| |
| |
| |
Yvonne Keuls
door Peter van Dycke
1. Biografie
Yvonne Keuls werd op 17 december 1931 in Batavia (Nederlands-Indië) geboren. Zij was de jongste van de vier kinderen van Maurits Samuel Bamberg en de deels Indonesische Joanna Hendriks. Vader Bamberg, die joods was, werkte er als inspecteur bij het kadaster.
In 1938 kwam het gezin naar Den Haag. De overgang van de oosterse naar de westerse cultuur betekende voor Yvonne geen probleem; ook in de nieuwe omgeving voelde zij zich gelukkig en beschermd. Haar vader, inmiddels werkzaam als wiskundeleraar, overleed kort voor het einde van de oorlog.
Na de opleiding hbs-b aan het Grotius Lyceum in Den Haag dacht Yvonne Keuls er aan naar de toneelschool te gaan, maar naar de wil van haar moeder studeerde zij van 1950 tot 1952 voor onderwijzeres aan de Antony Duyck-Kweekschool. Tweeëneenhalf jaar gaf zij les aan de zesdeklassers van de Baambruggeschool tot zij in 1954 vanwege haar huwelijk het onderwijs moest verlaten.
In de verzekeringsmaatschappij waar Keuls na haar ontslag een jaar als ‘rekenares’ werkte, werd haar interesse voor het toneel weer aangewakkerd. Aanvankelijk zonder veel succes begon zij nu cursiefjes, gedichten, hoorspelen en toneelstukken te schrijven. Vanaf 1965 kwam er ruimere erkenning. De Haagse Comedie speelde haar eenakter Kleine muizen en zij kreeg een vaste rubriek in Het Vaderland en later in het Algemeen Dagblad en Margriet.
Sinds het begin van de jaren zeventig houdt Yvonne Keuls zich ook actief bezig met de sociale hulpverlening. Die inzet was
| |
| |
telkens de aanleiding tot het verschijnen van haar probleemromans.
Voor het televisiespel Onbegonnen werk kreeg zij in 1967 de Mr. H.G. van der Viesprijs. In 1978 werd haar toneelstuk Jan Rap en z'n maat bekroond met de Prijs der kritiek van de Nederlandse theatercritici en voor diezelfde productie ontving ze in 1979 de Zilveren CJP van de Vereniging Cultureel Jongeren Paspoort. In 1992 werd haar voor de roman Meneer en mevrouw zijn gek de nieuwe, jaarlijkse Floortje Bloem Prijs toegekend.
Samen met haar man Rob Keuls woont zij nog altijd in Den Haag. Ze hebben drie dochters.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Relatie leven/werk
Rond haar veertigste kwam Yvonne Keuls terecht in wat zij zelf een soort crisis noemt. In opdracht van de NCRV-televisie bewerkte zij in die periode De boeken der kleine zielen van Louis Couperus. De positieve reactie van publiek en kritiek leidde tot een tweede grote tv-opdracht: de bewerking van De koperen tuin van Simon Vestdijk, waarna Marnix Gijsen haar vroeg ook zijn Klaaglied om Agnes tot een tv-film om te werken. De aanbiedingen meer toneel- en televisiespelen te schrijven, bij krant en radio te werken en literaire lezingen te houden voor middelbare scholieren, volgden elkaar nu snel op. Vooral het laatste trok haar aan en zo begon Keuls een tocht langs tal van scholen. Maar juist die confrontatie met het jonge Nederlandse publiek deed haar beseffen hoe theoretisch zij al die tijd bezig geweest was. Zij had het gevoel alleen maar de bedenker te zijn van een papieren wereld. Van de moeilijkheden waarmee de jeugd vaak zat, wist zij niets af en de gedachte dat haar werk zo ver verwijderd lag van ‘het leven’ bracht haar in verwarring. Daarom besloot zij afstand te nemen van het schrijverschap. Voortaan zou alles in haar leven ‘waar’ zijn en alleen met echte mensen zou zij zich nog bezighouden.
| |
Ontwikkeling / Kunstopvatting
Yvonne Keuls sloot zich aan bij een aantal professionele hulpverleners die het plan hadden opgevat in Den Haag een ‘Jongeren Opvang Sentrum’ te openen. Het JOS was een huis waar weggelopen jongeren tijdelijk op adem konden komen en waar ze, indien mogelijk, verder werden geholpen. Om de ellende die zij er dagelijks meemaakte te verwerken, hield Keuls in het jaar dat het JOS bestond een dagboek bij. Toen het centrum vanwege (financiële) moeilijkheden sloot, had zij 1080 bladzijden bij elkaar geschreven. Dat de gemeente Den Haag kort na de mislukking van het JOS een nieuw opvanghuis wilde oprichten zonder eerst informatie in te winnen bij de JOS-medewerkers, kon zij weinig appreciëren. Haar verontwaardiging investeerde zij in het omschrijven van de dagboeknotities tot haar eigenlijke prozadebuut, de sociale roman Jan Rap en z'n maat (1977). Zo kwam Yvonne Keuls uiteindelijk toch weer achter haar schrijftafel terecht, maar het schrijven
| |
| |
zag zij nu explicieter dan vroeger ook als informeren en signaleren. Het schrijverschap werd een wezenlijk onderdeel van haar sociaal engagement: ‘Enerzijds wil ik een kwalitatief goed en mooi produkt maken, zoals elke kunstenaar. Anderzijds probeer ik via mijn werk iets aan de misstanden waarover ik schrijf te veranderen.’
| |
Thematiek
De sociale romans die op Jan Rap en z'n maat volgen, gaan eveneens terug op werkelijke gebeurtenissen. Uit gesprekken met druggebruikers en haar ervaring in oudergroepen construeerde Keuls in 1980 De moeder van David S., geb. 3 juli 1959, waarin zij een aantal jaren beschrijft uit de geschiedenis van een gezin waarvan de oudste zoon aan drugs verslaafd is. Het verrotte leven van Floortje Bloem (1982) is gebaseerd op haar contacten met heroïneprostituees in Den Haag en Rotterdam. Het boek was onder meer bedoeld als ondersteuning van de idee in het Christelijk Psychiatrisch Centrum Bloemendaal (in Loosduinen) een klinische opvang te realiseren voor verslaafde prostituees onder de achttien. Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel (1986) is voornamelijk de neerslag van het verhaal dat enkele jongens haar deden over de seksuele relatie die ze hadden met hun kinderrechter. Zij publiceerde dit ophefmakende verhaal als protest tegen het rechterlijk seponeren van de zaak. Nadat het Psychiaterisch Centrum Bloemendaal haar had gevraagd een boek te schrijven over het leven in een psychiatrische inrichting, verbleef zij een jaar lang onder meer in Bloemendaal. Een verslag van dit verblijf verscheen in 1992 onder de titel Meneer en mevrouw zijn gek.
