| |
| |
| |
Tom Lanoye
door Valerie Rousseau
1. Biografie
Tom Lanoye werd op 27 augustus 1958 in Sint-Niklaas geboren als laatste van drie kinderen in een slagersgezin. Na zijn middelbareschooltijd waarin hij op het college van Sint-Niklaas les kreeg van Anton van Wilderode, studeerde hij Germaanse filologie en sociologie aan de universiteit van Gent. In 1981 studeerde hij af met een scriptie over de poëzie van Hans Warren. Binnen het Gentse studentenmilieu zette Lanoye zijn eerste literaire stappen. Tussen 1980 en 1983 gaf hij enkele bundeltjes uit in eigen beheer, gaf als performance poet samen met James Bordello geïmproviseerde optredens in cafés en openbare ruimtes en schreef zijn eerste polemieken voor het satirisch weekblad De Zwijger en het studentenblad Propria Cures. In 1983 verscheen zijn officiële debuut, Rozegeur en maneschijn, helse kritieken; twee jaar later volgde zijn prozadebuut, Een slagerszoon met een brilletje (1985). Op 27 augustus 1992 werd de stichtingsakte verleden van de naamloze vennootschap L.A.N.O.Y.E.
Door zijn uitgesproken kritische houding ten aanzien van politiek-maatschappelijke knelpunten is de schrijver nauwelijks uit de publieke opinie weg te denken. Maatschappelijk profileert hij zich samen met zijn partner, René Los, als voorvechter voor de rechten van holebi's. In 1996 sluiten ze onder massale mediabelangstelling als eerste homokoppel te Antwerpen een samenlevingscontract af. Op politiek vlak strijdt Lanoye tegen elke vorm van rechts-extremisme en sinds zijn verhuizing in 1987 van Gent naar Antwerpen toont hij zich een fervent tegenstander van het Vlaams Belang. Als reactie op de opmars
| |
| |
van deze partij plaatst hij zich bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2000 in Antwerpen als onafhankelijke op de groene lijst. Hij wordt verkozen maar neemt, zoals aangekondigd, zijn mandaat niet op. In 2003 aanvaardt hij wel een officieel ambt wanneer hij als eerste stadsdichter van Antwerpen wordt aangesteld.
De algemene erkenning voor zijn werk blijkt uit de vele vertalingen en de talrijke literaire prijzen die hem te beurt vielen: de P.C. Onthooftprijs (1983), Humo's Gouden Bladwijzer 1992 voor Kartonnen dozen, de culturele prijs van de Provincie Antwerpen voor toneel 1994 voor Blankenberge, de 45e Arkprijs van het Vrije Woord (1995) voor Maten en gewichten, de Océ Podiumprijs 1998 voor Ten oorlog, Humo's Gouden Bladwijzer 1998 voor Het goddelijke monster en 2000 voor Zwarte tranen, de Gouden Uil Publieksprijs 2000 voor Zwarte tranen, de driejaarlijkse Vlaamse Gemeenschapsprijs voor Toneelletterkunde (2000) voor Ten oorlog, de 6e Johnny van Doomprijs voor de Gesproken Letteren (2001), de Gouden Uil Publieksprijs en Juryprijs 2003 voor Boze tongen, De Inktaap 2004 voor Boze tongen, Humo's Pop Poll (2007) voor Het derde huwelijk en de Gouden Ganzenveer 2007 voor zijn volledig oeuvre. Ook ontving Lanoye in 2007 naar aanleiding van zijn gewezen stadsdichterschap een eredoctoraat van de Universiteit Antwerpen.
Sinds 1994 woont en werkt Lanoye afwisselend in Antwerpen en Kaapstad.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Ontwikkeling / Verwantschap / Kunstopvatting
Begin jaren tachtig manifesteert Tom Lanoye zich als de ‘Vlaamse Deelder’. Samen met James Bordello bestormt hij Gentse podia waarbij de performance en het fun-aspect van de poëzie centraal staan. Het totaalpakket van Lanoyes aanpak, stijl en thematiek leverden hem de bijnaam ‘Angry Young Belg’ op. Wars van de gevestigde uitgevers gaf hij tussen 1980 en 1983 vijf poëziebundels uit in eigen beheer. Zijn doe-het-zelfethiek past perfect binnen een punkideologie die de persoonlijke vrijheid hoger stelt dan elke vorm van mainstream. Zijn literatuur liet zich dan ook door een reeks ‘anti's’ kenmerken, moest ‘alive and kicking’ zijn, ‘anti-academisch’ en ‘banaal’. Lanoye sluit zijn luidruchtige eigen-beheerperiode af met De nagelaten gedichten (1983). Behalve een ironische verwijzing naar de hype rond de net overleden Jotie T'Hooft, is de titel vooral een programmatisch statement dat zijn aanloop definitief voorbij is.
| |
Thematiek
Hoewel Lanoye in 1983 met het verschijnen van zijn debuut Rozegeur en maneschijn, helse kritieken (1983) door het officiële uitgeverscircuit wordt opgepikt, verloochent hij zijn non-conformistische aard allerminst. In deze selectie van de belangrijkste stukken die hij voor De Zwijger, 't Zwarte Gat, Propria Cures en tMuzet schreef, pleegt hij meermaals literaire vadermoord. In zijn ‘dedicatie’ rekent hij in een beweging af met de verstarring van de Vijftigers, de hypocrisie van ‘het syndroom Streuvels, Claes en Timmermans’ in het literatuuronderwijs en de Neoromantiek van Patricia Lasoen en Herman de Coninck (‘Ik geef toe dat het leven vol Leed is, Maar van de Coninck krijg ik Diabetes’), om er ‘Vuilnis’ en ‘Lelijkheid’ voor in de plaats te stellen. Vervolgens werkt hij zijn ongenoegen over het literaire wereldje verder uit tot verschillende pleidooien tegen ivoren-torendichters en hermetici als Hedwig Speliers en Claude van de Berge, maar ook het magisch-realisme, de literaire kritiek, de uitgeverijen en de academische wereld krijgen een veeg uit de pan.
| |
Kunstopvatting / Visie op de wereld / Traditie
Dit officiële debuut vormt de basis van waaruit Lanoyes literaire programma, in negatieve zin, kan worden afgeleid. Zijn afkeer van hermetische poëzie en experimenteel proza verraadt een
| |
| |
tegengestelde visie op taal: ‘Er is nog nooit een wielerkoers gewonnen door een verhandeling te schrijven over de fiets. Een fiets moet je gebruiken en zo is het ook met de taal.’ Het is duidelijk dat schrijven voor Lanoye in de eerste plaats een ambacht is en taal een communicatiemiddel. Tegenover het hoogdravende van de ivoren-torendichters plaatst hij graag de heerschappij van het banale, het vulgaire, het lelijke en het leugenachtige. Uit de flaptekst blijkt dat deze tegendraadse esthetica rechtstreeks zijn wereldvisie lijkt te verwoorden: ‘de enige bedoeling van dit boekje is de wereld achter te laten zoals ik hem heb aangetroffen: doortrapt, gemeen, lasterlijk en spuuglelijk. Daarmee zijn tevens de belangrijkste kwaliteiten van dit literaire pareltje opgesomd. Ik hoop dat u erin stikt.’ Lanoye zet met de uitroep ‘Kome er: Vuilnis, kome: Lelijkheid!’ dezelfde idee verder uit, maar plaatst zich tegelijkertijd met een knipoog in het verlengde van Jeroen Brouwers' ‘Kome er: Schoonheid!’ in diens polemische uitval ‘De nieuwe Revisor’ tegen de ‘jongetjesliteratuur’ uit de jaren zeventig.
