden. Een intrinsiek onderdeel van die orde is het belang van interdisciplinariteit (de integratie van filosofie, kunst, literatuur, film, architectuur) en internationale gerichtheid, zoals eveneens belichaamd door i 10, dat veel internationale medewerkers kende en artikelen in vier talen publiceerde. Kunst moet volgens Lehning iets uitdrukken van wat er leeft in de tijd. Het is in dit verband overigens verrassend dat hij zelf een leven lang is blijven vasthouden aan het vroege modernisme: in zijn beschouwingen van na 1945 komen vrijwel geen naoorlogse schrijvers of kunstenaars voor.
| |
Thematiek / Relatie leven/werk
Het naoorlogse, op kunst en literatuur georiënteerde werk van Lehning gaat vrijwel volledig terug op zijn persoonlijke bekendheid met de personen over wie hij schrijft en die zich met name in de jaren twintig en dertig als literator of kunstenaar hebben ontplooid. Zijn beschouwingen over Marsman, Slauerhoff, Ter Braak, Mondriaan en Charley Toorop hebben een persoonlijk karakter, al is het hem zelden te doen om private aan- | |
| |
gelegenheden of onthullingen. Integendeel, nuchterheid en theoretische betrokkenheid voeren de boventoon. Zijn eerste boek over Marsman, De vriend van mijn jeugd (1954), vermengt bijvoorbeeld herinneringen aan hun vriendschap met kritische kanttekeningen bij Marsmans oeuvre. Ook het aanvankelijk in 1959 als boek gepubliceerde essay Marsman en het expressionisme laat zien dat Lehning literair-historische overwegingen als uitgangspunt kiest. Hierin betoogt hij dat enkele vroege gedichten van Marsman, van rond 1920, vanwege hun vorm tot de meest zuivere uitdrukkingen van het expressionisme in de Nederlandse literatuur behoren. Lehnings grote directe betrokkenheid bij de dichter en zijn werk in die periode blijkt op iedere bladzijde, maar dit aspect blijft ondergeschikt aan het betoog en verleent het juist om die reden een bijzondere toegevoegde waarde.
In zijn beschouwingen over werk van vrienden legt Lehning bovendien nadruk op het openbaar maken van literair-historisch materiaal. Het boek met herinneringen aan Marsman bevat veel van zijn ongepubliceerde brieven en gedichten uit Lehnings bezit. Dit geldt ook voor de bundel Brieven van Slauerhoff (1955), waarin Lehning brieven van deze schrijver aan hem en zijn vrouw van een inleiding voorziet. Een aan hem gerichte brief van Ter Braak uit 1934 publiceert hij met een uitgebreide annotatie, om zo de politieke en theoretische aspecten die erin aan bod komen van context te voorzien (zie Ithaka, 1980). Ook zijn Spaans dagboek (1997), bijgehouden tijdens de Spaanse burgeroorlog in het najaar van 1936, is in dit verband illustratief. Het munt niet uit in bespiegeling of beschrijvingskunst, maar geeft wel een indruk van Lehnings contact met Emma Goldman en de sfeer van het moment, en het vormt aldus - in combinatie met zijn essays over hetzelfde onderwerp - een bijdrage aan de geschiedschrijving van die historische episode.
| |
Visie op de wereld
Het utopische element speelt uiteindelijk een centrale rol in het werk van Lehning. Het vormt niet alleen de ‘voedingsbodem’ voor ‘alle grote kunst’, maar fungeert in concrete zin als een vast beginsel of oriëntatiepunt in de ontwikkeling van de mensheid. Het postulaat van de utopie heeft volgens hem dan ook niet zozeer betrekking op een wensdroom of droombeeld, maar op ‘de werkelijke eenheid van theorie en praxis. Wat onbewust en als
| |
| |
droom in de mensheid leeft, wordt door het utopicum bewust gemaakt, niet als een eschatologische heilsverwachting, maar als een cultuurscheppende kracht, een proces dat inspireert tot handelen. De utopie is in laatste instantie dat wat aan de geschiedenis haar zin geeft.’
