| |
| |
| |
Boeli van Leeuwen
door Jos de Roo
1. Biografie
Willem Cornelis Jacobus van Leeuwen werd op 10 oktober 1922 te Curaçao geboren. Hij is de derde generatie Van Leeuwen op de Antillen. Zijn grootvader, die er in 1887 als onderwijzer kwam, zijn vader en hijzelf gingen door huwelijken behoren tot de blanke Curaçaose aristocratie.
Van 1936 tot 1946 was Boeli van Leeuwen in Nederland, waar hij in Den Haag het gymnasium doorliep. Daarna werkte hij kort bij Shell op Curaçao en vervolgens studeerde hij rechten in Leiden, Amsterdam en Barcelona. In 1950 promoveerde hij in Amsterdam.
Van 1954 tot 1959 werkte hij op een Amerikaans advocatenkantoor in Caracas, waarna hij hoge ambtelijke posities bekleedde op de Nederlandse Antillen. Van 1976 tot zijn pensionering in 1982 was hij secretaris van het eilandgebied Curaçao. Hierna was hij korte tijd pro-Deoadvocaat voor arme mensen. Hij stierf op 28 november 2007.
Boeli van Leeuwen debuteerde in 1947 op Curaçao met twee in eigen beheer uitgegeven werken: de dichtbundel Tempels in woestijnen en het verhaal De mensenzoon. Tussen 1951 en 1954 schreef hij regelmatig voor de West-Indische uitzending van de Wereldomroep. Terug op Curaçao publiceerde hij in het Antilliaanse dagblad Amigoe.
De roman De rots der struikeling werd in 1960 bekroond met de Vijverbergprijs. Van Leeuwen schreef het scenario voor de film Corsow van Peter Creutzberg, die in 1967 de Staatsprijs voor de Nederlandse film kreeg. De Cola Debrotprijs, de hoogste culturele onderscheiding van de Nederlandse Antillen, ontving
| |
| |
hij in 1983. Het Nederlandse Fonds voor de Letteren kende hem bij zijn vijfentachtigste verjaardag een oeuvregeld toe. Na zijn dood stelde Curaçao de Premio Dr. W.C.J. van Leeuwen in, een tweejaarlijkse prijs voor mensen die een uitzonderlijke culturele prestatie hebben geleverd.
Verschillende romans van Boeli van Leeuwen zijn in het Engels en Spaans vertaald.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
‘Het leven is een groots en vreselijk mysterie,’ zei Boeli van Leeuwen al in 1953 voor de Wereldomroep in een van zijn Praatjes voor de West, zes jaar voor zijn romandebuut De rots der struikeling (1959). De zin zou het motto voor al zijn latere werk worden. Allereerst is er het mysterie Curaçao, waar niets is wat het aan de buitenkant lijkt te zijn. Van Leeuwen geeft een magisch-realistisch beeld van het Caribische leven met fantasten, sloebers, hoeren, samenzwerende aristocraten, kolderieke politici en ongeletterde, maar wijze vissers die inzicht hebben in de kosmische wetten. Zij drijven met de stroom van het leven mee, terwijl de hoofdfiguren in zijn romans zich verzetten tegen het vele onrecht op Curaçao en in de wereld. Zij vragen zich verbijsterd af: als er een God is, hoe kan Hij dan massaslachtingen in oorlogen toelaten? Hoe kon Hij de slavernij laten gebeuren en hoe kan het dat de ene mens de andere uitbuit? Zo maakt Van Leeuwen bijna ongemerkt de stap naar de metafysische kernvragen van het leven, waar hij een leven lang mee worstelde: is er een God, hoe is het zinloze lijden te verklaren en is er een eeuwig leven? In zijn romans gebruikt Van Leeuwen de Curaçaose sociale en raciale werkelijkheid als een metafoor voor het verlangen van de mens naar een God, een regelende werkelijkheid achter de werkelijkheid.
Het thema van de raciale verhoudingen werkt Van Leeuwen op een typisch Caribische manier uit. Al zijn hoofdfiguren komen voort uit een blank geslacht dat in het verleden de macht in handen had, maar waarvan de positie is aangetast door de emancipatie van de zwarte massa. De hoofdfiguren kunnen zich niet meer conformeren aan de normen van hun blanke groep, maar ze worden ook niet opgenomen in de zwarte groep. Het zijn eenzame figuren die voor zichzelf moeten uitmaken welke norm hun handelen bepaalt. In de Caribische literatuurbeschrijving noemt men dit het thema van de psychische integriteit. Dit wordt ondersteund door een aantal typisch Caribische motieven: de hoofdfiguren wonen op verlopen plantages of in vervallen patriciërshuizen, een zwarte ‘jaja’ - een soort kindermeisje - maakt hen vertrouwd met de cultuur van
| |
| |
de zwarten. Ook de uitvoerige voorgeschiedenis van de hoofdfiguren, die verre Nederlandse voorouders hebben, maakt dit creoliseringsproces duidelijk.