| |
Techniek
In elke sociale roman maakt de auteur melding van de ‘epische concentratie’ die zij laat plaatsvinden bij de overgang van de feitelijke naar de fictionele werkelijkheid van haar boeken. Alle personages daarin zijn ‘creaties’, gewijzigde samenstellingen of afsplitsingen van de personen die er model voor stonden.
| |
Thematiek
In thematisch opzicht zijn de sociale romans voornamelijk illustraties van het leed en de onmacht, de angst, de onwil en het grote gemis aan liefde van de personages. De oorzaak van een en ander is meestal een geschonden relatie met de ouders. Vooral als de moederfiguur afwezig is, loopt het vroeg of laat
| |
| |
tragisch fout. Zo bijvoorbeeld met Thomas in Jan Rap en z'n maat. Thomas' ouders zitten al jaren in het buitenland en hij woont bij Bea, een vriendin van zijn moeder. Omdat hij het gevoel heeft dat zijn moeder hem liet vallen, grijpt hij naar de drugs. Of Winnie, patiënte uit Meneer en mevrouw zijn gek: haar moeder is ziek en ze wordt als kind door haar stiefvader misbruikt. Of Gemma, die haar moeder voor het eerst sinds lang weer zal ontmoeten. Als haar gevraagd wordt door wie ze is opgevoed, antwoordt ze: door Jan Rap en z'n maat, wat zoveel betekent als ‘door het volk van de straat’; dus eigenlijk door niemand. Juist dit vacuüm in de opvoeding en de wisselende hulpinstanties waarbij ze vaak terecht komen, zorgen voor het gehavende zelfbeeld dat de personages met zich meedragen. Ze voelen zich in hun bestaan ontkend en willen daar wat aan doen. Thomas zet een donkere bril op en besteelt Bea waar ze bij is, maar hij krijgt geen aandacht. Winnie kerft zich in de polsen (‘Je krijgt namelijk belangstelling als je dat doet’), maar in wezen helpt het haar niet. Ook illustratief in dit verband is de titel De moeder van David S., geb. 3 juli 1959, waarin de identiteit van de drugverslaafde herleid wordt tot de anonieme opgaaf die een officieel rapport inleidt. Zulke rapporten kunnen voor de personages een bron van frustratie betekenen, zeker als ze het werk zijn van een therapeut die er zijn ‘pupil’ met ondoorzichtige en onvoorzichtige vaktaal in stigmatiseert. Anderzijds is zo'n rapport vaak een begerenswaardig object. Tommie bijvoorbeeld, in Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel, die leert dat iedere mens een familiegeschiedenis, een ‘achterland’ moet hebben, en probeert in de tehuizen waar hij moet verblijven de hand te leggen op elk rapport dat over hem geschreven is, want het bezit ervan betekent
de materialisering van zijn identiteit: het tastbare bewijs dat hij bestaat. Een andere mogelijkheid om het identiteitsverlies te compenseren, is de vlucht in de fantasie. De onwerkelijkheid van de eigen verbeelding of het spelen van een rol kan de personages de veilige bescherming bieden waarnaar ze snakken en geeft hun de kans - al was het maar binnen de grenzen van die fictieve wereld - iemand te zijn. Bij een intakegesprek met psychiaters en psychologen in Bloemendaal meet Gemma zich een
| |
| |
ware heldenrol toe: ‘Ik denk... wàcht maar, denk ik, ik zàl je zo meteen een debiel portretje van Gemma-uit-de-zeven-kindertehuizen voortoveren, daar kunnen jullie dan met z'n allen een jaartje op voortborduren’. Lodewijk, in Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel, wil een Redjezelf-theatertje oprichten en hoofdfiguur Tommie, die kapot gaat aan zijn relatie met de pedofiele kinderrechter Loulou, werkt als vrouw verkleed in verschillende seksclubs. Dat hij er eigenlijk alleen maar naar verlangt gewenst te zijn, maakt hij duidelijk door zichzelf voor een van zijn vrouwenrollen de naam Desirée te geven. Bij veel patiënten in Meneer en mevrouw zijn gek is dit ingebeelde bestaan op paradoxale wijze de kern geworden van hun ziek zijn. Omdat ze hun diepste geheim prijsgegeven hebben aan psychiater of therapeut, blijven ze als ‘niemand’ achter. ‘Maar als ze “niemand” zijn,’ legt verpleegster Petra uit, ‘kunnen ze niet leven en dus belanden ze in een depressie. Als ze president of koningin zijn, kunnen ze wel leven. Bij de gratie van dat waansysteem kunnen ze leven.’ De uitnodiging voor het Gekostumeerde Bal aan het einde van het boek luidt dan ook: ‘Als je niet zo gek bent dat ze je aan je bed ofje stoel vastbinden, kóm. Trek maar iets aan, en word wie je zijn wil...’ De verstrengeling van fictie en werkelijkheid, die zich vaak ook op het niveau van de verteller voordoet, is een thema dat Yvonne Keuls al uitwerkte in het toneelstuk ‘Stippen’ (1970) en dat ook in de biografische novellen aanwezig is.
