| |
| |
| |
Frans Kellendonk
door Frans C. de Rover
met een aanvulling door Tijn Boon
1. Biografie
Franciscus Gerardus Petrus Kellendonk werd op 7 januari 1951 geboren in Nijmegen. Hij was de oudste zoon uit een katholiek aannemersgezin en groeide op in een omgeving ‘waarin naar objectieve maatstaven niets schokkends is voorgekomen’. Van 1963 tot 1969 was hij leerling op het gymnasium van het Sint-Dominicuscollege in Nijmegen. In die tijd schreef hij voor de schoolkrant Climax en publiceerde hij onder het pseudoniem Kelly een gestencild verhalenbundeltje: Het reuzenrad. Vanaf 1975 studeerde hij Engelse taal- en letterkunde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Als student verbleef hij ook korte tijd in Birmingham en Londen.
Na zijn doctoraalexamen, in 1975, verhuisde Kellendonk naar Amsterdam. Hij wijdde zich aan zijn proefschrift en aan zijn literaire werk. Daarnaast fungeerde hij naar eigen zeggen als ‘een soort eenmansuitzendbureau’. In de loop der jaren was hij leraar op twee middelbare scholen, wetenschappelijk bibliotheekmedewerker aan de Vrije Universiteit, docent aan de Rijksuniversiteit Utrecht, vakreferent Engels in de bibliotheek van de Rijksuniversiteit Leiden en docent aan de Universiteit van Amsterdam. In 1978 promoveerde hij aan de Nijmeegse universiteit op een historisch-bibliografisch onderwerp: John & Richard Marriott - The History of a Seventeenth-century Publishing House.
Het debuut van Kellendonk, de verhalenbundel Bouwval (1977), werd bekroond met de in 1977 ingestelde Anton Wachterprijs, een tweejaarlijkse onderscheiding voor beginnende auteurs. Van 1978 tot 1983 was hij redacteur van het literaire tijdschrift
| |
| |
De Revisor. Voor Mystiek lichaam (1986) ontving hij in 1987 de Bordewijkprijs van de Jan Campertstichting.
Kellendonk vertaalde voor verschillende uitgeverijen werk van door hem bewonderde auteurs als Fowles, James, Kipling, Lewis en Sterne. Samen met Kees Verheul vertaalde hij essays van de Nobelprijswinnaar (1987) Joseph Brodsky. Hij publiceerde recensies van Engelstalige literatuur in Vrij Nederland (1977-1981), de Volkskrant (1980) en NRC Handelsblad (1982-1987). Hij schreef ook columns voor het Amsterdamse universiteitsblad Folia Civitatis (1984-1985) en artikelen voor de Haagse Post (1987-1988).
Kellendonk leefde zoveel mogelijk van de pen. In het academisch jaar 1981-1982 was hij ‘writer in residence’ te Minneapolis, in de Verenigde Staten. Begin 1987 gaf hij enige tijd les in Kiel, West-Duitsland. In het najaar van 1987 was hij gastschrijver aan de Rijksuniversiteit Leiden en hield hij de Albert Verwey-lezingen in de Pieterskerk te Leiden. Deze lezingen zijn in 1988 gepubliceerd onder de titel Geschilderd eten.
Op 15 februari 1990 overleed Kellendonk in zijn woonplaats Amsterdam aan de gevolgen van aids.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kritiek
Kellendonks debuut was verrassend: zonder voorpublicaties in tijdschriften verscheen de verhalenbundel Bouwval, die behalve het titelverhaal (86 bladzijden) de kortere verhalen ‘Achter het licht’ en ‘De waarheid en mevrouw Kazinczy’ bevatte. De literaire kritiek reageerde vrijwel unaniem enthousiast, vooral op het titelverhaal. Het verzoek om met ingang van 1978 toe te treden tot de redactie van De Revisor is te beschouwen als uiting van waardering en van gevoel van verwantschap der toenmalige redacteuren (Tom van Deel, Dirk Ayelt Kooiman, Nicolaas Matsier). Ook de roman De nietsnut, ‘een vertelling’, oogstte veel lof, met name voor de ingehouden vertelstijl en de zorgvuldige compositie.
| |
Thematiek / Ontwikkeling
De (hoofd)personages in Kellendonks werk proberen op de een of andere manier vat te krijgen op hun verleden, hun geschiedenis, om zich een houding in het leven te kunnen geven. Maar die poging tot greep op de gebeurtenissen eindigt meestal in ontgoocheling en onvermogen. De illusie wordt tot desillusie.
In het verhaal ‘Bouwval’ denkt de tienjarige Ernst zich een kroonprins, een uitverkorene die eens als ‘bouwheer’ aan de top van een imperium zal staan. Maar tijdens een familiebezoek aan de grootvader in diens door oom Joop en tante Carolien begeerde huis, is Ernst samen met zijn zusje Aapje getuige van het ontluisterende geruzie der volwassenen.
Niets bleek te zijn zoals hij dacht dat het was. Opa was de slaaf van zijn knecht. Pa was niet alleen laf, maar bovendien een nietsnut. Oom Joop, die zulke prachtige onbegrijpelijke toespraken kon houden, was een leuteraar. Zelf was hij dus geen kroonprins. Dit kasteel was voortaan een garage. Tante, die altijd zo'n praatjes had, wist nu geen zinnig woord uit te brengen. Aapje was... Aapje was Aapje, hoe hard ze ook probeerde om iemand anders te zijn.
