| |
| |
| |
Joke van Leeuwen
door Hanneke Klinkert
1. Biografie
Johanna Rutgera van Leeuwen werd op 24 september 1952 in Den Haag geboren in een domineesgezin dat geregeld verhuisde. Toen zij dertien jaar oud was, verhuisde het gezin naar Brussel, omdat haar vader daar benoemd was tot hoogleraar theologie. In 1970, na haar eindexamen aan het Koninklijk Atheneum Etterbeek in Brussel, ging Joke van Leeuwen grafische kunsten studeren aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, waar zij in 1973 afstudeerde. Daarna volgde zij studies in vrije en toegepaste grafische kunsten aan het Hoger Sint Lukasinstituut in Schaarbeek, Brussel, die zij in 1975 succesvol afrondde. Ook haar studie Nieuwste Geschiedenis aan de Vrije Universiteit Brussel (1976-1982) rondde zij af. In het cultureel geïnteresseerde milieu waaruit zij afkomstig is, is de basis gelegd voor haar veelzijdigheid.
Haar eerste kinderboek, dat zij - evenals haar latere werk - zelf illustreerde, verscheen in 1978. Haar literaire werk voor de jeugd werd vele malen bekroond, met alle belangrijke prijzen op het gebied van de jeugdliteratuur (ook die voor illustraties), een waardering die in 2000 culmineerde in de toekenning van de Theo Thijssenprijs. Ook buitenlandse nominaties en prijzen vielen haar ten deel. Veel van haar kinderboeken zijn in diverse talen vertaald, zelfs in het Japans en Papiamento.
De tjilpmachine (1990) was haar eerste novelle voor een ouder lezerspubliek. Deze werd in 1994 gevolgd door Laatste lezers, de eerste dichtbundel voor volwassenen. Voor deze laatste kreeg zij de C. Buddingh'-prijs uitgereikt. Het titelgedicht uit Vier manie- | |
| |
ren om op iemand te wachten werd op Gedichtendag 2002 uitgeroepen tot een van de drie beste gedichten van 2001. De dichtbundel Wuif de mussen uit (2006) werd genomineerd voor de VSB Poëzieprijs. Voor het gedicht ‘Andermans hond’ uit deze bundel kreeg zij de Herman de Coninck-publieksprijs.
Een aantal van deze gedichten was eerder verschenen, soms in een andere versie, in Nieuw Wereldtijdschrift, Lust & Gratie, Raster en Het Liegend Konijn. Van haar werk voor volwassenen zijn alleen enkele losse gedichten vertaald in het Spaans, Frans en Roemeens. Tentoonstellingen van haar beeldend werk waren in onder andere Amsterdam, Bologna en Bratislava te zien.
Behalve als auteur en beeldend kunstenaar is Joke van Leeuwen ook actief op het gebied van cabaret. Zij won in 1978 op het Camerettenfestival alle prijzen en is daarna zes jaar cabaretière geweest. Sinds 2004 is zij weer officieel terug in theaters, waar zij een combinatieprogramma brengt van cabaret, literatuur en beeld.
Joke van Leeuwen heeft een zoon en woont in Antwerpen, waar zij in januari 2008 is aangesteld als stadsdichter.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek / Visie op de wereld / Kunstopvatting
Om haar kritiek op cultuur en samenleving doeltreffend over te brengen integreert Joke van Leeuwen in haar werk een scala aan kunstvormen, zowel literair als beeldend, die met elkaar gemeen hebben dat ze een humoristisch effect sorteren. Zo drijft Van Leeuwen de spot met liefdeloosheid, moralisme, decadentie, geweld, macht en racisme. In een recensie over Vrije vormen (2002), haar eerste roman voor volwassenen, typeerde criticus Aqan Peters haar oeuvre treffend als: ‘Zware dingen licht maken, transparant, grappig, zonder de ernst te smoren, dat is altijd Van Leeuwens kracht geweest, en dat adagium is ze trouw gebleven.’