| |
Visie de op wereld
Op zoek naar zichzelf en een gelukkiger leven botsen de personages steeds weer op hun eigen onmacht. Ze missen het talent en de spankracht, de noodzakelijke weerbaarheid om relaties op te bouwen en het leven de baas te blijven. Voor de patiënten in Meneer en mevrouw zijn gek betekent die onmacht dikwijls ook letterlijk de onmogelijkheid te genezen. Sommige personages bieden hun machteloosheid op de meest ultieme manier het hoofd en kiezen voor de dood. Anderen verkommeren of vechten verbeten voort. De grootste vijand in hun strijd is wel de macht van diegenen die voor hen, in het beste geval mét hen, beslissen wat er moet gebeuren. Voor het gebruik van die macht - en vooral voor wat daar verleidelijk dichtbij ligt: het machtsmisbruik - wil Keuls in elke (sociale) roman opnieuw
| |
| |
waarschuwen. Toch kiest zij daarbij niet onvoorwaardelijk de kant van haar ontwrichte hoofdpersonages. Veeleer trekt zij een scheidingslijn tussen wie zijn verantwoordelijkheid, hoe beperkt ook, neemt en wie dat nalaat en zich zo schuldig maakt. Vandaar het opmerkelijke motto in Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel, uit De profeet van Kahlil Gibran: ‘Gij kunt de rechtvaardige niet scheiden van de onrechtvaardige en de goede van de boze.’ Daarom ook laat zij Floortje Bloem, het ongewenste kind dat later in de heroïneprostitutie terechtkomt, zeggen: ‘Ik doe steeds dingen waar ik bang voor ben en die een ánder wil. Ik ben pillen gaan slikken omdat Beppie het wou. Ik ben door Onim met kerels begonnen. Ik ben door Beppie naar een dealer gesleept. En nou wilde Marden dat ik ging inbreken. Maar tegelijkertijd wist ik, dat ik niemand de schuld kon geven. Iedere keer als er zich weer zoiets voordeed, koos ik er zélf voor om mee te doen.’
Het schuldprobleem is een thema dat ook in De moeder van David S., geb. 5 juli 1959 uitvoerig aan de orde is. Wie is verantwoordelijk voor de lawine van verdriet die een drugverslaafde teweegbrengt? Wie draagt er schuld als een zoon of een dochter drugs gebruikt? Met deze vragen worstelt het gezin S., en vooral dan de moeder. Maar als David op het einde van het boek geen stap dichter bij het afkicken gekomen is, heeft zij wel een evolutie ten goede doorgemaakt. Ze is tot het inzicht gekomen dat de slaafse zorg die ze aan David besteedt, haar zoon met een schuldgevoel belaadt dat hem niet weghaalt van de drugs, maar hem er eerder nog naartoe drijft. Ze ziet in dat ze David moet loslaten, dat hij uiteindelijk zelf verantwoordelijk is voor zijn leven en bij de realisatie ervan eventueel een beroep kan doen op zijn ouders.
Niettegenstaande het ogenschijnlijke overwicht van de mislukking zijn er toch ook momenten van ontroering in de sociale romans, sprankjes hoop, flarden goede wil. Zo is er bijvoorbeeld de lotsverbondenheid onder de cliënten in Jan Rap en z'n maat bij de geboorte van Merel, het kindje van Hanneke en Hannes, of de liefdevolle bekommernis van Cecilia in Annie Berber of het verdriet van een tedere crimineel.
| |
| |
| |
Techniek
Al wordt er heel wat in verteld, verhalen in de klassieke zin van het woord zijn de sociale romans niet. In Jan Rap en z'n maat bijvoorbeeld heeft Yvonne Keuls de dagboekstructuur bewaard van de notities waarop de roman gebaseerd is. Het verslag van het korte bestaan van het opvanghuis begint op 1 december en eindigt 56 korte hoofdstukken verder op 18 maart van het volgende jaar. Medewerkster Yvonne vertelt feiten en gebeurtenissen, citeert regelmatig uit het teamverslag en levert sporadisch ook een evaluerend commentaar. Het meest opvallende in de opbouw van Het verrotte leven van Floortje Bloem is het voortdurend wisselende vertelperspectief waarmee het verhaal begint. Floortje, tante Gerda, haar zus Beppie, haar vermeende vader, een pleegmoeder, een pleegvader,... elk om de beurt geven ze hun versie van de feiten en brengen ze nieuwe elementen aan. Als stukjes van een puzzel vervolledigen die getuigenissen het beeld van de hoofdfiguur. Gaandeweg wordt het relaas van Floortje zelfbelangrijker en in het derde deel is alleen zij nog aan het woord. De uitgebreide geschiedenis van haar familie, die Annie vertelt, en haar deelname aan de mislukte kraak van een familiepension vormen in Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel het kader voor het levensverhaal van Tommie. Doordat Keuls al bezig was met het boek, voor zij (helemaal) op de hoogte kwam van de zaak met de pedofiele kinderrechter, en zij het gebeurde er pas naderhand in verwerkte, kent deze roman een ongelijke opbouw. De verschillende afdelingen die de verteller in het Psychiatrisch Centrum Bloemendaal bezoekt en de patiënten die ze er ontmoet, vormen het structurerende principe in Meneer en mevrouw zijn gek. Keuls' ontmoetingen binnen de instelling worden regelmatig afgewisseld met de gesprekken die zij buiten heeft met ‘de renner’, een tot karikatuur geworden wielertoerist. Deze
ex-patiënt, die haar onder meer vertelt over zijn toenemende genegenheid voor de mongool Theootje, bezwijkt ten slotte toch weer onder de dreiging van de buitenwereld en wordt opnieuw opgenomen. Veel aandacht krijgt ook schrijver Maurice W., van wie het zelfmoordverhaal, omwille van de spanning, eveneens in aparte hoofdstukjes ingevoegd is. De rol die Keuls zichzelf in het boek toebedeelt, is die van de (kritische) waarnemer die plaatsver- | |
| |
vangend formuleert wat in de lezer tijdens haar tocht door de inrichting kan opkomen.