| |
Kunstopvatting / Thematiek / Techniek
In zijn vroegste werk blijft Lanoye ageren tegen de normativiteit van literatuur. Zijn poëziedebuut, In de piste (1984), bevat gedichten uit zijn eigen-beheerperiode en is gestructureerd als een circusvoorstelling in zeven delen. Langs een ironisch spel van stijlen en registers tast hij de grenzen van het genre af (‘Ik ga het hier niet hebben over seks, dit is tenslotte poëzie’) en plaatst vraagtekens bij het heersende zuiverheiddebat in de literatuur. Dit gebeurt enerzijds door de talrijke referenties naar vormen van laag spektakel en amusement waarin we sporen herkennen van zijn performanceverleden en literatuuropvatting, en anderzijds door thema's als sterfelijkheid, verlies en verval. Frases als ‘alles moet kapot’ en ‘alles moet verdwijnen’ weerklinken meermaals, de toon is vaak grimmig, bonkend en vol verbaal geweld, maar dergelijke bravoure staat dan weer in fel contrast met de eigenlijke innerlijke leegte en eenzaamheid: ‘Maar vanbinnen/ben ik hol, ik ben een Maagdenburgse bol’. In deze contradictie tussen innerlijk en uiterlijk toont de poëzie zich uiteindelijk veel persoonlijker en intimistischer.
Het is misschien door een gebrek aan deze ambivalentie dat de kritiek de volgende bundel, Bagger (1984), volledig links laat
| |
| |
liggen. Uiterlijk laat die, net als In de piste, een grote beïnvloeding zien door de popcultuur, maar inhoudelijk heeft de bundel minder om het lijf. Door een opeenstapeling van verbale wise-cracks, nep-limericks en zoekertjes lijkt Lanoye op een direct lacheffect te mikken, wat, volgens de critici althans, misschien werkt op een podium, maar minder op papier.
| |
Verwantschap / Relatie leven-werk
Zijn prozadebuut, Een slagerszoon met een brilletje (1985), krijgt opnieuw de volle aandacht. Het verschijnt in een periode waarin een groot aantal jonge auteurs, onder wie Kristien Hemmerechts, Stefan Hertmans, Herman Brusselmans en Peter Verhelst, debuteren en men al gauw van de ‘Nieuwe Vlaamse prozagolf’ spreekt. In Lanoyes eerste verhalenbundel zitten twee fictionele verhalen tussen twee autobiografische ingeklemd. In het autobiografische titelverhaal verschijnt aan de vooravond van Toms geboorte een stamvader van het geslacht Lanoye aan zijn zwangere moeder. Op een wit doek zet hij de familiegeschiedenis in scène en pleit ervoor om de jonge Tom van de boeken weg te houden en hem de slagerstraditie te laten voortzetten, want ‘een slagerszoon met een brilletje, dat kán toch niet?’. Het verhaal functioneert als een literair zelfonderzoek en thematiseert niet alleen de geboorte van Lanoyes schrijverschap, maar tevens de tweespalt tussen de slagerszoon en het brilletje, tussen leven en literatuur, tussen het concrete en het abstracte. Deze thematiek wordt in het slotverhaal, ‘Oh land der blinden’, deels voortgezet. Na een theatraal in memoriam voor zijn verongelukte broer Guy en het relaas van de sluiting van zijn vaders slagerij concludeert Lanoye opnieuw: ‘Alles gaat kapot.’ De toon van de twee fictionele verhalen is humoristischer, maar met een onmiskenbaar tragische ondertoon. Beide verhalen jagen in hun puntige opbouw en aanwezige stijlprocedés sterk op effect. In ‘Bij Jules en Alice’ wordt in dertig hoofdstukken steeds vanuit een wisselend perspectief naar een tragisch-absurdistische pointe toegewerkt en ‘Het boek’ berust op het vormexperiment van het verhaal in het verhaal.
| |
Kritiek / Kunstopvatting
In Het cirkus van de slechte smaak (1986) gaat hij op de ingeslagen polemische weg verder en richt zijn vizier dit keer onder andere op het postmodernistische avant-gardetheater van Jan Fabre en, onder de noemer ‘Hoe krijg je je boekje sneller vol?’, op het
| |
| |
typografisch experiment. Centraal staat het stuk ‘Pleidooi van een performer’, waarin Lanoye het statuut van de performer en de performance poetry tegenover een denkbeeldige jury vurig verdedigt. Het stuk is het rechtstreekse gevolg van Lanoyes eigen frustratie. Zijn literaire variétéavonden oogstten immers succes bij het grote publiek, maar brachten hem bij de gevestigde literatoren in diskrediet. Tegelijkertijd klinkt het pleidooi als een persoonlijk manifest: ‘Ik beschouw het performen als een onderdeel van niet alleen mijn auteurschap, maar van het auteurschap in het algemeen.’
| |
Thematiek / Techniek / Stijl
In 1988 verschijnt Lanoyes eerste roman, Alles moet weg (1988), vaak getypeerd als een picareske roman, waarin de antiheld Tony Hanssen na een mislukt examen burgerlijk recht besluit de boeken in te ruilen voor het echte leven. Hij meent bij zichzelf een groot verkooptalent ontdekt te hebben en trekt in zijn Ford Transit Vlaanderen rond. In deze realistische setting vol Vlaamse couleur locale ontmoet Tony bizarre figuren en weet hij zich ternauwernood uit de meest benarde situaties te redden. Zijn chronologisch vertelde avonturen vol ironisch taalgeweld worden door levendige dialogen, wetteksten en auctoriële interventies doorbroken. Ondanks de brieven aan Soo, die als een rode draad door de roman lopen, functioneren de verschillende hoofdstukken bijna als verhalen op zich, met ieder een eigen thematische klemtoon. Zo spreekt uit de hoofdstuktitel ‘de ontoereikendheid van het abstracte’ Lanoyes afkeer voor nodeloos getheoretiseer en houdt de titel, Alles moet weg, zowel een verwijzing in naar Tony's mercantilisme als naar het gevoel van onvermijdelijke vergankelijkheid.
| |
Thematiek / Kritiek
Visie op de wereld / Kunstopvatting
In menig opzicht is deze roman exemplarisch voor Lanoyes vroegste werk en schrijverschap. Naast een grote fascinatie voor het alledaagse en het platvloerse duiken thema's als dood en verval daarin frequent op. In 1989 leidde Lanoyes onderwerpkeuze tot een aanvaring met de conservatief-katholieke politicus Eric van Rompuy. Hij noemde het boek ‘permissief’, ‘nihilistisch’ en ‘een totale verloochening van de volksaard’, waarna hij in een adem tot een ware ‘Kulturkampf’ opriep. Nochtans werd de thematiek volgens Lanoye hem juist ingegeven door het hem omringende klimaat, de dagelijkse realiteit van
| |
| |
zijn vaders slagerij en het overlijden van zijn lievelingsbroer Guy. Heel wat van zijn werk draagt inderdaad de sombere boodschap uit dat alles banaal is, maar Lanoye erkent dat precies daarin de rol van zijn schrijverschap schuilt: ‘schrijven is zin geven aan je houten been’. Tegenover deze persoonlijke, bijna intimistische, inslag staat Lanoyes uiterlijke bravoure en provocerende aandacht voor de commerciële kant van het literaire bedrijf. Wanneer hij als opdracht bij Rozegeur en maneschijn schrijft ‘voor de poen’, ruilt hij zijn punkstatus in tegen die van ‘literaire yuppie’, veelzijdig getalenteerd, ambitieus en met een gedegen commercieel inzicht dat hij naar eigen zeggen uit het middenstandsmilieu van zijn ouders heeft geërfd.
