| |
| |
| |
Hubert Lampo
door Paul van Aken
1. Biografie
Hubert Leon Lampo werd op 1 september 1920 te Antwerpen geboren. De auteur groeide op in een vrijzinnig socialistisch milieu. Zijn moeder, die uit een muzikaal begaafde familie stamde, was onderwijzeres, zijn vader doorliep een bescheiden loopbaan bij de P.T.T., zijn talent voor wetenschappen en talen ten spijt. Zijn vakanties bracht de jonge Hubert vaak door in de Vlaamse badstad De Panne, waar een zuster van zijn vader een bescheiden familiepension had. Later zou hij bij het schrijven van Hermione betrapt uit deze herinneringen putten. In 1934 werd hij ingeschreven aan de Stedelijke Normaalschool van Anterwerpen, waar hij in 1938 het onderwijzersdiploma behaalde. Terwijl hij in het lager onderwijs les gaf (1939-'40) deed hij het eerste jaar regentaat. In 1941 beëindigde hij deze studie met succes, maar hij bleef tot juni 1944 voor de klas staan. Via de dienst voor geteisterden vond hij een tijdelijke job in het Archief en Museum van het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen. Na een kortstondige militaire dienst in 1945 verliet hij het onderwijs en ging in de journalistiek. Hij werkte in los verband bij de uitgeverij Ontwikkeling S.M. (Antwerpen), waar hij redactiesecretaris was van het pas opgerichte Nieuw Vlaams Tijdschrift, van het weekblad Parool en redacteur kunst en letteren van Volksgazet. Dit belette hem niet in 1948 te solliciteren naar de betrekking van rijksinspecteur bij de Dienst voor Openbare Bibliotheken Oost-Vlaanderen. In 1965 staakte hij zijn journalistieke arbeid: hij verliet de krant en nam ook ontslag als redactiesecretaris van het Nieuw Vlaams Tijdschrift.
Sedert 1965 deelt Lampo zijn leven met Lucia, zijn derde
| |
| |
vrouw. Tot in 1968 woonden zij in Olen, waarna zij verhuisden naar Grobbendonk.
Lampo was redacteur en/of medewerker van onder meer De Faun, Nieuw Vlaams Tijdschrift, De Gids, De Vlaamse Gids, De Haagse Post, Dietsche Warande & Belfort, De Post, Lezerskrant, De Nieuwe Gazet, De Periscoop, Snoecks Almanak, Vrij Nederland, Gazet van Antwerpen, Ons Erfdeel, Spectator, Knack, Heibel, Bres. In de periode 1972-'73 was hij voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen en in 1979 werd hij lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.
Hij werd onderscheiden met de prijs voor de beste roman van de provincie Antwerpen (1947 voor Hélène Defraye), de Arthur Merghelynckprijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (1955 voor Terugkeer naar Atlantis), de prijs voor de beste roman van de provincie Antwerpen (1957 voor De duivel en de maagd), de driejaarlijkse Staatsprijs voor Vlaams verhalend próza (1960-1962 voor De komst van Joachim Stiller), de prijs van de Vlaamse Letterkundigen (1967 voor De Heks en de Archeoloog), de Sfan Award (1971 voor de vertaling van Jean Ray's Malpertuis), de prijs voor het essay van de provincie Antwerpen (1976 voor De zwanen van Stonehenge), de prijs van de Vlaamse Provincies (1976 voor De zwanen van Stonehenge) en de Sfan Award (1980 voor SF-novellen in diverse bundels en 1982 voor algemene activiteiten ten gunste van de fantastische literatuur). In 1982 was hij kandidaat van de Koninklijke Academie voor de Nobelprijs voor Letterkunde.
Werk van hem werd in een tiental talen vertaald en verschillende van zijn romans werden verfilmd (De Madonna van Nedermunster, Kasper in de onderwereld en De komst van Joachim Stiller).
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kritiek / Publieke belangstelling
Hubert Lampo is een van de meest gelezen en dus ook populaire auteurs uit Noord en Zuid. Nochtans is hij een omstreden figuur, die niet altijd door de kritiek gespaard is gebleven. De hetze tegen hem bereikte een hoogtepunt in de jaren zestig, toen hij zowat het mikpunt werd van de gestencilde revolutie in Vlaanderen. Als mogelijke verklaringen hiervoor ziet Lampo zelf zijn werkzaamheid als kunstcriticus in Volksgazet, als redactiesecretaris van het Nieuw Vlaams Tijdschrift, en zijn rol in het BRT-programma Vergeet niet te lezen. Ook belangrijk zou het feit zijn geweest, dat hij meer prestige genoot dan hij zich ooit had kunnen voorstellen, een mening die werd geopperd door Julien Weverbergh (Joachim Stiller en ik). De populariteit van Lampo is zeker voor een groot deel te danken aan zijn vlotte verhaaltrant, waardoor elke intrige, hoe ingewikkeld ook, op vlotte wijze wordt uiteengezet, en verder aan zijn onmiskenbare taalvirtuositeit die door een aantal critici met ‘barokke’ schrijftrant werd verward. Bij dit alles komt natuurlijk het fascinerende karakter van zijn oeuvre, dat haast integraal tot het magisch-realisme behoort.
| |
Ontwikkeling
De omvangrijke literaire produktie van Lampo kan op verschillende manieren worden ingedeeld. Zelf suggereert hij de volgende classificatie: a. psychologisch-realistische romans (Hélène Defraye, De ruiter op de wolken); b. historische onderwerpen (Don Juan en de laatste nimf, De duivel en de maagd); c. historisch-fantaisistische verhalen (Idomeneia en de Kentaur, De belofte aan Rachel); d. magisch-realistische werken, die verreweg de meerderheid uitmaken. Voegen we daarbij nog nonfiction en essays, waarin Lampo vaak het belang van het magisch-realisme voor zijn schrijverschap toelicht (De ring van Möbius, De zwanen van Stonehenge, De neus van Cleopatra). Deze indeling is niet strikt en meer dan eens heeft een wisselwerking tussen de verschillende genres plaats. Zo wordt in de roman Een geur van sandelhout het magisch-realisme met autobiografie verweven, en in het lijvige essay De zwanen van Stonehenge vraagt de auteur zich af, of het boek niet de ‘roman van een geestelijk avontuur’ zou kunnen zijn.