Zoals de titel aangeeft, is de eigenlijke hoofdfiguur in De moeder van David S., geb. 3 juli 1959 niet de drugverslaafde zoon, maar de moeder.
| |
Relatie leven/werk
Kunstopvatting
In een stijl die ook hier aan een dagboek doet denken, begint ze haar verhaal bij de geboorte van David (de fysieke bevrijding) en eindigt ze op het ogenblik dat ze in staat is haar zoon ook psychisch los te laten. Die focalisering op moeder Len en niet op David is niet toevallig. In de eerste plaats wilde Keuls de drugproblematiek bewust vanuit het standpunt van de betrokken ouders benaderen, want in het bijzonder die ouders wilde zij ‘helpen hun leven weer op te pakken en tot een “nieuwe” relatie met hun kind te komen.’ Daarnaast heeft de schrijfster in de figuur van Len ook zichzelf geprojecteerd en heeft zij het proces uitgeschreven dat zij doormaakte bij het loslaten van haar eigen dochters. Zulke biografische verwijzingen zijn op veel meer plaatsen in de (sociale) romans terug te vinden. De lijfelijkheid bijvoorbeeld die zij als kind bij haar moeder ervoer, vormt een belangrijk motief in Jan Rap en z'n maat. De gewoonte die zij had om in het ouderlijk huis in Den Haag in het holletje van een omgekeerde crapaud haar eigen werkelijkheid te beleven, dicht zij Annie Berber toe. En ook in de strijdbaarheid van Bloemendaalpatiënte Ida Been of de ideeën van schrijver Maurice W. legt zij zichzelf. Die aanwezigheid van biografische elementen in haar werk heeft te maken met een andere, persoonlijke functie die het schrijverschap voor Keuls moet hebben, naast en vervlochten met de maatschappijbetrokkenheid ervan. Zij ziet het schrijven ook als middel om de eigen gevoelens te bedaren, om het verleden opnieuw te beleven of tot aanvaardbare proporties te herleiden, om het leven lichter te maken.
| |
Stijl
Met de titel van de roman Meneer en mevrouw zijn gek verwijst Keuls naar haar favoriete komedieschrijver Georges Feydeau, die stukken schreef met titels als Meneer gaat op jacht. Om twee redenen is die verwijzing typerend. Ten eerste kan er ook bij het lezen van Yvonne Keuls regelmatig gelachen worden, al moet daar meteen aan worden toegevoegd dat de humor in
| |
| |
haar werk, met name dan in de probleemromans, zelden vrijblijvend of zorgeloos is. Voor de personages is het (onbewust) komisch zijn - meestal op basis van registercontrasten in het taalgebruik, eufemismen, disfemismen, overdrijvingen - een sublimatie van hun grimmige lot. Een treffend voorbeeld hiervan is de ironische ernst waarmee sommige patiënten in het genoemde boek zichzelf gek noemen - of juist niet - en zo de wankele grens aanduiden tussen normaal en ziek. Naast de humor is de referentie aan het toneel bijzonder belangrijk voor Yvonne Keuls. Niet alleen is zij haar schrijversloopbaan bij het toneel begonnen en heeft zij tientallen hoorspelen, toneelstukken en scenario's geschreven, nog altijd noemt zij zichzelf in eerste instantie toneelauteur. Die toneelachtergrond blijkt in de vaak scenische opbouw en vooral in de stijl van haar werk. Keuls beschrijft weinig, maar haar personages krijgen gestalte en worden getypeerd door wat ze zeggen en hoe ze spreken. Het taalgebruik in de vele dialogen sluit dus nauw aan bij de gebruiker ervan. Dat gaat dan, wat de probleemromans betreft, van het vakjargon van de geneesheer-directeur of de sociale werker tot het rechttoe rechtaan Haags van een figuur als Gemma, krachttermen en vloekwoorden inbegrepen. Veelzeggend in dit verband is het feit dat de auteur van elke probleemroman, met uitzondering van Meneer en mevrouw zijn gek, een toneelstuk heeft gemaakt. Dat Meneer en mevrouw zijn gek daarvoor nog niet in aanmerking kwam, is niet toevallig. Dit boek telt immers veel minder dialogen dan de andere romans. Er is meer aandacht en ruimte voor beschrijving en beschouwing in een verfijnder literair taalgebruik.
| |
Ontwikkeling / Relatie leven/werk
De toenemende versobering en literalisering in de stijl, die zich al aankondigt in het eerste hoofdstuk van Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel, loopt parallel met een andere evolutie in het werk van Keuls. In 1988 namelijk verschijnt met de novelle Daniël Maandag het eerste deel van een autobiografisch tweeluik. Naast de stijlwijziging is de belangrijkste verschuiving in deze twee werkjes eerder een kwestie van invalshoek dan van thematiek. Is in de sociale romans Keuls' uitgangspunt een maatschappelijke problematiek, hier wordt het gevormd door persoonlijke belevenissen en herinneringen. In
| |
| |
Daniël Maandag verwerkt de auteur haar oorlogservaringen in Den Haag. Centraal in het verhaal staat de relatie tussen Daniël en zijn joodse vader. Vader Maandag is een wat zonderlinge pianoleraar en klokkenmaker. Samen met zijn zoon trekt hij zich graag terug in een wereld van muziek en fantasie. Toch zal de gruwel van de oorlog ook in die wereld binnendringen. Omdat zijn vader jood is, moet Daniël van de jongens met wie hij optrekt bij wijze van proef door een mijnenveld lopen. Hij overleeft de opdracht, maar de angst en de onzekerheid over wat vader kan overkomen, nemen toe. Als hij in de hongerwinter met zijn tante Isabel terugkeert van een ruiltocht bij de boeren, ziet Daniël hoe zijn vader tijdens een razzia door Duitse soldaten meegenomen wordt. Een eerdere oproep zich aan te geven had hij wat naïef genegeerd met het voornemen de Duitsers een brief te schrijven met de melding dat het om een vergissing ging. Om afstand te nemen van de grotendeels waargebeurde feiten vertelt Keuls het verhaal niet in de ik-vorm en heeft zij van de hoofdfiguur een jongen gemaakt. In De tocht van het kind (1990), haar tweede autobiografische novelle, behandelt Keuls de periode die aan de oorlogsjaren vooraf gaat en keert zij terug naar Indonesië. Vanwege de gezondheid van haar Hollandse vader zullen Angela en haar ouders voorgoed naar Nederland vertrekken. Vóór de afreis neemt zij met haar inlandse moeder Elis eerst nog uitgebreid afscheid van het geboorteland. Het wordt een moeilijk afscheid van een magische wereld waarin verhalen, familie, verbondenheid met de natuur en het geloof in mysterieuze krachten belangrijk zijn. Naarmate echter de bootreis naar het koude Nederland vordert, vindt Angela meer aansluiting bij haar vader. Ze ontdekt dat ook hij een verhaal en een verleden heeft. In de brief ‘met Hollandse woorden’ die ze aan het einde van de tocht naar
haar Indische vriendinnetje Titik schrijft, lijkt ze haar nieuwe leven aanvaard te hebben.
