| |
| |
| |
Frans Kusters
door Walter van de Laar
1. Biografie
Frans Kusters werd op 16 september 1949 te Nijmegen geboren als jongste kind van Lies van Aarsen en Frans Kusters, leraar Frans en directeur van de Gemeentelijke HBS aldaar. Hij groeide op in een betrekkelijk welvarend en actief katholiek gezin. Hij doorliep het Stedelijk Gymnasium-A en studeerde vervolgens, van 1967 tot 1973, rechten aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. In maart 1973 debuteerde hij met acht teksten in de Gelderse Literaire Reeks. In november van dat jaar ontving hij de Reina Prinsen Geerligsprijs voor ‘Jouw goedheid’, veertien prozastukken, die hij in 1975 opnam in zijn debuutbundel De reis naar Brabant.
Samen met Anton Fasel, Nop Maas en Thomas Verbogt richtte Kusters in 1976 het literaire tijdschrift De Schans op, dat tot 1981 zou blijven bestaan. Hij publiceerde hierin niet alleen proza, waarvan een deel - altijd in gewijzigde vorm - werd opgenomen in zijn bundels, maar ook ‘poésie parlante’ onder het pseudoniem D. van Egeraat. In 1977 was hij mede-oprichter van het spraakmakende Literair Café Nijmegen, waaraan hij tot 1980 als redacteur verbonden bleef.
Vanaf 1 augustus 1976 was hij precies een jaar wetenschappelijk medewerker aan de juridische faculteit die hem had afgeleverd. Nadat hij een drietal jaren uitsluitend van de pen had geleefd, keerde hij in 1980 terug als docent rechten. Sinds 1997 is hij seniordocent.
Voor zijn eerste drie bundels ontving hij in 1982 de Karel de Grote-aanmoedigingsprijs voor cultuur van de gemeente Nijmegen. Van 1983 tot 2001 was hij lid van de Adviescommissie
| |
| |
voor de Karel de Groteprijs. Sinds 1983 is hij lid van het Bestuur van de Coöperatieve Vereniging De Bezige Bij, sinds 2000 voorzitter van Schrijversvereniging De Bezige Bij. In 1985 werd hij lid van de Commissie Letterenbeleid van de Stichting Kunst en Cultuur Gelderland.
Kusters schreef jarenlang columns: in KUZIEN, kwartaalblad voor alumni van de Katholieke Universiteit Nijmegen (van 1990 tot 1992), in Ex Libris, blad voor de Gelderse bibliotheken (van 1993 tot 1996) en in KUnieuws, het weekblad van de Nijmeegse universiteit (van 1993 tot 2000). Een aanmerkelijk deel hiervan is terug te vinden in zijn verhalenbundels, vooral in 's Avonds op het Galgenveld. Behalve in De Schans publiceerde hij onder andere in Nieuw Vlaams Tijdschrift, De Revisor, Hollands Maandblad, Parmentier en Vrijstaat Austerlitz.
Enkele van zijn verhalen zijn vertaald. Vanaf 2000 levert hij incidenteel een bijdrage aan Music Hall, een radioprogramma van de VPRO.
Sinds 1988 is Frans Kusters getrouwd met Gabriella Bige, advocate en van Hongaarse origine.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kunstopvatting
Frans Kusters heeft er herhaaldelijk op gewezen, dat men de prozastukken in zijn bundels in hun onderlinge samenhang moet beschouwen, maar dat ze tegelijkertijd een zekere zelfstandigheid moeten behouden. Hun heterogene inhoud moet kunnen wedijveren met de volstrekt ongelijksoortige gebeurtenissen en indrukken die de realiteit van het dagelijks leven vormen, wat impliceert dat elke tekst om een eigen vormgeving, een specifieke schrijfwijze, een adequaat vertelperspectief vraagt. Vooral in zijn eerste drie bundels vindt men daarvan de consequente uitwerking. Ze bevatten onder andere: impressies, droombeelden, gedachtenflitsen, bespiegelingen, instructies, betogen, schetsen, op zijn hoogst (korte) verhalen en dan nog nauwelijks in traditionele zin.
| |
Ontwikkeling
In Het milde systeem, de vierde bundel, heeft dit groot aantal onderling sterk afwijkende teksten plaats gemaakt voor zeven meer samenhangende verhalen, hoewel binnen de verhaalstructuur het fragmentarische is blijven bestaan.
| |
Stijl / Techniek
Literatuur moet volgens Kusters aansluiten bij de innerlijke onrust waaraan mensen ten prooi zijn. De traditionele vertelling, vooral de roman, schiet zijns inziens daarin te kort. Hij wil zo min mogelijk vertellen. In een groot aantal (soms ultrakorte) teksten is hij bezig met het uithollen van de vertelling. Hij beschrijft daarin bijna statische situaties. Hij construeert geen loop van gebeurtenissen, laat staan een intrige. Wat hij beoogt, is een momentopname waarin iets algemeens, fundamenteels schuilgaat. Hij geeft het essentiële, uiterst noodzakelijke. Slechts heel terloops wordt aangeduid wat aan de situatie voorafging, terwijl de afloop meestal uitblijft. Gegevens van de meest uiteenlopende aard worden geassocieerd, zonder dat er sprake is van temporeel of causaal verband. Het verwarrende dat zich dagelijks manifesteert, wordt (opzettelijk) verwarrend gepresenteerd. Het enige contrast dat Kusters schept, is dat tussen de chaos die zijn tekst biedt en de precisie van de formulering. Zijn door en door gestileerde teksten getuigen elk afzónderlijk van een rigoureuze drang naar perfectie.