| |
Verwantschap / Traditie
Kunstopvatting
Samen met Johan Daisne is Lampo dé vertegenwoordiger
| |
| |
van het magisch-realisme in de Nederlandse letterkunde; als derde belangrijke representant ziet hij zelf zijn noorderbuur Barend Roest Crollius. Het verschil tussen beide Vlaamse magisch-realisten berust hierop, dat bij Lampo de strikt wijsgerige visie van de platonische ideeënleer ontbreekt en dat het verschijnsel meer psychologisch verklaard moet worden. Het magisch-realisme is voor hem het resultaat van een creatief moment, ‘waarop men onder het schrijven eensklaps op de golflengte van het onbewuste komt’ (Joachim Stiller en ik). Het is ‘het fenomeen waardoor onder het schrijven sluimerendé archetypen worden geactualiseerd. Het gevolg hiervan is, dat niet bewust in overweging genomen elementen het werk op essentiële punten conditioneren. Het verschijnsel is niet anders dan de meestal nooit duidelijk als mechanisme beschreven inspiratie’ (De zwanen van Stonehenge). Inderdaad beschouwt Lampo het magisch-realisme als een levenshouding en als een methode om dieper inzicht in zijn eigen persoonlijkheid te krijgen. Daarbij doet hij een beroep op de theorieën van Carl-Gustav Jung, die het collectief onbewuste ziet als het terrein waar de archetypen werkzaam zijn. In de bezinning op het schrijverschap komt Lampo steeds weer tot de constatering, dat zulke archetypen hem meestal hebben geleid bij het concipiëren van een boek. Wellicht komt dit het duidelijkst tot uiting in De heks en de archeoloog, het verhaal van de archeoloog Kris Waterschout die er zich van bewust wordt dat zijn geliefde, de mooie Gilberte Schoonkint, een demonische natuur verbergt, waardoor de destructieve krachten in de kosmos worden onthuld. De ontstaansgeschiedenis van de roman, die een laatste afrekening is met depressies en moeilijkheden in Lampo's leven, is al even gecompliceerd als het verhaal zelf: zoals in andere werken (De geliefden van Falun, De
komst van Joachim Stiller, Hermione betrapt, Kasper in de onderwereld) is een authentieke, ogenschijnlijk onbelangrijke gebeurtenis de aanleiding en de vonk die het hele mechanisme van een magisch-realistische ervaring op gang brengt. Over deze wisselwerking merkt Lampo op: ‘Ik geloof dat het tot de wezenlijke aard van het magisch-realisme behoort, het hieraan inherente vervreemdingseffect door een soort van understatement binnen grenzen te houden, die geen andere zijn, dan van een vaak banale realiteit. Het is geen naar evenwicht
| |
| |
strevende osmose, welke op deze manier wordt beoogd. Vanuit de realiteit komt er iets wonderbaars op gang, maar tegen dit wonderbare blijft de werkelijkheid - mogelijk omdat de menselijke verbeelding nauwelijks volgen kan? - zo sterk afsteken, dat men er nauwelijks op let, hoe de grenzen van onze gewone, zintuiglijke ervaringswereld werden overschreden’ (De zwanen van Stonehenge). De ontstaansgeschiedenis van De heks en de archeoloog, die op verscheidene plaatsen uitvoerig door de auteur wordt toegelicht, bewijst hoe een bepaalde voorstelling (in dit geval de zoektocht naar de Graal) berust op een gedachtenassociatie waardoor een archetypische structuur uit het onbewuste bewust wordt gemaakt. Lampo legt er de nadruk op, dat de geschiedenis van Kris Waterschout onbewust de illustratie is geworden van zijn eigen queeste naar de Graal, een archetype dat symbool is voor een andere, betere wereld en dat centraal staat in zijn leven en schrijven.
| |
Relatie leven/werk
Schrijven is voor Lampo een integrerend bestanddeel van zijn persoonlijkheid, wat ook weer bewijst, hoe de magischrealistische opvatting van de kunst onlosmakelijk verbonden is met zijn leven. ‘Ik heb geschreven om te worden wie ik ben, zonder dat ik alsnog zelf weet waar ik tenslotte zal aankomen. Ik ben niettemin voorgoed op weg naar mijn bestemming, al schrijvende op weg naar mijn zelf, bescheiden doch opperste, mij door het leven en het Lot opgelegde bestemming’, zo besluit hij zijn autobiografie. Het schrijven is zo inderdaad een zoektocht naar het mysterie dat in elke mens schuilt, en dat generaties heeft beziggehouden in het al of niet versluierde thema van de Graal.