Die middag beseft Ernst de werkelijke betekenis van het woord ‘Langueur’, dat geschreven staat onder de fascinerende krijttekening in zijn ouderlijk huis van een jongeman ‘die, half onderuitgezakt op een sofa, met vingers week als asper- | |
| |
ges tot in alle eeuwigheid blaadjes van een roos moest plukkem en verpulveren’. Ernst ontdekt dat deze jongeman de vroeggestorven, artistieke broer van zijn grootvader is en bovendien de naamgenoot en peetvader van zijn eigen vader. In de titel van het schilderij, in dat woord voor kwijning en slapheid, openbaart zich de familiegeest waaraan ook Ernst onderworpen zal zijn. Illusie en ontgoocheling. Dat is ook het thema in Kellendonks oudste verhaal, ‘Achter het licht’, gesitueerd aan de zelfkant van de maatschappij. De iets te nadrukkelijke symboliek geeft het thema hier minder overtuigingskracht dan in het slotverhaal, ‘De waarheid en mevrouw Kazinczy’. De confrontatie tussen de jonge wetenschapper Van Stakenburg, die voor de afronding van zijn promotie-onderzoek in Londen verblijft, en zijn hospita mevrouw Kazinczy, mondt uit in de vragen: wat is werkelijkheid, wat is vervalsing? De briefwisseling waarop het promotie-onderzoek stoelt, blijkt een vervalsing. Van Stakenburgs poging die voor hem desastreuze ontdekking te verdoezelen, te vervalsen, is zinloos. De hospita toont zich ongevoelig voor zijn teleurstelling; (nogmaals) vertelt zij hem haar glorieuze levensverhaal waarvan hij nimmer een woord heeft willen geloven. Waar ligt de grens tussen waarheid en verdichtsel in het leven van een mens? Het eind van het verhaal suggereert dat voor de gedesillusioneerde onderzoeker een tipje van de sluier wordt opgelicht. Wanneer hij per boot oversteekt naar Nederland hoort hij achter het geraas van wind en zee geluiden die lijken op zacht getik van breinaalden en onderdrukt gegiechel: ‘Het waren zijn schikgodinnen die met groot plezier hun broddelwerk
uithaalden.’ Dit slot doet denken aan de laatste alinea van De nietsnut: de zoon die na het onderzoek naar de feiten over zijn vader terugrijdt naar Nederland en op de snelweg voortdurend auto's inhaalt. Imaginaire auto's. Het blijft een open vraag of de personages tot werkelijk inzicht en tastbare ordening kunnen komen of dat alles in het leven zich toch slechts in de menselijke verbeelding voltrekt en ongrijpbaar blijft.
Qua sfeer en motieven sluit De nietsnut direct aan bij het verhaal ‘Bouwval’: de vader, afgeschilderd als een nietsnut, en de zoon hebben beiden iets van het langoureuze type. Al op de eerste pagina van de roman vertelt de hoofdpersoon,
| |
| |
Frits Goudvis, hoe hij als twaalfjarige met een velletje calqueerpapier het portret van zijn vader natekende. De gelijkenis was toen niet frappant. Maar tijdens zijn vertelling over de zoektocht (hij gebruikt zelf het woord ‘kruisweg’) naar de overleden (vermoorde) vader, ontdekt hij dat hij toen zijn eigen portret van nu getekend heeft. Dit beeld vat de kern van de roman samen: De nietsnut is een verhaal over determinatie: ‘de macht der schikgodinnen’, en over de gemengde gevoelens ten aanzien van familieverwantschap: ‘de geschiedenis’. Frits probeert de losse brokstukken met herinneringsbeelden van zijn vader tot een eenheid te smeden. Maar gaandeweg neemt de vader steeds meer bezit van de zoon en ontdekt de zoon dat hij uiteindelijk zijn vader wórdt. Dat proces komt tot een hoogtepunt in het Belgische huis waar de vader is vermoord: ‘Ik liep naar boven. Mijn vader loopt naar boven.’ Frits laat de moord opnieuw gebeuren; hij gaat liggen in de nog zichtbare krijtomtrek die op de vloer rond het slachtoffer was getrokken. De volgende morgen voelt hij zich herboren: de geschiedenis is geordend en onder controle. ‘Door in die krijtomtrek te gaan liggen had ik hem uit zijn eigen silhouet gedrukt en degene die uit het aldus ontstane gat was opgestaan was ikzelf, Frits Goudvis.’ Toch wordt die overwinning op de ‘rommel en chaos, het gat in de hand van de werkelijkheid’ door de al genoemde slotscène op de autosnelweg weer tot een open vraag getransformeerd: worden de voorgangers (op de weg: de auto's; tijdens de kruisweg: het verleden, de vader) wérkelijk ingehaald of is zoiets alleen mogelijk in de verbeelding, in de vorm van ‘een vertelling’?