Een opvallend structuurelement is de verstrengeling van
| |
| |
twee verteldraden binnen één tekst. Niet zelden lopen de twee draden (werkelijkheid enerzijds, verbeelding/droomwereld anderzijds) op een verwarrende manier door elkaar. Hier en daar dreigt de raadselachtigheid een doel in zichzelf te worden, zodat de tekst een bijna hermetisch karakter krijgt.
Soms komt de verteller de lezer tegemoet door te vermelden dat het om een droom, om beelden gaat, maar doorgaans. doet hij geen concessies, zodat de lezer zelfstandig uit het labyrint moet raken; zeker waar de tekst door middel van de zogenaamde stream-of-consciousness-techniek wordt aangeboden. In ‘Angel Nieto uit Deest’ (Het milde systeem) bijvoorbeeld rijen zich beleving, gewaarwording en gedachtenassociaties van het hoofdpersonage in één ononderbroken montage aaneen. Verleden, heden en toekomst worden zo tot één ondeelbaar moment.
| |
Thematiek / Visie op de wereld
In verscheidene verhalen wordt een tekort gesignaleerd, een pijnlijke breuk tussen droom en daad. De (hoofd)personages worden op beslissende momenten door een noodlottige passiviteit bevangen. Ze stellen uit wat ze voorgenomen hebben, leggen zich bij voorbaat neer bij de ‘status quo’, hoewel ze de beperkingen van hun bestaan wel degelijk onderkennen. Hun lichte wanhoop of vertwijfeling wordt door de verteller geïroniseerd. Vooral eventuele ambities en pretenties worden ontmaskerd, ook die van de verteller zelf. Met een allusie op Nescio's Titaantjes laat hij de lezer aan het einde van ‘Het schaamtesyndicaat’ (Het milde systeem) weten: ‘De een wordt tegenwoordig verpleegd, de ander leidt het bestaan van een eerzaam huisvader, op smaak gebracht met een scheut cynisme en kilometers hardlopen door de bossen.’
Schijnbaar staat het de mens vrij te doen en te laten wat hij wil, maar in werkelijkheid conformeert hij zich aan het bestaande systeem, de ‘communis opinio’. Het enige dat blijft, is weemoed naar een andere wereld, naar vervlogen idealen, een verloren liefde. Het verleden infiltreert: fragmenten van gesprekken dienen zich aan, gelaatsuitdrukkingen, onbeduidende voorvallen uit voorbije tijden; een mengeling van heimwee en visioen. Meer en meer blijft een verteller over die de distantie tot het bestaan ervaart, die enerzijds in de
| |
| |
gemeenschap wil functioneren, anderzijds afstand neemt.
| |
Techniek
Behalve in de ironie weerspiegelt zich die houding in het tamelijk frequente gebruik van het jij/je-perspectief, dat afstand schept ten opzichte van de eigen gedragingen en gedachten. De tekst krijgt hierdoor een bespiegelend karakter; ook voor de lezer die zich met de ‘jij/je’ gaat identificeren, zodat particuliere gedachten en gebeurtenissen algemene geldigheid krijgen: ‘Je opent de kast die je kleren bergt en terwijl je hand op ieder onderdeel van deze verzameling even blijft rusten, probeer je de verwachtingen te achterhalen die je tot aankoop deden besluiten. Maar die sleten sneller dan de kledingstukken zelf of willen ineens niets meer met je te maken hebben, zoals soms een voormalige geliefde wel verkiest.’ (‘Kleren’ uit De landschapsfotograaf). Eenzelfde tendens tot gemeenzaamheid enerzijds, generalisering anderzijds, manifesteert zich in het gebruik van het bescheidenheidsmeervoud: ‘Soms klampen wij ons vast aan de warme schouder van een vrouw die naast ons staat. Wij kennen haar niet en misschien vormt dat gebaar het bewijs dat wij met ons lot verzoend raken. Misschien zijn wij verliefd, misschien zoeken wij alleen maar troost of afleiding.’ (‘Als in warenhuizen’ uit De landschapsfotograaf).
| |
Relatie leven/werk
De inhoud van Kusters' bundels verwijst altijd wel op een of andere manier naar zijn eigen bestaan. Heel wat verhalen zijn in (en om) Nijmegen gesitueerd, zijn woon- en werkplaats, de stad die hem - naar eigen zeggen - dierbaar is. De lokaties zijn vaak herkenbaar, ook de geest is plaatsgebonden. Hij weet de beperkingen van zijn (provincie)stad dienstbaar te maken aan de thematiek van zijn verhalen, zoals in ‘Het Corsicaanse avontuur’ (Het Chaplinconcours) en in ‘Het schaamtesyndicaat’ (Het milde systeem). De ik-verteller is niet zelden Kusters' (meestal gelijknamige) alter ego, zich bewegend in vaag artistiek-intellectuele kringen of in de betrekkelijke veiligheid van het universitaire (rechten)milieu. Hij is ook de buitenstaander-chroniqueur van het (verborgen) leven in zijn stad. Volgens Wam de Moor markeren de drie hoofdstukjes van ‘Het verloop van een vriendschap’ (De landschapsfotograaf) drie fasen in Kusters' eigen ontwikkeling: die van het roekeloze avontuur en vertrouwen in de toe- | |
| |
komst, die van teleurstelling en die van de gedeeltelijke berusting.