| |
Thematiek
Traditie
Het oeuvre van Lampo is, dat blijkt duidelijk, een verhulde autobiografie. Een van de belangrijkste componenten daarvan is zijn geboortestad Antwerpen, die ook steeds weer in zijn dromen terugkeert, maar veeleer opgevat moet worden als een soort blauwdruk van de echte stad. Samen met het feit dat Lampo aan de periferie ervan geboren en opgegroeid is, ligt dit feit aan de basis van zijn voorliefde voor grensgebieden (‘Genealogie voor Leentje’), die zowel louter topografisch als symbolisch gesitueerd worden. Het duidelijkst is die situatie terug te vinden in Terugkeer naar Atlantis, dat zich werkelijk op het Antwerpse Kiel afspeelt, maar tevens de
| |
| |
spanning tussen alledaagse werkelijkheid en droom- of wensgebied tot een ragfijne ‘draad van Ariadne’ herleidt. De hoofdpersoon, de arts Christiaan Dewandelaer, begrijpt immers op een dag dat zijn vader niet overleden is, maar gewoonweg spoorloos verdwenen, zonder dat wie of wat dan ook zijn bestemming zou kunnen aanwijzen. Hij is dat grensgebied binnengetreden dat zich soms openbaart, vaak echter onzichtbaar of illusoir blijft. Zo'n voor de gewone logica ontoegankelijke wereld, die grillige, labyrinthische en soms monsterachtige stad doet ongetwijfeld denken aan de fantastiek van Jean Ray, Franz Kafka (Das Schloss), Gustave Meyrinck (Der Golem), Hermann Kasack (Die Stadt hinter dem Strom) of Alfred Kubin (Die andere Seite). In de schilderkunst verwijst Lampo ter illustratie naar Paul Delvaux, Giorgio de Chirico en A.C. Willink. Opnieuw refereren we aan De heks en de archeoloog, wanneer in een lange flash-back de hoofdpersoon een huis binnentreedt en daar in een andere dimensie getuige is van de scène met de Graal en de Visserkoning, of Kasper in de onderwereld, waar we lezen: ‘Een stad is een embroglio van twee werelden, een bekende en een onbekende, twee volstrekt van elkaar gescheiden, hoewel innig verknoopte krachtvelden...’ Het beeld van zo'n ‘parallelle’ stad duikt geregeld op in verband met archetypische situaties en symbolen zoals de Graal en de zoektocht van Orfeus naar zijn verloren geliefde Euridike; beide beantwoorden aan een belangrijke biografische en psychologische werkelijkheid, waarin wij nog andere inspiratiebronnen ontdekken: de sterke moederbinding, de jeugd, de herinnering, het ondergaan van ‘sfeer’, en niet het minst de rol van zijn levensgezellin Lucia.
| |
Thematiek
De vrouw speelt overigens een grote rol in Lampo's werk, en met haar raken we aan het eerste motief met archetypische implicaties. Lampo's opvatting van de liefde en zijn visie op de vrouw beantwoorden aan een ‘romantische’ psychologische structuur: de vrouw wordt geïdealiseerd, haar beeld wordt gesublimeerd tot een harmonieus geheel waarin moederlijke tederheid en hartstochtelijk erotisch beleven samenvloeien. Zijn zuiverste scheppingen op dit gebied zijn waarschijnlijk de ‘laatste nimf’ en Hélène Defraye, de vrouwelijke arts die de vader in zijn zoon bemint, en zich over hem
| |
| |
ontfermt. Zo wordt de liefde een offer of een zelfopoffering: de vernietiging gaat gepaard met loutering. Het is bijvoorbeeld de opvatting van de liefde in haar dualistische, maar niet contradictorische werking, die Don Juan naar de zelfmoord drijft, het laatste middel om zich van de toevalligheden van het leven te bevrijden. Zo wordt ‘de onvervulde liefde’ een leidmotief: de verzaking kan vrijwillig gebeuren, zij kan haar ontstaan vinden in het tragische besef van de onvolmaaktheid en de eigen tekortkomingen (Don Juan en de laatste nimf) of in de innerlijke gesteldheid, de psyche, die tevergeefs zoekt naar het ideaal (Regen en gaslicht). Maar ook externe factoren kunnen de (potentiële) geliefden scheiden (Hélène Defraye, De geliefden van Falun, De ruiter op de wolken, Hermione betrapt). Gevoelens en uiterlijke omstandigheden haken in die zin op elkaar in, dat zij de anima of het beeld van de ideale vrouw versterken en het onttrekken aan tijd en ruimte.
Zoals Jung stelde dat elke man een welbepaald beeld van de vrouw in zich meedraagt, zo koesteren de mannelijke hoofdpersonages bij Lampo ‘hun’ geliefde. In ‘De gedenkschriften van Clemens De Buck’, het fragment uit de gelijknamige onvoltooide roman, ontmoet de hoofdpersoon tijdens een receptie een onwezenlijk mooie vrouw: ‘...in mijn geest blijft haar beeld nog steeds het symbool van opperste vrouwelijkheid en eindeloos mysterie...’ Maar deze verblindende schoonheid treedt ook elders op: zij is ‘de laatste nimf’ van Don Juan, de onbekende vrouw uit Regen en gaslicht, Anna-Lenah Hellström uit De geliefden van Falun, Marie-Anne Serclaes uit De ruiter op de wolken, Idomeneia, Tjenuna uit De belofte aan Rachel, Irène uit Cauda met Irène, Eveline uit Terugkeer naar Atlantis, de dubbelfiguur Désirée-Denise uit Hermione betrapt, de ‘Madonna van Nedermunster’, Gilberte uit De heks en de archeoloog, de ‘Euridike’ uit Kasper in de onderwereld, enz. Uit veel van de aangehaalde werken blijkt echter dat deze vrouw, die Lampo als een soort ‘She’ uit het boek van Sir Henry Rider Haggard interpreteert, een ambivalente, zelfs tegenstrijdige natuur is, die als het ware een positieve en een negatieve pool vertoont, zodat het angelieke in het demonische kan veranderen: onwillekeurig denken we aan de gedaanteverwisselingen van de medepassagierster in De man
| |
| |
die onderdook, aan de ‘heks’ die het leven van de archeoloog onmogelijk maakt, en vooral aan het verhaal van De Madonna van Nedermunster, waar een museumattaché tot de verbijsterende bevinding komt, dat de vrouw met wie hij een stormachtige nacht heeft doorgebracht, eigenlijk een heks is geweest, maar ook model heeft gezeten voor een portret van de H. Maagd. Wellicht kunnen we ook hier verwijzen naar Jung, die in zijn Psychologische Typen de Mariaverering in direct verband met de heksencultus brengt.