Deze aanpassing aan de Caribische cultuur geldt ook voor het seksuele gedrag, wat ertoe leidt dat de hoofdfiguren niet zeker weten wie hun natuurlijke vader of moeder is. Met dit Vatersucher-motief springt Van Leeuwen van de Curaçaose realiteit naar het metafysisch vlak, want het zoeken naar de natuurlijke vader staat symbolisch voor het zoeken van de mens naar God. Er zijn meer parallellen tussen het Curaçaose leven en de hang naar een metafysica. Zoals de jaja het blanke kind vertrouwd maakte met de zwarte cultuur zonder dat het kind onderdeel werd van die cultuur, zo kreeg de mens bij de geboorte de droom van een eeuwig leven mee, zonder dat hij dat kan bereiken. En zoals de hoofdfiguren eenzaam tussen blank en zwart in staan, zo staat de mens eenzaam op de grens van leven en dood.
| |
Kunstopvatting
De vervlechting van de Curaçaose en de metafysische thematiek past in de kunstopvatting van Boeli van Leeuwen. Grote literatuur is volgens hem altijd de uitbeelding van algemeen menselijke tragiek in concrete gevallen. De tragiek bestaat uit doodsangst en de mogelijke afwezigheid van een eeuwig leven. Over de doodsangst zei hij: ‘Wie zou niet bang zijn voor de dood? Wie zou niet bang zijn voor de aftakeling van het lichaam? Jonge mensen denken dat ze het eeuwige leven hebben, maar wie ouder wordt, krijgt de angst dat zijn penis een dood slangetje tussen zijn benen wordt.’ Een troost is dat het leven wel eeuwigheidswaarden heeft zoals muziek, literatuur en filosofie. Van Leeuwen vindt de mogelijkheid van de mens om met kunst eeuwigheidswaarden aan het leven toe te voegen het grootse van de mens.
| |
Visie op de wereld
Van Leeuwens wereldvisie is sterk bepaald door het Bijbelse verhaal over de zondeval. In al zijn romans komt de situatie voor dat mensen vol goede bedoelingen toch kwaad aanrichten. Ze zijn aangetast door ‘de bacil van het kwaad’, de zonde van de eerste Adam. De maatschappelijke orde vindt hij onrechtvaardig. De armen zijn op het westelijk halfrond altijd het kind van de rekening. De Curaçaose elite is in zichzelf gekeerd en weert
| |
| |
alles wat van buiten komt. Het Caribisch gebied en Latijns-Amerika zijn gebieden waar dictators de krankzinnigste dingen doen. De meeste politici zijn dom en uit op eigen gewin.
De stevige maatschappijkritiek wordt getemperd doordat Van Leeuwen ondanks de kritiek oog heeft voor de kolderieke elementen die in het Caribisch gebied voorkomen. Hij beschrijft het als een gebied waar mensen de kans krijgen te kiezen wie of wat ze willen zijn, bijvoorbeeld kunstenaar, waarna ze ook als zodanig door anderen worden behandeld.
| |
Ontwikkeling
De Wereldomroepverhalen van Boeli van Leeuwen zijn in veel opzichten het startpunt van ontwikkelingen die in later werk tot volle bloei komen. Ze zijn geschreven voor en uitgezonden naar het Caribische publiek. Hij beschrijft Nederland en de Nederlanders en via hen ook de Curaçaoënaars en zichzelf.
Met de onwetendheid van de Nederlanders over het Caribisch gebied drijft hij de spot op een manier die veel directer is dan in zijn latere werk. De verhalen bevatten de eerste aanzetten voor het gebruik van het aards-anekdotische als metafoor voor het metafysische. Hij gebruikt er voor het eerst de tegenstelling tussen zee en land die een grote rol speelt in zijn werk, waarbij de zee staat voor het metafysische en het land het menselijke voorstelt. Ook de bijzondere plaats van kunst in het leven komt erin voor. In de verhalen oefent Van Leeuwen vooral zijn zin voor het anekdotische, waarbij hij het groteske en absurde benadrukt. Hij poseert er als intellectueel die de Curaçaose werkelijkheid liefdevol omarmt en tegelijkertijd kritisch benadert, doordat hij bij zijn studie heeft geleerd het eiland ook afstandelijk te beschouwen. Zijn belangstelling voor de politiek komt er voor het eerst voor, een spoor dat hij ten volle zal volgen in de latere bundel Geniale anarchie (1990). Het bijna idealistische beeld van de eenvoudige werkman kent zijn oorsprong bij de Wereldomroepverhalen, evenals de compassie met de arme sloebers die in zijn romans prominent aanwezig is.