Zoals steeds weer blijkt, zijn de opvattingen van de auteur nauw gelieerd aan een theoretische vorm van denken over politiek en cultuur die zich richt op het begrijpen van de grondstructuren van de samenleving. Al hecht Lehning belang aan een zo gering mogelijke macht van de staat en een zo groot mogelijke vrijheid van het individu, hij verhult niet dat er vanuit die optiek volop reden tot pessimisme is over de twintigste eeuw. Zo schrijft hij in ‘i 10 na 65 jaar’ (in De tocht naar Ithaka): ‘De Jules Verne-achtige ontwikkeling van de techniek, de vooruitgang op het gebied van de psychologie en sociologie, hebben geen fundamentele veranderingen tot gevolg gehad voor het leven van de mens en niets veranderd aan de samenleving die nog steeds geconditioneerd wordt door dezelfde archaïsche economische, politieke en geestelijke verhoudingen. Net als toen: dezelfde kerken, dezelfde politici, dezelfde technocraten.’
| |
Stijl
Verwantschap / Traditie
Het meest kenmerkende stilistische aspect van het proza van Lehning is de rustige, beschouwende toon ervan. Men kan zijn stukken nauwelijks in conventionele zin persoonlijk of autobiografisch noemen, maar toch heeft zijn werk een intiem karakter. In zijn beschouwing over Slauerhoff, ‘Een land nog niet in kaart gebracht’ (in De draad van Ariadne, 1966), valt op hoe trefzeker en elegant Lehning het werk typeert van de man die schreef om ‘zichzelf te verwerkelijken en te handhaven in een voortdurend protest tegen de wereld.’ Ook in de meer polemische passages en artikelen valt in de eerste plaats de zelfbeheersing op, alsmede de voortdurende gerichtheid op redelijke argumenten. Ondanks Lehnings eruditie en de complexiteit van zijn onderwerpen is zijn taal doorgaans direct en eenvoudig. Dit alles draagt bij aan een heldere, evenwichtige, gezaghebbende stijl, die mogelijk deels het product is van het feit dat vrijwel al het werk waaraan hij zijn bekendheid als schrijver dankt, op rijpere leeftijd werd geschreven.
Hoewel Lehning in de jaren twintig en dertig vooral politiek en
| |
| |
internationaal actief was, moet hij met terugwerkende kracht - mede op basis van zijn hoofdredacteurschap van i 10 en zijn literaire en artistieke vriendschappen - als een centrale figuur in de Nederlandse cultuur van die periode gezien worden. Door zijn politieke oriëntatie is Lehning aanvankelijk gericht op werk van schrijvers als Gorter en Henriëtte Roland Holst, leden van de generatie voor hem, maar met Ter Braak en Du Perron deelt hij vervolgens een Europese, modernistische gerichtheid. Lehnings voorkeur voor het essay en zijn neiging tot polemiek kan men eveneens in verband brengen met de Forumgeneratie, net als zijn aandacht voor de avant-garde in kunst en cultuur.
| |
Kritiek
De beschouwing Marsman en het expressionisme wordt algemeen gezien als een van Lehnings beste stukken. Kees Fens bewondert de gezaghebbende, ‘krachtige stijl’ van de essays, die ook door Pierre H. Dubois zeer positief wordt gewaardeerd. De vriend van mijn jeugd is overwegend enthousiast ontvangen. Michel van der Plas vindt het boek geslaagd omdat de auteur hierin een portret van ‘alle dichters’ geeft. F. Bordewijk beschouwt de stijl als ‘uitstekend’ en waardeert het dat de auteur ‘vrij van sentimentaliteit’ is, maar hij had meer van Marsman als dichter en advocaat willen zien en minder van hem als vriend. D.A.M. Binnendijk bewondert de ‘beheerst bevlogen toon’; hij noemt het boek onbevredigend in de interpretatie van Marsmans neigingen tot katholicisme, fascisme en angst voor de dood, maar het is goed vanwege het geboden inzicht in zijn ‘paradoxale natuur’. P. Minderaa vindt dat met name het eerste deel ontroert ‘als demonstratie van prachtig levende heerlijk-jonge vriendschaps-eros’ en hij noemt het ‘van grote betekenis’ voor ‘het verstaan van Marsmans figuur en van de gehele literaire en ideeënstrijd van zijn generatie.’
