| |
| |
| |
Patricia Lasoen
door Hugo Brems
1. Biografie
Patricia Lasoen werd geboren te Brugge op 25 september 1948. Zij groeide er op in een vrijzinnig burgerlijk milieu. Aan de Rijksuniversiteit te Gent studeerde zij Germaanse filologie en behaalde het diploma van licentiaat met een verhandeling over ‘Kommunikatie als kernprobleem in de moderne poëzie’. Hoofdstukken en uittreksels daarvan werden in diverse literaire tijdschriften gepubliceerd.
Van 1967 tot 1969 was zij redacteur van Proces Verbaal, een literair tijdschrift van de Gentse studenten. Daarna maakte zij, van 1971 tot 1973 deel uit van de redactie van Yang. Eveneens sinds 1971, en tot heden, is zij lid van de redactie van Kreatief. Daarnaast publiceerde zij in de meeste Vlaamse literaire tijdschriften, zij vertegenwoordigde Vlaanderen op Poetry International in 1975 en 1977 en op het poëziefestival van Bayreuth in 1977.
Haar jongste bundel Veel Ach & een beetje O (1978) werd bekroond met de Poëzieprijs van de provincie West-Vlaanderen. Zij woont met man (advocaat) en drie kinderen in Brugge, waar zij lerares Nederlands en Engels is aan de Stedelijke Academie.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kunstopvatting
In haar antwoord op een enquête van L. Deflo over ‘Nieuwrealistische poëzie in Vlaanderen’ (1970) schrijft P. Lasoen onder meer: ‘Ik geloof sterk in de noodzaak aan communicatie, aan het belang en de herwaardering van de dingen rondom ons, aan de mogelijkheid om de ideeën uit te drukken via de beschrijving, de ontleding van de objekten, (...).’ Voor zover P. Lasoen zich theoretisch over poëzie heeft uitgesproken, zijn het telkens weer communicatie, verstaanbaarheid, eenvoud, die beklemtoond worden. Dat geldt zowel haar eigen verzen als haar voorkeuren voor het werk van andere dichters. Nevenverschijnselen van die klemtoon op toegankelijkheid zijn dan relativering van de poëzie, afkeer van hermetisme en van pure woordkunst.
| |
Techniek
Om die communicatie maximaal te houden wordt de tekst op alle niveaus zo herkenbaar mogelijk gemaakt. Zo wordt de thematiek aangebracht aan de hand van alledaagse gebeurtenissen, anekdoten, situaties en is het taalgebruik stilistisch weinig bewerkt. De meeste van haar gedichten komen voor als beschrijvingen, verhaaltjes, prenten. In heel wat gevallen duiden de titels die werkwijze al aan: Ontwerp voor een Japanse houtgravure, Recepten en verhalen, ‘Stilleven met herfstvruchten’, ‘een ander verhaal’, ‘een wintersprookje’, ‘klein jachttafereel’, ‘Het wonderlijke verhaal van een carrière’, ‘Landschap met roze hoed’. De combinatie van zo'n tafereeltje of anekdote met een dosis subjectief commentaar, herinneringsbeelden of sfeerscheppende elementen is zowat de basistechniek van haar schrijven. Zowel in haar vroegste bundel, in een gedicht als ‘Impressions of an early autumn’, als in haar meest recente publikatie is dat principe werkzaam. De verschillen tussen de gedichten onderling zijn wat de techniek betreft bijna altijd te herleiden tot wisselende manieren waarop beide ingrediënten met elkaar verbonden worden en tot verschuivingen van de klemtoon tussen uitbeelding en directe uitspraak. De kracht van haar beste gedichten ligt precies in de manier waarop zij een quasi-objectieve anekdote met stemming laadt door de selectie van details, de woordkeuze, het vertelstandpunt. Bijvoorbeeld:
| |
| |
staan de mannen voor hun huizen
terwijl de vrouwen bloemen halen
uit de tuin en mooier zijn
Terwijl de zon de blauwe kielen
en de nevel langzaam uit de weiden
kan men het brandend loof
op de vochtige velden. (Het Souvenirswinkeltje van Lukas)
De relatie tussen tafereel en stemming varieert van directe uitbeelding (zoals in het geciteerde voorbeeld), over metafoor, tot illustratie. Ook het onderscheid tussen ik-lyriek en geobjectiveerde beschrijvingspoëzie, in de bundels soms in aparte afdelingen gegroepeerd, is daarop terug te voeren.