Wanneer de aanbeden vrouw zulke metamorfosen kan ondergaan, dan betekent dit dat we rekening moeten houden met het feit dat haar natuur ook aan andere dan louter psychologische wijzigingen onderhevig is. Het is niet zomaar de grilligheid van de vrouwelijke natuur die hier ter sprake komt. Veeleer moet het probleem gezien worden tegen de complexe achtergrond van de verschuivende tijd-ruimtelijke dimensies, waardoor de ene wereld in de andere kan overgaan. De Madonna blijkt een reïncarnatie te zijn, de dubbelfiguur Désirée-Denise uit Hermione betrapt een vermeende Euridike, waarbij de dood ter wille van sociale omstandigheden werd gesimuleerd. Dood en leven kruisen elkaar voortdurend; zoals gezegd kan de dood geen einde maken aan de echte liefde die alle grenzen overwint. Zo herkent Clemens De Buck in de ogen van Lady Jane Chesterfield ‘het enigma [...] van een wereld, wier grenzen ik genaken en misschien éénmaal overschrijden zou, een wereld, waar elke ontsluiering een nieuw geheim omvatte en de wegen van leven en dood elkaar voortdurend dreigden te kruisen’.
Concreet uitgedrukt komt deze stelling hierop neer, dat we te maken hebben met aan de ene kant het gevoel van het ‘déjà vu’ (en dus ‘déjà connu’) of het ‘I have been here before’, aan de andere kant het bilocatieverschijnsel, het situeren van eenzelfde gebeurtenis op twee van elkaar gescheiden plaatsen die niet noodzakelijk ‘jenseits’ hoeven te liggen. Ook kunnen we hier refereren aan ‘le mythe de l'éternel retour’ van Mircéa Eliade, die in het schrijverschap van Lampo hierop neerkomt, dat tijdens het schrijven een bepaalde gebeurtenis aan de profane tijd wordt onttrokken en meteen een mythische, dus ook archetypische waarde wordt toegemeten. De interesse van Lampo voor archeologie en astrologie zal hier- | |
| |
aan niet helemaal vreemd zijn; niet alleen Kris Waterschout is getuige van een gebeurtenis in een andere, vroegere tijd; de archeoloog Jimmy O'Hara in De geboorte van een God ontdekt in een Zuidamerikaanse tempel het stoffelijk overschot van een ruimtevaarder uit een nog niet aangebroken toekomst, die de grenzen van de tijd heeft doorbroken, en zich als de blanke God Quetzalcoatl heeft gemanifesteerd in het verleden. Maar de unilaterale tijd wordt ook genegeerd in De Madonna van Nedermunster, waar een tijdspanne van 400 jaar in één nacht wordt overbrugd, niet in de verbeelding of de hallucinatie, maar in werkelijkheid. Ook in Hermione betrapt staat de mythe van de eeuwige wederkeer centraal; tevens geeft Lampo hier een beknopte synthese van zijn problematiek in verband met magisch-realisme (al wordt het hier, mede door de vrij luchtige toon, in mineur gehouden), autobiografische achtergronden (afscheid van de jeugd, crisisperiode in zijn huwelijksleven), het optreden van dubbelfiguur en afsplitsingen en natuurlijk de aanwezigheid van de anima.
Innig verbonden met het thema van de ideale vrouw is hier dat van de zoektocht, dat een archetypische waarde krijgt door de allusies op de geschiedenis van Orfeus. De historicus en romancier Rudolf Reyniers vindt zijn geliefde Désirée terug in de figuur van de actrice Denise, die eigenlijk een en dezelfde blijken te zijn. Zoals in andere werken van Lampo vindt hier een versmelting van verschillende thema's of symbolen plaats, een werkwijze die nog opvallender is in Kasper in de onderwereld, waar een geestesgestoorde naar zijn Euridike op zoek gaat en sterft als een soort Messias, en in De heks en de archeoloog, waar we reminiscenties aantreffen aan de Graal, de figuur van Parsifal, maar ook aan Charoon en de Styx én aan het magische Atlantis als symbool van een onbekende wereld waar de verlossing mogelijk moet zijn.
| |
Ontwikkeling
In de opvatting van de ideale vrouw heeft een merkwaardige evolutie plaats. Bij de jonge, uiteraard nog onervaren schrijver, is de vrouw een projectie van een droombeeld dat onvermijdelijk zwaar erotisch geladen is. De mannelijke hoofdpersonen zoeken rusteloos naar een ideale geliefde bij wie lichaam en ziel in een harmonieus verband bestaan, waar ook het tot moederinstinct gesublimeerde verlangen bijkomt.
| |
| |
Maar reeds in De ruiter op de wolken maken we kennis met drie verschillende types van vrouwen: de parachutist Nik Corenlandt beseft na de door de oorlog opgedrongen scheiding, dat zijn geliefde, Thérèse Maryssael, niet aan zijn verwachtingen beantwoordt. Hij vlucht als het ware in het avontuur met de zinnelijke toneelspeelster Sonja Toussaint, die hem evenmin als mens kan bevredigen. Eindelijk vindt hij troost, begrip en liefde bij de concertpianiste Marie-Anne Serclaes. In het oeuvre van Lampo keert deze innerlijke strijd (die alweer haar wortels in het eigen leven heeft) voortdurend terug; het zich vastklampen aan het ideaal heeft dan ook nefaste gevolgen. We hebben reeds gewezen op de positieve en negatieve waarden van de anima, een problematiek die culmineert in De heks en de archeoloog. In zijn latere werk beseft de auteur, dat het ideaal niet wereldvreemd mag zijn, dat het zich niet kan beperken tot projecties, maar dat het van de realiteit moet uitgaan. Een geur van sandelhout is hiervan de illustratie: door een ‘ombuiging’ in de tijd glijdt de werkelijkheid ongemerkt over in een magisch-realistische ervaring waarvan het realistische aspect echter duidelijk belangrijker is dan het magische.
| |
Thematiek
Een tweede belangrijk motief is het geloof in een harmonieuze wereld. Uiteraard is het verband met het voorgaande niet ver te zoeken: een ideale liefde is voor Lampo een weerspiegeling van een ideale wereld, vandaar dat hij wel vaker de associatie van het Orfeusthema met dat van Atlantis maakt, of in een concrete (zoek)tocht de Graalqueeste uitbeeldt. Typische voorbeelden hiervan zijn respectievelijk Kasper in de onderwereld, Terugkeer naar Atlantis (Lampo's eerste magisch-realistische roman van lange adem), en De heks en de archeoloog. Een andere voor de hand liggende associatie is echter die van Orfeus of Parsifal met de Messias, de verlosser, die eveneens aan een archetype beantwoordt. We hebben dit al aangestipt naar aanleiding van Kasper in de onderwereld, maar de problematiek van de verlossing komt expliciet aan bod in Lampo's meesterwerk De komst van Joachim Stiller.