Thematisch verwijst deze vertelling ook naar Shakespeare en dan met name naar het Hamlet-motief. Maar de daarbijbehorende wraakgedachte ontbreekt hier: de dood van de vader was niet tragisch in de zin van: angst- en meelijwekkend; zij was het toevallige slot van een reeks toevallige gebeurtenissen, die Frits in een verband wilde brengen zonder de bedoeling ze tot een tragedie te herscheppen. Daarom kan hij na zijn loutering, tijdens de terugreis, zonder emotie aanzien hoe een boswachter een aangereden hond afschiet: ‘Met dat oeverloze medelijden was het nu gedaan; dat was het verrassende resultaat van mijn kruisweg.’
| |
| |
| |
Techniek
Samenhangend met Kellendonks centrale thema is zowel in ‘Bouwval’ als in De Nietsnut ook nadrukkelijk het spiegelmotief aanwezig in de vorm van de tekeningen die voor de ontwikkeling van de hoofdpersonen zo belangrijk zijn. Dit motief stelt problemen van identiteit en identificatie aan de orde. Maar ‘spiegeling’ is er ook in de opbouw van de verhalen waarin parallelle en daardoor naar elkaar verwijzende passages het zoeken naar orde en houvast in de losse feiten accentueren. Daarmee komen vorm en inhoud hier in het bekende spreekwoordelijke verband te staan. Het zoeken naar samenhang door de personages vindt zijn pendant in de manier waarop Kellendonk zijn informatie doseert: pas in de loop van het verhaal ontstaat door het geleidelijk prijsgeven van schijnbaar toevallige gebeurtenissen een coherent beeld. Ook de wisselingen in perspectief en tijd zoals die in De nietsnut voorkomen, zijn uitermate functioneel: passages uit het verleden van de vader staan in de tegenwoordige tijd en verscherpen zo het contrast (of de gecompliceerde overeenkomst) tussen ‘actualiteit’ en ‘geschiedenis’ van de hoofdpersoon-verteller.
| |
Stijl
Kellendonk vermijdt grote woorden en gebaren: zijn stijl is koel observerend; met oog voor details is hij vaak subtiel ironisch in het typeren van personages en situaties. Opvallend trefzeker zijn de beelden waarin soms, zoals in het beeld van de tekening aan het begin van De nietsnut, de kern van een geheel verhaal of reeks gebeurtenissen wordt uitgedrukt.
| |
Stroming
Met de nadruk op ‘het maakbare’, de vorm van literatuur, vertoont Kellendonk (uiteraard) verwantschap met zijn mede-auteurs rond De Revisor: Kooiman, Matsier, Meijsing en Canaponi, maar ook met Oek de Jong. Bij zijn debuut in 1977 zette Kellendonk zich onomwonden af tegen de goedkope melancholie en ironie zoals die zich in het werk van een aantal ‘anecdotische’ schrijvers van na 1970 manifesteerde. Het duidelijk nieuwe geluid dat doorklonk in het werk van Kellendonk en geestverwanten, nodigde de critici uit tot etikettering: Jan Brokken (Haagse Post) betitelde de Revisorauteurs als ‘Academisten’ door de invloed die de universitaire literatuurbenadering op hun werk zou hebben. De betreffen- | |
| |
de auteurs verwierpen deze benaming. Carel Peeters (Vrij Nederland) maakte een onderscheid tussen ‘idealistische’ en ‘realistische’ auteurs.
In een tweegesprek met Maarten 't Hart, gepubliceerd in De Revisor 1980/3, kenschetste Kellendonk zijn eigen manier van schrijven als ‘een vorm van onderzoek door middel van de verbeelding’, tegenover het schrijven als ‘zelfexpressie’ van de meer realistische auteurs.
| |
Kunstopvatting
Kellendonk schrijft niet vanuit een bepaalde maatschappelijke ideologie, omdat hij dat als een opzettelijke vereenvoudiging van de werkelijkheid beschouwt. Schrijven is voor hem een vorm van concreet denken, zo genuanceerd mogelijk, waarbij het er niet om gaat de werkelijkheid zo nauwkeurig mogelijk vast te leggen, maar waarbij het gaat om het creëren van een taalobject dat de emoties genereert en de werkelijkheid interpreteert. Een van de functies van literatuur is de lezers zindelijk te leren denken: zo verantwoordt zij haar maatschappelijke bestaan. Met zijn schrijven probeert Kellendonk, door het onderzoeken van situaties, een wereldbeschouwing te formuleren. De structuur van het werk, het ordenen van de feiten, wordt daarmee tot de zin van het schrijven.
| |
Traditie
Vanuit die opvatting voelt Kellendonk verwantschap met auteurs voor wie het ambachtelijke van het vak belangrijk was (en is): Flaubert, Henry James, Dickens, Joyce, Nabokov, en bij ons Reve en Mulisch, en ook Bordewijk vanwege diens eigenzinnige syntaxis en woordkeus. Kellendonk wordt ook gefascineerd door genres: hij schept er plezier in iets nieuws te doen met een uitgekauwd populair genre. Zo is Bouwval te lezen als een streekroman, De nietsnut als een thriller; Letter en Geest is een parodie op het spookverhaalgenre en Mystiek lichaam is een (moderne) moraliteit.
Wanneer Kellendonk vertaalt, beschouwt hij dat als een oefening voor zijn eigen werk. Hij kiest bij voorkeur boeken die moeilijk vertaalbaar zijn, zoals bijvoorbeeld The Awkward Age van Henry James (met uitsluitend dialogen), The English Mail-Coach van Thomas de Quincey of A Sentimental Journey van Laurence Sterne (met veel syntactisch incorrecte zinnen). In de nawoorden bij zijn vertalingen toont Kellendonk zich een ken- | |
| |
ner van de Angelsaksische literatuur. Scherpe kritiek op de Nederlandse universitaire beoefening van de anglistiek levert hij in zijn essay ‘Nederengels’, dat is opgenomen in de essaybundel De veren van de zwaan. Deze bundel bevat behalve enkele bewerkte nawoorden ook een tweetal stukken, ‘Beeld en gelijkenis’ en ‘Idolen’, over het thema geloof en ongeloof, voortgekomen uit de romans Letter en Geest en Mystiek lichaam, deels als rationalisaties achteraf, deels erop voortdenkend. Beide romans hebben een sterk religieuze betekenislaag, die door een ironische toonzetting aanleiding tot misverstanden kan geven, zoals de commotie rond Mystiek lichaam aantoont.