| |
Thematiek
De grondthematiek van de poëzie van P. Lasoen is het contrast tussen het besef van uitzichtloze absurditeit en sympathiserende aandacht voor de kleine details van het leven. Die spanning manifesteert zich als een toon van ‘gesmoorde, gerelativeerde wanhoop en vergeefsheid’ (W. Spillebeen), en uit zich in een reeks thematische opposities, waarvan de voornaamste zijn: leven tegenover dood, vertrouwdheid tegenover vervreemding, sleur tegenover verwondering, rusteloosheid tegenover verstarring, of met de titel van haar jongste bundel: Veel Ach & een beetje O. Samen maakt dat weemoed, herfstigheid, een weinig spectaculair levensgevoel.
Wanneer de ‘O-kant’ overweegt, krijgen we gedichten met motieven als lente, zon, vakantietafereeltjes (bijvoorbeeld de afdeling ‘Enkele zonnige gedichten’ in Het Souvenirswinkeltje van Lukas, of in Een zachte, wrede, okerbruine dood een afdeling als ‘Handleiding voor aanstaande moeders’:
De bloemen op het kerkhof
zijn al lang verregend of verdord
vóór ik besef dat ik dit jaar
| |
| |
niet heb gelet op het vergelen
Veel opdringeriger zijn de ‘Ach-motieven’, in de beschrijving van een herfstige of winterse natuur, in mijmeringen over het verval van de illusies, over ouder worden en vereenzamen. Typisch in dat opzicht is bijvoorbeeld een afdeling als ‘De Fans van Maurice Chevalier’ (Het Souvenirswinkeltje van Lukas): beschrijvingen van oudere, vereenzaamde mensen die patience spelen en hun ‘herinneringen afstoffen’. Het zijn
als in oude wollen peignoirs.
Zij wachten, maar op niets. De doelloosheid van zo'n bestaan kan nog het best geïllustreerd worden met een vers als
maar breit soms lange sjaals
van uitgetrokken sokken en soms omgekeerd
uit het gedicht ‘In afwachting van de genodigden’ (Een zachte, wrede, okerbruine dood). Vooral in Veel Ach & een beetje O gaat Patricia Lasoen zich meer en meer met dergelijke figuren identificeren, in gedichten als ‘Ballade van de huisvrouw’, ‘Een jubileum’, of ‘Euthanasie’, waarin door een beschrijving van de, nu letterlijk, stervende kamerplanten heen de grond van het depressieve levensgevoel wordt uitgesproken:
Een totale vernietiging zal
Het leven als een reis van niets naar niets, met onderweg enkel ‘schrammen op onze tere huid’, het is een ervaring die zelden direct wordt uitgesproken, maar die in zowat alle gedichten de ondertoon bepaalt. Bij een oppervlakkige lectuur komt deze poëzie inderdaad voor als beperkt, vertrouwd, dicht bij huis en bij de kleine vreugden en droefheden van iedere dag. Maar precies in de manier waarop die
| |
| |
vertrouwde wereld vorm krijgt, wordt een spanning gecreëerd tussen het vertrouwde en het vreemde, tussen de geruststellende sleur van iedere dagen het ‘unheimliche’ dat overal klaar ligt. Het jaar verloopt volgens de kalender, maar de beleving daarvan is Een verwarde kalender. Knotwilgen op het kerkhof worden plots ‘Grote Kabouters’, ‘kwaadwillig en kaal, met gebalde vuisten’ (Recepten en Verhalen). Het kijken naar de tram, die iedere dag voorbij komt, wordt plots ‘- een beetje ongerust/misschien, dat hij eens/zou ontsporen’. En bij het omwentelen van een steen komt een gruwelijke kolonie platte wormen te voorschijn: schijnbaar banale details, maar die even onopvallend als efficiënt zorgen voor een verstoring van de vertrouwde orde.