| |
Verwantschap / Thematiek
Dit middenstandsmilieu en Lanoyes obsessie met degeneratie en verval werken ook door in zijn theaterdebuut, De Canadese muur (1989): ‘we bevinden ons in de huiskamer van een Vlaams middenstandsgezin dat betere tijden heeft gekend’. Samen met die andere Mooie Jonge God, Herman Brusselmans, schrijft Lanoye ‘een harteloos familiedrama over voetbal, drank en Vlaanderen’. Het stuk heeft een typisch Vlaamse kleur die het nu eens krijgt door de stem van Rik de Saedeleers voetbalcommentaren of het levenslied, dan weer door het uitbeelden van de dagelijkse eet-, drink- en vechtlust. Dit typisch, bijna mythisch verbeelden van het oervlaamse leven en de voorliefde voor een esthetica van het lelijke vinden we terug in De schoonheid van een total loss (1993). Zo speelt ‘Blankenberge’, genoemd naar de Vlaamse kuststad en de gelijknamige brasserie, zich af in de nazomer van het laatste seizoen vooraleer heel de stad tot een megadancing wordt omgebouwd. De broeierige situatie van dagelijkse beslommeringen, onbereikbare liefdes en toekomstdromen eindigt in een verkrachting en steekpartij. Ook in ‘Celibaat’, Lanoyes adaptatie van Gerard Walschaps gelijknamige roman, heerst een bijna naturalistische vernietigingsdrang.
| |
Publieke belangstelling / Traditie / Kritiek
Met De Canadese muur maakt Lanoye zijn businessplan waar om voor zijn dertigste een roman, een essay, een dichtbundel en een theaterstuk uit te geven. Zijn uiteenlopende debuten worden zowel in Nederland als in Vlaanderen druk gerecenseerd en besproken, waardoor Lanoye heel wat publieke belangstelling geniet. Omwille van zijn vlijmscherpe kritieken wordt hij vaak
| |
| |
als de Vlaamse evenknie van Komrij of Brouwers bestempeld, maar met zijn typische en herkenbare weergave van het Vlaamse leven leunt hij sterk aan bij de vaderlandse traditie van de streekliteratuur. Een foto genomen op de Boekenbeurs van 1988 heeft de allure van een literair viergeslacht en plaatst Lanoye letterlijk in de continuïteit van Vlaamse koppen als Gerard Walschap, Hugo Claus en Walter van den Broeck. Hoewel hij dus enerzijds in de lijn van enkele grote namen gesitueerd wordt, blijft de literaire goegemeente hem halfslachtig benaderen.
| |
Kunstopvatting
Omdat Lanoye door steeds wisselende kapsels en opvallende brilletjes zelf aan zijn imago timmert, krijgt naast zijn werk ook zijn flamboyante persoonlijkheid de volle aandacht. Zijn populariteit bij het grote publiek, zijn performanceverleden en openlijk beleden mercantilisme brengen hem bij bepaalde literatoren en critici echter in diskrediet. Vanuit een algemene afkeer tegen de mediatisering en commercialisering van de literatuur weigeren deze Lanoye en zijn werk au sérieux te nemen. In 1989 reageert Lanoye met het boekje Vendu! Apologie van een handelsreiziger. Zoals hij eerder, in Het cirkus van de slechte smaak, zijn statuut als performer verdedigde, zo trekt Lanoye nu van leer tegen de idee dat literatuur en commerce elkaar uitsluiten. Aan de hand van een autobiografische schets van zijn eigen-beheerperiode verdedigt hij vurig zijn commerciële aard, die hem vanuit het tijdsklimaat en een genetische voorbestemdheid wordt opgedrongen.
| |
Ontwikkeling
In 1989 verschijnt Vroeger was ik beter. De aard van het boek, een met nieuw werk aangevulde selectie kritieken uit Rozegeur & maneschijn en Het cirkus van de slechte smaak, lijkt samen met de zorgvuldig gekozen titel een nieuwe periode in Lanoyes oeuvre in te luiden. Binnen zijn ruim opgevat auteurschap maakt Lanoye vanaf 1990 inderdaad een duidelijke ontwikkeling door. In februari van datzelfde jaar verschijnt Hanestaart (1990), een cyclus liefdesgedichten die Lanoye voor zijn partner, René Los, schreef. Samen met de roman Kartonnen dozen (1992) kan deze bundel tot Lanoyes meest persoonlijke werk gerekend worden.
| |
Relatie leven-werk / Techniek
De naam van het hoofdpersonage, Tom Lanoye, en de voor de kenners van Lanoyes biografie gemakkelijk herkenbare gebeurtenissen en lokaliseerbare plaatsen, verraden het autobiografi- | |
| |
sche karakter van Kartonnen dozen. In dit verhaal over ‘een banale liefde en haar verterende kracht’ blikt Tom aan de hand van drie kartonnen dozen en vanuit een typisch autobiografisch dubbelperspectief op zijn jeugd terug. Elke doos is gevuld met herinneringen en beelden die zich fragmentarisch aandienen, maar samen zijn onmogelijke liefde voor de jongen Z. verhalen, vier voor hem belangrijke vrouwen portretteren en de liefde voor zijn broer Guy illustreren. In een luchtige van ironie doorspekte stijl verhaalt Lanoye niet alleen zijn jeugdherinneringen, maar schetst langs het legendarische portret van zijn leraar Anton van Wilderode, bijgenaamd ‘Mussolini’, zijn ontluikend schrijverschap.
| |
Visie op de wereld
Ook Hanestaart (1990) kan omschreven worden als een literair en erotisch zelfonderzoek. Liefde en erotiek worden erin aangewend als middel tegen ‘het wurgende besef van de banaliteit van het bestaan’, in een stijl die balanceert tussen tederheid en agressieve melancholie. Lanoye mixt verschillende stijlen en taalregisters tot een explosieve verbaliteit, die in de gedichten ‘Programma’ en ‘Analyse’ tot metapoëticale overpeinzingen leidt. In deze programmatische gedichten pleit Lanoye voor ‘niet dat statische, dat uniforme’, maar poëzie als ‘toverbal’:
Geef mij dan maar het favoriete
snoepgoed uit mijn jeugd. De
toverbal. Je zuigt en zuigt
maar, telkens komen er andere
kleuren te voorschijn en voor
je 't weet, heb je helemaal
niets meer. Dat is het, vind
| |
Ontwikkeling / Thematiek
Kunstopvatting
Achteraf beschouwd markeert zowel Hanestaart als Kartonnen dozen een breuk in Lanoyes oeuvre. Na Hanestaart laat hij de poëzie even links liggen om zich op proza en vooral theaterwerk toe te leggen. Belangrijker dan deze genre-evolutie is de thematische accentverschuiving die zich na Kartonnen dozen doorzet. Vanaf 1990 evolueert Lanoye stilaan van een apolitieke, grotendeels autobiografisch geïnspireerde auteur naar een politiek en
| |
| |
maatschappelijk geëngageerde schrijver. Lanoyes verhuizing naar Antwerpen in 1987, de opkomst van het ‘Zwart Blok’ en zijn reizen naar Cuba en Zuid-Afrika vinden hun neerslag in zijn columns voor Humo, verzameld in de bundels Doén! (1992) en Maten en gewichten (1994), maar ook in zijn verhalenbundel Spek en bonen (1994). Lanoye zet zich sterk af tegen de antipolitieke onderstroom binnen de literatuur en verwerpt het idee van een compleet autonome kunst. In plaats daarvan wil hij de schotten tussen kunst en werkelijkheid opblazen en hij kiest daarbij radicaal voor levendigheid in de literatuur. Lanoyes nieuwe tendens tot geëngageerd schrijven wordt het duidelijkst verwoord in Tekst en Uitleg / Woorden met vleugels (2001), een dubbelboek dat aan de ene kant columns bevat en aan de andere kant redevoeringen. Lanoye laat er zijn toespraak ‘Gespleten en bescheten’, geschreven in opdracht van het Booncentrum, voorafgaan door de ondubbelzinnige slogan: ‘la littérature est politique (en omgekeerd)’. In een interview met Knack in 2002 zet hij zijn poëticale uitspraak kracht bij door te zeggen dat ‘de Monstertrilogie, Ten oorlog en [zijn] columnboeken allemaal in één groot project [passen], dat iets wil zeggen over de tijd waarin we leven. Net zoals Louis Paul Boon probeer ik een seismograaf te zijn. Je kan kritiek hebben op die ambitie, of op de uitwerking ervan, maar dan kom je natuurlijk terecht in de oude discussie over l'art pour l'art en de “autonomie” van het kunstwerk.’