In de vier openbare colleges (de Albert Verweylezingen) die Kellendonk als gastschrijver in de Leidse Pieterskerk hield en die betrekking hebben op Vondels leerdicht Altaergeheimenissen, bevestigt Kellendonk zijn fascinatie voor (rooms-katholieke) mystiek en religie. Ze zijn gebundeld in Geschilderd eten.
| |
Thematiek
In Letter en Geest krijgt Felix Mandaat, na jaren geleefd te hebben als een solipsistische nietsnut die vanuit zijn bed het beroep van ‘makelaar in evenementen’ uitoefende, de opdracht ‘mens onder de mensen te worden’. Hij treedt in tijdelijke dienst bij een universiteitsbibliotheek, gevestigd in een voormalig klooster, ‘om dienstbaar en solidair te zijn, om in liefde opnieuw geboren te worden’. In de honderd dagen die Mandaat gegeven worden, zal hij er niet in slagen aan zijn opdracht te voldoen; zijn mislukking stond in feite al vast aan het begin van het verhaal: ‘Alles schikte zich in concentrische cirkels rond dat ene middelpunt: Mandaat. Alles en iedereen was naar zijn beeld en gelijkenis geschapen. Wie zich zo verheft brengt de wereld ten val.’ (Mandaat beseft geleidelijk dat hij het product van verbeelding is; hij blijft (meer dan enig personage in eerder werk van Kellendonk) in de meest letterlijke zin een hersenschim tussen letters en taal van het verhaal: de ontbrekende punt achter de slotzin is op dat moment Mandaat Alle verheven verwachtingen en vergelijkingen uit het begin van de roman verkeren in hun soms zeer banale tegendeel. Ten slotte strandt ook Mandaats poging contact te krijgen met zijn collega's en ‘mens onder de mensen te worden’ - het lukt hem niet een ‘natuurlijk’ einde te verzinnen aan een fantastisch verhaal en als allen hem
| |
| |
daarop de rug toekeren, realiseert hij zich: ‘er is voor elk verhaal, net als voor ieder leven, één natuurlijk einde: de dood.’ Mandaat keert zich af van de mensen en verdwijnt in de eenzaamheid van de taal waaruit hij geschapen was:
‘Het vergaat hem zoals de lezer die in zijn linkerhand een flink pak papier houdt en tussen de vingers van zijn rechterhand nog maar een paar velletjes. [...] Wat hij heeft gelezen is een boek, een ding, dat hij straks zal dichtklappen [...]. “Nog niet! Laat die woordmagie nog even doorwerken! Laat nog even de taal mijn lichaam zijn!”’
Letter en Geest is een zeer ‘gecompliceerd boek, al roept de ondertitel, ‘een spookverhaal’, het achttiende-eeuwse Angelsaksische griezelverhaal (‘gothic novel’) in herinnering en begint de roman met de vertrouwenwekkende auctoriale vertelwijze die over de bibliotheek spreekt van ‘ons gebouw’. Maar de talloze verwijzingen via personages en situaties naar de bijbel, de wijze waarop met de magie van de taal gespeeld wordt, en de ironische stijl geven deze roman over ‘het woord dat vlees wordt’ (Johannes), maar óók andersom, een bijzondere gelaagdheid van zich steeds spiegelende betekenissen. De titel is een toespeling op een passage in de tweede brief van Paulus aan de Corinthiërs: ‘Onze bekwaamheid is Gods werk, die ons ook bekwaam gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond, niet der letter, maar des Geestes, want de letter doodt, maar de Geest maakt levend.’ (3:5-7) Kellendonk kaatst de woorden terug. In zijn essay ‘Beeld en gelijkenis’ zet hij zijn godsbegrip uiteen en formuleert hij tevens nog eens zijn opvatting van het kunstenaarschap:
‘God is voor mij [...] bovenal de Schepper, de Kunst enaar. [...] Tussen God en Zijn schepping bestaat wederkerigheid: Hij schept haar, maar tegelijkertijd schept zij Hem, want het werk dat aan de kunstenaar ontspruit gaat een eigen leven leiden dat zijn wil zowel gehoorzaamt als onderwerpt. God is bezig door mij Zichzelf te scheppen. Daarom ben ik zowel vrij als onvrij en daarom mag ik, die immers gemaakt ben naar Zijn beeld en gelijkenis, Hem gerust een beetje vermenselijken.’