Het mysterie van de verlossing (Joachim Stiller moet door de werking van de talrijke symbolen wel gezien worden als de Messias) wordt pas zinvol tegen de achtergrond van schuld en angst. Het dominerende gevaar voor een nieuwe wereld- | |
| |
ramp wordt inderdaad afgewenteld door deze Christusfiguur, die zijn magische gedaante ditmaal niet ontleent aan het verrassende spel van verglijdende ruimten, maar aan het raadsel van de tijd: helemaal in overeenstemming met zijn symbolische en archetypische betekenis, verschijnt Stiller immers tegelijkertijd in verschillende historische perioden, zodat zijn gestalte aanvankelijk nog wazige contouren vertoont, voordat hij door zijn dood en de verdwijning (of verrijzenis) na drie dagen expliciet aan Christus herinnert. De roman is echter meer dan een spel met magische elementen en archetypen: hij is een duidelijke stellingname van de auteur tegenover zijn eigen tijd en meer bepaald de angst voor een nucleaire catastrofe. Hierdoor bevestigt hij andermaal het waarheidsgehalte van zijn magisch-realisme en ontkracht hij de stelling als zou het totaal wereldvreemd zijn.
| |
Visie op de wereld
Op die manier heeft hij ook de brug geslagen tussen de zogenaamd psychologisch-realistische romans en de magisch-realistische: de bepaling van een persoonlijke en historische positie in de wereld, met name het verweer tegen mensonterende toestanden die uiteraard een harmonieuze, in dit geval letterlijk op te vatten humane gemeenschap verhinderen, is het uitgangspunt van romans als Hélène Defraye, De ruiter op de wolken en vooral De belofte aan Rachel, waarin het bijbelse Egypte door middel van gewilde anachronismen de weerspiegeling is van het vooroorlogse Europa.
| |
Stijl
Het belangrijkste kenmerk van Lampo's oeuvre is ongetwijfeld zijn homogeniteit. Het is één lange zoektocht naar de mogelijkheden om een individuele psychische werkelijkheid uit te bouwen tot een collectief ervaren, en op die manier bij te dragen tot de harmonieuze, alsnog ‘magische’ wereld waarvan iedereen droomt. Zelfs in zijn eerste werken was het magische element aanwezig, weliswaar nog onbewust voor de schrijver zelf, maar reeds dominerend en achteraf beschouwd ook als conditio sine qua non voor zijn schrijverschap. Dat verleent aan deze hedendaagse en eigenzinnige Graalqueeste een bijzonder authentieke waarde. De weemoed die bij zo'n diepgaand psychologisch proces opduikt, en die meer dan eens de lezer infecteert en hem onderdompelt in de uitzonderlijk atmosferische beelden, is wellicht ook, naast Lampo's aangeboren taalvirtuositeit, mede oorzaak van de sierlijke, soms wat overladen stijl.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Hubert Lampo, Middeleeuwsche Kerstlegende. In: Vormen, jrg. 4, nr. 9, januari 1940, pp. 207-214, V. |
Hubert Lampo, Don Juan en de laatste nimf. Brussel 1942, A. Manteau, N. (2e druk in Triptiek van de onvervulde liefde) |
Hubert Lampo, De jeugd als inspiratiebron. De jeugd, haar wezen en problemen in de jongste Vlaamsche letteren. Brussel 1943, A. Manteau, Basisreeks, E. |
Hubert Lampo, Moederschap. In: Klaverendrie, jrg. 7, 1944, p. 600, G. |
Hubert Lampo, De zelfinkeer van Don Juan. In: De Faun, jrg. 1, 1945, p. 88, G. |
Hubert Lampo, Maagd. In: De Faun, jrg. 1, 1945, p. 140, G. |
Hubert Lampo, Alain-Fournier of het metafysisch realisme. In: De Faun, jrg. 1, 1945, pp. 219-221, E. |
Hubert Lampo, De gedenkschriften van Clemens De Buck. In: De Faun, jrg. 1, december 1945, pp. 272-273, Romanfragment. |
Hubert Lampo, Hélène Defraye. Brussel 1945, A. Manteau, R. (3e en gewijzigde druk, Brussel-Den Haag 1952, Manteau, Marnixpockets 7) |
Hubert Lampo, De inspireerende Don Juan. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 1, nr. 4, juli 1946, pp. 425-431, E. |
Hubert Lampo, In memoriam Henri Alain-Fournier. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 1, nrs. 5-6, oktober 1946, pp. 658-679, E. |
Hubert Lampo, Henri Vercors, De stilte der zee. Brussel 1946, A. Manteau, Vert. |
Hubert Lampo, Triptiek van de onvervulde liefde. Brussel 1947, A. Manteau, NB. (ten dele herdrukt in Dochters van Lemurië) |
Hubert Lampo, Terugkeer in de mist. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 2, nr. 7, januari 1948, pp. 700-723, N. |
Hubert Lampo, De man die onderdook. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 2, nr. 10, april 1948, pp. 1017-1031, N. |
Hubert Lampo, De ruiter op de wolken. Brussel 1948, A. Manteau, R. (3e druk, Hasselt 1961, Heideland; 5e druk, Amsterdam 1967, Meulenhoff) |
Hubert Lampo, Raymond Herreman, Richard Minne en Rick de Vos, Standpunten in de literatuur. Gent 1948, Boekuil, E. |