Vanaf Een zachte, wrede, okerbruine dood wordt de verschrikking die onder de gemoedelijke, zichtbare werkelijkheid steekt, expliciet geduid als de dood. De kolonie platte wormen en de aasvliegen aan het tuinhok worden: ‘stemmen van de doden/die ik nog gekend heb’, en de uitzichtloze situatie van de huisvrouw, gekluisterd aan haar wastobbe, wordt indirect metaforisch gekoppeld aan de konijnejongen die door hun moeder verslonden zijn. Biografische oorzaak van die verdieping is de dood van haar vader, waaraan trouwens enkele van haar beste gedichten gewijd zijn.
| |
Techniek
Typisch voor de manier waarop in haar poëzie de contrasterende motieven verwerkt zijn, is de mineurtoon, de onnadrukkelijkheid, of misschien beter nog: het principe van compensatie. Positieve ervaringen en beelden worden gecompenseerd door negatieve. En tegelijk wordt het objectieve gewicht van die ervaringen gecompenseerd door het over- of understatement waarmee ze aangebracht worden. Zo wordt in de bundel Veel Ach & een beetje O het relatief onbelangrijke sterven van kamerplanten aangeduid met het overstatement ‘totale vernietiging’, terwijl een ingrijpende gebeurtenis als de dood van vader opgeroepen wordt in minimale begeleidende verschijnselen als het lager zetten van de verwarming. Op die manier worden zowel sentimentaliteit en pathetiek vermeden in de emotioneel geladen verzen, als banaliteit in de anekdotische beschrijvingen.
Een gelijkaardig compensatiemechanisme is werkzaam in
| |
| |
een aantal gedichten, die qua genre helemaal afwijken van de tot nu toe beschreven, realistische verzen. Vooral in de bundels Recepten en Verhalen en Het Souvenirswinkeltje van Lukas komt een minderheid gedichten voor (bijvoorbeeld de cyclus ‘De reiziger’) die fantastisch en irreëel aandoen. Er worden mysterieuze, soms angstaanjagende, sterk vervreemde taferelen in beschreven, maar dan met een vanzelfsprekendheid en een zin voor detail, die het unheimliche neutraliseren, niet ongelijk aan de manier waarop in sprookjes - waar haar gedichten overigens overeenkomst mee vertonen - met het wonderlijke en vreselijke omgesprongen wordt. Overigens dragen ook humor en ironie, samen met enkele stilistische elementen bij tot het neutraliseren van potentieel dramatische spanningen.
| |
Stijl
Tot de belangrijkste stijlmiddelen in dat opzicht behoren de eenvoudige, nogal egale pariando-toon, en het frequent gebruik van relativerende woorden als ‘soms’, ‘misschien’, ‘wellicht’, ‘eens’, ‘een beetje’. Ook de alledaagsheid en herkenbaarheid van de setting dragen ertoe bij de conflicten te relativeren tot het niveau van alledaagse verdrietjes. Andere opvallende stijlprocedés zijn de auctoriële commentaren bij de tafereeltjes, het gebruik van sfeerscheppende kleuradjectieven en, vooral in het vroege werk, de personificatie van natuurelementen. Dat kadert daar nog in een wat wazige metaforiek, die al gauw verdwijnt ten voordele van gedetailleerde beschrijvingen.
Veel typischer is het gebruik van tegenwoordige deelwoorden en tussengevoegde zinnen, uitbreidingen ingeleid door ‘terwijl’ en dergelijke: evenzoveel middelen om een geschetste situatie uit te breiden, er nieuwe aspecten aan toe te voegen, of om observatie en subjectieve stemming met elkaar te verbinden.
| |
Ontwikkeling
P. Lasoen is in haar poëzie geëvolueerd naar een uitdrukkelijker belijdenislyriek en een steeds opdringeriger pessimisme. Was het vroegste werk, tot Een verwarde kalender, nog erg heterogeen, deels onder invloed van het late Vijftigersepigonisme en deels door een nog onrijp gevoelsimpressionisme, in Recepten en Verhalen, en vooral Het Souvenirswinkeltje van Lukas
| |
| |
neemt de ik-lyriek af en komen heel afstandelijk aandoende, prentjesachtige gedichten daarvoor in de plaats. Vanaf Een zachte, wrede, okerbruine dood verdwijnen die weer grotendeels om plaats te maken voor een bezinning op de dood en de weerslag daarvan op het eigen leven. Meer en meer komen ook de motieven uit de heel beperkte kring van huishoudelijke bezigheden, maar merkwaardig genoeg gaat die versmalling van het motievenarsenaal samen met een verdieping en explicitering van de thematiek.