Het verhaal ‘Buitenlandse dienst’ uit de bundel Namen en ge- | |
| |
zichten kent zo'n optreden van een wat vermenselijkte God. Een werkloze leraar overweegt de verhouding waarin hij staat tot zijn Egyptische schoonmaker (met in Kellendonks oeuvre ongekend felle uitvallen naar onze maatschappij), maar zijn relaas laat zich óók lezen als een bijbelse gelijkenis. De overige verhalen in de bundel zijn te beschouwen als een staalkaart van Kellendonks schrijverschap zoals zich dat technisch en inhoudelijk tussen 1977 en 1983 ontwikkeld heeft. Een hoogtepunt is het verhaal ‘Dood en leven van Thomas Chatterton’, dat enerzijds door de vorm van de volgehouden literaire pastiche een nieuw element in Kellendonks oeuvre betekent, maar dat anderzijds door de thematiek van waarheid en leugen een directe terugverwijzing inhoudt naar de debuutbundel Bouwval. De verteller is in de huid gekropen van Horace Walpole, de schrijver van de eerste ‘gothic novel’, maar bovenal de ontmaskeraar van de ‘marvellous boy’ Thomas Chatterton, die op achttienjarige leeftijd zelfmoord pleegde na de beschuldiging van Walpole dat hij de vervalser was van de middeleeuwse dichter Thomas Rowley. Door zijn zelfmoord werd Chatterton voor dichters als Wordsworth, Coleridge, Keats en Byron het symbool van het door de niets ontziende werkelijkheid geslachtofferde romantisch dichterschap. In Kellendonks verhaal vat de verteller-Walpole ook nog eenmaal Kellendonks thematiek kernachtig samen: ‘Het geloof is sterker dan de rede. Clio kan niet zonder mythen. Het zijn haar valiezen op haar reis door de tijd.’
| |
Ontwikkeling
De in veel opzichten opzienbarende roman Mystiek lichaam heeft als ondertitel ‘een geschiedenis’, een op zijn minst dubbelzinnige ondertitel, want de term kan zowel betrokken worden op de afwikkeling van de gebeurtenissen in de roman, een familiegeschiedenis, als op een visie of interpretatie van ‘de’ geschiedenis: tweemaal wordt het verhaal onderbroken door een passage die tussen haakjes staat waarin de Geschiedenis (met een hoofdletter) haar klerk, de verteller, vermanend toespreekt. Wederom, zoals in de novelle Bouwval en de roman De nietsnut, is er sprake van een gezinssituatie die onder spanning staat.
In dit geval is het de vaderfiguur Gijselhart, een doorgewinter- | |
| |
de handelsman en vrek, die op zijn landgoed ‘Doornenhof’ geconfronteerd wordt met zijn door de joodse arts Pechman bezwangerde dochter Prul en zijn met aids besmette (al wordt de naam van de ziekte niet genoemd) homoseksuele zoon Broer. Met deze familie heeft Kellendonk een situatie geschapen waarin hij allerlei nogal provocerende ideeën over seksualiteit, religie, gezin en individu kan demonstreren. Raat beschouwt de roman ‘als een (voorlopig) eindpunt op de weg naar verbreding van Kellendonks thematiek, die een evident maatschappelijke dimensie heeft gekregen’. Ook verteltechnisch signaleert hij een verruiming: in Mystiek lichaam wordt vanuit diverse personages verteld.
| |
Techniek
Anbeek ziet nog een andere ontwikkeling: in vroeger werk kon men zich identificeren met de zoekende, onzekere jongeman die betrokken maar ook met ironische distantie het leven bekijkt, in Mystiek lichaam ontbreekt een centraal karakter; alle personages zijn uitvergrotingen. Het is ongetwijfeld een gevolg van deze verteltechniek en de vernuftige opbouw van de roman dat het wemelt van de dubbelzinnigheden. De geventileerde ideeën zijn dan ook minstens opzienbarend. Het verhaal draait voor een groot deel om Prul en haar zwangerschap: in haar wordt de menselijke en goddelijke creativiteit verbeeld. Eerst door de biologische voortplanting zou de mens deel uitmaken van de geschiedennis. Anbeek merkt hierover op: ‘Men kan dit met reden een weinig originele visie op de man-vrouwverhouding vinden (eerder afkomstig uit het tijdperk van Margaret Mead)’. Over de homoseksualiteit oordeelt Broer dat die eigenlijk buiten de geschiedenis staat en geen eigen vormen heeft, maar tot imiteren en overdrijven gedoemd is. Aan het eind van het verhaal manifesteert Broer zich met zijn ‘hoogliedje op de dood’ als een engel des verderfs, die zijn besmettelijke, dodelijke virusziekte zo wijd mogelijk zal trachten te verspreiden.
| |
Kritiek
Thematiek
Deze opvattingen, maar vooral enkele minder vleiende opmerkingen over het jodendom, veroorzaakten grote opwinding in de literaire kritiek. De toon daartoe zette Aad Nuis in De Volkskrant onder de kop: ‘Onmiskenbaar antisemitisme in sluiers van ironie’; hij verweet Kellendonk ‘weerzinwekkende
| |
| |
onzin’ te schrijven. Nuis' oordeel is deels het gevolg van een leeswijze waarin voorbijgegaan wordt aan tegenstrijdigheden, deels het gevolg van opzettelijk verkeerd lezen waar het om antisemitisme zou gaan. Ook andere critici mengden zich in de discussie. Carel Peeters schreef in Vrij Nederland zelfs twee recensies: de eerste tamelijk positief, de tweede - na het artikel van Nuis - onder de titel ‘Briljante achterlijkheid’ negatiever. Hij noemt de moraal van het boek ‘conservatief, op het querulante af’. Een rol hierbij speelde een interview met Kellendonk in NRC Handelsblad waarin hij een groot aantal uitspraken en ideeën van personages uit de roman voor zijn rekening neemt. Maar ook nu blijft het onduidelijk of minstens dubbelzinnig of de auteur hier niet ironiseert en parodieert. Over de homoseksuele thematiek in zijn roman stelt Kellendonk: ‘Ik heb ontdekt dat homoseksualiteit parodie is (...). Wat dat betreft is Mystiek lichaam een door en door homoseksueel boek, het staat vol met parodieën, op heilige teksten vooral.’ Daarmee zet hij de zogenaamde ‘boodschap’ van zijn roman, het pleidooi voor een heteroseksueel cultuurpatroon begrensd door een traditioneel rooms-katholicisme, volledig op zijn kop. Toch merkt Anbeek op: ‘Kellendonk had beter zijn mond kunnen houden. Nu heeft hij sommige critici een breekijzer gegeven waarmee ze een dubbelzinnig boek eenduidig konden kraken’. Ook Kellendonk zelf reageerde nog eenmaal, met de lezing ‘Ons wilde Westen; literatuur en publieke opinie’. (in De veren van de zwaan), een felle uitval tegen de gemakzucht van de criticus die hem antisemitisme verweet. Kellendonk typeert zijn roman als ‘een moderne moraliteit, waarin het paulinische beeld van de samenleving als organisme, als mystiek lichaam, wordt afgezet tegen
distinctiedrift, seksverslaving, de nepwaarde van het geld die werkelijke waarden vernietigt. Het is geen knus boek en dat wil het ook niet zijn. Zoveel had de recensent van De Volkskrant er wel van begrepen.’ Mystiek lichaam is vooral een boek waarin de schrijver door middel van een uitvergroting van zijn personages de grenzen van hedendaagse ideeën onderzoekt. Het is daardoor zeker het meest controversiële en tot tegenspraak uitlokkende werk in Kellendonks oeuvre.