Haar humor verdoezelt nooit de alom aanwezige wreedheid, maar geeft eerder de belachelijkheid ervan aan. Daarmee blijkt Van Leeuwen de opvattingen over kynisme te delen van de Duitse filosoof Peter Sloterdijk, en er opnieuw vorm aan te geven. Door vrijpostigheid en een vrolijk gebrek aan respect wil zij met haar literaire en beeldende werk de lezer gevoelens van geluk geven en deze ertoe aanzetten voortdurend te reflecteren op de maatschappij. Evenals Sloterdijk pleit Van Leeuwen voor het blijven stellen van kinderlijke vragen ten aanzien van harde feiten, niet kinderlijk in de zin van naïef, maar als vol verwondering, zoals: waarom kunnen mensen niet vreedzaam naast elkaar leven? Alleen door een fundamenteel andere opstelling, waarin van onderaf of vanaf de zijlijn naar gedrag van mensen wordt gekeken, blijft er hoop op geluk. Niets blijkt immers vast te liggen: door vaste denkpatronen los te laten, kan men een nieuwe visie op het leven ontwikkelen. Identiteit is geen vaststaand gegeven, het ego is fictie, omdat een mens uiteindelijk het product is van conventies. Door eerst weer een mens zonder vaste gedragspatronen te worden, een nobody, kan de mens een yesbody worden, iemand met tegenwoordigheid van geest, die bewust leeft. Deze filosofie werkt Joke van Leeuwen vooral in haar proza uit.
| |
Stijl / Techniek
De zeer uiteenlopende personages die in dit proza ten tonele worden gevoerd, zijn getooid met ongebruikelijke namen, die weliswaar een vervreemdend effect veroorzaken, maar wel de- | |
| |
gelijk betekenis dragen. Dat kan een kritisch aspect zijn, zoals in Dok (= Door oefening kunst) of Mara (= bittere) uit Vrije vormen, of een persoonlijkheidskenmerk zoals in Zoë (= leven) uit De tjilpmachine (1990) of Flor (= bloei) uit Alles nieuw (2008). Met al deze personages maakt Van Leeuwen het de lezer mogelijk de werkelijkheid van verschillende kanten te bezien. Aan de hand van mensen van verschillende leeftijden, rangen, standen en culturen schept zij in haar werk een caleidoscopisch beeld van de werkelijkheid. Oordelen en vooroordelen komen zo op losse schroeven te staan. De lezer wordt gedwongen clichébeelden los te laten en steeds opnieuw zijn standpunt te bepalen.
De fictionele wereld van Joke van Leeuwen is grillig en onvoorspelbaar. In haar prozadebuut, de novelle De tjilpmachine, probeert Zoë, een jongvolwassen vrouw die gestopt is met haar studie en in een impasse verkeert, aan geld te komen door voor een enquêtebureau gratis blikjes hondenvoer te verspreiden. Door haar impulsieve en chaotische aanpak komt zij terecht in de armen van Tor, een jonge man die haar gebruikt om een voorstelling te geven van zijn zelfontworpen tjilpmachine, een soort sampler keyboard, en ook in het huis van een oude, slechtziende vrouw die haar laat voorlezen. De luchtige stijl in dit verhaal kan niet verhelen wat er mis is: het bestaan van de personages is uitzichtloos en om die uitzichtloosheid op te heffen gebruiken zij elkaar.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
Deze novelle is op te vatten als een vingeroefening voor haar latere romans, waarin een vergelijkbare thematiek een veel dramatischer wending neemt en waarvan de compositie geraffineerder is. Scherpe kritiek is te proeven in haar eerste roman, Vrije vormen, waarin zij zowel decadentie in de kunst als racisme onder de loep neemt. Door uitvergroting wordt de werkelijkheid grotesk. Studenten aan een kunstacademie, waar Dok lesgeeft, zoeken naar de meest bizarre kunstvormen om maar niet in clichés te vervallen. Zij zijn zo gefixeerd op hun projecten dat zij niet beseffen daardoor de werkelijkheid uit het oog te verliezen. Hoewel lerares Dok zich zeer bewust is van het belang van goed kijken, is ook zij in wezen kortzichtig. Wanneer haar favoriete student, Walt, die zich bezighoudt met het manipuleren van opgezette dieren, haar zijn kunstobject toont en zegt: ‘Dit
| |
| |
is mijn interpretatie’, antwoordt zij: ‘Jij interpreteert voordat je goed gekeken hebt.’ Maar Dok wordt op haar beurt hardhandig geconfronteerd met de noodzaak goed te kijken door Mara, de vluchtelinge die zij na het stuklopen van haar relatie in huis genomen heeft en die tijdens een korte afwezigheid van Dok door de buurt verjaagd wordt: ‘Altijd komt dingen die jij niet verwacht! Hele leven komt zo dingen! Jij moet kijken dat ze er zijn!’