| |
Kritiek / Thematiek
De ‘kritiek’ waarnaar Lanoye verwijst heeft betrekking op de aanvankelijk negatieve commentaren die zijn Monstertrilogie kreeg. Bij het verschijnen van Het goddelijke monster (1997), Zwarte tranen (1999) en Boze tongen (2002), werden de romans nogal pejoratief als politieke sleutelromans bestempeld. Zowel Nederlandse als Vlaamse critici betreurden de, volgens hen, te nadrukkelijke band met de recente Belgische geschiedenis. Hoewel Lanoye inderdaad op een handige manier talrijke herkenbare verwijzingen naar notoire figuren, opmerkelijke gebeurtenissen en schandalen uit de toenmalige Belgische actualiteit door zijn romans weeft, verhaalt hij in eerste instantie de tragische familiegeschiedenis van de invloedrijke familie Deschryver. Deze machtige clan van toppolitici en industriëlen reikt met haar tentakels tot in de hoogste regionen van het Belgische politieke
| |
| |
bestel. De metaforische verbondenheid tussen de Deschryvers en België blijkt wanneer het hoofdpersonage, Katrien Deschryver, tijdens een jachtpartij in Frankrijk per ongeluk haar man doodschiet en zo ongewild het ondergangsproces van zowel haar familie als haar land op gang trekt. De verdere ontwikkelingen worden de lezer als een puzzel voorgeschoteld. De gefragmenteerde, soapachtige vertelstructuur die zich langs de verschillende hoofdstukken en onderverdelingen doorzet, weerspiegelt de centrale thematiek van versplintering op maatschappelijk, familiaal en individueel vlak. In wezen zijn alle personages op zoek naar een eigen identiteit te midden van verstikkende sociale structuren. Door elk personage een eigen stemregister mee te geven, creëert Lanoye een uiterst polyfone trilogie waarin de problematische verhouding tussen feit en fictie een hoogtepunt bereikt. In de slotzin ‘de waarheid, niets dan de waarheid’ wordt op ironische wijze de mogelijkheid tot communicatie en kenbaarheid van de waarheid in vraag gesteld. Het geheel baadt in een bijna apocalyptische fin-de-millénairesfeer van decadentie, degeneratie en verval die aan de hand van talrijke intertekstuele verwijzingen niet alleen het failliet van het individu en de familie, maar van de hele westerse beschaving aankondigt. Met zijn Monstertrilogie balanceert Lanoye dan ook op de grens van een psychologische familieroman, een politieke sleutelroman en een hedendaagse mythe.
| |
Stijl / Techniek
Deze mythische dimensie lijkt ingegeven door Ten oorlog (1997), Lanoyes prestigieuze theaterbewerking van Shakespeares ‘The Wars of the Roses’-cyclus, die slechts enkele maanden na het verschijnen van Het goddelijke monster in première ging. Samen met Luk Perceval werkte Lanoye enkele van Shakespeares koningsdrama's om tot een meer dan tien uur durende theatermarathon. Inhoudelijk legt Lanoye de nadruk op het mechanisme van de macht en hoe de mens als een rader in dat netwerk opereert. Doordat hij het klassieke materiaal afwisselt met fragmenten en citaten afkomstig uit de eigen democratie, wordt Ten oorlog al snel een ijkpunt voor politiek theater, een draad die hij jaren later weer zal opnemen met Fort Europa (2005) en Mefisto for ever (2006). Maar thematiek is in Lanoyes theaterwerk nooit de volledige inzet. Hij wil stukken die ook los van hun
| |
| |
enscenering het lezen waard zijn waardoor Shakespeares originele cyclus ook een stilistische update krijgt. De drie delen waaruit Ten oorlog is opgebouwd, tonen elk een eigen talig karakter. In ‘In de naam van de vader en de zoon’ spreken de personages in een archaïsch overladen klassiek rijm, dat in ‘Zie de dienstmaagd des heren’ evolueert tot een alledaagser spreektalig ritme, om in ‘En verlos ons van het kwade’ uit te monden in een Vlaamse slang- en gangsterrapvariant.
Een dergelijk spel met taalregisters is een centraal element in Lanoyes adaptatie van de aloude Medeastof, Mamma Medea (2001). Via een actualisering van Euripides' Medea wil Lanoye vooral een verklaring zoeken voor de kindermoord. De traditionele liefde-haatverhouding van Jason en Medea krijgt door een verwijzing naar Albee's Who's afraid of Virginia Woolf een nieuwe dimensie en wordt met behulp van taalregisters op de spits gedreven. De oppositie tussen de seksen wordt vertaald in een oppositie tussen nationaliteiten. De barbaarse Kolchiden, waartoe Medea behoort, spreken in kleurrijke Vlaamse jambische pentameters, terwijl de Griekse argonauten, de kant van Jason, zich in boers en ongeïnspireerd Hollands proza uitdrukken. In Mamma Medea daagt Lanoye op die manier enkele archetypische spanningsvelden uit tussen de klassieke Medeastof en het hedendaagse familiedrama, tussen de rationele man en de emotionele vrouw, tussen koel Nederland en warm Vlaanderen en, uiteindelijk, tussen het eigene en het vreemde, gelijkheid en verschil.
| |
Kritiek
Ook op poëtisch vlak toont Lanoye zich een eigenzinnig bewerker. Wat begon als een opdracht voor de krant De Standaard eindigt in Niemands land (2002) en Overkant (2004), twee bundels bewerkte oorlogspoëzie. Het gaat hier telkens om Gesamtkunstwerken waarbij de vormgeving van Dooreman en de foto's van Michiel Hendryckx mee de betekenis van Lanoyes gedichten bepalen. De originele Engelse gedichten van War Poets als Wilfred Owen, Siegfried Sassoon en vele anderen, staan zij aan zij met hun moderne Nederlandse bewerkingen. De opzet van beide bundels is gelijk, maar de poëtica van de geselecteerde gedichten verschilt radicaal. De idealistische vaderlandsliefde uit Niemands land moet in de modernistische poëtica van
| |
| |
Overkant plaats maken voor de mechanisering van de oorlog die willekeur en zinloosheid van leven en dood met zich meebrengt. De toon van Lanoyes poëzie wordt luchtiger wanneer de stad Antwerpen hem in 2003 officieel als eerste Antwerpse stadsdichter aanstelt. De gedichten die Lanoye naar aanleiding van dit ambt schreef, werden in 2005 uitgegeven met de bundel Stadsgedichten. Deze begint met het gedicht ‘Mijn Moeilijk Lief’ waarin Lanoye zijn liefde-haatverhouding met de stad uitdrukt. In een vermenging van rijmschema's bezingt en beklaagt hij de Antwerpse ‘potentie’ en pretentie en put met volle teugen uit net bekend geworden fraudezaken. De rest van de bundel bestaat uit gelegenheidsgedichten bij feestelijke openingen (‘Roma Aeterna’), onthullingen van standbeelden (‘Pepto Bismo 2003’) en ludieke acties (‘Open en Brood’). Alle middelen werden aangegrepen om de gedichten in de publieke sfeer te brengen. Hij bracht poëzie op broodzakken, liet het gedicht ‘Mijn Moeilijk Lief’ ophangen aan de Antwerpse ‘Boerentoren’ en zorgde ervoor dat de gedichten integraal te beluisteren waren via de website de Stadsdichter podcast (www.stadsdichterpodcast.be). Hoewel de gedichten goed waren voor het imago van de stad en de dichter, liet de literaire kritiek ze, hoogstwaarschijnlijk door hun utilitaire, multimediale en publieke karakter, links liggen.