Hubert Lampo, Idomeneia. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 5, nr. 9, maart 1950, pp. 929-982, N. |
Hubert Lampo, De Vlaamse steden. Amsterdam 1950, Contact, E. |
Hubert Lampo, De roman van een roman. Alain-Fournier en ‘Le grand Meaulnes’; of Van jongelings-avontuur tot Letterkundig meesterwerk. Antwerpen 1951, Ontwikkeling S.M., E. |
Hubert Lampo en Ben van Eysselsteijn, Idomeneia en de Kentaur. 's-Gravenhage 1951, A.A.M. Stols, R. |
| |
| |
Hubert Lampo, Topografie van de droom. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 5, nr. 11, juli 1951, pp. 1176-1178, E. |
Hubert Lampo en John Trouillard, Marstboom. Antwerpen 1952, Ontwikkeling, E. |
Hubert Lampo, De belofte aan Rachel. 's-Gravenhage 1952, A.A.M. Stols, R. (3e druk, Amsterdam 1964, J.M. Meulenhoff) |
Hubert Lampo, Terugkeer naar Atlantis. 's-Gravenhage 1953, A.A.M. Stols, R. (3e druk, Amsterdam, 1965, J.M. Meulenhoff) |
Hubert Lampo, Het zwarte sterrenbeeld. Een radiophonisch treurspel. Brussel 1953, N.I.R., Luisterspel. |
Hubert Lampo, De duivel en de maagd. 's-Gravenhage 1955, A.A.M. Stols, R. (4e druk, 's-Gravenhage 1964, Nijgh & Van Ditmar; 5e druk, Amsterdam 1973, Meulenhoff) |
Hubert Lampo, Jan Vaerten. Antwerpen 1955, De Sikkel, (Monografieën over Belgische Kunst, uitgegeven voor het ministerie van Openbaar Onderwijs), E. |
Hubert Lampo, Genealogie voor Leentje. In: Familiealbum. Vlaamse auteurs schrijven over hun voorouders. Antwerpen 1955, Uitgeverij Ontwikkeling, pp. 52-58, Autobiografie. |
Hubert Lampo, Charles-Joseph de Grave, Vlaams staatsman en fantast. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 10, nr. 11, 1956, pp. 1358-1360, E. |
Hubert Lampo, De laatste liefde van Alain-Fournier. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 11, nr. 4, 1957, pp. 396-407, E. |
Hubert Lampo, Toen Herakles spitte en Kirke spon. Antwerpen 1957, Ontwikkeling S.M., E. (4e druk, Brussel 1973, A. Manteau) |
Hubert Lampo, Lode Zielens. Brussel 1957, A. Manteau, E. |
Hubert Lampo, Het einde van de roman, of twintig jaar later. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 12, nr. 6, 1958, pp. 643-649, E. |
Hubert Lampo, Rendez-vous over twintig jaar. In: Gaat de roman ten onder? Antwerpen-Rotterdam 1959, S.M. Ontwikkeling/Ad. Donker, NVT-reeks nr. 121, pp. 35-42, E. |
Hubert Lampo, De geliefden van Falun. Antwerpen 1959, S.M. Ontwikkeling, (Schooluitgave bezorgd door Paul Van Keymeulen), N. |
Hubert Lampo, De komst van Joachim Stiller. 's-Gravenhage 1960, A.A.M. Stols, R. (2e druk, Amsterdam 1961, Meulenhoff, Meulenhoff pockets) |
Hubert Lampo, Joris Minne, beeldhouwer. Antwerpen 1960, S.M. Ontwikkeling, E. |
Hubert Lampo, Geen avontuur met Reine, in: Vandaag 7. Utrecht 1961, Bruna pp. 98-118, Romanfragment. |
Hubert Lampo, Felix Timmermans. 1886-1947. Brussel 1961, A. Manteau, Uitgegeven door het ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur (Monografieën over Vlaamse letterkunde), E. |
| |
| |
Hubert Lampo, Hermione betrapt. 's-Gravenhage 1962, A.A.M. Stols/J.-P. Barth, R. (2e druk, Amsterdam 1964, J.M. Meulenhoff) |
Hubert Lampo, Dochters van Lemurië (= Regen en gaslicht; De geliefden van Falun; Cauda met Irène; Idomeneia en de Kentaur; De geboorte van een God; De Madonna van Nedermunster). Amsterdam 1964, J.M. Meulenhoff, NB. |
Hubert Lampo, De terugkeer van Norbert Fonteyne. In: Norbert Edgard Fonteyne, Kinderjaren. Hasselt 1965, Heideland (Vlaamse Pockets 151), pp. 1-4, E. (woord vooraf) |
Hubert Lampo, Lod. de Maeyer. Brussel 1965, Meddens, E. |
Hubert Lampo, Armand Boni. Van literair grisaille tot episch fenomeen. Brussel 1966, D.A.P. Reinaert Uitgaven, E. |
Hubert Lampo, De heks en de archeoloog. Amsterdam 1967, Meulenhoff, R. |
Hubert Lampo, De ring van Möbius. Brussel 1967, A. Manteau, E. |
Hubert Lampo, De draad van Ariadne. Brugge 1967, Desclée De Brouwer, (Reeks Open Kaart) Autobiografie. |
Hubert Lampo, De goden moeten hun getal hebben. Amsterdam 1969, Nederlandse Vereniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, R. (3e, gewijzigde druk: Kasper in de onderwereld. Amsterdam 1974, Meulenhoff) |
Hubert Lampo, Het bezoek. In: Snoeck's. Literaire almanak voor zuid en noord, jrg. 45, 1969, pp. 83-93, V. |
Hubert Lampo, Jean Ray of Merlyn in Vlaanderen. In: Argo, nr. 18-19, september 1970, pp. 43-49, E. |
Hubert Lampo, Mijn generatie, Ach ja... In: De Vlaamse Gids, jrg. 54, nr. 10, oktober 1970, pp. 15-22, E. |
Hubert Lampo, Er is méér, Horatio. Grobbendonkse gesprekken met Robin Hannelore. Antwerpen-Amsterdam 1970, Uitgeverij Brito, Interview. |
Jean Ray, Malpertuis. Amsterdam 1970, Meulenhoff, Vert. |
Pieter-Frans van Kerckhoven, Liefde 1843. Antwerpen 1971, Brito, Bewerking met nawoord-dossier. |