| |
Traditie
Kritiek
Hoewel toon en thematiek van Nescio aanwijsbaar zijn in de verhalen waarin hooggestemde idealen schipbreuk lijden, wortelt Kusters' proza nauwelijks in een Nederlandse traditie. Niet voor niets verwijst hij zelf in zijn werk ondubbelzinnig naar Kafka, de belangrijkste vertegenwoordiger van het expressionistische proza uit de eerste decennia van deze eeuw. Ook in diens werk vindt men die typische combinatie van inhoudelijke beknoptheid en stilistische ornamentiek, van een haast lyrische suggestie en koele distantie. Heel wat van Kusters' werk doet sterk denken aan Kafka's korte verhalen en schetsen uit Een hongerkunstenaar en De Chinese muur. Invloed van Cortázar is eveneens onmiskenbaar aanwezig. Met name de schetsen uit De Mierenmoordenaar en Brief aan een meisje in Parijs moeten model gestaan hebben voor een groot aantal teksten met een absurde, groteske inslag zoals ‘Een woord over de tragiek der mieren’, ‘Aan de oevers van de Rio Grande’,. ‘Omtrent de alpenjodel’ en ‘Het standpunt van de Nijmeegse delegatie’ (Het Chaplinconcours). Robert Anker meent dat Kusters' schatplichtigheid aan Cortazar zweemt naar plagiaat; niet alleen in zijn titels (bijvoorbeeld ‘Instructie voor verantwoord vreugdebetoon’ naar ‘Instructies om te huilen’), maar ook in zijn idioom: korte, raadselachtige teksten met een onduidelijke pointe, vaak in essayvorm gegoten.
Kusters' debuut, De reis naar Brabant, kreeg een overwegend gunstige pers. Vooral de trefzekere stijl werd geprezen. Met de thematiek wist men niet goed raad: die vond men ongewoon en tamelijk afwijkend van ander Nederlands proza. Sommigen bespeurden literair effectbejag, maar De Moor noemde Kusters meteen al een van onze beste stilisten. De landschapsfotograaf en Het Chaplinconcours daarentegen werden veel minder welwillend ontvangen. Vooral het ultrakorte verhaal was onderwerp van kritiek. Bovendien repte menig criticus van een ouwejongens-krentenbroodsfeer, die aan Bomans herinnert. Met Het milde systeem kwam Kusters tegemoet aan de critici die hem sinds zijn debuut werk van langere adem hadden gesuggereerd, verhalen met meer psy- | |
| |
chologische diepgang, met meer epische breedte ook. Men stelde tevens de consistentere thematiek op prijs. Jaap Goedegebuure evenwel betreurde het dat ‘een meester van de vierkante centimeter’ zijn ultrakorte teksten had ingeruild voor bredere verhalen.
| |
Ontwikkeling
Atlas en andere verhalen (1989) en Een schijn van oneindigheid (1993) zetten die lijn voort; ‘Nadere inlichtingen’ uit Atlas telt zelfs 46 pagina's en is daarmee Kusters' langste tekst tot dan toe. Doeschka Meijsing beschouwt dit verhaal als een Onder professoren (van Willem Frederik Hermans) in het klein. Het titelverhaal, waarin de lezer wordt aangesproken door een pekinees, is typerend voor Kusters' hang naar het groteske.
| |
Thematiek / Visie op de wereld
Twee andere verhalen uit Atlas grijpen terug op het thema van de verloren geliefde uit vroegere bundels. In ‘Naar Kekerdom’ treedt Vera Tolnay uit het verhaal ‘Naar Parijs, naar huis’ uit Het milde systeem weer op; deze vluchtelinge uit het Hongaarse Debrecen is het symbool van onbereikbare verlangens, heimwee naar de verten. In ‘Als een zorgzame echtgenoot’ overheerst de melancholie die Kusters' vroegere verhalen kenmerkt: die van weemoed, heimwee naar vroeger, een onverwoord terugverlangen naar iets wat geweest is of geweest had moeten zijn, zoals de onbezorgde jeugd en haar vrijheid, verrukkelijke verwarring en wanhoop waaraan je ooit ten prooi viel. Liefde verandert onherroepelijk in sleur, vriendschap in wederzijdse beleefdheid, ideaal in plichtpleging. Het paradijs verkeert vroeg of laat in een dal der plichten. Voortdurend zijn we bezig met afscheid nemen: van vroeger, van huis, van ouders, vrienden, geliefden, idealen en van een vroeger zelf.
Kusters' personages zijn dan ook antihelden, geboren verliezers; hun toekomstdromen en visioenen zijn door de werkelijkheid ingehaald, vastgeroest als ze zijn in een weinig opzienbarend bestaan.