Zo kan in deze roman iedereen zich spiegelen aan een ander. Heel letterlijk gebeurt dit via de vele spiegels in Van Leeuwens werk; spiegeling krijgt ook gestalte doordat bepaalde woordgroepen in een totaal andere context bijna letterlijk herhaald worden. Aan het slot van Vrije vormen wordt een onbestemd grillig velletje dat het restant is van een miskraam, het onbestemd grillige velletje van een opgezette rups die de voorbode blijkt van een op te zetten mens. Beide verwijzen naar leven dat in de kiem al ten dode gedoemd is. Een rups die is opgezet, kan zich nooit meer ontpoppen tot vlinder; hij is gefixeerd. Fixatie contrasteert met de vrije vormen die in kunst en leven nagestreefd worden, maar een idee-fixe blijken. Zelfs de huid van een mens verandert steeds. Dit illustreert Dok, die haar eigen huid uitvergroot gaat schilderen met inbegrip van alle in de loop der jaren daarop ontstane oneffenheden. Leven blijkt geen vaste vorm te hebben. Deze gedachte komt ook naar voren in de wijze waarop Van Leeuwen haar proza eindigt. Het slot laat steeds in het ongewisse welke keuzes haar personages daarna zullen maken. Alles kan altijd anders.
| |
Stijl
Tegenwicht aan de zwaarte van de thematiek biedt het taalgebruik. Ontwapenende personificaties als ‘koffie die lang op z'n beurt heeft moeten wachten’ maken de sfeer minder grimmig. Ongelijksoortige opsommingen werken onwillekeurig op de lachspieren: ‘Voor Vrije vormen kan met alle denkbare materialen worden gewerkt: met vilt, afval, boter, woorden, modder, pindakaas... of wat er verder maar nodig is om zich uit te drukken.’ Juist dit luchtige taalgebruik maakt het moeilijk te bepalen voor welk publiek het proza van Van Leeuwen bestemd is. In diverse interviews zegt zij een indeling van literatuur in leeftijdscategorieën af te wijzen. Iets dergelijks zei zij ook bij de uitrei- | |
| |
king van de Theo Thijssenprijs in 2000: ‘In essentie is er geen verschil of je voor volwassenen of kinderen schrijft...’ De scheiding die er sinds Rousseau is tussen kinder- en volwassenenliteratuur, vindt zij misplaatst. Elders (‘De eerste dingen’, 2002) spreekt zij haar voorkeur uit voor de onbevangen blik van het kind. Toch is de leefwereld die zij in het hier besproken werk beschrijft, allerminst geschikt of herkenbaar voor jonge kinderen. Ook de complexere compositie van een deel van haar werk vereist een ouder lezerspubliek.
| |
Ontwikkeling
Aanvankelijk vertelde Van Leeuwen vanuit het perspectief van een mens die nog niet zo lang leeft, later is zij vanuit meer perspectieven gaan vertellen, met name die van jongvolwassenen en ouderen die zoeken naar manieren om hun leven vorm te geven in een wisselvallig bestaan. Het wisselende perspectief in Alles nieuw, van nu eens een jonge en dan weer een oude vrouw, ondersteunt de stellingname in dit verhaal tegen een statische levenshouding. Haar bezorgdheid belemmert de oude vrouw Ada, die haar dochter verloor aan een sekte, zich gelukkig te voelen, terwijl de toekomstgerichte levenshouding van Reinier hem, ondanks zijn ouderdom, het gevoel geeft dat het leven pas begint. Lara, de jonge vrouw die de bovenetage van Ada huurt, houdt zich bezig met kunst, evenals de gelijknamige leerlinge van Dok uit Vrije vormen. De Lara in Vrije vormen zoekt aanvankelijk naar woorden in beeldende kunst: halve zinnen en woorden, die meer kunnen betekenen dan woorden die heel zijn.