Hubert Lampo, Felix Timmermans; mens, schrijver, schilder, tekenaar. Brussel 1972, Mercatorfonds - Bank van Parijs en van de Nederlanden, E. |
Hubert Lampo, Simenon of de authenticiteit. In: Heibel, jrg. 7, nrs. 3-4, 1972, pp. 3-35, E. |
Hubert Lampo, De zwanen van Stonehenge. Een leesboek over het magisch-realisme en fantastische literatuur. Amsterdam 1972, Meulenhoff, E. (3e, herziene druk, 1973) |
Hubert Lampo, De ring van Möbius 2. Brussel-Amsterdam 1972, Paris/Manteau, E. |
Hubert Lampo, De vingerafdrukken van Brahma. Amsterdam 1972, Meulenhoff, NB. |
Hubert Lampo, De Madonna van Nedermunster en Idomeneia en de Kentaur. Utrecht z.j., Knippenberg (Bulk Boek 15), NB. |
| |
| |
Hubert Lampo en Robin Hannelore, Grobbendonkse brieven, Brecht-Antwerpen 1974, Uitgeverij De Roerdomp, Br. |
Zoomlens op Lampo samengesteld door René Turkry Amsterdam 1975, Uitgeverij De Arbeiderspers (Kattengat-boeken), Bl. |
Hubert Lampo, De neus van Cleopatra. Amsterdam 1975, Meulenhoff, E. |
Hubert Lampo, De Kroniek van Madoc. Amsterdam 1975, Meulenhoff, E. |
Hubert Lampo, Een geur van sandelhout. Amsterdam 1976, Meulenhoff, R. |
Hubert Lampo, De prins van Magonia. Amsterdam 1976, Meulenhoff, R. |
Hubert Lampo, De verzoeking. Brussel 1977, Manteau (Manteau Marginaal nr. 11), Luisterspel. |
Hubert Lampo, De engel en de juke-box. Amsterdam 1978, Meulenhoff, NB. |
Hubert Lampo, Joachim Stiller en ik. Amsterdam 1978, Meulenhoff, E. |
Hubert Lampo, Verhalen uit Nomansland. Kalmthout 1979, Uitgeverij Beckers, NB. |
Hubert Lampo, Dialogen met mijn Olivetti. Brussel-Amsterdam 1980, Elsevier Manteau, E. |
Hubert Lampo, Wijlen Sarah Silbermann. Amsterdam 1980, Meulenhoff, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
André Demedts, Kroniek van het proza. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 45, nr. 10, december 1945, pp. 445-446. (over Hélène Defraye) |
André Demedts, Hubert Lampo, Triptiek van de onvervulde liefde. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 48, nr. 3, maart-april 1948, p. 185. (over Triptiek van de onvervulde liefde) |
Bert Ranke, Vlaams proza. Jongeren aan bod. Talenten van links. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 53, nr. 5, mei 1953, pp. 309-311. (over Zes Vlaamse novellen) |
Bert Ranke, Hubert Lampo en Alain-Fournier. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 55, nr. 9, oktober 1955, pp. 573-576. (over de verwantschap met Alain-Fournier) |
Bert Ranke, Dromen voor (in) de spiegel. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 106, nr. 2, februari 1961, pp. 123-132. (algemene inleiding) |
Bert Ranke, Dromen voor (in) de spiegel. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 106, nr. 4, april-mei 1961, pp. 285-291. (over De komst van Joachim Stiller) |
Bert Ranke, Ballade van de onvervulde liefde. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 106, nr. 4, april-mei 1961, pp. 581-586. (over Hermione betrapt) |
Raymond Herreman, Boekuiltjes. Over het letterkundig leven in Vlaanderen van 1944 tot 1948. Een keuze samengesteld en ingeleid door Bert Ranke. Hasselt 1960. (algemeen) |
W.L.M.E. van Leeuwen, Nieuwe romanciers uit Nederland en Vlaanderen. Zeist-Antwerpen enz. 1961, pp. 105-123. (algemeen) |
C.J.E. Dinaux, Gegist bestek II. Benaderingen en Ontmoetingen. 's-Gravenhage 1961, pp. 233-243. (algemeen) |
J. De Ceulaer, Te gast bij Vlaamse auteurs. Tweede reeks. Antwerpen z.j., pp. 56-63. (algemeen - interview) |
Gerard Knuvelder, Spiegelbeeld. Opstellen over hedendaags proza en enkele gedichtenbundels. 's-Hertogenbosch 1964, pp. 243-258. (over De duivel en de maagd, De komst van Joachim Stiller, Hermione betrapt) |
Jean Weisgerber, Aspecten van de Vlaamse roman 1927-1960. Amsterdam 1964, pp. 182-192. (over Terugkeer naar Atlantis) |
weverbergh, Bijdrage tot de sociologie van het Vlaamse literaire leven.. De driejaarlijkse voor Stiller. In: weverbergh, Bok-Boek, Amsterdam 1965, pp. 34-42. |
C.J.E. Dinaux, Hubert Lampo's winteravondsprookje. In: Weerklank. Noordnederlandse honneurs voor Zuidnederlandse auteurs. Hasselt 1965, pp. 91-95. (over Hermione betrapt) |
Lieve Scheer, Hubert Lampo of de intellectualistische onrust. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 110, nr. 5, juni 1965, pp. 354-359. (over Dochters van Lemurië) |
Paul Hardy, Hubert Lampo. Antwerpen 1966. (monografie) |
André Demedts, In de glans van het magisch- realisme. In: De Periscoop, jrg. 17, nr. 11, september 1967. (over De draad van Ariadne) |
Maria Rossels, Hubert Lampo. Het christendom heeft ons allen getekend. In: Gesprekken met gelovigen en ongelovigen. Antwerpen/Utrecht 1976. (interview) |
Leo Geerts, Praten met Lampo. In: De Nieuwe, 26 januari 1968, pp. 12-14. (over De heks en de archeoloog) |