Het typerende aardse en metafysische Vatersucher-motief komt pas voor in zijn romans. Uit de ontwikkeling die het doormaakt, blijkt dat Boeli van Leeuwen een leven lang geworsteld heeft met zijn godsbeeld, de dood en de zin van het bestaan. Het
| |
| |
ontwikkelt zich van het poneren van de zinloosheid van het bestaan door de afwezigheid van een God en een eeuwig leven in De rots der struikeling tot het erkennen van de aanwezigheid van een God en een eeuwig leven voor de mensenziel in Het teken van Jona (1988).
Deze omslag kent een aantal stadia. Ging de hoofdfiguur van De rots der struikeling op zoek naar een eeuwig leven, die van Een vreemdeling op aarde (1962) gaat op zoek naar eeuwigheidswaarden in het leven. Hij kent geluksmomenten door zijn liefde voor de naaste.
De eerste Adam (1966) gaat hierop door en stelt dat het helpen van de lijdende medemens het enige zinvolle is dat een mens kan doen. Schilden van leem (1985) zet de lijn van de bekommernis om de medemens uit de twee voorgaande romans voort, maar betekent tevens een breuk ermee, want Christus verschijnt aan de hoofdfiguur en Hij maakt hem duidelijk dat de maatschappelijke orde één grote stoornis is. Van Leeuwen laat hiermee zien dat hij gelooft in een verrezen Messias die zich via de armen laat kennen. Toch wijst hij God de Vader af, zoals uit zijn titeluitleg blijkt. ‘De armen worden door God beschermd met “schilden van leem”.’ Van Leeuwen denkt deze uitleg uit de Bijbel te hebben, maar daar staat dat de vrienden van Job hem met schilden van leem beschermen. Uit deze vergissing blijkt hoezeer Van Leeuwen nog worstelt met zijn godsbeeld. In Schilden van leem komt een variant van het aardse Vatersucher-motief voor. Bij het personage Dianklo is wel zeker wie de vader is, maar er is onzekerheid over de biologische moeder.
De hoofdfiguur in Het teken van Jona (1988) is een alter ego van de schrijver. Bij een bezoek aan een Zuid-Amerikaanse haciënda krijgt hij te maken met Laila, de verpersoonlijking van het kwaad. Als hij zich aan haar dreigt over te geven, krijgt hij een visioen van een potvis die het teken van Jona is en het symbool van Gods almacht Hij beseft nu dat hij een persoonsgebonden eeuwig leven zal hebben: ‘Mijn komende dood zal niet meer zijn dan het afleggen van een vergaan omhulsel, het stof zal zich weer voegen bij de aarde, de ziel zal omhoog stijgen om gelijk te worden aan Hem, die ik heb gezien.’ Op de vraag waarom God al het onrecht in de wereld toestaat, krijgt de mens
| |
| |
geen antwoord. Er zijn tekenen van God die een troost zijn, zoals de kunst. De echte individuele troost is dat de mens ook na zijn dood voortbestaat.
De verhalenbundels die na de romans uitkwamen, weerspiegelen verschillende stadia van Van Leeuwens eerder doorgemaakte ontwikkeling. De ruïne van een kathedraal (1996) bevat losse verhalen die hij al in de jaren zestig en zeventig schreef. Dezelfde opvattingen als uit zijn eerste drie romans klinken erin door. Het zijn vaak reisverhalen. Hij bewondert Europa omdat daar de eeuwigheidswaarden in het leven zichtbaar zijn: ‘In Europa staan kathedralen van de menselijke geest: kathedralen van woorden en muziek die naar de hemel groeien.’ Het besef dat de dood het einde van alles is en dat er geen eeuwig leven is, doordrenkt de verhalen. ‘Oud worden is een obsceen en vernederend gevecht tegen een onoverwinnelijke vijand’, heet het. In ‘De blauwe aap’ beschrijft hij de aftakeling van een man die zich niet bij de dood neerlegt, wat eindigt met de conclusie: ‘En het leek mij dat mijn Europese verlof mij alleen maar was gegeven om deze man verticaal en te voet te zien sterven.’