De Lara in Alles nieuw raakt gefascineerd door manipulatie. Door een jeugdfoto van de dochter van Ada, die zij in een bureaulaatje vindt, digitaal te verouderen, geeft zij Ada de illusie dat haar dochter weer contact wil. Ook een foto uit de Eerste Wereldoorlog van een man met verminkt gezicht, die zij in een boek op zolder aantreft, ‘ontminkt’ zij weer, door hem neus en wangen terug te geven. Zo probeert zij met behulp van kunst het kwaad in de wereld teniet te doen. Een ultiem voorbeeld hiervan vormt de manier waarop zij tekeningen van Boes, een vriend die in een psychiatrisch ziekenhuis is opgenomen en daar later suïcide pleegt, omkeert of anderszins manipuleert om zijn familie te troosten met hoopvoller beelden dan bedoeld door de
| |
| |
maker. Toch slaagt zij niet in haar pogingen: Ada raakt opnieuw gedesillusioneerd, doordat haar dochter niet komt en Boes blijkt zelfmoord gepleegd te hebben met het puntenslijpmesje dat hij van haar had gekregen. Wel kiest Lara voor een eigen leven, een keuze die de jonge hoofdpersoon Zoë uit De tjilpmachine niet kon maken.
| |
Stijl / Techniek
Afbeeldingen zijn in Alles nieuw opvallend aanwezig; zij dienen niet zozeer ter illustratie van wat al onder woorden is gebracht, maar juist als woordloze vertolking van emoties die niet in woorden te vatten zijn. Met name de tekeningen van de vriend roepen diens wanhoop op, terwijl de manipulaties een tegenovergesteld gevoel teweegbrengen.
Beeldend werk speelt in het hele oeuvre van Van Leeuwen een onmisbare rol. Haar dichtbundels bevatten van meet af aan een betekenisvol voorplat. Gedichten worden multi-interpretabel door de afbeeldingen die ernaast of erboven geplaatst zijn. In Wuif de mussen uit (2006) staan foto's van objecten van schuifkarton die ondanks het feit dat zij een figuratieve indruk maken, voor velerlei uideg vatbaar zijn: zoals die van een jas die ook gezien kan worden als twee vechtenden of een geboorte. Het gedicht ‘Ontpopping’ bestaat uit vier tekeningen met onder elk ervan een woordenreeks. Zo maakt Van Leeuwen door minimale letterwijzigingen van een rups een haas; vergelijkenderwijs ontpopt zich een rupsuiteinde tot een hazenkop.
Hoewel de beschreven wereld ook in haar poëzie realistische trekken heeft, maakt Van Leeuwen al vanaf haar debuutbundel, Laatste lezers (1994), haar publiek duidelijk dat het getuige is van een toneelvoorstelling:
Hier moest het zijn. Hier legden ze
hun zeiltjes tegen grondvocht, legden
omstanders zich plek, mengden hun kleuren zich
in evenwicht, slibde krioelen dicht en
of stof al anders woelen ging om
| |
| |
Deze toneelmatige presentatie schept afstand en dwingt de lezer de donkere kanten van het bestaan onder ogen te zien. In de eerste reeks in deze bundel, ‘Een voorstelling’, wordt een wereld getoond waarin land overwoekerd wordt en mensen verdwijnen. Ook de volgende reeksen bevatten verontrustende voorvallen. Een aantal gedichten is voorzien van een waarschuwende titel die op een subtiele manier tweetalig is. ‘Pas op, aardige hond’ is de titel van een gedicht over een ‘chien méchant’ die onschuldig lijkt in zijn zachte vacht, maar bij het minste of geringste zuchtje kan aanvallen.