De kritische kanttekeningen spitsen zich toe op Lehnings standvastigheid als het gaat om zijn politieke ideeën, die in de loop van zijn schrijverschap onvoldoende ontwikkeling zouden vertonen. Anderen daarentegen hebben juist waardering voor de sobere, onmodieuze, onverzettelijke rebellie in zijn werk - ‘die houding van verzet tegen alles wat de persoonlijke vrijheid vernietigt of bedreigt.’ Bij de toekenning van de P.C. Hooftprijs in
| |
| |
1999 werd wel geschreven dat zijn werk onvoldoende literair zou zijn.
| |
Publieke belangstelling
De cesuur in zowel de kritische als publieke belangstelling ligt echter in de jaren zestig en zeventig. In de gepolitiseerde Nederlandse cultuur van die tijd werd Lehnings expertise op het gebied van het anarchisme ineens actueel. Voor zijn vooroorlogse politieke geschriften en zijn activiteiten rond i 10 ontstond hernieuwde aandacht. Werk dat hij in de jaren twintig en dertig in het Duits had gepubliceerd, verscheen voor het eerst in het Nederlands, terwijl ook zijn twee boeken over Marsman uit de jaren vijftig diverse malen werden herdrukt. In de media verschenen er bovendien regelmatig grote interviews met Lehning en artikelen over zijn werk, met name in Vrij Nederland. De toegenomen publieke belangstelling blijkt eveneens uit tv-documentaires, onder meer in de NOS-serie ‘Markant’, 4 januari 1976, en een door Hans Keiler gemaakt portret bij de VPRO, uitgezonden op 18 april 1982.
| |
Thematiek
Het werk van Arthur Lehning laat zich het best karakteriseren als dat van een strijdbare, ‘tedere anarchist’. Zijn gouden jaren waren de jaren twintig, toen hij zich, zwervend door Europa, wist te vereenzelvigen met het politieke en artistieke ferment in zijn omgeving. Sindsdien is zijn werk - zoals hij dat van Slauerhoff karakteriseerde - een ‘protest tegen de wereld.’ In de jaren twintig klimt hij in de pen tegen filmcensuur, terwijl een van zijn stukken uit de jaren tachtig tegen de dienstplicht is gericht. Hij verzet zich een leven lang tegen alle vormen van militarisme, maar publiceert ook ‘Een aantekening over Marsman en Rilke’ en een stuk over Charley Toorop met de aan A. Roland Holst ontleende titel ‘Over een vrouw die schreed alsof zij nooit zou sterven’. Praktische politiek en literaire betrokkenheid gaan hand in hand bij Lehning. Vrijheid en gelijkheid moet men voortdurend actief afdwingen; zij moeten steeds opnieuw in een dynamisch maatschappelijk proces worden ‘geschapen’. Hierin schuilt ook het nimmer aflatende belang van avant-gardistische kunst. In de ogen van Lehning is voor een cultuur of samenleving het waarborgen van de vrije ontplooiing van het individu de enige bestaansgrond.
| |
| |
| |
3. Primaire literatuur
N.B.: Deze lijst bevat alleen de afzonderlijk gepubliceerde werken waar Arthur Lehning als schrijver, vertaler, inleider of samensteller bij betrokken is geweest. Een gedetailleerde bibliografie van zijn werk tot 1976 is te vinden in Amsterdam, 8 januari 1976 (1976). Een aanvulling hierop tot 1980 bevat Over Buonarroti, internationale avantgardes, Max Nettlau en het verzamelen van boeken, anarchistische ministers, de algebra van de revolutie, schilders en schrijvers. Voor Arthur Lehning (1979).