| |
| |
| |
Relatie leven/werk
Uit Kellendonks literatuuropvatting vloeit voort dat de relatie tussen biografie en werk complex is. De discussie over de ideeen van personages in Mystiek lichaam en die van de auteur demonstreert dat ook nog eens. Hoewel het werk soms nogal autobiografisch lijkt (zeker Bouwval en De nietsnut) probeert Kellendonk zijn verleden te objectiveren en nieuwe gehelen te scheppen door ‘creatief’ gebruik te maken van eigen ervaringen. Opmerkelijk is zijn uitspraak dat het verleden dat hij voor een verhaal gebruikt, daarmee uitgewist en verdwenen is. ‘Schrijven is een langzame zelfvernietiging. Op het moment dat ik mijn laatste punt zal zetten, zal ik niet meer hebben bestaan.’
| |
Publieke belangstelling
Na de dood van Kellendonk in 1990 komt er een stroom van publicaties op gang. In waarderende beschouwingen van onder meer Arnold Heumakers, Jaap Goedegebuure en Oek de Jong wordt hij erkend als een schrijver die het engagement en de religieuze verbeeldingskracht heeft teruggebracht in de contemporaine literatuur. Het tijdschrift De Revisor, waarvan Kellendonk redacteur was van 1978 tot 1983, wijdt in 1991 een dubbelnummer aan zijn nagedachtenis. In dat nummer worden de literaire verdiensten van Kellendonk - niet alleen als romancier en essayist, maar ook als vertaler - uitvoerig belicht. In 1994 verschijnt de monografie Zuilen van stof, een compilatie van citaten uit interviews, essays en romans. De essaybundel Het koppige hoofd dat niet wilde scheuren (1998) biedt een analyse van het ‘ironisch moralisme’ van Kellendonk en zijn complexe verhouding tot het religieuze erfgoed. Ter gelegenheid van een tentoonstelling in het Letterkundig Museum verschijnt in 1998 een Schrijversprentenboek, getiteld ‘Oprecht veinzen’, met bijdragen over zijn leven en werk.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Kelly, Het reuzenrad. Vijf gezellige episoden. (Met vijf pentekeningen van de auteur.) Nijmegen 1969, Broeder Aegidius, VB. |
Kelly, De vrienden. In: De Groene, 21-2-1970, V. (ook opgenomen in Het reuzenrad) |
Richard Price, Vetkuiven. Vertaald door Frans Kellendonk. Utrecht/Antwerpen 1975, Bruna & Zoon, R. (vert.) |
John Fowles, De ebbehouten toren. Vertaald door Frans Kellendonk. Utrecht/Antwerpen 1976, Bruna & Zoon, R. (vert.) |
Rudyard Kipling, Het olifantsjong. Vertaald door Frans Kellendonk. Utrecht/Antwerpen 1976, Bruna & Zoon, V. (vert.) |
Gayl Jones, De vrouwen van Corregidora. Vertaald door Frans Kellendonk. Utrecht/Antwerpen 1976, Bruna & Zoon, R. (vert.) |
Frans Kellendonk, Het korte verhaal. In: NRC Handelsblad, 22-4-1977. |
Frans Kellendonk, Bouwval, gevolgd door Achter het licht & De waarheid en mevrouw Kazinczy. Amsterdam 1977, Meulenhoff, VB. |
Frans Kellendonk, Ik treed bij deze uit het academisme (dankrede bij de aanvaarding van de Anton Wachterprijs, Harlingen 1977). In: NRC Handelsblad, 30-9-1977. (ook opgenomen in De Revisor, jrg. 18, nr. 1 & 2, maart 1991) |
Franciscus Gerardus Petrus Kellendonk, John & Richard Marriott - The History of a Seventeenth-century Publishing House. Amsterdam 1978, Polak & Van Gennep. Dissertatie. |
Franciscus Gerardus Petrus Kellendonk, Stellingen (bij zijn promotie in 1978). In: De Revisor, jrg. 18, nr. 1 & 2, maart 1991, p. 120. |
Franciscus Gerardus Petrus Kellendonk, Polyfemos Brouwers. In: De Revisor, jrg. 5, nr. 3, juni 1978, pp. 71-73. |
Franciscus Gerardus Petrus Kellendonk, Clara. In: Moet je lezen. Nederlandse verhalen uit de jaren zestig en zeventig, gekozen en ingeleid door Willem van Toorn. Amsterdam 1978, Querido, V. (ook opgenomen in Namen en gezichten) |
Franciscus Gerardus Petrus Kellendonk, De nietsnut. Een vertelling. Amsterdam 1979, Meulenhoff, R. |
Franciscus Gerardus Petrus Kellendonk, Overige bestemmingen. Een schets. In: Het hart in het hoofd. Verhalen uit De Revisor, uitgeleid door Carel Peeters. Amsterdam 1979, Revisor Boeken, V. (ook opgenomen in Namen en gezichten) |