| |
Techniek
Los van het feit dat Lanoye in zijn werk wel vaker de grenzen tussen verschillende media aftast, experimenteert hij meer in zijn schrijven voor toneel dan in zijn proza of poëzie. Diplodocus Deks, triomf der archeologie (2004) en De Jossen, val en revival der saamhorigheid (2004) bouwen voort op de spanning tussen het eigene en het vreemde, maar zijn experimenteler qua vorm. Diplodocus Deks berust op het procedé van de achterwaartse vertelling. Het stuk begint met een catastrofale eindscène waarna de oorzaken van deze ellende zich ontplooien. Het verhaal speelt zich af in de Vlaamse Ardennen. Wanneer er in een dorpje fossiele resten van een diplodocus dinosauriër gevonden worden, ziet de zoon van moslimgastarbeiders daar een lucratieve zaak in en stelt voor om het dorpje tot een themapark om te bouwen. Op dat moment worden de bewoners met hun eigen besluiteloosheid geconfronteerd: kiezen ze voor het oude, maar
| |
| |
wel in verval geraakte bekende of voor het/de vreemde, dat/die een nieuw elan en grote winsten belooft. Volgens Lanoye zelf gaat het ‘tweeluik over de tragikomedie der groepsbeslissingen en samenwoonst, en de fundamentele allenigheid van iedereen’. Deze invulling komt het duidelijkst tot uiting in De Jossen, voorlopig Lanoyes meest experimentele toneelstuk. Het aantal acteurs varieert, feit blijft dat ze allemaal Jos heten en in een rituele dans hun verbondenheid en kuddementaliteit vieren. Ze streven de hoogste graad van gelijkheid na en wie verschilt wordt daarop afgerekend. In De Jossen illustreert en ontmaskert Lanoye de meelopersmentaliteit en het zondebokmechanisme als verweer tegen angst en eenzaamheid, in een vorm die, volgens critici, meer swingt op het podium dan op papier.
| |
Visie op de wereld / Thematiek
Met Fort Europa, hooglied van versplintering (2005) en Mefisto for ever (2006) neemt Lanoye de draad van zijn politiek theater weer op. In Fort Europa sprokkelt hij een reeks uiteenlopende sociopolitieke visies bijeen omtrent de toekomst van Europa, dat als voormalig beloofde land echter door nationalisme, xenofobie en mercantilisme geteisterd wordt. Het stuk speelt zich af in de toekomst, omstreeks 2020, op een stationsperron ergens in Europa. In een stemmenballet van langgerekte monologen en korte hilarische dialogen gaan een kleine Belg, een chassidische jood en een ondernemer na wat ze het meest zouden missen aan ‘het versleten continent’, terwijl een stamcelbiologe reeds de komst van de Nieuwe Mens aankondigt. Het allegorische karakter van het stuk wordt naar het einde toe op de spits gedreven met het ten tonele voeren van drie gratiën als oude verlepte hoeren. Opnieuw verwerkt Lanoye heel wat actuele onderwerpen zoals euthanasie en de migratiewetgeving tot een vraagstuk over bloed en bodem, grenzen, het ‘echte’ en het ‘onze’.
De politieke lijn wordt in Mefisto for ever (2006) verder doorgetrokken. Het stuk is geïnspireerd op de roman Mephisto van Klaus Mann en de biografie van Gustav Gründgens waarnaar het hoofdpersonage uit Manns roman, Hendrik Höfgen, is gemodelleerd. Lanoyes stuk begint met de overwinning van extreem rechts en eindigt na de oorlog, wanneer een nieuw regime aan de macht komt. Waar hij in Ten oorlog de politiek als theater toonde, voert hij nu de toneelwereld als een politiek
| |
| |
bedrijf op. Langzaamaan raken kunst en politiek zo verstrengeld, dat de lijn tussen oppressie en subversie nog moeilijk te trekken valt Het onderzoek naar de politiek-maatschappelijke inzet van theater binnen een extreem rechts regime, maar vooral de ‘Totaler Krieg’-speech van de minister van Propaganda klinkt in de Antwerpse Bourlaschouwburg als een duidelijke sneer naar de rechts-conservatieve partij Vlaams Belang. Naast een politiek toneelstuk is Mefisto for ever vooral een intertekstueel bolwerk. Flarden van onder andere Faust, Hamlet, De Kersentuin en Julius Caesar worden als spiegelteksten ingezet bij het uitdiepen van de centrale boodschap. Meer dan zijn vorige progressieve stukken brengen Fort Europa en Mefisto for ever een discussie op gang over een naar rechts kerend Vlaanderen en de maatschappelijke functie van theater, door niet eenzijdig tegen de conservatieve krachten in te gaan, maar door met een veelheid aan uiteenlopende opvattingen een genuanceerd, ambigu en uitdagend beeld op te roepen.
| |
Techniek / Thematiek
Zoals wel vaker bij Lanoye het geval is, lijkt er zich opnieuw een thematische kruisbestuiving voor te doen tussen zijn toneelstukken en ander werk. In de roman Het derde huwelijk (2006) krijgt Maarten Seebregs, een doodzieke homoseksuele locatiescout die net zijn baan en zijn vriend verloren heeft, het aanzoek om tegen betaling met de jonge Afrikaanse Tamara te trouwen. ‘Je trouwt met haar, je woont met haar, je leeft met haar. Maar raak haar aan en ik sla je morsdood’, waarschuwt de trouwgrage Vandessel van wie het aanbod komt. Met het schijnhuwelijk als centraal thema snijdt Lanoye andermaal een maatschappelijk hot topic aan. Wanneer Seebregs op het verzoek ingaat en met Tamara trouwt, komt hij in een reeks situaties terecht die als een parodie op de multiculturele samenleving gelden. De groteske schetsen van het bezoek van de inspecteurs van vreemdelingenzaken, het relletje in de tram met allochtone jongeren en de bizarre ménage à trois waarin Maarten verstrikt raakt, krijgen een bitterzoete nasmaak mee. De eenvoudige vertelstructuur met een ik-verteller en slechts een beperkt aantal personages herinnert enigszins aan Lanoyes vroegste werk. De roman heeft de vorm van een langgerekte monoloog vol aforismen, cynisme en verbaal geweld die slechts doorbroken wordt door Maartens
| |
| |
eigen commentaar. Na jaren actief te zijn geweest als locatiescout kan hij het niet nalaten om zijn eigen leven te ensceneren. Elke situatie wordt vanuit een cinematografisch perspectief nauwkeurig belicht en gekadreerd waardoor een ambigue verhouding tussen schijn en werkelijkheid wordt gecreëerd. Hoewel Lanoye in zijn roman opnieuw duidelijk aan maatschappelijke fenomenen refereert, gaat Het derde huwelijk tegelijk over de kortstondige heropleving en ondergang van een individu. Slechts op een secundair niveau is het een allegorie over twee botsende continenten, het zieke mannelijke Europa en het vitale vrouwelijke Afrika, die elkaar ondanks alles nodig hebben.