Arthur Müller Lehning, De Sociaal-Democratie en de oorlog. Vertaling en inleiding van de auteur. Amsterdam 1926, Boek- en Brochuredepôt IAMV, E. (oorspronkelijk in het Duits verschenen als Die Sozjaldemokratie und der Krieg. Berlijn 1924) |
Arthur Müller Lehning, De feiten en de betekenis van de zaak Sacco en Vanzetti. Utrecht/Amsterdam 1927, Cohens Boekhandel, E. |
Arthur Müller Lehning, Anarcho-syndicalisme. Amsterdam 1927, Gemengd Syndicalistische Vereeniging, E. |
Arthur Müller Lehning, Politiek en oorlog. Hoe moet onze houding zijn bij het afkondigen der mobilisatie? Z.p. 1928, Brochuredepôt IAMV, E. |
Ludwig Renn, Oorlog. Vertaling Arthur Müller Lehning. Utrecht 1929, Bijleveld, R. (vert.) |
Arthur Müller Lehning, Politiek en cultuur. Den Haag 1930, ‘De Baanbreker’, Servire, EB. |
Arthur Müller Lehning, Rationalisatie en de 6-urige arbeidsdag. Amsterdam 1931, Nederlands Syndicalistisch Vakverbond, E. (opgenomen in De arbeid vrij) |
Arthur Müller Lehning, De Spaansche Revolutie. Amsterdam 1932, Nederlands Syndicalistisch Vakverbond, E. |
Arthur Müller Lehning, Directe actie, in Spanje, in Frankrijk, in België. Ook in Nederland? Amsterdam 1936, Nederlands Syndicalistisch Vakverbond, E. |
Arthur Müller Lehning, The International Association (1855-1859). A contribution to the preliminary history of the First International. Leiden 1938, E.J. Brill, Studie. |
Arthur Lehning, De vriend van mijn jeugd. Herinneringen aan H. Marsman. 's-Gravenhage 1954, Van Hoeve, Biografie. (2e druk: Amsterdam 1960, Querido, Salamander 62; 3e druk, onder de titel H. Marsman, de vriend van mijn jeugd. Herinneringen: 1976, Querido) |
Arthur Lehning, Brieven van Slauerhoff. 's-Gravenhage 1955, Stols, Brieven. |
Arthur Lehning, Marsman en het expressionisme. 's-Gravenhage 1959, L.J.C. Boucher, Het Nieuwe Voorhout, E. (2e druk: Utrecht 1978, Reflex; opgenomen in De draad van Ariadne en De tocht naar Ithaka) |
| |
| |
Archives Bakounine. Textes établis et annotés par Arthur Lehning. 7 dln. Leiden 1960-1981, E.J. Brill, Teksteditie. |
H. Marsman. Samenstelling Gerrit Borgers, Jan Hulsker, Arthur Lehning e.a. Inleiding Arthur Lehning. 's-Gravenhage/Amsterdam 1960, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum/De Bezige Bij, Schrijversprentenboek 4, E. |
H. Marsman, Vijf versies van ‘Vera’. Ingeleid door Arthur Lehning en verzorgd door Daisy Wolthers. 's-Gravenhage 1962, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Teksteditie. |
De internationale avant-garde tussen de twee wereldoorlogen. Een keuze uit de internationale revue i 10. Samenstelling Arthur Lehning en Jurriaan Schrofer. Den Haag 1963, Bert Bakker, Bl. |
Arthur Lehning, De draad van Ariadne. Essays en commentaren. Amsterdam 1966, Polak & Van Gennep, EB. (2de druk: Baarn 1980, Het Wereldvenster, Essays en commentaren 1) |