Michel Dupuis, Kennis maken met Don Juan en de laatste nimf. Brussel 1968. (handleiding voor schoollectuur) |
Lieve Scheer, Een vergissing van Lampo. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 113, nr. 4 april-mei 1968, pp. 286-295. (over De heks en de archeoloog) |
Gaston Durnez, Hubert Lampo zet Orfeus in deze tijd. In: Eindhovens Dagblad, 4-1-1969. (over Kasper in de onderwereld). |
Fernand Auwera, Hubert Lampo. In: Fer- |
| |
| |
nand Auwera, Schrijven of schieten? Antwerpen/Utrecht 1969, pp. 256-264. (interview) |
Robin Hannelore, In gesprek met Hubert Lampo. In: Heibel, jrg. 5, nrs. 2-3, september 1969, pp. 22-25. (over De goden moeten hun getal hebben) |
J. De Ceulaer, Dat zei Claes, dit zegt Claus. Antwerpen z.j. [1969], Uitgeverij De Garve, pp. 92-102. (interview) |
Raymond Stuyck, Hubert Lampo: ‘Geen lijken in mijn kast’. In: Knack, jrg. 1, nr. 38, 9-11-1971, pp. 72-74. (interview) |
Walter van den Broeck, Nakaarten met Hubert Lampo. In: Kunst- & Cultuuragenda, jrg. 4, nr. 24, 23-12-1971, p. 23. (interview) |
Henk Buurman, Hubert Lampo: ‘Alles hangt ervan af, door wie men wordt gelezen’. In: Accent, 26-2-1972, pp. 27-30. (over de polemiek met Paul de Wispelaere) |
Bert Ranke, Optische effecten in ‘De Madonna van Nedermunster’ (van Hubert Lampo). In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 25, nr. 2, 1972, pp. 203-207. (over De Madonna van Nedermunster) |
Jos Borré, Magisch-realisme is geen sprookje. In: Spectator, nr. 25, 17-6-1972, pp. 8-12. (interview) |
Paul de Vree, Hubert Lampo's pro domo of De zwanen van Stonehenge. In: De Periscoop, jrg. 23, nr. 2, december 1972. (over De zwanen van Stonehenge) |
Jos Jacobs, Omtrent Hubert Lampo. In: Mimo, 17-9-1972, pp. 94-100. (interview) |
Hugo Bousset, Hubert Lampo: Plato retour. In: Hugo Bousset, Schrijven, schreien, schreeuwen. Drie trends in de Nederlandse prozaliteratuur 1967-1972, Brugge 1973, pp. 125-128 (over De goden moeten hun getal hebben) |
J.G.M. Weck en N.S. Huisman, In contact met het werk van moderne schrijvers. Hubert Lampo. Amsterdam 1973. (algemeen) |
Eddy de Laet, Orpheus in Antwerpen of ‘De goden moeten hun getal hebben’. In: Arnold Provoost (Ed.), Orpheus, ontstaan, groei en nawerking van een antieke mythe in de literatuur, beeldende kunsten, muziek en film, Leuven 1974, pp. 109-156. |
Herman Engelbrecht, Poort na Atlantis. 'n Strukturele benadering en Hubert Lampo se skrywerskap. Bloemfontein 1974. |
Joos Florquin, Ten huize van... Leuven 1974, pp. 69-140. (interview) |
René Turkry, Hubert Lampo. Brugge/Den Haag 1975. (monografie) |
Hubert Lampo. Brussel-Den Haag 1975. (Autobiografie, bibliografe, diverse beschouwingen) |
Wim Zaal, ‘Ze hebben me willen vermoorden, en nog!’ In: Knack, jrg. 5, nr. 29, 16-7-1975, I. (over de kritiek) |
Willy Vaerewijck, Het irriterend Madoc mysterie. In: Impact, nr. 91, januari 1976, pp. 42-43. (over De kroniek van Madoc) |
Jos de Man, Hubert Lampo: ‘Je schrijft niet, je wordt geschreven’. In: Haagse Post. 4-9-1976, pp. 36-38 (interview) |
J.G. Gaarlandt, De bedwelmende geur van het magisch-realisme. In: Vrij Nederland, 25-8-1976 (over Een geur van sandelhout en Zoomlens op Lampo) |
H.G. Tan, Deux nouvelles: les âmes du purgatoire, Don Juan et la dernière nymphe. In: H.G. Tan, La matière de Don Juan et les genres littéraines, Leiden 1976, pp. 71-85. |
Herman de Coninck, Hubert Lampo: ‘Ik trek gekken aan’. In: Humo, 9-10-1976, pp. 8-9. (interview) |
René Turkry, Omtrent Hélène Defraye. Brussel 1976. (handleiding voor schoollectuur) |
Cecile van Humbeeck, Het beeld van de maatschappij in de romans van Hubert Lampo. In: Tijdschrift voor sociologische wetenschappen, jrg. 22, nr. 1, jan.-maart 1977, pp. 53-65. |
René Turkry, Omtrent Don Juan en de laatste nimf. Brussel 1979. (handleiding voor schoollectuur) |
| |
| |
Alstein, De eindeloze brieven van Lampo en Hannelore. In: Argus, jrg. 2, nr. 12, 1979, pp. 555-559. (over Grobbendonkse brieven) |
Leo Geerts, Hubert Lampo's dialogen. In: De Nieuwe, 23-5-1980. (over Dialogen met Olivetti) |
Leo Geerts, Eindelijk nog eens een leuke Lampo. In: De Nieuwe, 31-10-1980. (over Wijlen Sarah Silbermann) |
Jos Borré, Parsifal leeft. In: De Morgen, 13-12-1980. (over Wijlen Sarah Silbermann) |
Marc Andries, Hubert Lampo. In de voetsporen van Koning Arthur. In: Spectator, 5-9-1981, pp. 67-68. |
Rene Turkry, Omtrent De komst van Joachim Stiller. Antwerpen 1981. (handleiding voor schoollectuur) |
Jef Geeraerts, Jef Geeraerts interviewt Hubert Lampo. In: Exclusief, maart 1982. |
Tom Lanoye, De nieuwe avonturen van Hubert Lambik. In: De Zwijger, 21-7-1982. (over magisch-realisme) |
11 Kritisch lit. lex.
oktober 1983
|
|