De taal van de aarde (1997) laat de omslag in zijn denken zien. ‘Door sterren verblind’ rekent af met Darwin, Freud en Marx. Deze denkers geven uiteindelijk geen verklaring voor het leven, want de mens laat zich niet in een systeem vangen. Het belangrijkste verhaal uit de bundel is ‘Wie zegt gij dat ik ben?’. Hierin beschrijft hij hoe het lezen van de theoloog Schillebeeckx hem ertoe brengt de stap te zetten van Jezus de mens naar Jezus de Christus. Ook in deze bundel heeft hij veel aandacht voor kunst. Van Leeuwen bewierookt de beeldhouwer Cornelis Zitman die het beeld van de Zuid-Amerikaanse oermoeder heeft gemaakt. Hij bewondert Nobelprijswinnaar Gabriel García Márquez, die typisch Caribisch is, omdat deze met zijn verbeelding een bewerking van de werkelijkheid maakt die per definitie magisch is.
De columns die verzameld zijn in Geniale anarchie zijn voor zover bekend het laatste wat Boeli van Leeuwen heeft geschreven. Na Het teken van Jona zijn de grote vragen voor hem beantwoord en in de columns richt hij zich weer alleen op de werkelijkheid om hem heen. Curaçao is voor hem het eiland
| |
| |
waar iedereen zichzelf een rol aanmeet, wat algemeen wordt geaccepteerd. Dat levert een maatschappij op vol geniale anarchisten, die een afkeer hebben van technocraten. Met name de politiek wordt beheerst door fantasten en gevatte mooipraters.
| |
Stijl
Al in zijn debuut De Mensenzoon (1947), een navertelling van het lijdensverhaal, is de kenmerkende stijl van Boeli van Leeuwen aanwezig. Hij schuwt de overdrijving niet en gebruikt veel verhevigende bijvoeglijke naamwoorden. Zijn taalgebruik komt op Nederlandse lezers over als barok Zuid-Amerikaans en regelmatig wordt hij vergeleken met Gabriel García Márquez. Hij heeft een voorliefde voor de paradox: ‘Nooit was hij, die onveranderlijk was van substantie dezelfde.’ Ook tegenstellingen gebruikt hij vaak en Bijbelse beeldspraak. Opvallend is het hoge aantal uitspraken met een algemene geldigheid. Deze sententies onderstrepen dat Van Leeuwen in een concreet geval de algemene geldigheid wil laten zien. Hij gebruikt ook een aantal kenmerken van het Papiaments, zoals de vergelijking met een hyperbool om de hoogste eigenschap uit te drukken (‘negerinnen met de kracht van tienduizend leeuwinnen in hun heupen’) en de overdrijving buiten de vergelijking (‘Dat de Indiaan zo slecht was, dat hij met zijn adem bloemen kon doen verwelken en dieren doden’).
| |
Techniek
In alle werken van Van Leeuwen is een duidelijke tweeslag te herkennen. De Mensenzoon en De rots der struikeling hebben een uitvoerig voorwoord, waarna het verhaal begint. Daarmee krijgt de lezer een dubbelperspectief. Dat krijgt hij ook door twee verschillende ik-figuren in Schilden van leem en Het teken van Jona. Vaak lijkt het werk uit losse fragmenten te bestaan. Schijnbaar onsamenhangende verhalen wisselen bijvoorbeeld af met dagboekfragmenten of notulen van een vergadering. De uitvoerige uitweidingen over de voorouders versterken deze indruk van montagetechnieken. Pas na het midden van de romans vallen de losse elementen samen.
| |
Relatie leven/werk
De grootste overeenkomst tussen het leven van Boeli van Leeuwen en zijn werk komt voor in Het teken van Jona. De hoofdfiguur is een alter ego van de auteur: hij heeft dezelfde maatschappelijke carrière en is ook schrijver. Vooral in het slot, waar de
| |
| |
hoofdfiguur voor het eerst sinds jaren drinkt, blij is met de cheque van zijn uitgever en bij thuiskomst een uitbrander krijgt van zijn vrouw, vallen feit en fictie samen. De moeizame vaderzoonrelaties in zijn romans zijn terug te voeren op zijn eigen ervaringen als zoon en vader. Ze kenmerken zich door een merkwaardig mengsel van onbegrip en liefdevol omarmen, wat het meest tot uiting komt in de novelle Een vader, een zoon (1978). Ook de obsessie voor de lichamelijke aftakeling bij het ouder worden delen de romanfiguren met de schrijver. In zijn latere werken gaan de hoofdfiguren vaak om met zwervers en andere afgeschrevenen van de maatschappij. Van Leeuwen deed dit na zijn pensionering ook als pro-Deoadvocaat. In de Wereldomroepverhalen, gebundeld in Geniale anarchie, De ruïne van een kathedraal (1996) en De taal van de aarde (1997) beschrijft hij eigen ervaringen, zodat de ik-figuur samenvalt met de schrijver.