| |
Relatie leven/werk
Deze vaker in haar werk voorkomende tweetaligheid hangt ongetwijfeld samen met het feit dat Van Leeuwen als dertienjarige van Den Haag naar Brussel verhuisde. Vanzelfsprekendheden verdwenen toen en door de confrontatie met een andere taal en andere gewoonten werd zij gedwongen de werkelijkheid te zien vanuit een wisselend perspectief. Hoewel zij aanvankelijk grote moeite had met die andere manier van leven, oordeelde zij daar later, in het essay ‘Al schrijvend sluipt de speelsheid in de taal’ (1995), positiever over: zij beschouwt inmiddels het opgroeien in Brussel als een nuttige bagage voor later tijd. In Kind in Brussel (1999) wordt duidelijk wat ze in die tijd heeft ervaren. Enerzijds waren er de vervreemding en het isolement waarin zij tijdelijk terechtkwam: ‘Nooit zag ik iemand op de stoep/ die speelde, Knieën bleven heel/ en thuis [...]’; anderzijds groeide haar interesse voor een wereld in taal: ‘Er kwamen woorden op bezoek’ - er ging een wereld voor haar open van voor haar mysterieuze Vlaamse woorden als ‘ieverans’, ‘seffens’ en ‘goesting’, die zij later in haar poëzie een plaats heeft gegeven.
Ook haar kerkelijke achtergrond heeft sporen nagelaten in haar woordkeus. Meer dan eens komt in haar proza de formule voor waarmee kerkgangers worden uitgenodigd voor het Heilig Avondmaal: ‘Alle dingen zijn gereed’. Bij haar betreft de formule de alledaagse situatie waarin mensen aan tafel gaan. Zo verwijst de naam van de eetgelegenheid voor ouderen uit Alles Nieuw, ‘Geef ons heden’, naar het ‘Onze Vader’, waarin deze woorden gevolgd worden door ‘ons dagelijks brood’.
Deze en andere religieuze connotaties versterken de ethische kant van het werk van Van Leeuwen. In enkele gedichten buit
| |
| |
zij typisch religieuze woorden uit, zoals ‘ontferming’, waarover gezegd wordt dat die besteld is, maar helaas niet afgeleverd wordt. Naast deze bestaande woorden creëert zij ook zelfbedachte woorden vol rijmspel als ‘levendelenwoensdag’ die bijdragen aan de originaliteit van haar gedichten.
| |
Verwantschap / Traditie / Kunstopvatting
Dit spel met de taal wijst op invloed van de poëzie van Annie M.G. Schmidt en Leo Vroman. In ‘Poëzie is kinderspel’ (2000) vertelt zij hoezeer de literaire werken waarmee zij in haar ouderlijk huis in aanraking kwam, de basis vormden voor haar eigen werk. Naast dat van de genoemde auteurs was dat werk van Theo Thijssen en Guus Kuijer, met wie zij haar geringe respect voor gezag en een zekere onaangepastheid deelt. De waarde van het kijken met onbevangen, kinderlijke blik ontdekte zij in gedichten als ‘De kinderen’ van Han G. Hoekstra en ‘Het kind en ik’ van Nijhoff. Met instemming citeert zij een uitspraak van de Mexicaanse dichter Jorge Esquinca hierover: ‘Hier en nu aanwezig zijn, aldoor voor de eerste keer, die sensatie wil ik met poëzie oproepen.’ Om die sensatie in haar werk vorm te geven hanteert Van Leeuwen de springerige stijl die zij ook waardeert in de poëzie van jan Hanlo. Bovendien geeft deze stijl haar werk de ‘nadenkende lichtheid’ die Italo Calvino aanbeveelt voor literatuur over zware onderwerpen. In de achttiende-eeuwse dagboeken van Laurence Sterne trof haar het onconventionele en visuele dat ook zij nastreeft. Met de keuze van de titel voor haar verzamelbundel poëzie, Fladderen voor de vloed (2007), ontleend aan het laatste gedicht van Laatste lezers, typeert zij haar werk poëticaal naar vorm en inhoud: lichtvoetig en dreigend, vrij en toch een vorm achterlatend, klankrijk en visueel:
Laatste lezer
Als de nacht in o's en a's plakt
laatste lezer de handdoek oppakt
het lichaam zonder water wast
een mal van nerven achterlaat
| |
| |
blijft er een fladderen voor de vloed
wat wind met bladzijden doet.