Los-vast. Frans Kellendonk in dispuut met Maarten 't Hart. In: De Revisor, jrg. 7, nr. 3, juni 1980, pp. 2-6. |
Frans Kellendonk, Henry James: vragen die je nooit meer loslaten. In: de Volkskrant, 9-8-1980. |
Frans Kellendonk, Achter een glazen tafel. In: G. Hekma (red.), Mannenmaat: Rekenboek voor jongens zonder meisjes. Amsterdam 1980, Blaauw, P. |
| |
| |
Henry James, De moeilijke jaren. Vertaald en van een nawoord voorzien door Frans Kellendonk. Amsterdam 1981, De Arbeiderspers, R. (vert.) |
Robert Davis MacDonald, Chinchilla, Figuren in een klassiek landschap met ruïnes. Vertaald door Frans Kellendonk. Eindhoven 1981, Zuidelijk Toneel Globe, T. (vert.) |
Frans Kellendonk, Letter en Geest. Een spookverhaal. Amsterdam 1982, Meulenhoff, R. |
Frans Kellendonk en Carol Limonard (red.), Moderne Amerikaanse verhalen. Vertaald door Frans Kellendonk en Carol Limonard en van een inleiding voorzien door Frans Kellendonk. Amsterdam 1982, Van Gennep, VB. (vert.) |
Laurence Sterne, Een sentimentele reis door Frankrijk en Italië. Vertaald en van een voorwoord voorzien door Frans Kellendonk. Amsterdam 1982, Tabula, R. (vert.) |
Henry James, Transatlantische vertellingen. Vertaald en van een nawoord voorzien door Frans Kellendonk. Amsterdam 1983, Querido, VB. (vert.) |
Frans Kellendonk, Voorwoord. In: Ernst Braches, Engel en afgrond. Over ‘The Turn of the Screw’ van Henry James. Amsterdam 1983, Meulenhoff. |
Frans Kellendonk, Namen en gezichten. Verhalen. Amsterdam 1983, Meulenhoff, VB. |
Thomas de Quincey, De Engelse postwagen gevolgd door Over moord beschouwd als een der schone kunsten. Vertaald en van een nawoord voorzien door Frans Kellendonk. Amsterdam 1983, Tabula, EB. (vert.) |
Thomas de Quincey, Thomas de Quincey. In: Het favoriete personage van vijfenzeventig Nederlandse schrijvers, dichters en uitgevers van A. Alberts tot Ad Zuiderent. Amsterdam 1983, Raamgracht, E. |
Thomas de Quincey, Beeld en gelijkenis. In: Over God Amsterdam 1983, Tabula, E. (ook opgenomen in De veren van de zwaan.) |
Wodka en diplomatie. In: NRC Handelsblad, 19-8-1983. (Ook opgenomen in De geneugten van de roem. Verhalen, fragmenten en gedichten van Johnny van Doom, Willem Frederik Hermans e.a., samengesteld door Tilly Hermans en Wouter Donath Tieges. Amsterdam 1985, Meulenhoff. Later opgenomen in De halve wereld) |
Wodka en diplomatie. Over Wyndham Lewis. Het niezen van de geest. In: De Revisor, jrg. 10, nr. 5, oktober 1983, p. 43. |
Wodka en diplomatie. Nederengels. Twee geschiedenissen van de Amerikaanse literatuur. In: NRC Handelsblad, 11-11-1983. (ook opgenomen in De veren van de zwaan) |
Frans Kellendonk en Oek de Jong, De Jakobsladder. In: Voorjaarsaanbieding 1984, Uitgeverij Tabula. Amsterdam 1984, Tabula, pp. 2-3. |
Frans Kellendonk, Aantekeningen uit de nieuwe wereld. Amsterdam 1984, J. Meijer, E. (ook opgenomen in De halve wereld) |
Frans Kellendonk (red.), Florida. Verhalen van een schiereiland. Samengesteld en van
|
| |
| |
het inleidende verhaal Bimini voorzien door Frans Kellendonk. Amsterdam 1984, Meulenhoff, VB. (vert.) |
Wyndham Lewis, Cantleman en ander vroeg proza. Vertaald en van een nawoord voorzien door Frans Kellendonk. Amsterdam 1984, Meulenhoff, VB. (vert.) |
Frans Kellendonk, Hier schiet elk woord wortel. Amerikaanse reisbrief aan Ernst Braches. Oosterhesselen 1985, Agri Montis Pers, Br. |
Frans Kellendonk, Het werk van de achtste dag. Over de verhalen van F. Bordewijk. 's-Gravenhage 1985, Nijgh & Van Ditmar, E. (ook opgenomen in De veren van de zwaan) |
Frans Kellendonk, Trouwportret. In: De kortste verhalen. Amsterdam 1985, Tabula, V. (ook opgenomen in De Revisor, jrg. 18, nr. 1 & 2, maart 1991) |
Frans Kellendonk, Mystiek lichaam. Een geschiedenis. Amsterdam 1986, Meulenhoff, R. |