In de roman Lowietjes smartegeld of Het gebit van mijn moeder (1995) vertelt Keuls het verhaal van de antiheld Louis Boudrie die zich, vijftig jaar na dato, bevrijdt van een oorlogstrauma, opgelopen in het door Japan bezette Indonesië. Vanwege de biografische achtergrond en de sociale problematiek, het
| |
| |
grote aantal personages, de veelvuldige humor, de literaire compositie met flashbacks en vooruitwijzingen en de associatieve vertelstijl, dient Lowietjes smartegeld of Het gebit van mijn moeder zich aan als een voorlopige synthese in het werk van deze auteur.
| |
Techniek
Het vertellen en vooral het geduldig observeren heeft Yvonne Keuls van haar Indische moeder geleerd. Een mooie illustratie hiervan is het bundeltje verhalen Indische tantes (1988), waarin zij het leventje in de Haagse binnenstad gadeslaat van tante Toetie, tante Mekkie, tante Dé en tante Bel. Uit gesprekken met heroïneprostituees onthield Keuls hoe belangrijk die meisjes het vonden als kind voorgelezen te worden, want het betekende dat iemand aandacht voor hen had. Onder meer die ervaring heeft haar ertoe aangezet een drietal kinderboeken te schrijven, maar het is vooral in tientallen cursiefjes (door toedoen van Simon Carmiggelt tot ‘Keulsiefjes’ omgedoopt) dat zij zich expliciet aan het vertellen heeft gewijd. Een geliefd onderwerp in deze stukjes is Keuls' wedervaren met haar drie dochters.
| |
Publieke belangstelling
De herkenbaarheid van de korte verhalen, het infotainmentkarakter en het realisme van de sociale romans, de relatieve eenvoud van het werk, de humor en de dikwijls meeslepende stijl zijn ongetwijfeld verantwoordelijk voor de populariteit van Yvonne Keuls. In een enquête gehouden onder middelbare scholieren, die het blad Diepzee in februari 1990 publiceerde, staan Het verrotte leven van Floortje Bloem en De moeder van David S., geb. 3 juli 1959 op de tiende en de twaalfde plaats in de top veertig van meest gelezen oorspronkelijk Nederlandse boeken. In de lijst van meest gewaardeerde boeken stijgen de genoemde romans naar respectievelijk de zevende en de zesde plaats. In de CPNB-lijst voor 1992-1993 van de 10 x 10 bestverkochte boeken (gepubliceerd in Mekka - Jaarboek voor lezers 1994) staat Meneer en mevrouw zijn gek in de categorie ‘Lichaam en geest’ op de tweede plaats. In het klassement ‘Boek van het Jaar. Publieksprijs voor het Nederlandse Boek’, dat teruggaat op de honderd boeken van de CPNB-lijst (waaronder ook vertalingen), eindigt dezelfde roman op de zestiende plaats. Sommige van Keuls' toneelstukken worden jaren na elkaar onder grote
| |
| |
publieke belangstelling opgevoerd, van de cursiefjes verschijnen regelmatig nieuwe thematische bundelingen, haar belangrijkste romans beleven vele herdrukken en worden gelezen in heel wat landen van Europa en ook daarbuiten.
Juist deze internationale erkenning grijpt J.A. Dautzenberg (de Volkskrant, 4-10-1985) aan om het succes van Yvonne Keuls te relativeren. ‘Niets is zo moeilijk als literaire kwaliteit te beoordelen aan de hand van vertalingen’, meent Dautzenberg. De vergelijking met Truman Capote, die haar in Engeland te beurt viel, vindt hij dan ook ongegrond. De opvatting dat de boeken van Keuls - in het bijzonder dan de sociale romans - (te) weinig literair gehalte hebben, of in elk geval dat literaire kwaliteit er niet de belangrijkste verdienste van is, komt vaker voor in de officiële kritieken. Ze ligt ook besloten in genreaanduidingen als ‘tendensroman’, ‘geromantiseerde kollage’, ‘gestileerde documentaire’ of ‘new journalism’, die de critici voor deze romans hanteren. Daartegenover staat de vrij algemene erkenning van de maatschappelijke relevantie en de waardering voor het unieke engagement van dit werk.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Voor de niet-uitgegeven toneelstukken raadplege men het Nederlands Theater Instituut, Herengracht 168, 1016 BP Amsterdam.