| |
Kritiek
Nederlandse recensenten wijzen bijna zonder uitzondering op de bijzondere stijl van Boeli van Leeuwen. De meesten waarderen die, maar onder anderen Kees Fens vindt hem bombastisch. De rots der struikeling wordt in Nederland algemeen geprezen als een sterk debuut. Alleen op Curaçao maakt men bezwaar tegen het amorele taalgebruik. Een vreemdeling op aarde en De eerste Adam krijgen een verdeelde ontvangst. Ab Visser vindt ze het lezen waard, maar Kees Fens vindt dat Van Leeuwen meer drift dan talent heeft. Schilden van leem en Het teken van Jona krijgen doorgaans een goede ontvangst. Een aantal recensenten vindt het wel jammer dat de romans door de vele onvertaalde citaten en Bijbelse verwijzingen werken voor literaire fijnproevers zijn. De bundel Geniale anarchie krijgt een enthousiast onthaal. Opvallend is dat veel Nederlandse politici eruit citeren. De Curaçaose kritiek op de eerste romans slaat bij de latere werken om in enthousiaste bewondering. Na zijn dood overziet Elsbeth Etty het oeuvre van Boeli van Leeuwen en ze vindt het grootse literatuur, maar de schrijver zelf een poseur.
| |
Publieke belangstelling
Op Curaçao was Boeli van Leeuwen lange tijd de populairste schrijver. Zijn werken kwamen het vaakst voor op de boekenlijsten van examenkandidaten. Ook in Nederland was er een behoorlijke belangstelling voor zijn romans. Ze werden regel- | |
| |
matig herdrukt en de landelijke dagbladen recenseerden zijn werk. Door zijn vliegangst kwam hij na zijn promotie niet meer in Nederland, waardoor hij niet in tv-programma's optrad, zodat hij voor het grote publiek een onbekende bleef.
| |
Traditie / Verwantschap
Cola Debrot rekent Van Leeuwen samen met Tip Marugg en Aletta Beaujon tot de Antilliaanse existentialisten, die van de Europese verschillen omdat ze het accent minder nadrukkelijk leggen op het menselijk echec. Nederlandse recensenten, bijvoorbeeld Elsbeth Etty, benadrukken het Zuid-Amerikaanse karakter van zijn werk en wijzen op grote verwantschap met Marquez. De relatief kleine groep Caribische literatuurcritici deelt hem in bij de Caribische auteurs, omdat de raciale thematiek en de daaraan gekoppelde motieven precies zo voorkomen bij andere blanke Caribische auteurs op de Nederlandstalige, Engelstalige, Spaanstalige en Franstalige eilanden. Ook de kerngedachte is dezelfde: de mens heeft niets aan overgeleverde groepsnormen, hij moet als individu zijn eigen normen bepalen. Ten slotte is de geheel eigen menging van culturen uit verschillende continenten typerend voor de Caribische cultuur en literatuur. Bij Van Leeuwen bestaat die menging uit een zware Europese metafysische problematiek, gekoppeld aan de Curaçaose sociale werkelijkheid, gebracht in een Zuid-Amerikaanse, exuberante stijl.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Boeli van Leeuwen, Tempels en woestijnen. Curaçao 1947, GB. |
Boeli van Leeuwen, De Mensenzoon. Curaçao 1947, V. |
Willem Cornelis Jacobus van Leeuwen, Verwerking van recht op het overeengekomene. Amsterdam 1950, Dissertatie. |
Boeli van Leeuwen, De rots der struikeling. Curaçao 1959, Abram Salas, R. (2e druk: Amsterdam 1960, Van Kampen; 6e druk: 1965, Querido, Salamander 190; 7e druk: Rotterdam 1976, Flamboyant/P, Antilliaanse bibliotheek 2; 8e druk: Haarlem 1982, In de Knipscheer; licentieuitgave: Amsterdam 1989, Muntinga, Rainbow pocketboeken 63; licentieuitgave, samen met De eerste Adam: Amsterdam 1996, Ooievaar; 9e druk: 2001, Reprise literair) |