| |
Kritiek
De literaire kritiek heeft altijd met grote waardering geschreven over de stilistische capaciteiten van Van Leeuwen. Haar proza is wisselend beoordeeld. De tjilpmachine wordt door de ene criticus (Joke Linders) negatief beoordeeld om de brokkelige compositie, de vaagheid en het experiment, terwijl de ander (Janet Luis) de constructie juist ingenieus vindt en de problematiek intrigerend. Max Pam vindt Vrije vormen onvoldoende origineel, zeker ook in vergelijking met Van Leeuwens eerdere werk voor kinderen; Fleur Speet daarentegen bepleitte een nominatie van dit boek voor de AKO-prijs. De meeste critici besteden meer aandacht aan de vorm dan aan de inhoud en leggen de nadruk op het speelse karakter en het geestige woordenspel.
| |
Publieke belangstelling
De publieke interesse voor haar werk voor volwassenen is redelijk, maar valt in het niet bij die voor haar werk voor jongere lezers. Haar eerste twee poëziebundels zijn in kleine oplages verschenen. Wuif de mussen uit is beter verkocht; het beleefde drie drukken. De tjilpmachine en Vrije vormen zijn niet herdrukt. De laatste zin op het achterplat van haar boek over kijken naar kunst, Een halve hond heel denken (2008), typeert treffend het publiek dat er is voor haar werk: ‘voor kinderen die hun ogen willen gebruiken en volwassenen die niet denken dat ze het allemaal wel gezien hebben’. Voorlopig wordt Joke van Leeuwen door het publiek echter meer gewaardeerd als jeugboekenschrijfster.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
In deze bibliografie is Van Leeuwens werk voor de jeugd niet opgenomen. Zie daarvoor de bibliografie in de bijdrage van Piet Mooren over Joke van Leeuwen in het Lexicon van de Jeugdliteratuur (1996).
Joke van Leeuwen, De tjilpmachine. Amsterdam 1990, Querido, N. |
Joke van Leeuwen, Openbaar vervoer. Met illustraties van de auteur. Eemnes 1992, De oude Degel, GC. |
Joke van Leeuwen, Laatste lezers. Amsterdam 1994, Querido, GB. |
Joke van Leeuwen, Al schrijvend sluipt de speelsheid in de taal. In: Surplus, jrg. 9, nr. 6, 1995, pp. 24, E. |
Joke van Leeuwen, Kind in Brussel. Met beeldend werk van de auteur. Landgraaf 1999, Herik, Zwarte reeks 48, GC. (opgenomen in Vier manieren om op iemand te wachten) |
Joke van Leeuwen, Poëzie is kinderspel. In: Poëzie is kinderspel. Poëzie onder en boven de 18. Redactie Anne de Vries, Helma van Lierop - Debrauwer en Piet Mooren. Oisterwijk 2000, Dutch University Press, pp. 4-13, E. |
Joke van Leeuwen, Vier manieren om op iemand te wachten. Amsterdam 2001, Querido, GB. |
Joke van Leeuwen, De eerste dingen. In: Literatuur zonder leeftijd, jrg. 15, nr. 59, najaar 2002, pp. 559-569, E. |
Joke van Leeuwen, Tussentijd. Schoonhoven 2002, Perfect Service, PSpoëzie 4, GB. (grotendeels opgenomen in Wuif de mussen uit) |
Joke van Leeuwen, Vrije vormen. Amsterdam 2002, Querido, R. |
Joke van Leeuwen, Oord. Maastricht 2003, Vereniging Literaire Activiteiten Maastricht, V. |
Joke van Leeuwen, Leestekenen. Amsterdam/Antwerpen 2003, Querido, Losse teksten met illustraties. |
Joke van Leeuwen, Wuif de mussen uit. Gedichten en beelden. Amsterdam 2006, Querido, GB. |