Arthur Lehning, From Buonarroti to Bakunin. Studies in international socialism. Leiden 1970, E.J. Brill, Studie. |
Michael Bakoenin, Over anarchisme, staat en dictatuur. Samenstelling en inleiding Arthur Lehning. Vertalingen Jaap Kloosterman. Den Haag 1970, L.J.C. Boucher, Manifesten, Teksteditie. (2e druk: Stadskanaal 1970, Anarchistiese Uitgaven; 3e druk: Amsterdam 1976, Van Gennep, Kritiese biblioteek) |
Arthur Lehning, Radendemocratie of staatscommunisme. Marxisme en anarchisme in de Russische revolutie. Vertaling Jaap Kloosterman. Amsterdam 1972, Van Gennep, Kritiese biblioteek, Studie. (2e druk, onder de titel Lenin en de revolutie. Marxisme en anarchisme in de Russische Revolutie: Amsterdam 1994, Rode Emma, Dilemma 7) |
Michael Bakunin, Selected writings. Edited and introduced by Arthur Lehning. Translation from the French by Steven Cox. Translation from the Russian by Olive Stevens. London 1973, Jonathan Cape, Teksteditie. |
Arthur Lehning, Amsterdam, 8 januari 1976. Met bibliografie 1919-1976, samengesteld door Maria Hunink. Amsterdam 1976, Athenaeum-Polak & Van Gennep, E. (ook opgenomen in Ithaka en De tocht naar Ithaka) |
Arthur Lehning, De arbeid vrij. Amsterdam 1976, Anarchistiese uitgeverij, Anarchistiese uitgaven, EB. |
Arthur Lehning, Inleiding. In: Michael Bakoenin's biecht. Uit de Peter en Pauls vesting te St. Petersburg aan Tsaar Nikolaas I. Vertaling Dick Peet. Amsterdam 1976, De Arbeiderspers, Privé-domein 36, pp. 7-39, E. |
Arthur Lehning, H. Wielek en P.H. Bakker Schut, Duitsland: voorbeeld of waarschuwing? Baarn 1976, Wereldvenster, E. |
| |
| |
Arthur Lehning, Nawoord. In: Hans Magnus Enzensberger, De korte zomer van de anarchie. Leven en dood van Buenaventura Durruti. Vertaling Gerrit Bussink. 2e druk, Amsterdam 1977, Van Gennep, pp. 305-307, E. |
Bakoenin. Een biografie in tijdsdocumenten. Samenstelling en inleiding Arthur Lehning. Baarn 1977, Het Wereldvenster, Biografie. |
Arthur Lehning, Over vrijheid en gelijkheid. Johan Huizinga-lezing, uitgesproken op 10 december 7976, in de Pieterskerk, Leiden. Baarn 1977, Het Wereldvenster, Johan Huizinga-lezingen 1976, E. (ook opgenomen in Prometheus en het recht van opstand en De tocht naar Ithaka) |
Arthur Lehning, Ithaka. Baarn 1980, Het Wereldvenster, Essays en commentaren 2, EB. |
Uit het archief van Arthur Lehning. Documenten over de stichting van een bibliotheek voorpolitieke en sociale geschiedenis in Indonesië 1949-1952. Samenstelling Maria Hunink. Inleiding Jan Rogier. Amsterdam 1984, Van Gennep, Documenten. |
Arthur Lehning, Prometheus en het recht van opstand. Baarn 1987, Ambo, Essays en commentaren 3, EB. |
Arthur Lehning, Spaans Dagboek 7 oktober - 3 november 1936, gevolgd door Aantekeningen over de Revolutie in Spanje april 1937. Inleiding Toke van Helmond. Oude Tonge 1996, Huis Clos, Huis Clos-reeks 16, Dagboek. |