Mensen zijn in zijn visie wezens die maar aanmodderen, zich van alles wijsmaken, zich met betrekking tot het leven heel veel, zo niet alles mogen verbeelden (tot in de ‘oneindigheid’), maar die door de schijn worden ontmaskerd. Zij tonen zich bij hem niet in het grote gebaar maar in de kleine, triviale handeling, in het alledaagse, schijnbaar onbeduidende detail: het brood voe- | |
| |
ren aan eekhoorntjes, het kopen van een knuffelbeest, het neerstrijken van een hoofd tegen een formicablad.
| |
Techniek / Relatie leven/werk
De hoofdpersonages in Een schijn van oneindigheid lijken uit Kusters' eigen omgeving te zijn geplukt: de verhalen spelen grotendeels in het milieu van rechtenstudenten en academische juristen, en de verteller, die niet zonder ironie de anderen observeert, heet soms Frans Kusters. Toch gaan ook deze verhalen weer allerminst over Nijmegen en zijn inwoners. Veel meer dan decor is deze stad niet, een vertrekpunt voor de auteur om zijn verhaal te schrijven. Meer in het algemeen vormt de herkenbare, alledaagse wereld slechts de oppervlakte van de verhalen; een andere, meer wezenlijke, niet aan ruimte en tijd gebonden, soms ongewone realiteit broeit daaronder.
| |
Techniek / Stijl
Kusters kruipt in het hoofd van zijn personages en noteert de kronkelwegen van hun gedachten en herinneringen. Een goed voorbeeld hiervan biedt ‘Onder de stemvork’, een ‘monologue intérieur’ van een zakenman in een ziekenhuisbed. Mentale momentopnames ontsluieren de essentie van de alledaagsheid. De auteur bekommert zich niet om een logisch verhaal maar volgt de grillige gedachtesprongen van de hoofdpersoon.
De woorden ‘zwijgen’, ‘vluchtig’ en ‘weggaan’ uit de laatste zinnen van ‘De volledige diagnose’, het slotverhaal in zowel Het Chaplinconcours als de verhalenbloemlezing Afscheid in Hoek van Holland (1991), zijn volgens Kees Fens typerend. Met deze kernwoorden vat Kusters zijns inziens bondig samen dat zijn verhalen bevolkt zijn door zwijgzame personages die elkaar vluchtig ontmoeten en op het moment dat er iets staat te gebeuren, weer uit elkaar gaan. Niets wordt expliciet. Niet de actie zelf is belangrijk, maar dat wat daaronder gebeurt, zoals het echte verhaal niet in maar tussen de regels geschreven is. De herkenbare werkelijkheid is tot een paar zinnen ingedikt.
| |
Thematiek / Visie op de wereld
In de columns die hij bundelde in 's Avonds op het Galgenveld (1997), toont Kusters zich van zijn meer boosaardige kant. Dat blijkt al direct uit het motto, waarin sprake is van een uitstervende vogelsoort die is getroffen door het ‘kwettersyndroom’, een aandoening van het centrale zenuwstelsel met als gevolg de totale verlamming van alle vermogens, behalve het vocale. Dit is een metafoor voor de situatie op de universiteit, maar even- | |
| |
goed voor de moderne samenleving. In de meeste columns is het de medewerker van de juridische faculteit, Frans Kusters, die zijn soortgenoten een vervreemdend beeld biedt van het wetenschappelijk bedrijf waarin het individu ten onder dreigt te gaan. De universitaire kwetteraars - organisatiedeskundigen, interim-managers, operationeel strategen - wordt een spiegel voorgehouden; storende veranderingen, verarmende vernieuwingen en bureaucratische wantoestanden, alsook modieuze wartaal en doelbewuste afstomping worden gehekeld. In enkele andersoortige, meer intieme teksten treden personages uit eerdere bundels op, zoals de getroebleerde Alex Verberne in ‘Aan het eind van een doordeweekse middag’, eerder gepubliceerd in Station Heyendaal (1993).
| |
Ontwikkeling / Techniek
Na het wonder (2001) wordt op de titelpagina een roman genoemd, al valt uit het feit dat sommige hoofdstukken als Fremdkörper overkomen, op te maken dat de auteur min of meer zelfstandige teksten tot een roman heeft samengevoegd, met de figuur van Theo Pasveer als bindende factor. De zeventien hoofdstukken vertonen stuk voor stuk trekken van verwantschap met eerdere afzonderlijke verhalen van Kusters. Bovendien sluiten ze daar qua thematiek en stijl naadloos op aan. Gerrit Jan Zwier spreekt dan ook liever van een nieuwe verhalenbundel, Hans Hoenjet van ‘een verzameling verhalen of een novelle’, maar volgens Joris Gerits gaat het om verhalen die Kusters tot een roman gemonteerd heeft.
| |
Thematiek
Verscheidene personages in deze roman (zoals Bertels, Teeuwisse, Van Weegen) zijn bekend uit eerdere verhalen; dat geldt ook voor het hoofdpersonage: de antiheld en docent aan de rechtenfaculteit van de Nijmeegse universiteit Theo Pasveer.
Het boek zet in aan de vooravond van Pasveers terugkeer in het academisch milieu na een maandenlange detentie wegens het veroorzaken van een noodlottig ongeval. Tijdens zijn afwezigheid is hij van zijn collega's vervreemd geraakt; parallel daaraan zijn dezen hem als een moeilijk te plaatsen buitenstaander gaan beschouwen. Eenmaal terug wordt hij dan ook met een mengsel van meewarigheid en afkeer tegemoet getreden. Gaandeweg ontvouwt zich een intrigerend en raadselachtig verhaal. Groteske en satirische beschrijvingen van het universitaire milieu,
| |
| |
weemoedige jeugdherinneringen, hallucinaties en bizarre dromen volgen elkaar op.