Yvonne Bamberg, Foei toch, Frances. Amsterdam 1960, Rijnland, T. |
Yvonne Keuls, Niemand de deur uit. Amsterdam 1961, Toneeluitgeverijen Maestro en Maestro-Junior, T. |
Yvonne Keuls, De toestand bij ons thuis. Met tekeningen van Otto Dicks. Rotterdam 1969, Ad. Donker, VB. (onder de titel Groetjes van huis tot huis: Den Haag [1975], Leopold) |
Yvonne Keuls, De koperen tuin. Een hoorspelserie in 10 delen naar de gelijknamige roman van Simon Vestdijk. Utrecht [1975], Knippenberg, BulkBoek nr. 30, T. |
Yvonne Keuls, Van huis uit. Den Haag 1976, Leopold, VB. |
Yvonne Keuls, Jan Rap en z'n maat. Met illustraties van Claudette [Keuls]. Baarn 1977, Ambo, R. |
Yvonne Keuls, Jan Rap en z'n maat. Een toneelspel. Bussum 1977, De Toneelcentrale, T. |
Yvonne Keuls, Keuls potje. Met illustraties van Claudette Keuls. Den Haag 1979, Leopold, VB. |
Yvonne Keuls, De moeder van David S., geb. 3 juli 1959. Illustraties van Claudette [Keuls]. Baarn 1980, Ambo, R. (licentie-uitgave: Amsterdam 1992, Knippenberg, BulkBoek, Penta Pocket nr. 9204) |
Yvonne Keuls, Keulsiefjes. Illustraties van Claudette Keuls. Den Haag 1980, Leopold, VB. |
Yvonne Keuls, Jam. Antwerpen [ca. 1980] Janssens, T. |
Yvonne Keuls, Kleine muizen en Regenwormen. Twee eenakters. Baarn 1981, de Prom, T. |
Yvonne Keuls, Het verrotte leven van Floortje Bloem. Illustraties van Claudette Keuls. Baarn 1982, Ambo, R. |
Yvonne Keuls, Het televisiescenario van De moeder van David S. en ander werk. Amsterdam 1982, Knippenberg, Bulkboek nr. 126, T. |
Negenennegentig keer Yvonne Keuls. 's-Gravenhage 1983, Nijgh & Van Ditmar, VB/Bl. (waarin opgenomen verhalen uit Keuls potje, Keulsiefjes en Groetjes van huis tot huis) |
Yvonne Keuls en Carin Vogtländer, Waar is mijn toddeltje. Den Haag 1983, Leopold, J. |
Yvonne Keuls en Carin Vogtländer, De hangmat van Miepie Papoen. Den Haag 1984, Leopold, J. |
Achtennegentig keer Yvonne Keuls. 's-Gravenhage 1984, Nijgh & Van Ditmar, VB/Bl. (waarin opgenomen verhalen uit Groetjes van huis tot huis, De toestand bij ons thuis en Van huis uit) |
Yvonne Keuls en Gitte Spee, Het Welles Nietes Boek. Den Haag 1985, Leopold, J. |
| |
| |
Yvonne Keuls, Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel. Illustraties van Claudette Keuls, Baarn 1985, Ambo, R. |
Yvonne Keuls, De moeder van David S. Bussum 1986, De Toneelcentrale, T. |
Yvonne Keuls, Alwientje. Kampen 1988, La Rivière & Voorhoeve, VB. (uitgebreid met vier verhalen: Amersfoort 1991, Novella) |
Yvonne Keuls, Indische tantes. Illustraties van A. Weber. Kampen 1988, La Rivière & Voorhoeve, VB. |
Yvonne Keuls, Daniël Maandag. Amsterdam 1988, Bijenkorf, N. |
Yvonne Keuls, Daniël Maandag. Baarn 1988, Ambo, N. (3e druk, samen met De tocht van het kind: 1994) |
Yvonne Keuls, Beestjes. Illustraties van A. Weber. Kampen 1989, La Rivière & Voorhoeve, Br. |
Yvonne Keuls, Mensjes. Kampen 1989, La Rivière & Voorhoeve, Br. |
Yvonne Keuls, Dochterlief. Amersfoort 1990, Novella, VB. (waarin opgenomen herziene verhalen uit Negenennegentig keer Yvonne Keuls en Achtennegentig keer Yvonne Keuls) |
Yvonne Keuls, De tocht van het kind. Baarn 1990, Ambo, N. (samen met Daniël Maandag: 1994) |
Yvonne Keuls, Indische tantes. Amersfoort 1991, Novella, VB. (met geluidscassette) |
Yvonne Keuls, Meneer en mevrouw zijn gek. Baarn 1992, Ambo, R. |
Yvonne Keuls, Diekat van dat mens. Bussum 1993, Novella, VB. |
Yvonne Keuls, Meneer Fris en andere mannen. Bussum 1993, Novella, VB. (waarin onder meer verhalen uit Negenennegentig keer Yvonne Keuls en Achtenennegentig keer Yvonne Keuls) |
Yvonne Keuls, Slepend huwelijksgeluk. Bussum 1994, Novella, VB. |
Yvonne Keuls, Lawietjes smartegeld of Het gebit van mijn moeder. Baarn 1995, Ambo, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Bert de Bois, [Recensie]. In: Boekengids, jrg. 48, nr. 6, juli-augustus 1970, p. 296. (over De toestand bij ons thuis) |
[Anoniem], Twee éénacters van Yvonne Keuls in HOT. In: Het Vaderland, 16-10-1970. (over de opvoering van de onuitgegeven eenakters ‘Stippen’ en ‘Over lijken’) |
Hemmo B. Drexhage, Doodsproblematiek in cabaretvorm. In: NRC Handelsblad, 21-10-1970. (over de opvoering van de onuitgegeven eenakters ‘Stippen’ en ‘Over lijken’) |
E. Bekius, Koele registraties van Yvonne Keuls in HOT. In: Het Vaderland, 22-10-1970. (over de opvoering van de onuitgegeven eenakters ‘Stippen’ en ‘Over lijken’) |
Walter van der Kooi, Te veel pretentie. In: De Groene Amsterdammer, 14-11-1970. (over de opvoering van de onuitgegeven eenakters ‘Stippen’ en ‘Over lijken’) |
[Anoniem], Toneelschrijfster Yvonne Keuls laadt accu op bij het JOS: ‘Gezelschappen én omroep laten ons maar modderen’. In: De Gooi- en Eemlander, 7-12-1972. (interview) |
F.J. Bromberg, ‘Ik had een la met 300 korte verhalen’. In: Het Binnenhof, 28-11-1975. (interview over Groetjes van huis tot huis en De koperen tuin) |
Lianne van den Heuvel, [Recensie]. In: Boekengids, jrg. 55, nr. 2, februari 1977, p. 76. (over Van huis uit) |
Hans Warren, Letterkundige kroniek. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 12-3-1977. (over Jan Rap enz'n maat) |
Lili van Leeuwen, ‘Jan Rap en z'n maat’. In: Rotterdamsch Nieuwsblad, 21-3-1977. |
Margaretha Ferguson, Jan Rap krijgt stem in boek van Yvonne Keuls. In: Het Vaderland, 26-3-1977. |