Arthur Lehning, Reflecties bij een schoolfoto. In: Agnes Amelink en Karen M. Veenland-Heineman, Een school met traditie. Honderd jaar lager onderwijs aan Zeister Broedergemeentescholen. Zeist 1996, Comeniusschool, pp. 36-40, E. |
Arthur Lehning, Onder antiquaren. Lys-St. Georges 1997, Ithaka, E. |
Arthur Lehning, De tocht naar Ithaka. Beschouwingen over politiek en cultuur. Met een voorwoord van Toke van Helmond. Amsterdam 1999, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 1790, EB/Bl. |
| |
| |
| |
4. Secundaire literatuur
B. Stroman, Herinneringen aan Marsman. Als de vriend van mijn jeugd. In: Algemeen Handelsblad, 3-4-1954. |
H.K., De mythe van de jeugd. In: De Linie, 8-5-1954. (over De vriend van mijn jeugd) |
D.A.M. Binnendijk, Evocatie van een vriendschap. Bij ‘De vriend van mijn jeugd’ door Arthur Lehning. In: Het Parool, 5-6-1954. |
Michel van der Plas, De dichter Marsman. Müller Lehning's herinneringen aan een jeugdvriend. In: Elseviers Weekblad, 10-7-1954. |
P. Minderaa, Arthur Lehning. De vriend van mijn jeugd. In: De Groene Amsterdammer, 25-9-1954. |
Pierre H. Dubois, Arthur Lehning en Marsman. Naar aanleiding van ‘i 10’ en ‘Vijf versies van Vera’. In: Het Vaderland, 12-10-1963. |
[Anoniem], De avant-garde der jaren '20. In: NRC, 26-10-1963. (over tentoonstelling ‘i 10’ in Stedelijk Museum Amsterdam) |
Kees Fens, Draad van Ariadne. In: De Tijd, 12-1-1967. |
B. Stroman, Ariadne de spelbreekster. In: Algemeen Handelsblad, 21-1-1967. |
Paul van 't Veer, Maatschappij als cultuurgebied. In: Het Vrije Volk, 4-2-1967. (over De draad van Ariadne) |
J.W. Oerlemans, De morele rebellie van Arthur Lehning. In: NRC, 24-2-1967. (over De draad van Ariadne) |
Han Jonkers, Essays van iemand die consequent bleef. Het gelijk van Arthur Lehning. In: Eindhovens Dagblad, 18-3-1967. (over De draad van Ariadne) |
D[aniel] de L[ange], Arthur Lehning raakt de draad kwijt. In: de Volkskrant, 1-4-1967. (over De draad van Ariadne) |
Pierre H. Dubois, De draad van Ariadne door Arthur Lehning. In: Het Vaderland, 26-5-1967. |
Anton Constandse, Gesprek met Arthur Lehning. In: De Gids, jrg. 130, nr. 6/7, 1967, pp. 39-49. |
Jan Rogier, Arthur Lehning: ‘Je hebt de indruk alsof de hele bevolking gedoped is’. In: Vrij Nederland, 15-11-1969. (interview) |
Maria Hunink, Arthur Lehning over de methodiek van de revolutie. In: Vrij Nederland, 6-1-1973. (over Radendemocratie of staatscommunisme) |
Maria Hunink, Arthur Lehning, socialist tussen Oost en West. Portret van een historicus en anarchist. In: Vrij Nederland, 2-11-1974. |
Lidy van Marissing, Voor en na een wereldoorlog op zoek naar nieuwe vormen. Internationale revue ‘i 10’ herdrukt. In: de Volkskrant, 23-11-1974. |
Jan Bank, Ere-doctor Arthur Lehning bijzonder veelzijdige pionier. In: de Volkskrant, 3-1-1976. |
Anton Constandse, Bij het ere-doktoraat van Arthur Lehning. In: De Nieuwe Linie, 7-1-1976. |