| |
Techniek / Stijl / Thematiek
Overeenkomstig Kusters' bedoeling ongelijksoortige aspecten van de werkelijkheid op een ongelijksoortige wijze in kaart te brengen, wisselen ook in dit boek satire, persiflage en surrealisme elkaar als stijlmiddelen af. Hoewel het vertelperspectief hier en daar verspringt, blijven we doorgaans betrokken bij de fantasie- en gedachtewereld van Pasveer. Deze stelt zich heldhaftig en tegelijkertijd deerniswekkend te weer tegen de academische wereld, waarvan hij geen deel meer uitmaakt en die hem als bedreigend voorkomt. Daarmee is deze wereld een metafoor voor de onpersoonlijke, verbureaucratiseerde samenleving. De roman toont de teloorgang van een mensenleven, maar hoe tragikomisch de verwikkelingen van ‘loser’ Pasveer ook zijn, hij kan blijven rekenen op de sympathie van de lezer. Kusters laat ook in Na het wonder zien dat de grenzen tussen werkelijkheid en waan flinterdun zijn.
| |
Kritiek
Rob Schouten meent dat de vreemde vermenging van realiteit en droomwereld Kusters' werk een heel eigen karakter geven: een beetje dronken en dansend. Zo dwingend en benauwend als het universum van het grote voorbeeld Kafka wordt het volgens hem evenwel nergens. Eveneens gemengd is de waardering van Janet Luis, die meent dat nogal wat van Kusters' prozastukken - vooral de korte verhalen - ‘na een veelbelovende opvlucht in een onverhoedse noodlanding eindigen’, alsof hij terugschrikt voor de consequenties van zijn onderneming.
Kees 't Hart daarentegen spreekt van een ‘indrukwekkend oeuvre’. Hij heeft sympathie voor het feit dat Kusters niet gelooft in uitgesponnen verhaallijnen, dat hij draden spint, lijntjes trekt, de vreemdste gedachten aan de vergetelheid ontrukt en daar dan een jaar of tien later in een ander verhaal nog eens op terugkomt. Ook is hij van mening dat Kusters ons, via omwegen, alle hoeken en gaten van het menselijk gedrag laat zien, ook de stoffige en datgene wat je liever nooit meer zou willen weten. Bij Kusters heb je het gevoel dat je nu eindelijk eens iets over jezelf te weten kunt komen.
Zeer onversneden is de lof van stadgenoot Wam de Moor, die hem typeert als de ‘Nederlandse Kafka’ en de ‘Nescio van Nij- | |
| |
megen’. ‘Had Kusters niet Nijmegen maar Amsterdam als locatie gekozen, zijn proza zou in heel Nederland bekend zijn gemaakt door dezelfden die nu dwepen met Nescio, maar Kusters niet kennen’, meent hij.
| |
Publieke belangstelling
Hoewel de literaire kritiek hem doorgaans tamelijk goedgezind is en een open oog heeft voor zijn stilistische kwaliteiten, is Kusters ‘a writer's writer’ gebleven. Dit kan ten dele worden toegeschreven aan Kusters' tamelijk gereserveerde levenshouding, maar net als De Moor is ook de literatuursocioloog Nel van Dijk van mening dat dit samenhangt met het regionale karakter van de literaire wereld waarvan Kusters deel uitmaakt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Frans Kusters, De reis naar Brabant en andere verhalen. Amsterdam 1975, De Bezige Bij, VB. |
Frans Kusters, De landschapsfotograaf en andere verhalen. Amsterdam 1976, De Bezige Bij, VB. |
Frans Kusters, Een goede buur. In: Hugues C. Boekraad e.a., Moet dit een wereldbeeld verbeelden? Van en over Pé Hawinkels. Nijmegen 1979, SUN, Sunschrift 140, pp. 317-320, E. |
Frans Kusters, Het Chaplinconcours. Amsterdam 1980, De Bezige Bij, VB. |
Jan H. de Groot en Frans Kusters (samenstelling), Bloemlezing van de ‘Stichting De Gelderse Bloem’. Den Haag 1980, Leopold, Bl. |
Frans Kusters, Antwoorden, vragen, verdriet in het donker. Geïllustreerd door Koos van Tol. Nijmegen 1980, Stichting Studentenpers Nijmegen, V. |
Frans Kusters, Uit & Thuis. Geïllustreerd door Dick Zonderman. Nijmegen 1982, Vriendenlust, VB/ Bl. (bevat zes verhalen uit De landschapsfotograaf en ‘Naar Parijs, naar huis’, gewijzigd opgenomen in Het milde systeem) |
Frans Kusters, Het milde systeem. Verhalen. Amsterdam 1984, De Bezige Bij, VB. |
Frans Kusters, Een kleine anekdote. In: Nijmeegs Studentenspoorboekje. Nijmegen [1987], Katholieke Universiteit Nijmegen, V. |
Frans Kusters, In Gelderland. Geïllustreerd door Harrie Gerritz. Arnhem 1987, Stichting Beeldende Kunst Gelderland, Gelderland in proza, poëzie en prenten, V. (later uitgewerkt opgenomen als ‘Naar Kekerdom’ in Atlas en in Tussen de rododendrons) |