| |
Stijl / Techniek
Nadat Lanoye in 2004 met de verzamelbundels Het vroegste vitriool 1983-1993 (2004) en Vitriool voor gevorderden 1993-2003 (2004) zijn oude werk in een nieuwe verpakking had aangeboden, kwam hij in 2007 met nieuw kritisch werk, Schermutseling. Ondanks de uiteenlopende onderwerpen munten zijn kritieken uit door verbaal machtsvertoon en scherts, maar zijn vooral intelligent en goed gedocumenteerd. Lanoye hanteert daarbij vaak het procedé om zijn polemische tegenstander letterlijk met de eigen wapens te bestrijden. Hij maakt zich het discours van de tegenpartij eigen om het vervolgens zodanig uit te vergroten en logisch door te drijven dat het in zijn eigen, tegengestelde visie resulteert.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Tom Lanoye, Maar nog zo goed als nieuw. Gent 1980, [Eigen beheer], GB. |
Tom Lanoye, Neon! Een elegisch rockgedicht. Gent 1981, [Eigen beheer], GB. |
Tom Lanoye, Van oor tot oor. Gent 1981, [Eigen beheer], GB. |
Tom Lanoye, Gent-Wevelgem. Gent 1982, [Eigen beheer], GB. |
Tom Lanoye, De glazen klomp. Antwerpen 1983, Het kanon, GB. |
Tom Lanoye, De nagelaten gedichten. Gent 1983, [Eigen beheer], GB. |
Tom Lanoye, Rozegeur en maneschijn. Helse kritieken. Leuven 1983, Kritak, EB. (opgenomen in Het vroegste vitriool 1983-1993) |
Tom Lanoye, In de piste. Gedichten. Amsterdam 1984, Bert Bakker, GB. |
Tom Lanoye, Bagger. Leuven 1984, Kritak, GB. |
Tom Lanoye, Een slagerszoon met een brilletje. Amsterdam 1985, Bert Bakker, VB. (10e druk: 1994, Ooievaar Pockethouse, Ooievaar Pockets; 14e herziene druk: 2003, Prometheus, Lanoye Hard Gemaakt 1) |
Tom Lanoye, Het cirkus van de slechte smaak. Antwerpen 1986, Dedalus, E/VB. (opgenomen in Het vroegste vitriool 1983-1993) |
Tom Lanoye, Alles moet weg. Amsterdam 1988, Bert Bakker, R. (5e druk: 1993, Ooievaar Pockets, 7e, geheel herziene druk: 1996, Prometheus; 11e herziene druk: 2004, Prometheus, Lanoye Hard Gemaakt 3) |
Tom Lanoye, Hanestaart. Medewerker Jimi Dams. Utrecht 1988, Sub Signo Libelli, GB. (opgenomen in Hanestaart 1990) |
Tom Lanoye, Vroeger was ik beter. Amsterdam 1989, Bert Bakker, EB. (2e druk: 1992, Ooievaar 296; opgenomen in Het vroegste vitriool 1983-1993) |
Herman Brusselmans en Tom Lanoye, De Canadese muur. Amsterdam 1989, Bert Bakker, T. (2e druk, onder de titel De Canadese muur. Een harteloos familiedrama over voetbal, drank en Vlaanderen van Herman Brusselmans en Tom Lanoye. Krommenie 2004, ALMO/NVA) |
Tom Lanoye, Vendu! Apologie van een handelsreiziger. Amsterdam 1989, Bert Bakker, V. (opgenomen in Het vroegste vitriool 1983-1993) |
Tom Lanoye, Hanestaart. Amsterdam 1990, Bert Bakker, GB. |
Tom Lanoye, Kartonnen dozen. Amsterdam 1991, Prometheus, R. (12e druk: 1995, Ooievaar, licentieuitgave: Amsterdam 1997, Bulkboek, jrg. 25, nr. 241; 15e druk: 2000, Prometheus; 17e druk: 2003, Prometheus, Lanoye Hard Gemaakt 2) |
Tom Lanoye, Doén! Amsterdam 1992, Prometheus, EB. (opgenomen in Het vroegste vitriool 1983-1993) |
Tom Lanoye, De schoonheid van een total loss. Amsterdam 1993, Prometheus, TB. |
| |
| |
Tom Lanoye, Spek en bonen. Amsterdam 1994, Prometheus, VB. (3e druk: 1997, Ooievaar; 5e, herziene druk: 2004, Prometheus, Lanoye Hard Gemaakt 4) |
Tom Lanoye, Maten en gewichten. Amsterdam 1994, Prometheus, CB. (opgenomen in Vitriool voor gevorderden 1993-2004) |
Hans Warren, Wat doe je met me, Tijd? Een bloemlezing uit de poëzie van Hans Warren. Samengesteld door Tom Lanoye. Amsterdam 1996, Ooievaar, Bl. |
Paul van Ostaijen, Het bordeel van Ika Loch. Groteske verhalen. Samengesteld en ingeleid door Tom Lanoye. Amsterdam 1996, Ooievaar, Bl. |
Paul van Ostaijen, De poes voldeed: essays en kritieken. Samengesteld en ingeleid door Geert Buelens en Tom Lanoye. Amsterdam 1996, Ooievaar, Bl. |
Tom Lanoye, Het goddelijke monster. Amsterdam 1997, Prometheus, R. (opgenomen in De Monstertrilogie) |
Tom Lanoye en Luk Perceval, Ten oorlog (3 dln). Amsterdam 1997, Prometheus, T. (4e herziene druk: 2005, Prometheus, Lanoye Hard Gemaakt 7) |
Tom Lanoye, Gespleten & bescheten. Gent 1998, De Morgen, CB. |
Documenta, Zwarte tranen. Amsterdam 1999, Prometheus, R. (opgenomen in De Monstertrilogie) |
Documenta, Tekst & uitleg. Woorden met vleugels. Amsterdam 2001, Prometheus, CB. (opgenomen in Vitriool voor gevorderden 1993-2004) |
Documenta, Mamma Medea. Amsterdam 2001, Prometheus, T. |
Documenta, Niemands land. Gedichten uit de Groote Oorlog. Tekeningen van Dooreman, foto's van Michiel Hendryckx. Amsterdam 2002, Prometheus, GB. |
Documenta, Boze tongen. Amsterdam 2002, Prometheus, R. (opgenomen in De Monstertrilogie) |
Documenta, Diplodocus Deks, triomf der archeologie & De Jossen, val en revival der saamhorigheid. Amsterdam 2004, Prometheus, TB. |
Documenta, Overkant. Moderne verzen uit de Groote Oorlog. Research Geert Buelens. Amsterdam 2004, Prometheus, GB. |
Documenta, Het vroegste vitriool 1983-1993. Amsterdam 2004, Prometheus, Lanoye Hard Gemaakt 5, CB. (bevat Rozegeur en maneschijn, Het cirkus van de slechte smaak, Vroeger was ik beter, Vendu! Apologie van een handelsreizjger, Doén!) |
Documenta, Vitriool voor gevorderden 1993-2003. Amsterdam 2004, Prometheus, Lanoye Hard Gemaakt 6, CB. (bevat Maten en gewichten, Woorden met vleugels, Tekst & uitleg) |
Documenta, Stadsgedichten. Foto's Janna Beck. Antwerpen/Amsterdam 2005, Manteau/Prometheus, GB. |
Documenta, De meeste gedichten. Amsterdam 2005, Prometheus, Lanoye Hard Gemaakt 8, GB. |
Documenta, Fort Europa. Hooglied van versplintering. Amsterdam 2005, Prometheus, T. |
| |
| |
Documenta, Het derde huwelijk. Roman. Amsterdam 2006, Prometheus, R. (licentieuitgave: Den Haag 2007, Stichting Uitgeverij XL, XL 1326) |