Frank van Dijl, Yvonne Keuls: ‘Ik ben een gewone, werkende vrouw’. In: Het Vrije Volk, 26-3-1977. (interview onder meer over Jan Rap en z'n maat) |
Huub Verstegen, Yvonne Keuls over weggelopen kinderen. In: De Nieuwe Linie, 11-5-1977. (interview naar aanleiding van Jan Rap en z'n maat) |
Ab Visser, Een verrassing en een boodschap. In: Leeuwarder Courant, 16-7-1977. (over Jan Rap en z'n maat) |
Walter van der Kooi, Tussen werkelijkheid en constructie. In: Toneel/Teatraal, jrg. 98, nr. 6-8, oktober 1977, pp. 24-25. (over het toneelstuk Jan Rap enz'n maat) |
Annemiek Elling, [Recensie], In: Jeugd en Samenleving, jrg. 7, nr. 11-12, november-december 1977, pp. 838-840. (over Jan Rap en z'n maat) |
[Anoniem], Men geeft te weinig aandacht aan werkende jongeren. In: Rotterdamsch Nieuwsblad, 3-9-1979. (over de uitreiking van de CJP-prijs voor het toneelstuk Jan Rap en z'n maat) |
Joke Korving, Jan Rap in Parijs. In: Rotterdamsch Nieuwsblad, 23-2-1980. (interview naar aanleiding van de opvoering van Jan Rap enz'n maat in Parijs; ook over De moeder van David S., geb. 3 juli 1959) |
Helga Ruebsamen, Yvonne Keuls: De waarheid transparant verpakt. In: Het Vaderland, 26-4-1980. (over De moeder van David S., geb. 3 juli 1959) |
Louk van der Post, Sinaasappelsap kontra heroïne. In: De Groene Amsterdammer, 21-5-1980. (over De moeder van David S., geb. 3 juli 1959) |
Corina Engelbrecht, ‘Ik wil gewapend leven’. In: Corina Engelbrecht, Gezegd en geschreven is twee. 's-Gravenhage 1980, pp. 127-133. (interview) |
[Anoniem], Yvonne Keuls' roep om hulp voor drugverslaafden. In: De Gooi- en Eemlander, 23-5-1980. (interview over de drugsproblematiek naar aanleiding van De moeder van David S., geb. 3 juli 1959) |
| |
| |
Hugo Meert, Wanhopige strijd van mensen tegen zichzelf. In: De Nieuwe Gazet, 25-7-1980. (over De moeder van David S., geb. 3 juli 1959) |
Jan van Stipriaan, ‘De moeder van David S.’ een treurig relaas met een leerzame afsluiting. In: De Gooi-en Eemlander, 30-7-1980. |
Ab Visser, Jeugd in soorten. In: Leeuwarder Courant, 29-8-1980. (over De moeder van David S., geb. 3 juli 1959) |
T.M., Drugverslaving als verhaal en realiteit. In: Gazet van Antwerpen, 22-11-1980. (over De moeder van David S., geb. 3 juli 1959) |
Guido Cappaert, [Recensie], In: Boekengids, jrg. 58, nr. 10, november-december 1980, p. 744. (over Keuls potje) |
Hans Sternsdorff, Ik moet meeleven, meelijden, meedenken, meevoelen. In: De Gelderlander, 10-10-1981. (interview) |
Els Smit, Yvonne Keuls en haar derde boek. Heroïnehoertjes schandvlek in de maatschappij. In: Het Vrije Volk, 27-2-1982. (interview naar aanleiding van Het verrotte leven van Floortje Bloem) |
Han Steendijk, Yvonne Keuls spraakmaakster voor jongeren aan zelfkant van de maatschappij. In: Brabants Nieuwsblad, 18-3-1982. (vooral over Het verrotte leven van Floortje Bloem) |
Patricia Penrhyn Lowe, Reconstructie van een verrot bestaan. In: Rotterdamsch Nieuwsblad, 20-3-1982. (over Het verrotte leven van Floortje Bloem) |
Frank Bovenkerk, Kansloze Floortjes. In: de Volkskrant, 23-3-1982. (over Het verrotte leven van Floortje Bloem) |
Renée Douwes, Het leven van Floortje Bloem. In: Hervormd Nederland, 27-3-1982. |
Ab Visser, Aan de zelfkant. In: Leeuwarder Courant, 17-4-1982. (over Het verrotte leven van Floortje Bloem) |
Guido Goedemé, [Recensie]. In: Boekengids, jrg. 60, nr. 4, juni 1982, p. 273. (over Kleine muizen en Regenwormen) |
Michiel Berkel, Yvonne Keuls: ‘Ik moet godverdomme mijn boodschap kwijt’. In: Haagse Post, 26-6-1982. (uitvoerig interview over Jan Rap en z'n maat, De moeder van David S., geb. 3 juli 1959 en Het verrotte leven van Floortje Bloem) |
Marie-José Laurens, ‘Schrijven is op zich heel vervelend’. In: Het Binnenhof, 10-7-1982. (interview) |
Gaston Claes, Kan het nog meer neerdrukkend? In: Gazet van Antwerpen, 25/26-9-1982. (over Het verrotte leven van Floortje Bloem) |
Inge van den Blink, Verslaafd. Boeken vol junkieverdriet. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 13-10-1982. (onder meer over De moeder van David S., geb. 3 juli 1959 en Het verrotte leven van Floortje Bloem) |
Jan van Kooten, Drugverslaafde trekt familie mee in ellende. In: Amersfoortse Courant, 4-2-1984. (interview over de toneelvoorstelling door het Mechels Miniatuur Teater van De moeder van David S. in Amersfoort) |
Elisabeth Lockhorn, ‘Ik durf het bijna niet te zeggen, maar ik ben ontzettend blij dat ik nu leef’. In: Margriet, 20-4-1984. (interview naar aanleiding van De hangmat van Miepie Papoen) |
Diepzee, jrg. 2 (1984-1985), nr. 3, ‘Drie Tijdwaarnemers’ (over Kees van Kooten, Louis Paul Boon en Yvonne Keuls), waarin ondermeer:
- | Ronald Dietz, Waarnemers in Diepzee, p. 3. (korte schets van de drie auteurs) |
- | Marjoleine de Vos, Yvonne Keuls: Opvang per boek, pp. 14-17. (over Jan Rap en z'n maat, De moeder van David S., geb. 3 juli 1959 en Het verrotte leven van Floortje Bloem) |
- | Jan Geerlings en Henk Tameling, Dat grote verdriet raak ik nooit meer kwijt, pp. 22-25. (interview) |
|
[Anoniem], Pedofiele kinderrechter niet vervolgd. Officier noemt oprakelen van zaak na drie jaar sepot ‘ongepast’. In: Het Parool, 5-9-1985. (over de zaak van de
|
| |
| |
Haagse kinderrechter mr. Theo R., die de basis vormt voor Annie, Berber en het verdriet van een tedere crimineel) |