Frans Kusters, Zwerven. Nijmegen 1988, Cadans, Bl. (bevat verhalen uit De reis naar Brabant, De landschapsfotograaf en Het milde systeem) |
Frans Kusters, Atlas en andere verhalen. Amsterdam 1989, De Bezige Bij, VB. |
Frans Kusters, Hachee met sambal. Arnhem 1990, Stichting Randschrift, V. (opgenomen in Tussen de rododendrons en bewerkt opgenomen in Een schijn van oneindigheid) |
Frans Kusters en Thomas Verbogt, Verhuld naakt, uit het leven van Andries Kannebier. Oosterbeek 1990, Ravenberg Pers, VB. (het hierin opgenomen ‘Het avondje bij mevrouw Hartmeier’ verscheen eerder in De reis naar Brabant) |
Frans Kusters, Tussen de rododendrons. Vijf Nijmeegse verhalen. Nijmegen 1990, Dekker van de Vegt, Bl. (bundeling van eerder verschenen verhalen waarvan er drie later werden opgenomen in Een schijn van oneindigheid) |
Frans Kusters, Afscheid in Hoek van Holland. Amsterdam 1991, De Bezige Bij, Bl. (bevat verhalen uit De reis naar Brabant, De landschapsfotograaf en Het Chaplinconcours) |
Frans Kusters, Een schijn van oneindigheid. Verhalen. Amsterdam 1993, De Bezige Bij, VB. |
F. Kusters, Kernbegrippen van het privaatrecht. In: P.J.P. Tak, Rechtsvorming in Nederland. Een inleiding. Vierde, geheel herziene druk m.m.v. F. Kusters. Alphen aan den Rijn 1994, Samson/H.D. Tjeenk Willink, pp. 315-404, Wetenschappelijke publicatie. |
| |
| |
Frans Kusters, Weer terug. Driehuis 1997, Augustijn Pers, V. (gewijzigd opgenomen in Na het wonder) |
Frans Kusters, 's Avonds op het Galgenveld. Amsterdam 1997, De Bezige Bij, CB. (‘Eerste medelijden’ hieruit werd ook opgenomen in Na het wonder) |
Frans Kusters, Bericht van de werkvloer. In: J.M.H.M. Willems e.a. (red.) De toekomst verbeeld. Wenskaarten voor het hoger onderwijs. Nijmegen 1998, IOWO, pp. 37-38, C. |
Frans Kusters, Driewerf! Driehuis 1999, Augustijn Pers, V. |
Frans Kusters, Na het wonder. Roman. Amsterdam 2001, De Bezige Bij, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Anthony Mertens, Verbeelding overwoekert de werkelijkheid. In: De Groene Amsterdammer, 16-4-1975. (over De reis naar Brabant) |
Wam de Moor, Sober maar sterk proza van Frans Kusters. In: De Tijd, 18-4-1975. (over De reis naar Brabant) |
Kees Fens, Prozabundels drijven op de kracht van 't éne goede verhaal. In: de Volkskrant, 26-4-1975. (over De reis naar Brabant) |
Max Nord, Bundel van boeiend man. In: Het Parool, 28-4-1975. (over De reis naar Brabant) |
Reinjan Mulder, ‘Eén komma kan een vel waardeloos maken’. In: NRC Handelsblad, 2-5-1975 (interview, en over De reis naar Brabant) |
Ko Pop, De bekoring van het niet ‘af’ zijn. In: Boekenbus, juni 1975, pp. 21-22. (over De reis naar Brabant) |
Rico Bulthuis, De associaties van Frans Kusters. Een hoogst opmerkelijk debuut. In: Haagsche Courant, 23-1-1976. (over De reis naar Brabant) |
Jan Nies, Opmerkelijk debuut van Frans Kusters. In: Het Binnenhof, 7-2-1976. (over De reis naar Brabant) |
Reinjan Mulder, Kleine, scherpe foto's. In: NRC Handelsblad, 17-9-1976. (over De landschapsfotograaf) |
Jan Geurt Gaarlandt, Uit de literaire studio. Kusters' kiekjes van niks. In: Vrij Nederland, 23-10-1976. (over De landschapsfotograaf) |
Rico Bulthuis, Nieuw werk van Guus Vleugel en Frans Kusters. Reputatie en verval. In: Haagsche Courant, 30-10-1976. (over De landschapsfotograaf) |
Kees Fens, Alleen op de wereld. In: de Volkskrant, 20-11-1976. (over De landschapsfotograaf) |
Johan Diepstraten, Kusters en de wet van de nietszeggendheid. In: De Nieuwe Linie, 24-11-1976. (over De landschapsfotograaf) |
Leo Geerts, Frans Kusters: zo verbrokkeld als de werkelijkheid die hij wil vatten. In: De Nieuwe, 3-12-1976. (over De landschapsfotograaf) |
Margaretha Ferguson, Frans Kusters gaat in woord-macht gewoonheid te buiten. In: Het Vaderland, 12-2-1977. (over De landschapsfotograaf) |
Ad van Iterson, Waar het gras twee kontjes hoog is. In: Propria Cures, 19-4-1980. (over Het Chaplinconcours) |
Robert Anker, Leerling Kusters kucht slechts. In: Het Parool, 23-5-1980. (over Het Chaplinconcours) |
Eddy Mielen, Door geen enkele vrouw beweend. In: NRC Handelsblad, 27-6-1980. (over Het Chaplinconcours) |