Documenta, Mefisto for ever. Amsterdam 2006, Prometheus, T. |
Documenta, De Monstertrilogie. Amsterdam 2007, Prometheus, R. (bevat Het goddelijke monster, Zwarte tranen en Boze tongen) |
Documenta, Schermutseling. Polemieken. Amsterdam 2007, Prometheus, EB. |
www.lanoye.be
www.stadsdichterpodcast.be
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Jan Vergote, Tom Lanoye ‘In de piste’. In: Kreatief, jrg. 18, nr. 5, december 1984, pp. 121-122. (over In de piste) |
Dick Welsink, Hochgeehrtes Publikum! In: Poëziekrant, jrg. 8, nr. 9-10, november-december 1984, pp. 13. (over In de piste) |
Corine Spoor, Tom Lanoye, een stripfiguur in de Nederlandse letteren: ‘België zal altijd wel de dweil van Europa blijven’. In: De Tijd, 25-10-1985. (interview naar aanleiding van Een slagerszoon met een brilletje) |
Jan Braet, De schoonheid van een total loss. In: Knack, 6-11-1985. (over Een slagerszoon met een brilletje) |
Benno Barnard, Hoogspanning naar de overkant. In: Benno Barnard, Tijdverdrijf voor enkle fijne luiden. Over poëzie. Antwerpen 1987, pp. 23-26. (over In de piste) |
Jan Flamend, De wereld volgens Lanoye. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 132, nr. 3, april 1987, pp. 69-71. (over Het cirkus van de slechte smaak) |
Boris Rousseeuw, Het cirkus van zijn smaak. In: Poëziekrant, jrg. 10, nr. 8, oktober 1986, pp. 5. (over Het cirkus van de slechte smaak) |
Joost Niemöller, ‘Beelden, beelden, beelden’. In gesprek met Tom Lanoye. In: Bzzlletin, jrg. 17, nr. 160, november 1988, pp. 44-50. (interview over Alles moet weg) |
Jooris van Hulle, Tom Lanoye. Alles moet weg. In: A.G.H. Anbeek van der Meijden, J. Goedegebuure & M. Janssens (red.), Lexicon van Literaire Werken, aanvulling 67, september 2005 |
Jozef de Vos, De Canadese muur. In: Ons Erfdeel, jrg. 32, nr. 5, november-december 1989, pp. 774-775 |
Filip Rogiers, Tom Lanoye. De bron van het spreken. In: Poëziekrant, jrg. 14, nr. 3, mei-juni 1990, pp. 17-18. (over Hanestaart) |
Dirk de Geest, Niet dat statische, dat uniforme (Tom Lanoye). In: Ons Erfdeel, jrg. 33, nr. 5, november-december 1990, pp. 733-735. (over Hanestaart) |
Marc Reynebeau, Praten zonder einde. De moderne Vlaamse Literatuur trekt familiegeschiedenissen als decor op. De jongste boeken van Tom Lanoye en Leo Pleysier dragen dat waarmerk van het vertellen met zich mee. In: Knack, 2-10-1991. (over Kartonnen dozen) |
Arjan Peters, Tom Lanoye: ‘Ik heb het geluk dat mijn temperament in deze tijd past’. In: Vrij Nederland, 26-10-1991. (een gesprek over Kartonnen dozen) |
Dirk de Geest, Schrijvers op het podium. Over poëzie als plaatsvervangende troost. In: Kultuurleven, jrg. 59, nr. 1, januari 1992, pp. 6-17. (interview met Willy Spillebeen en Tom Lanoye over poëzie) |
Hans Warren, Een doodziek bananenland: Tom Lanoye. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 25-09-1992. (over Doén!) |
Koen Vermeiren, Het lijden van de jonge Tom Lanoye. In: Kreatief, jrg. 26, nr. 3-4, oktober 1992, pp. 121-123. (over Kartonnen dozen) |
Julien Weverbergh, De witte van P. In: Julien Weverbergh, Hard tegen hart. Het literaire klimaat in Vlaanderen. Antwerpen-Baarn, 1992, pp. 58-64. (over Kartonnen dozen) |
Jeroen Vullings, Roept u maar! In: Ons Erfdeel, jrg. 36, nr. 1, januari-februari 1993, pp. 113-114. (over Doén!) |
Dirk van Bastelaere, Een nieuw boek, een nieuwe coupe. Interview met Tom Lanoye. In: Yang, jrg. 29, nr. 157, februari 1993, pp. 17-28. (over zijn schrijverschap en literatuuropvattingen) |
Kester Freriks, We zijn alleen en we gaan kapot: Tom Lanoye en de rock 'n' roll van het theater. In: NRC Handelsblad, 8-10-1993. (over De schoonheid van een total loss) |
Bart Vanegeren, Een slagerszoon zonder illusies. In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 11, nr. 3, mei-juni 1994, pp. 79-80. (over Spek en bonen) |
Françoise Opsomer, Verliezen in stijl. Verhalen van Tom Lanoye. In: Ons Erfdeel, jrg. 37, nr. 5, november-december 1994, pp. 754-756. (over Spek en bonen) |
Rob van Erkelens, De wereld gaat aan schijnheiligheid ten onder. In: De Groene Amsterdammer, 18-1-1995. (over Maten en gewichten) |
Jos Joosten, Tom Lanoye. De ontoereikendheid
|
| |
| |
van het abstracte. Nijmegen 1996. (biografische en poëticale informatie, bespreking van zijn oeuvre tot 1994) |
Hans Goedkoop, Graaien in de drek van België. In: NRC Handelsblad, 3-10-1997. (over Het goddelijke monster) |
Carel Peeters, De schoonheid heeft haar ziel verbrand. In: Vrij Nederland, 4-10-1997. (over Het goddelijke monster) |
Arjan Peters, De zonnige rol van een lijk. In: de Volkskrant, 10-10-1997. (over Het goddelijke monster) |
Marc Reynebeau, Maar trop is te veel. In: Knack, 5-11-1997. (over Het goddelijke monster) |
Fred Six, Soap van bloed en wraak. In: Ons Erfdeel, jrg. 40, nr. 5, november-december 1997, pp. 770-773. (over Ten oorlog) |
Jos Muyres, Drie-hoog-achter op een zolderkamer óf als een dekhengst in een bordeel? Over een mogelijke breuk in het oeuvre van Tom Lanoye. In: Kreatief, jrg. 31, nr. 5, december 1997, pp. 18-32. (over de unieke plaats van ‘Moros y Cristianos’ uit Spek en Bonen binnen Lanoyes oeuvre) |
Frank Hellemans, Hoe samenzweren met de werkelijkheid? Verzet en collaboratie bij Tom Lanoye. In: Ons Erfdeel, jrg. 41, nr. 1, januari-februari 1998, pp. 74-81. (overzichtsartikel vanuit de spanning tussen mimesis en creatio) |
Erik Vermeulen, Duistere Geruchten en een schematisch Goddelijk monster: over de romanpersonages bij Hugo Claus en Tom Lanoye. In: Kreatief, jrg. 32, nr. 1, maart 1998, pp. 35-41. |
Documenta, jrg. 16, nr. 2, 1988. Met de volgende bijdragen over Ten oorlog.