G. van Benthem van den Bergh, Arthur Lehning, de anarchist die een eredoctoraat verdiende. In: NRC Handelsblad, 8-1-1976. |
H.J.A. Hofland, Arthur Lehning: een rationeel utopist. In: NRC Handelsblad, 26-11-1976. |
Pierre H. Dubois, Aandacht voor het anarchisme. Arthur Lehning en Bakoenin. In: Het Vaderland, 26-3-1977. (over Amsterdam, 8 januari 1976) |
Frans Boenders, Lehnings permanente avant-garde. In: Vrij Nederland, 17-11-1979. (over Voor Arthur Lehning en de uitgave van een integrale reprint van i 10) |
Wim van Dooren, Arthur Lehning: anarchist, avantgardist, wetenschapper, tachtig jaar. In: Utrechts Nieuwsblad, 22-11-1979. |
Maria Hunink, Jaap Kloosterman en Jan Rogier (red.), Over Buonarroti, internationale avant-gardes, Max Nettlau en het verzamelen van boeken, anarchistische ministers, de algebra van de revolutie, schilders en schrijvers. Voor Arthur Lehning. Baarn 1979; waarin onder meer:
- | Kees van Wijk, Arthur Lehning en i 10, pp. 168-177. |
- | A.M. Hammacher, Nog eens: Charley Toorop, pp. 178-201. |
- | Maria Hunink, De geschiedenis van een
|
|
| |
| |
| bibliotheek. Max Nettlau en Amsterdam, pp. 317-366. |
|
Jan Rogier, Utopist: Een juiste visie op de realiteit is een conditie voor de vrijheid. Bij de tachtigste veijaardag van Arthur Lehning. In: Vrij Nederland, 27-10-1979. |
Toke van Helmond en J.J. Oversteegen (red.), De geschiedschrijver des Rijks en andere socialisten. Nijmegen 1979, pp. 295-315. |
Pierre H. Dubois, De tocht naar Ithaka. In: Het Vaderland, 10-5-1980. (over De draad van Ariadne en Ithaka) |
Rein Bloem en Jacques Kruithof, ‘Als er revolutie is bloeit de poëzie’. In: Vrij Nederland, 21-6-1980. |
Hans Ester, Arthur Lehning, sleutelfiguur in de culturele betrekkingen. Berlijnse periode belicht in Goethe-instituut. In: Trouw, 10-3-1982. (over tentoonstelling in Amsterdam) |
John Jansen van Galen en Jos Schneider, Arthur Lehning: ‘Wij zijn op weg naar een reactionaire ontwikkeling’. In: Haagse Post, 17-4-1982. (interview over leven, werk en politiek) |
Yve-Alain Bois, Arthur Lehning en Mondriaan. Hun vriendschap en correspondentie. Woord vooraf Arthur Lehning. Nederlandse bewerking Toke van Helmond. Amsterdam 1984. |
Els Hoek, De anarchist en de koele schilder. Arthur Lehning en Piet Mondriaan, een vriendschap. In: Vrij Nederland, 24-11-1984. (over bovengenoemde studie van Bois) |
Corine Spoor, Arthur Lehning: ‘Anarchie is geen vooropgezet plan’. In: De Tijd, 4-7-1986. (interview over de Spaanse burgeroorlog) |
Frits de Jong Edz., Bakoenin boven Marx. Het zelfverzekerde ‘neen’ in de polemieken van Arthur Lehning. In: Vrij Nederland, 18-7-1987. (over Prometheus en het recht van opstand) |
Koos van Weringh, Het bankroete anarchisme van Arthur Lehning. In: Trouw, 23-7-1987. (over Prometheus en het recht van opstand) |
Henriëtte van Hoogstraten en Jolanda Vis, Arthur Lehning en i 10. In: Vooys, jrg. 6, nr. 4, 1988, pp. 2-10. |