Cyrille Offermans, De come-back van de rechtenstudent uit Nijmegen. In: De Groene Amsterdammer, 23-7-1980. (over Het Chaplinconcours) |
Leon de Winter, Weemoed naar de valse schijn. Verhalen en schetsen van Frans Kusters. In: Vrij Nederland, 30-8-1980. (over Het Chaplinconcours) |
Thomas Verbogt, Voortreffelijk tijdsbeeld in soms te korte verhalen. In: Arnhemse Courant, 6-9-1980. (over Het Chaplinconcours) |
Willem Kuipers, Frans Kusters: tussen Kafka en Nescio maar altijd in Nijmegen. In: de Volkskrant, 23-3-1982. (interview) |
Thomas Verbogt, Culturele prijs voor auteur Frans Kusters: ‘Het duurt erg lang eer ik tevreden ben’. In: Nijmeegs Dagblad, 31-8-1982. (interview naar aanleiding van toekenning Karel de Grote-aanmoedigingspnjs) |
Wam de Moor, Het Nijmegen van Frans Kusters. In: De Tijd, 9-12-1983. (over ‘Het schaamtesyndicaat’ uit Het milde systeem) |
G.F.H. Raat, Frans Kusters. In: Margreet Janssen Reinen & Michiel van Kempen, Helios Achterna, Nijmegen 1984, pp. 165-167. (profiel) |
Wam de Moor, Het oprechte medelijden met dakloze fietsen. In: De Tijd, 6-4-1984 (over
|
| |
| |
Het milde systeem) |
Wam de Moor, Kunnen criticus en lezer nog wel communiceren? In: De Tijd, 13-4-1984. (over ‘Angel Nieto uit Deest’ uit Het milde systeem) |
Peter de Boer, In opstand tegen schaamteloosheid. In: Vrij Nederland, 21-4-1984. (over Het milde systeem) |
Reinjan Mulder, De beperkingen van een provinciestad. In: NRC Handelsblad, 11-5-1984. (over Het milde systeem) |
Joris Denoo, Zeven verhalen van Frans Kusters. In: Het Volk, 18-5-1984. (over Het milde systeem) |
Jaap Goedegebuure, Mussen zijn geen nachtegalen. In: Haagse Post, 19-5-1984. (over Het milde systeem) |
Chris Junge, Kusters'verhalen: crème de la crème. In: Het Parool, 2-6-1984. (over Het milde systeem) |
Geert Henderickx, Titaantjes in Nijmegen. In: Oor, 14-7-1984. (over Het milde systeem) |
Stefaan Praet, De ontgoocheling van de geitewollensokkendragers. In: De Antwerpse morgen, 29-9-1984. (over Het milde systeem) |
Wam de Moor, De verloren liefde. Frans Kusters. In: Wam de Moor, Deze kant op. Kritieken en profielen van boeken en schrijvers 1979-1984. Amsterdam 1986, pp. 321-331. (interview en overzichtsartikel) |
Guus Termeer, De literaire wetten van Frans Kusters. In: KUnieuws, 25-3-1988. (interview) |
Ton Verbeeten, De diepte, geen nieuwe horizonten. ‘Atlas’, vijfde verhalenbundel van Frans Kusters. In: De Gelderlander, 2-6-1989. |
André Matthijsse, Ondergang van een schlemiel. In: Haagsche Courant, 23-6-1989. (onder andere over Atlas) |
Ares Koopman, Aktetassen vol duisternis. In: Arnhemse Courant, 30-6-1989. (over Atlas) |
Alfred Kossmann, Vertellen, vertellen, vertellen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 1-7-1989. (onder andere over Atlas) |
Gerrit Jan Zwier, Het parkinstinct. In: Leeuwarder Courant, 7-7-1989. (over Atlas) |
Doeschka Meijsing, Een nogal filosofische hond. Intrigerende verhalen van Frans Kusters. In: Elsevier, 8-7-1989. (over Atlas) |
Ton Bogaard, Verhalen vol met absurde situaties. Groeiende bewondering voor Frans Kusters. In: Brabants Dagblad, 12-9-1989. (onder andere over Atlas) |
Wim Vogel, Melancholie in binnen- en buitenland. Verhalenbundels van Frans Kusters en Geert van der Kolk. In: Vrij Nederland, 14-10-1989. (onder andere over Atlas) |
Wam de Moor, De twee gezichten of Nijmegen in de literatuur. In: Numaga, jrg. 37, nr. 2, juli 1990, pp. 25-37. (beschouwing) |
Ton Verbeeten, Het leven van een tussenpersoon. ‘Verhuld naakt’ van Frans Kusters & Thomas Verbogt. In: De Gelderlander, 29-11-1990. |
Ton Verbeeten, De schrijver en het geheim van Nijmegen. Kees Fens bewondert verhalen van Frans Kusters. In: De Gelderlander, 25-1-1991. (over de presentatie van Afscheid in Hoek van Holland) |
Bea Ros, Schrijven tussen de regels. In: KUnieuws, 1-2-1991. (over Afscheid in Hoek van Holland) |
Janet Luis, Naar het dal der plichten. In: NRC Handelsblad, 15-2-1991. (over Afscheid in Hoek van Holland) |
Frank van Dijl, Schrijver op de korte baan. Voortdurend afscheid nemen in gevarieerde bundel van Frans Kusters. In: Algemeen Dagblad, 21-2-1991. (over Afscheid in Hoek van Holland) |
Pieterjan Mellegers, Frans Kusters/Thomas Verbogt, Verhuld Naakt. In: Utrechts Nieuwsblad, 22-2-1991. |
Jaap Goedegebuure, Krachtexplosies. In: HP/De Tijd, 22-2-1991. (over Afscheid in Hoek van Holland) |