- | Jozef de Vos, Ten oorlog: Schakespeares ‘History Plays’ als ‘Groot Verhaal’, pp. 100-110. |
- | Ten oorlog doorgelicht. Jozef de Vos in gesprek met Tom Lanoye en Luc oosten, pp. 111-128. |
- | Geert van Istendael, Een taal, een taal! Mijn Shakespeare voor een taal!, pp. 147-152. |
|
Etcetera, jrg. 16, nr. 63, maart 1998. Met de volgende bijdragen over Ten oorlog.
- | Luk van den Dries, Een trechter van gruwel en geweld, pp. 14-20. |
- | Koen Tachelet, Kroniek van een onmogelijke weg, pp. 21-24. |
- | Koen Tachelet, Het gevecht met het ego, pp. 25-26. |
|
Jürgen Pieters, Shakespeare als medespeler. De geschiedenis volgens Tom Lanoye en Luk Perceval. In: Yang, jrg. 34, nr. 181, maart 1998, pp. 4-16. (over de visie op de geschiedenis in Ten oorlog) |
Jan Flamend, Tom Lanoye, Vlaams politicus en schrijver. In: Jan Flamend, Dracula, Walt Disney, Tom Lanoye en andere romantici. Leuven 1998, pp. 129-141. (overzichtsartikel) |
Bart Vanegeren (red.), Naamloze Vennootschap Lanoye. Amsterdam 1998. Daarin:
- | Paul Mennes, Just what is it that makes these books so different, so appealing?, pp. 15-26. (over de relatie tussen Avantpop en Lanoyes proza) |
- | Pascal Verbeken, Aannemersbedrijf Lanoye, alle façades en buitenwerken, pp. 29-43. (over de vormgeving van Lanoyes bundels en boeken) |
- | Michiel Hendryckx, Achter het masker, pp. 45-55. (over de rol van de fotografie in Lanoyes imago) |
- | Luc van Peteghem, Het verschil tussen biblioseksualiteit, pp. 57-69. (over de bibliofiele uitgaves van Lanoyes oeuvre) |
- | Johan Vandenbroucke, Van straatvechtertje tot politiek orakel, pp. 73-84. (over Lanoyes columns en kritieken, descriptie en evolutie) |
- | Dieter Lesage, Een slow met Eric van Rompuy, pp. 85-93. (over de rel tussen Lanoye en Eric van Rompuy over de Vlaamse identiteit) |
- | Filip Rogiers, Een beetje Boon blijven, pp. 95-105. (over het engagement bij Lanoye) |
- | Bart Vanegeren, Tom Lanoye, seismograaf, pp. 109-130. (over de belangrijkste thema's in Lanoyes oeuvre) |
|
Karl van den Broeck, Broedermoord en burgeroorlog. In: De Morgen, 20-10-1999. (interview over Zwarte tranen, politisering en engagement) |
| |
| |
Jeroen Overstijns, De terugkeer van het monster. In: De Standaard, 21-10-1999. (over Zwarte tranen) |
Hans Goedkoop, Naar de wortels van het kwaad. In: NRC Handelsblad, 11-11-1999. (over Zwarte tranen) |
Jeroen Vullings, JR Ewing in hottentottenland. In: Vrij Nederland, 13-11-1999. (over Zwarte tranen) |
Jos Muyres, Tom Lanoye. Kartonnen dozen. In: A.G.H. Anbeek van der Meijden, J. Goedegebuure & M. Janssens (red.), Lexicon van Literaire Werken, aanvulling 42, mei 1999. |
Marc Reynebeau, Poppen aan een touwtje: In zijn oeverloosheid verstrikt Tom Lanoye de dynamiek van zijn roman ‘Zwarte tranen’. In: Knack, 5-1-2000. (over Zwarte tranen) |
Jeroen de Preter, Lanoye en de kritiek. In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 17, nr. 2, maart 2000, pp. 72-73. (over de receptie van Het goddelijke monster en Zwarte tranen) |
Gwennie Debergh, Kermis in de hel. In: Ons Erfdeel, jrg. 43, nr. 2, maart-april 2000, pp. 269-271. (over Zwarte tranen) |
Annemiek Neefjes, Laten zien hoe de macht werkt. In: Vrij Nederland, 24-2-2001. (over Tekst & uitleg/woorden met vleugels) |
David Rijser, Gij laffe, platte hypocriet. Lanoye behandelt de klassieken zoals Shakespeare het deed. In: NRC Handelsblad, 21-12-2001. (over Mamma Medea) |
Luk van den Dries, Medea als actuele mythe. In: Ons Erfdeel, jrg. 45, nr. 1, januari-februari 2002, pp. 121-123. (over Mamma Medea) |
Els Leemans, Van de doden weten we wat we weten. Tom Lanoye, Michiel Hendryckx en Dooreman in Niemands land. In: Poëziekrant, jrg. 26, nr. 6, november-december 2002, pp. 8-15. (over Niemands land. Gedichten uit de Groote Oorlog) |
Hugo Camps, Alleen over het hier en nu kan ik goed schrijven. In: Elsevier, 12-10-2002. (interview over Boze tongen en literatuuropvattingen) |
Joël de Ceulaer, Ik wil in de modder staan. In: Knack, 23-10-2002. (over de Monstertrilogie en politiek) |
Jaap Goedegebuure, De rare realiteit van België. In: Haagsche Courant, 15-11-2002. (over Zwarte tranen) |
Aad Nuis, De monstertrilogie van Tom Lanoye. In: Ons Erfdeel, jrg. 46, nr. 1, februari 2003, pp. 121-123. (over de Monstertrilogie) |
Jos Borré, De rand van de werkelijkheid. In: Literatuur, jrg. 20, nr. 2, maart 2003, pp. 35-37. (over de visioenen en sprekende doden in de Monstertrilogie) |
Ariejan Kortweg, Alles wat je maakt is per definitie al zinloos. In: de Volkskrant, 9-8-2003. (interview over zijn literatuuropvatting) |
Marc Reynebeau, Het kan nooit te ver gaan. In: De Standaard, 4-11-2004. (interview met Lanoye en Geert Buelens over Overkant. Moderne verzen uit de Groote Oorlog) |
Ruud Goossens, Stad aan het schelden. Tom Lanoye en Ramsey Nasr, de oude en de nieuwe stadsdichter. In: Humo, 29-4-2005. (interview over literatuur en politiek) |
Jeroen Overstijns, Het huwelijk is een drama. In: De Standaard, 8-9-2006. (over Het derde huwelijk) |
Tom Kellerhuis, Goeie boeken hebben altijd een moraal. In: HP/De Tijd, 29-9-2006. (interview over Het derde huwelijk) |
Jeroen Vullings, Lanoye toont zijn spieren. In: Vrij Nederland, 7-10-2006. (over Het derde huwelijk) |
Bert Bultinck, Tussen hysterie en citeerlust. In: De Morgen, 31-10-2006. (over Mefisto for ever) |
Wouter Hillaert, Klare taal. Het politieke theater van Tom Lanoye. In: Ons Erfdeel, jrg. 50, nr. 2, mei 2007, pp. 114-121. (over Ten oorlog, Fort Europa en Mefisto for ever) |
Sven Vitse, ‘Spinazie is spinazie’. Proza in blik van Tom Lanoye. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 152, nr. 3, juni 2007, pp. 512-522. (over Het derde huwelijk) |
110 Kritisch lit lex.
september 2008
|
|