Hans Verhagen, Procureur-generaal Hoge Raad mr. Berger: ‘Roman is trap na van Yvonne Keuls’. Kinderrechter gedwongen tot ontslag om pedofiele contacten. In: Rolterclamsch Nieuwsblad, 5-9-1985. (naar aanleiding van Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel) |
Wilma Nanninga, Kinderrechter was de vriendelijkheid zelve. In: De Telegraaf, 6-9-1985. (naar aanleiding van Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel) |
Rudie Kagie, ‘Deze man kan dan als kinderrechter zijn afgetreden, hij heeft wel veertien jaar lang een groep jongens de vernieling in geholpen’. In: Vrij Nederland, 7-9-1985. (uitvoerig interview onder meer over Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel) |
J.A. Dautzenberg, Niks geen Truman Capote. In: De Volkskrant, 4-10-1985. (over de literaire waarde van het werk naar aanleiding van Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel) |
Joke Linders-Nouwens, Verpletterende realiteit in een ellendig boek. In: Haarlems Dagblad, 4-10-1985. (over de literaire waarde van Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel) |
Ber Crouzen, Tedere rechter en meten met twee maten. In: De Limburger, 12-10-1985. (over Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel) |
Jos van Hest, ‘Tedere crimineel’ schiet door. In: Het Parool, 18-10-1985. (over Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel) |
Arie Bergwerff, Het verdriet van een tedere crimineel. In: Voetnoot, november 1985. (over Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel) |
Rob Hirdes, Tegen het bolwerk van de toga's. De zeer grote woede van Yvonne Keuls. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 4-1-1986. (interview naar aanleiding van Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel) |
Ap van der Meulen, Yvonne Keuls spreekt voor het eerst over de rel rond haar laatste boek. De geesten uit de fles. In: Panorama, 6-2-1986. (interview naar aanleiding van Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel) |
[Anoniem], Yvonne Keuls op studiedag sociale academies: ‘In de steek gelaten kinderen verloren’. In: Tubantia, 18-3-1986. |
Jeanne Roos, Yvonne Keuls. Lelystad 1986. (brochure met biografie, bibliografie en bespreking van Jan Rap en z'n maat, De moeder van David S., geb. 3 juli 1959, Het verrotte leven van Floortje Bloem en Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel) |
Gerdy Nijman, Yvonne Keuls en haar strijd tegen de doofpot. ‘Met mijn pen bestrijd ik de machthebbers’. In: Opzij, jrg. 14, nr. 6, juni 1986, pp. 10-13. (interview) |
Yvonne Keuls en Tony van Verre, De arrogantie van de macht. Baarn 1986. (interview en fotoarchief) |
Frits Bromberg, Yvonne Keuls weer toneel op. Moeder van David S. holt het succes van Jan Rap achterna. In: Het Binnenhof, 16-7-1986. (over het toneelstuk De moeder van David S.) |
Ria Veijgen, Yvonne Keuls. Vier romans. Laren 1988. (biografie, samenvatting en analyse van Jan Rap en z'n maat, De moeder van David S., geb. 3 juli 1959, Het verrotte leven van Floortje Bloem en Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel, officiële kritiek en lezers, bibliografie) |
I. Sitniakowsky, Bijenkorf komt met oorlogsnovelle als alternatief ‘geschenk’. In: De Telegraaf, 18-3-1988. (over Daniël Maandag) |
Rob Hirdes, Yvonne Keuls: Het echte leven en de plaatjes. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 19-3-1988. (interview naar aanleiding van Daniël Maandag) |
| |
| |
Dirk Magerman, [Recensie], In: Boekengids, jrg. 67, nr. 3, april 1989, pp. 214-215. (over Kuikentje) |
Guido Goedemé, [Recensie], In: Boekengids, jrg. 68, nr. 2, maart 1990, p. 160. (over Mensjes) |
Pauline van der Kooy, De andere kant van schrijfster Yvonne Keuls. ‘De mens kan veel’. In: Brabants Nieuwsblad, 9-3-1990. (interview) |
Jan Verstappen, Indische nostalgie van Yvonne Keuls. In: Het Binnenhof, 30-8-1990. (over De tocht van het kind) |
Hankie Bauer, Margriet-columniste Hankie Bauer praat met schrijfster Yvonne Keuls. In: Margriet, 19-4-1991. (interview, onder meer over De tocht van het kind) |
Guido Goedemé, [Recensie]. In: Boekengids, jrg. 70, nr. 7, september 1992, p. 567. (over Indische tantes) |
Henny de Lange, ‘Wat denken ze wel!’ In: Trouw, 16-10-1992. (interview naar aanleiding van Meneer en mevrouw zijn gek) |
Karin Kuijpers, [Interview naar aanleiding van Meneer en mevrouw zijn gek]. In: Algemeen Dagblad, 17-10-1992. |
Renée de Haan, Een vlaggetje op de rots van gekte. In: Het Binnenhof, 23-10-1992. (interview naar aanleiding van Meneer en mevrouw zijn gek) |
Eva Roskam, Lezen over Yvonne Keuls. Den Haag 1993. (brochure met biografie, bespreking van het hele werk, een lijst met verwante literatuur, een beperkte secundaire bibliografie en een klein fotoarchief) |
Hans van Dam, Pogen binnen te dringen in schimmige wereld van psychiatrische patiënt. In: de Volkskrant, 27-3-1993. (over Meneer en mevrouw zijn gek) |
Nicole Bliek, Boek als basis toneelstuk. In: Algemeen Dagblad, 2-12-1993. (over ‘Tommie’, toneelbewerking van Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel) |
Dirk Willem Rosie, [Interview over ‘Tommie’]. In: Haarlems Dagblad, 7-12-1993. |
Jan D. Swart, In gesprek met Yvonne Keuls. In: Haagsche Courant, 15-4-1995. (over Lowietjes smartegeld of Het gebit van mijn moeder) |
62 Kritisch lit. lex.
augustus 1996
|
|