Boeli van Leeuwen, Een vreemdeling op aarde. Amsterdam 1962, P.N. van Kampen & Zoon N.V., R. (2e druk: Rotterdam 1977, Flamboyant/P, Antilliaanse bibliotheek 3; 3e uitgebreide druk, met een nawoord van Andries van der Wal: Haarlem 1983, In de Knipscheer; 4e druk: Amsterdam 1993, In de Knipscheer, Globe pockets 15) |
Boeli van Leeuwen, De eerste Adam. Amsterdam 1966. P.N. van Kampen & Zoon N.V., R. (2e druk: Rotterdam 1979, Flamboyant/P, Antilliaanse bibliotheek 6; 3e druk: Haarlem 1986, In de Knipscheer; licentieuitgave, samen met De rots der struikeling. Amsterdam 1996, Ooievaar) |
Boeli van Leeuwen, Een vader, een zoon. Rotterdam 1978, Flamboyant, N. |
Boeli van Leeuwen, Schilden van leem. Haarlem 1985, In de Knipscheer, Antilliaanse bibliotheek 7, R. (licentieuitgave: Vianen 1985, ECI, Schrijvers van nu; 2e druk: Amsterdam 1995, In de Knipscheer, Globe pockets 34) |
Boeli van Leeuwen, Het teken van Jona. Haarlem 1988. In de Knipscheer, R. (2e druk: 1991, Globe pockets 1) |
Boeli van Leeuwen, Geniale anarchie. Amsterdam 1990. In de Knipscheer, VB. |
Boeli van Leeuwen, De ruïne van een kathedraal. Amsterdam 1996, In de Knipscheer, VB. |
Boeli van Leeuwen, De taal van de aarde. Amsterdam 1997, In de Knipscheer, VB. |
W.C.J. van Leeuwen, Praatje voor de West. In: Aart G. Broek e.a. (red.), Aangaande Boeli, uitgave ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van Boeli van Leeuwen, 10 oktober 1997. Haarlem 1997. In de Knipscheer, pp. 199-205, V. |
W.C.J. van Leeuwen, Praatje voor de West. In: Aart G. Broek (red.), Met liefde behandelen. Hommage aan Boeli van Leeuwen. Haarlem 2008. In de Knipscheer, pp. 78-89, V. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Miep Diekmann, Nieuwe Antilliaanse roman, Boeli van Leeuwen sterk debuut met ‘De rots der struikeling’. In: Haagsche Courant, 4-3-1960. |
Kees Fens, Zonder vader en vaderland. In: De Tijd/Maasbode, 21-1-1961. (over De rots der struikeling) |
Pierre H. Dubois, Schrijvers uit West en Oost. In: Het boek van nu, maart 1961. (over De rots der struikeling) |
J.M. Huyke, Schrijven in het Nederlands, dromen in het Papiamento. In: Algemeen Dagblad, 21-3-1961. (interview) |
C.J. Kelk, De rots der struikeling. In: De Groene Amsterdammer, 29-4-1961. |
Beb Vuyk, Een Antilliaans debuut. In: Haarlems Dagblad, 29-4-1961. (over De rots der struikeling) |
Beb Vuyk, Boeli van Leeuwen. ‘Een vreemdeling op aarde’. In: Vrij Nederland, 6-4-1963. |
Kees Fens, Op de breuklijn tussen aarde en hemel. Een boek waarin de moralist de romancier te sterk was. In: De Tijd/Maasbode, 13-4-1963. (over Een vreemdeling op aarde) |
Adriaan Morriën, Alleen in vrije tijd auteur. In: Het Parool, 15-9-1966. (interview) |
Alfred Kossmann, Confrontatie van twee levensbeschouwingen. Derde Curaçaose roman van Boeli van Leeuwen. In: Het Vrije Volk, 17-9-1966. |
T. van Deel, De eerste Adam. In: Regelrecht, jrg. 3, nr. 10/11, oktober/november 1966, pp. 296-303. |
C.G.M. Smit en W.F. Heuvel, Autonoom. Nederlandstalige literatuur op de Antillen. Rotterdam 1976. (over de plaats van Van Leeuwens eerste drie romans binnen de Nederlandse literatuur) |
Cola Debrot, Verworvenheden en leemten van de Antilliaanse literatuur. In: R.A. Römer, Cultureel Mozaïek van de Nederlandse Antillen. Constanten en varianten. Zutphen 1977, pp. 96-138. (over Van Leeuwens plaats in de Antilliaanse literatuurgeschiedenis) |