| |
Verwantschap
De poëzie van P. Lasoen wordt algemeen beschouwd als een typische uiting van het Vlaamse neorealisme. Dat heeft vooral te maken met het eenvoudige taalgebruik, de observatie en beschrijving van de kleine dingen uit het leven, en de wil om communicatief te zijn. Het is een karakteristiek die vooral opgaat voor haar vroege werk, tot 1972. Meer om redenen van overzichtelijkheid dan omdat die context veel zou verhelderen, wordt zij dan in één adem genoemd met bijvoorbeeld D. van Rijssel, R. Jooris of H. de Coninck.
| |
Traditie
Zelf heeft ze ooit verwantschap beleden met de Engelse dichters van de zogenaamde ‘Mersey Sound’, vooral Brian Patten, terwijl de kritiek haar werk op grond van soms heel uiteenlopende facetten met een grote verscheidenheid van stromingen en figuren in verband heeft gebracht. Voortgaande op het element vervreemding en het soms sprookjesachtige karakter van de taferelen werd verwantschap gesignaleerd met het magisch-realisme (Martien J.G. de Jong) of met Chagall en de naïeve schilderkunst (Lionel Deflo). Willy Spillebeen signaleerde sfeerverwantschap met de Haagse romans van Couperus en de Brugse burgerlijke romans van Maurits Sabbe, terwijl enigszins in dezelfde lijn Dina van Berlaer-Hellemans haar in de context plaatste van het gematigd burgerlijk realisme à la Mussche, Roelants of de Biedermeierkunst. Vanuit een gelijkaardige optiek noemde ik haar in een recensie zelf ooit de Virginie Loveling van de hedendaagse poëzie.
| |
Kritiek
Overigens is de kritiek haar werk over het algemeen gunstig gezind geweest, al werden haar wel eens banaliteit en senti- | |
| |
mentaliteit verweten. Het kan inderdaad niet ontkend worden dat sommige gedichten lijden aan een overdosis vanzelfsprekendheid. Agressief-negatieve kritiek kwam alleen uit de hoek van neo-experimentele, taalgerichte poëzie. Een dichter/criticus als Wilfried Adams verweet haar ‘zwakheid en halfheid’ en reductie van de werkelijkheid tot die van de ‘één-dimensionale mens’. Het is ten slotte opvallend hoe weinig respons haar werk kreeg in de Nederlandse kritiek.
| |
Publieke belangstelling
Voor een dichteres als Patricia Lasoen, met haar opvattingen over poëzie als communicatie, is publieke belangstelling van bijzonder belang. Afgezien van het feit dat al haar bundels één of twee keer herdrukt werden, uit die belangstelling zich vooral in de bijval die zij geniet op voorleesavonden en poëziemanifestaties.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Patricia Lasoen, Ontwerp voor een Japanse houtgravure. Blankenberge 1968, Uitgeverij Saeftinge, Cahiers Jong Trefpunt, jrg. 1, nr. 5, GB. |
Patricia Lasoen, Een verwarde kalender. Gent 1969, Yang Poëzie Reeks 7, GB. |
Patricia Lasoen, Kommunikatie als kernprobleem in de moderne poëzie. In: Yang, jrg. 6, nr. 31, 1970, pp. 2-11 en jrg. 7, nr. 33, jan. 1971, pp. 3-18, E. |
Patricia Lasoen, De funktie van het engagement. In: De Vlaamse Gids, jrg. 55, nr. 2, febr. 1971, pp. 3-10, E. |
Patricia Lasoen, Ezra Pound: de triomf van de voetnoot. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 24, nr. 8, okt. 1971, pp. 820-832, E. |
Patricia Lasoen, Recepten en Verhalen. Brussel 1971, Paris-Manteau, GB. |