Toke van Helmond en J.J. Oversteegen (red.), Voor Arthur Lehning. Over anarchisme, anarcho-syndicalisme en architectuur / Bakoenin, Brenan, Benjamin en Bloch / Debrot, Duiker en De Ligt / Engeland en het eiland Man / Malevich, Mondriaan en Monet / Spanje, Schuitema en Zwart. Maastricht 1989; waarin onder meer:
- | Johnny Lenaerts, Joep Schreurs en Piet Gerards, Arthur Lehning. Utopia als inspiratiebron, pp. 9-43. (interview over leven en werk) |
- | Yve-Alain Bois, La Leçon d'i 10, pp. 77-90. |
- | H.A. Gomperts, De tocht of het doel?, pp. 164-172. (over Lehning in Engeland) |
- | Toke van Helmond, From one brigand to another. Gerald Brenan en Arthur Lehning, een vriendschap, pp. 175-188. |
|
F. Bordewijk, De jeugd van een vriend. (1954) In: F. Bordewijk, Verzameld Werk, deel 13, Amsterdam 1991, pp. 290-293. (over De vriend van mijn jeugd) |
Frénk van der Linden, ‘Ach, hoe warm gloeit mijn hart, als de anarchistische vlag wappert’. In: NRC Handelsblad, 5-12-1992. (interview) |
Marc Adang, i 10, Arthur Lehning en de dagelijkse praktijk van een idealistisch tijdschrift. In: De Gids, jrg. 156, nr. 4-5, 1993, pp. 286-406. |
Toke van Helmond (red.), i 10 sporen van de avant-garde. Heerlen 1994. (tentoonstellingscatalogus) |
J.J. Oversteegen, Arthur Lehning: kroongetuige van een eeuw. In: Trouw, 10-12-1998. |
Raymond van den Boogaard, Zieltjes winnen is niet nodig. De P.C. Hooftprijs voor Arthur Lehning, origineel dwarsligger. In: NRC Handelsblad, 18-12-1998. |
Martin Reints e.a., PC Hooftprijs voor beschouwend proza 1999 aan Arthur Lehning. Juryrapport. Den Haag 1999. |
Martin Smit, De eeuw van Arthur Lehning. In: Nieuw letterkundig magazijn, jrg. 17, nr. 2 december 1999, pp. 49-53. |
Ed' Korlaar, Lucide maar te rustig docent. PC Hooft-winnaar Arthur Lehning. In: NRC Handelsblad, 11-6-1999. (over De tocht naar Ithaka) |
Jo Tollebeek, Een samenleving zonder staat.
|
| |
| |
In: de Volkskrant, 9-7-1999. (over De tocht naar Ithaka) |
M. Februari, Het enige doel is vrijheid. Bij de honderdste verjaardag van Arthur Lehning. In: de Volkskrant, 21-10-1999. |
Bert Altena, Hernhutters stempelden Lehning. In: Trouw, 22-10-1999. |
Jan-Hendrik Bakker, Een romanticus vol strijdbaarheid, engagement en avontuur. In: Haagsche Courant, 3-1-2000. |
Kees Fens, Lehning, man van een hele eeuw. In: de Volkskrant, 3-1-2000. |
Rudi Rotthier, De anarchist met de open ogen. In: De Morgen, 8-1-2000. |
Rob Hartmans, De anarchist, de staatsprijs en het magere oeuvre. Over Arthur Lehning. In: Rob Hartmans, Vaarwel dan! Essays over intellectuelen en hun illusies. Soesterberg 2000, pp. 243-251. |
Jan Gielkens, Zijn ze goed, of zijn ze fout: Erich Wichman, Hendrik Marsman, Arthur Lehning en Joris Ivens. In: Historisch nieuwsblad, jrg. 9, nr. 4, mei 2000, pp. 44-47. |
95 Kritisch lit. lex.
november 2004
|
|