Joke van Leeuwen, Fladderen voor de vloed. Verzameld werk. Amsterdam 2007, Maarten Muntinga, Rainbow Essentials 46, GB. |
Joke van Leeuwen, Een halve hond heel denken. Een boek over kijken. Amsterdam/Antwerpen 2008, Querido, E. |
Joke van Leeuwen, Alles nieuw. Amsterdam/Antwerpen 2008, Querido, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Zie voor publicaties over Van Leeuwens werk voor de jeugd de bibliografie in de bijdrage van Piet Mooren over Joke van Leeuwen in het Lexicon van de Jeugdliteratuur (1996). |
Joke Linders, O, kaal jongetje, wat zullen je gedachten het koud hebben! In: Leidsch Dagblad, 3-11-1990. (over De tjilpmachine) |
Janet Luis, De muze van het kreetjesklavier. In: NRC Handelsblad, 11-1-1991. (over De tjilpmachine) |
Herman Leijs, Tjilpen in de mist. In: De Standaard, 26-1-1991. (over De tjilpmachine) |
Marjoleine de Vos, De meester van de grappige bezorgdheid. Joke van Leeuwen, schrijfster voor taalgevoeligen. In: NRC Handelsblad, 8-10-1993. (algemeen) |
Paul Demets, Joke van Leeuwen. ‘Laatste lezers’. In: Leesidee, jrg. 1, nr. 4, 1995, pp. 290-291. |
Mirjam van der Zee, Joke van Leeuwen. ‘Laatste lezers’. In: Surplus, jrg. 9, nr 3, 1995, p. 35. |
Rogi Wieg, Krachtige poëzie van Joke van Leeuwen. De vissen onder het ijs. In: Het Parool, 7-4-1995. (over Laatste lezers) |
Lut de Block e.a., C. Buddingh'-prijs voor nieuwe Nederlandse poëzie 1995. In: Poetry International Rotterdam, nr. 2, 1995, pp. 1-4. |
Sam de Graeve, Spelen met wetendheid en onwetendheid, ondergond en bovengrond, daglicht en nachtdonker. In: Neerlandia, jrg. 101, nr. 2, pp. 6-8. (algemeen) |
Liesbeth Brandt Corstius, Woutertje Pieterseprijs. In: Literatuur zonder leeftijd, jrg. 13, nr. 49, 1999, pp. 205-209. |
Anouk Hubatka, Zritterend en zmartelijk. Een gesprek met Joke van Leeuwen. In: Surplus, jrg. 13, nr. 4, 1999, pp. 9-10. |
Arie van den Berg, Anders leren kijken. In: NRC Handelsblad, 10-3-2000. (over Kind in Brussel) |
Elisabeth Lockhorn, ‘Ik verkeer in een permanente staat van lichte ontworteling’. De veelzijdigheid van Joke van Leeuwen. In: Opzij, jrg. 28, nr. 6, juni 2000, pp. 10-16. (interview) |
[Anoniem], Van onderaf en van opzij. In: Het Parool, 17-6-2000. (interview in verband met Theo Thijssenprijs) |
Bregje Boonstra e.a., Veelzijdig en verrassend. Juryrapport Theo Thijssenprijs 2000. In: Literatuur zonder leeftijd, jrg. 15, nr. 54, 2001, pp. 108-111. |
Joke Linders, Op 't randje van twee werelden. Over leven en werk van Joke van Leeuwen. In: Ons Erfdeel, jrg. 44, nr. 2, 2001, pp. 200-210. |
Maarten Doorman, Altijd onbestemd aan de douane. In: NRC Handelsblad, 23-3-2001. (over Vier manieren om op iemand te wachten) |
Agnes Andeweg, Zesentwintig letters. In: Roodkoper, jrg. 6, nr. 2, 2001, pp. 47-48. (over Vier manieren om op iemand te wachten) |
Karin Lavrijsen, Een manier om op iemand te wachten. In: Letterlik, jrg. 15, nr. 4, 2001, pp. 38-40. (over Vier manieren om op iemand te wachten) |
Anneleen de Coux, Kleine encyclopedie van vergeefs verlangen. In: De Morgen, 1-5-2001. (over Vier manieren om op iemand te wachten) |