J. Hartog, Bibliotheken en leesgewoonten. In: R.A. Römer, Cultureel Mozaïek van de Nederlandse Antillen. Constanten en varianten. Zutphen 1977, pp. 139-152. (over de populariteit van Antilliaanse schrijvers op de Antillen) |
Ab Visser, Huwelijksgeluk en ouderliefde. In: Leeuwarder Courant, 22-4-1978. (over Een vader, een zoon) |
H.J. Vaders, Boeli van Leeuwen over leven en dood op de eilanden. In: Beurs- en Nieuwsberichten, 20-4-1979. (interview) |
Jos de Roo, Antilliaans literair logboek. Zutphen 1980. (interview en beschouwing over de plaats van Van Leeuwen binnen de Caribische literatuur) |
Jos de Roo, Een bloeiende tropentuin. Verkenning van evaluatieverschillen bij Antilliaanse literatuur. In: Sticusa, Jaarverslag 1981. Amsterdam 1982, pp. 57-75. (over Van Leeuwens literatuuropvatting) |
Jos de Roo, De come-back van Boeli van Leeuwen. In: Trouw, 9-5-1985. (over Schilden van leem) |
Hans Warren, Schilden van leem. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 18-5-1985. |
Aad Nuis, Een suffe flamingo in een Curaçaose zoutpan. Ironische zelfbeschrijving van Boeli van Leeuwen in ‘Schilden van leem’. In: de Volkskrant, 14-6-1985. |
Joost Niemöller, Hoe Zuidamerikaans is Curaçao? In: Haarlems Dagblad, 18-7-1985. (over Schilden van leem) |
H.M. van den Brink, Reis naar de West. Amsterdam 1986. (interview) |
Jos de Roo, ‘De schrijver vervult bij ons de rol van profeet’. De romans van Boeli van Leeuwen. In: Bzzlletin, jrg. 16, nr. 143, februari 1987, pp. 72-76. (over verschillende romans. Interview en biografische informatie) |
Jaap Goedegebuure, Verloren zoon. In: HP/Haagse Post, 10-1-1987. (interview) |
Jos de Roo, Reine hoeren en aimabele lopers. In: Trouw, 14-4-1988. (over Het teken van Jona) |
| |
| |
Koos Hageraats, Het teken van Jona. Gelukkig is de uitgever van Boeli van Leeuwen. In: De Tijd, 22-4-1988. |
Pim Heuvel en Freek van Wel, Met eigen stem. Herkenningspunten in de letterkunde van de Nederlandse Antillen en Aruba. Assen 1989. (over Van Leeuwen in Caribisch perspectief) |
Cees Zoon, Breken en bouwen, bouwen en breken. Schrijven is de meest abnormale bezigheid ter wereld vindt Boeli van Leeuwen. In: de Volkskrant, 3-5-1988. (interview) |
Rob van Olm, Ik heb zoveel dingen verpest. Een puritein die hoeren begeert, een alcoholist die niet drinkt. Ontmoeting met Curaçaose schrijver Boeli van Leeuwen. In: HP/Haagse Post, 14-4-1989. (interview) |
Hans Groenewegen, De verfijnde precisie van Boeli van Leeuwen. In: De Waarheid, 9-4-1990. (over Geniale anarchie) |
Roos-Marie Tummers, Lelijke mensen bestaan niet. In: NRC Handelsblad, 27-4-1990. (over Geniale anarchie) |
Jos de Roo, Het eiland dat permanent naar de bliksem gaat. In: Trouw, 3-5-1990. (over Geniale anarchie) |
Nico Keuning, Boeli van Leeuwen tekent de zelfkant van een eiland. Columns uit de Curaçaosche courant gebundeld. In: Haarlems dagblad, 31-5-1990. (over Geniale anarchie) |
Alle Lansu, Zwierige columns van een anarchist. In: Het Parool, 21-7-1990. (over Geniale anarchie) |
Maritza Coomans-Eustatia e.a. (red.), Drie Curaçaose schrijvers in veelvoud. Boeli van Leeuwen, Tip Marugg, Frank Martinus Arion. Zutphen 1991, waarin onder meer:
- | Jaap Oversteegen, Antilliaanse listen, Drie Curaçaose schrijvers en hun publiek, pp. 15-23. (over Antilliaanse schrijvers en het Nederlandse lezerspubliek) |
- | Caroline van Eijk, Over moeders, minnaressen en Curaçao. De gekleurde vrouw in het werk van Boeli van Leeuwen, Tip Marugg en Frank Martinus Arion, pp. 30-39. |