Patricia Lasoen, Patricia Lasoen. In: Lionel Deflo (Ed), Nieuw-realistische poëzie in Vlaanderen. Een dokumentaire bloemlezing, Brugge 1972, Orion-Desclée De Brouwer (De Bladen voor de Poëzie, jrg. 20, nr 3), E. |
Patricia Lasoen, Het Souvenirswinkeltje van Lukas. Amsterdam/Brussel 1972, Paris-Manteau, GB. |
Patricia Lasoen, Een zachte, wrede, okerbruine dood. Brussel/Den Haag 1975, Manteau, GB. |
Patricia Lasoen, Veel Ach & een beetje O. Brussel 1978, Manteau, GB. |
Patricia Lasoen, De genese van een gedicht. In: Kreatief, jrg. 11, nr. 3, nov. 1977, pp. 51-54, E. (over het ontstaan van het gedicht ‘Negen dode konijnen’ uit Een zachte, wrede, okerbruine dood) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Gerd Segers, Met glamour opgeschminkte gedichten. Patricia Lasoen: Recepten en Verhalen. In: De Nieuwe Gazet, 15-11-71. (interview) |
Willy Spillebeen, Nieuwe bundels van zgn. Nieuw-realisten. In: Ons Erfdeel, jrg. 15, nr. 1, jan./febr. 1972, pp. 79-85. (over Recepten en Verhalen) |
Wilfried Adams, Patricia Lasoen - Recepten & Verhalen. In: Morgen, jrg. 6, nr. 1, jan./maart 1972, pp. 38-42. |
Martien J.G. de Jong, Patricia Lasoen: grote verwachtingen. In: Elseviers Literair Supplement, 24-2-72, pp. 9-10. (over Recepten en Verhalen) |
Hugo Brems, Twee dichters. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 117, nr. 9, nov. 1972, pp. 701-706. (over Recepten en Verhalen) |
Lionel Deflo, De kleurrijke victorie van de wonderlijke werkelijkheid. In: De Vlaamse Gids, jrg. 57, nr. 6, juni 1973, pp. 4-14. (over Het Souvenirswinkeltje van Lukas) |
Hugo Brems, Dichters. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 118, nr. 6, juli/aug. 1973, pp. 449-452. (over Het Souvenirswinkeltje van Lukas) |
Jan Vanriet, Omtrent de werkelijkheid. In: Kreatief, jrg. 8, nr. 1, 1974. (foto's, facsimile's, bibliografie) |
Hans van de Waarsenburg, Nieuwe bundels van Jotie T'Hooft en Patricia Lasoen. In: Bzzlletin, jrg. 4, nr. 32, jan. 1976, pp. 41-43. (over Een zachte, wrede, okerbruine dood) |
Hugo Brems, Twee manieren om het leven (en de dood) te kleuren. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 121, nr. 2, febr. 1976, pp. 126-131. (over Een zachte, wrede, okerbruine dood) |
Luc Decorte, Een avond huismoedertje spelen met Patricia Lasoen. In: Eksit. Literair nummer, jrg. 5, nr. 7, maart 1976, p. 11. (algemene voorstelling met interview-fragmenten) |
Willy Spillebeen, Een zachte, wrede, okerbruine dood. In: Ons Erfdeel, jrg. 19, nr. 3, mei/juni 1976, pp. 438-441. |
Jean Pierre Dumolyn, Is een schrijfster een schrijver? In: Kreatief, jrg. 10, nr. 5, dec. 1976, pp. 84-85. (antwoord van haar man op een enquête over de positie van de vrouw als auteur) |
Dina van Berlaer-Hellemans, Hindernissen op weg naar de werkelijkheid. Het werkelijkheidsbegrip in het Zuidnederlandse nieuw-realisme. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 31, nr. 4, april 1978, pp. 284-299, vnl. 290 vv. (over het werkelijkheidsbegrip in haar poëzie, naar aanleiding van het gedicht ‘Playa de Gandia’ uit Een verwarde kalender) |
Hans Warren, Zomaar wat vrouwelijkheid. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 16-9-78. (over Een zachte, wrede, okerbruine dood en Veel Ach & een beetje O) |
3 Kritisch lit. lex.
maart 1981
|
|