Margot Dijkgraaf, ‘Laurence Steme was een zeer spirituele ouwehoer.’ Het beslissende boek van Joke van Leeuwen. In: Margot Dijkstra en Martijn Meijer, Het beslissende boek. Nederlandse en Vlaamse schrijvers over het boek dat hun leven veranderde. Amsterdam 2002, pp. 121-124. (interview) |
Pieter Steinz, Verover de lach op de lezer. Roman voor volwassenen van Joke van Leeuwen. In: NRC Handelsblad, 29-9-2002. (over Vrije vormen) |
Arjan Peters, Lichtheid zoeken, wreedheid oogsten: Joke van Leeuwen weet wat manipulatie is. In: de Volkskrant, 11-10-2002. (over Vrije vormen) |
Max Pam, Door Oefening Kunst. In: HP/De Tijd, 11-10-2002. (over Vrije vormen) |
Marja Pruis, Het misverstand van gek en leuk. In: De Groene Amsterdammer, 12-10-2002. (over Vrije vormen) |
| |
| |
Thomas van den Bergh, Speels en vrij. In: Elsevier, 12-10-2002. (over Vrije vormen) |
T. van Deel, Vrolijk kunstgedoe. In: Trouw, 12-10-2002. (over Vrije vormen) |
Margot Dijkgraaf, Dwars op het volmaakte. Schrijfster Joke van Leeuwen over haar boek Vrije vormen. In: NRC Handelsblad, 18-10-2002. (interview) |
Fleur Speet, Poëzie in proza. In: Het Financieele Dagblad, 26-10-2002. (over Vrije vormen) |
Rien van den Berg, Wie welkom is, leeft vrij. In: Nederlands Dagblad, 20-12-2002. (over Vrije vormen) |
Marjoleine de Vos, Joke van Leeuwen. Alle mensen hebben tijdelijke namen. In: Marjoleine de Vos, Dichtersgesprekken. Over het maken en lezen van poëzie. Amsterdam 2005, pp. 138-142. (interview over gedicht ‘Binnen’, uit Vier manieren om op iemand te wachten) |
Nico de Boer, Woorden met haast. In: Awater, jrg. 5, nr. 2, 2006, pp. 36-37. |
Peter de Boer, Mijn man heeft ontferming besteld. In: Trouw, 4-3-2006. (over Wuif de mussen uit) |
Arie van den Berg, Alles vraagt om nieuwe aandacht. In: NRC Handelsblad, 7-4-2006. (over Wuif de mussen uit) |
Hanneke Klinkert, Zorg dat servetten vleugels zijn. In: Poëziekrant, jrg. 31, nr. 1, 2007, pp. 74-75. (over Wuif de mussen uit) |
Jannah Loontjens, Het merkwaardige van vanzelfsprekendheden. In: De Groene Amsterdammer, 6-4-2007. (over Wuif de mussen uit) |
Matt Dings, In zo'n stad heeft iedereen zijn eigen weggetje. In: HP/De Tijd, 22-6-2007. (interview) |
Jelle van Riet, Dit is mijn stad. In: De Standaard, 25-1-2008. (interview over stadsdichterschap van Antwerpen en over Een halve hond heel denken) |
Arend Evenhuis, Manieren van kijken. In Trouw, 27-3-2008. (over Een halve hond heel denken) |
Bas Maliepaard. Bekijk het eens anders! In: Trouw, 31-5-2008. (over Een halve hond heel denken) |
Frank Pollet, ‘Mijn werkkamer is mijn concentratieplek’. In: Poëziekrant, jrg. 32, nr. 4, 2008, pp. 30-33. |
Karel Berkhout en Sofie van Lommel, ‘Ik ben een sloper die nieuwe dingen maakt.’ In: NRC Handelsblad, 26-7-2008. (interview) |
Cyrille Offermans, Nog een halve hond. Over het werk van Joke van Leeuwen. In: Ons Erfdeel, jrg. 51, nr. 3, augustus 2008, pp. 48-57. |
Hanneke Klinkert, Wat wind met bladzijden doet. In: Poëziekrant, jrg. 32, nr. 6, 2008, pp. 79-80. (over Fladderen voor de vloed) |
112 Kritisch lit. lex.
februari 2009
|
|