Ares Koopman, Onderhuidse spanning. In: Arnhemse Courant, 22-2-1991. (over Afscheid in Hoek van Holland) |
Wam de Moor, Frans Kusters: ‘Het wat is voor mij belangrijker dan het waar’. In: Wam de Moor, Dit is de plek. De betekenis van plaats en emotie in het werk van schrijvers en schilders. Zutphen 1992, pp. 127-135. (over Nijmegen in het werk van Kusters) |
Jaap Goedegebuure, De studentikoze toon. In: HP/De Tijd, 10-9-1993. (over Een schijn van oneindigheid) |
Ton Verbeeten, ‘Als ik de Broerstraat haal,
|
| |
| |
ben ik gered’. In: De Gelderlander, 15-9-1993. (over Een schijn van oneindigheid) |
Joris Gerits, Gelukkig zijn mag. ‘Een schijn van oneindigheid’. In: De Morgen, 24-9-1993. |
Jeroen Kuypers, Frans Kusters: ‘Wie slordig schrijft, denkt ook slordig’. In: Amersfoortse Courant, 8-10-1993. (interview) |
Bea Ros, De essentie van alledaagsheid. In: KUnieuws, 8-10-1993. (over Een schijn van oneindigheid) |
Ares Koopman, Wat is nou een mensenleven? Een mensenleven is niks! ‘Een schijn van oneindigheid’: nieuwe bundel verhalen van Frans Kusters. In: Gelders Dagblad, 22-10-1993. |
Ingrid Glorie, De droom van de groenteboer. In: Vrij Nederland, 23-10-1993. (over Een schijn van oneindigheid) |
Ton Verbeeten, Een vorm van liefde tussen burger en student. Vijf schrijvers vereeuwigen relatie stad en universiteit in ‘Station Heyendaal’. In: De Gelderlander, 27-11-1993. |
Gerrit Jan Zwier, Een drie maal gebruikt theezakje. In: Leeuwarder Courant, 3-12-1993. (over Een schijn van oneindigheid) |
Ares Koopman, De heren zijn de fietsspreekuren vergeten. ‘Station Heyendaal’: vijf Nijmeegse universitaire verhalen. In: Gelders Dagblad, 10-12-1993. |
Wim Bronzwaer, Nostalgie en ironie kenmerken ‘Station Heyendaal’. Nijmeegse verhalen over universiteit en stad. In: KUnieuws, 17-12-1993. |
Ton Verbeeten, Verhalen uit het sprookjesbos Heijendaal. In: De Gelderlander, 5-2-1997. (over 's Avonds op het Galgenveld) |
Hanneke van Rossum, Schrijver Frans Kusters geen boodschappenjongen. In: Algemeen Nijmeegs Studentenblad, februari 1997. (interview) |
Daniëlle Serdijn, Frans Kusters kan beter dan in ‘'s Avonds op het Galgenveld’. In: Apeldoomse Courant, 13-2-1997. |
Wim Vogel, Grimmige kronieken en schitterende miniatuurtjes van Frans Kusters. In: Leids Dagblad, 27-2-1997. (over 's Avonds op het Galgenveld) |
Guus Termeer, Een vrolijke carrousel met universitaire leeghoofden. In: UK Groningen, 6-3-1997. (over 's Avonds op het Galgenveld) |
Ton Verbeeten, Nu is het god, over vijf jaar satan. In: De Gelderlander, 6-3-1997. (interview) |
Maaike Lange, Passeerdertje. In: De Nijmeegse Stadskrant, maart 1997. (over 's Avonds op het Galgenveld) |
Joris Gerits, Het kwettersyndroom. In: De Morgen, 18-9-1997. (over 's Avonds op het Galgenveld) |
Bert Heffels, ‘De nog warme dakpannen’. In: KUnieuws, 4-12-1998. (over de columns van Kusters) |
Nel van Dijk, Loopbanen binnen de literatuur. In: G.J. Dorleijn en C.J. van Rees (red.), Literatuuropvattingen in het perspectief van het literaire veld. Den Haag 1999, pp. 65-77. (over de aandacht in de literaire kritiek voor Frans Kusters en anderen) |
Ton Verbeeten, Je hebt hem maar voor het inkoppen. In: De Gelderlander, 2-11-2001. (over Na het wonder) |
Hans Hoenjet, De weemoed van Frans Kusters. HP/De Tijd, 9-11-2001. (interview) |
Gerrit Jan Zwier, Altijd raadsels. In: Leeuwarder Courant, 30-11-2001. (over Na het wonder) |
Koen Eykhout, Heimwee en hunkering. In: De Limburger, 13-12-2001. (over Na het wonder) |
Jaap Goedegebuure, In het midden van het leven. In: Brabants Dagblad, 20-12-2001. (onder andere over Na het wonder) |
Rob Schouten, Een alcoholist valt terug. In: Trouw, 29-12-2001. (over Na het wonder) |
André Matthijsse, Hoeveel humor kan een lezer verdragen. In: Haagsche Courant, 18-1-2002. (over Na het wonder) |
Kees 't Hart, Trefzekere omwegen. In: De Groene Amsterdammer, 19-1-2002. (over Na het wonder) |
Joris Bekkers, Het stille heimwee in je ziel. ‘Roman’ van Frans Kusters. In: Impuls, jrg. 7, nr. 72, februari 2002. (over Na het wonder) |
Joris Gerits, Nijmeegse saudade. In: Streven, jrg. 69, nr. 9, oktober 2002, pp. 856-858 (over Na het wonder) |
90 Kritisch lit lex.
augustus 2003
|
|