- | Jos de Roo, Van konehin tot pletter, van kapitalist tot revolutionair, pp. 64-102. (over de manier waarop Europese Nederlanders door Antilliaanse auteurs worden uitgebeeld) |
- | Wim Rutgers, Het poëtisch debuut van Boeli van Leeuwen, pp. 126-132. |
- | Aart G. Broek, Het prozadebuut van Boeli van Leeuwen: De Mensenzoon, pp. 133-140. |
- | Maritza Raphaela, De existentialistische buitenstaander in de romans van Boeli van Leeuwen, pp. 193-204. |
- | Maritza Coomans-Eustatia, Bibliografie van de werken van Boeli van Leeuwen tot en met 1991, pp. 249-253. |
|
Jos de Roo, Een eiland dat permanent naar de bliksem gaat. In: Trouw, 3-5-1990. (over Geniale anarchie) |
Jos de Roo, Antilliaans Proza. Acht uittreksels van Antilliaanse prozawerken. Laren Gld 1993. (over De rots der struikeling en Het teken van Jona) |
Aart G. Broek e.a. (red.), Aangaande Boeli, uitgave ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van Boeli van Leeuwen 10 oktober 1997. Haarlem 1997, In de Knipscheer, waarin onder meer:
- | J.J. Oversteegen, Defence of Baroque, pp. 85-92. (over De ruïne van een kathedraal en Geniale anarchie) |
- | Aart G. Broek, Het masker van Boeli van Leeuwen, pp. 93-104. (over Geniale anarchie) |
- | Wim Rutgers, Schrijver en samenleving: de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de kunstenaar, pp. 151-158. |
- | Martine Kuyper, De stem van de schrijver, pp. 171-183. (over de rol van de schrijver voor een volk) |
- | Jos de Roo, Vroegste Boeliaanse verhalen, pp. 184-198. (over de ‘Praatjes voor de West’) |
|
Ron Elshout, Zie de mens. Over het oeuvre van Boeli van Leeuwen. In: Bzzlletin, jrg. 27, nr. 255, 1998, pp. 18-24. |
Martine Kuyper, ‘Na het Paradijsverhaal is alles plagiaat’. Allusies in ‘Het teken van Jona’ van Boeli van Leeuwen. In: Michiel van Kempen e.a. (red.), Wandelaar onder de palmen. Opstellen over koloniale en postkoloniale literatuur. Leiden 2004, pp. 433-444. |
| |
| |
Tommy Wieringa, In de beperking de meester. In: de Volkskrant, 9-11-2007. (over het gehele oeuvre) |
Elsbeth Etty, Archivaris van de ziel van Curaçao. ‘Te oud om te schrijven’. In: NRC Handelsblad, 29-11-2007. (over het gehele oeuvre) |
Tommy Wieringa, Auteur met een oeuvre dat tintelt van het leven. In: de Volkskrant, 30-11-2007. (over het gehele oeuvre) |
Louis Cornelisse, Boeli van Leeuwen 1922-2007. In: Trouw, 5-12-2007. (over het gehele oeuvre) |
Arjan Peters, Geloofd zij de Heer, die ons bankiers geeft als toetssteen. In: de Volkskrant, 29-2-2008. (over het oeuvre) |
Wim Rutgers, De brug van Paramaribo naar Willemstad. Nederlands-Caribische en Caribisch-Nederlandse literatuur 1945-2005. Curaçao 2007. (bevat bewerkingen van zijn recensies over Van Leeuwen) |
Aart G. Broek (red.), Met liefde behandelen. Hommage aan Boeli van Leeuwen. Haarlem 2008. In de Knipscheer, waarin onder meer:
- | Tommy Wieringa, Je houdt van de man, pp. 11-15. (dankwoord bij de aanvaarding van de F. Bordewijkprijs, dat een lofrede is op Boeli van Leeuwen; eerder verschenen in NRC Handelsblad, 16-3-2007) |
- | Aart G. Broek, Van Leeuwens lijnen in leven, pp. 26-37. |
- | Tommy Wieringa, De beperking en de meester, pp. 38-45. (relaas over eigen leeservaringen) |
- | Franc Knipscheer, SVP met liefde behandelen, pp. 56-75. (Van Leeuwens uitgever over zijn relatie met de schrijver) |
|
Elsbeth Etty, Grootse literatuur, maar te weinig liefde. Over Boeli van Leeuwen (1922-2007). In: Roodkoper, juni 2008, pp 69-72. |
114 Kritisch lit. lex.
oktober 2009
|
|