Wyndham Lewis, Tarr. Vertaald en van een nawoord voorzien door Frans Kellendonk. Amsterdam 1986, Meulenhoff, R. (vert.) |
Wyndham Lewis, De giraf. In: De kortste verhalen, tweede bundel. Amsterdam 1986, Tabula, V. (ook opgenomen in De Revisor, jrg. 18, nr. 1 & 2, maart 1991) |
Wyndham Lewis, Muren. In: John Torenbeek, Afgezien van Italië. Met een inleiding van Aat van Nie en het verhaal Muren van Frans Kellendonk. Amsterdam 1986, Tabula, V. (ook opgenomen in De Revisor, jrg. 18, nr. 1 & 2, maart 1991) |
Wyndham Lewis, Over ‘Ijzeren agaven’ van F. Bordewijk. In: Door het oog van de schrijver. Nederlandse en Vlaamse schrijvers kiezen hun favoriete verhaal. Amsterdam 1986, Meulenhoff, E. |
Wyndham Lewis, Het onstoffelijke boek. In: Literatuur op de markt. Amsterdam 1987, Meulenhoff, pp. 65-66, E. |
Joseph Brodsky, Tussen iemand en niemand. Essays. Vertaald door Frans Kellendonk en Kees Verheul. Amsterdam 1987, De Bezige Bij, E. (vert.) |
Joseph Brodsky, De veren van de zwaan. Essays. Amsterdam 1987, Meulenhoff, EB. |
Joseph Brodsky, De golf als rechte lijn. In: Haagse Post, 16-1-1988, E. |
Joseph Brodsky, Geschilderd eten. Leiden 1988, Martinus Nijhoff/Meulenhoff, EB. |
Joseph Brodsky, Dankrede bij de ontvangst van de Bordewijkprijs, 's-Gravenhage 1987. In: Bericht aan de vrienden van de Jan Campertstichting, jrg. 4, april 1988, pp. 37-39. (ook opgenomen in De Revisor, jrg. 18, nr. 1 & 2, maart 1991) |
Joseph Brodsky, De halve wereld. Reportages. Amsterdam 1989, Meulenhoff, E. |
John Dryden, Koning Arthur of: De Britse Held. Libretto voor een dramatische opera. Vertaald door - Libretto (vert.). In: De Revisor, jrg. 18, nr. 1 & 2, maart 1991, pp. 85-103. |
John Dryden, Het complete werk. Amsterdam 1992, Meulenhoff, R/V/E. (voor de indeling zijn de schriftelijke aanwijzingen gevolgd die Kellendonk gaf in een wilsbeschikking met betrekking tot het beheer van de literaire nalatenschap) |
| |
| |
John Dryden, Beminde gelovigen. In: De Groene Amsterdammer, 25-8-1993, p. 21. |
De verhalen van Frans Kellendonk. Amsterdam 1995, Meulenhoff, VB. |
De verhalen van Frans Kellendonk. Verhalen. (Lezing, gehouden op 22-4-1980 aan de Rijksuniversiteit Limburg te Maastricht en op 14-5-1981 aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam.) Nijmegen 1995, Katholieke Universiteit, Studium Generale. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Maarten 't Hart. Een volmaakt debuut. In: NRC Handelsblad, 13-5-1977. (over Bouwval) |
Carel Peeters, Bouwen op de schikgodinnen. In: Vrij Nederland, 14-5-1977. (over Bouwval) |
Wouter Donath Tieges, Schrijven als ontdekkingstocht; schrijver van ‘Bouwval’. In: Vrij Nederland, 21-5-1977. (interview) |
H. Jonkers, Kellendonk: 'n nieuwe schrijver. In: Eindhovens Dagblad, 11-6-1977. (over Bouwval) |
J. Huisman, Opzienbarend debuut; ‘Bouwval’ van Frans Kellendonk. In: Algemeen Dagblad, 18-6-1977. |
Wam de Moor, Het verhaal in opmars. In: De Tijd, 24-6-1977. (over Bouwval) |
Jan Geurt Gaarlandt, Frans Kellendonk schrijft niet over eigen ellende. In: De Volkskrant, 25-6-1977. (interview) |
N. van der Toorn, ‘Bouwval’ sterk debuut van Frans Kellendonk. In: Tubantia, 2-7-1977. |
Hans Warren, Drie vertellingen in het debuut van Kellendonk. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 30-7-1977. (over Bouwval) |
Ab Visser, Satire en moraal. In: Leeuwarder Courant, 20-8-1977. (over Bouwval) |
Jan Brokken, Het akademisme in de literatuur. In: Haagse Post, 10-9-1977. (intervieuw met en beschouwing over De Revisor-auteurs Meijsing, Matsier, Kooiman en Kellendonk) |
A. Nuis, Het Academisme in de literatuur. De criticus slaat terug. In: Haagse Post, 17-9-1977. (reactie op artikel Jan Brokken) |
Carel Peeters, De literaire intelligentie van jan Brokken. De Haagse Post en het ‘academisme’. In: Vrij Nederland, 17-9-1977. (reactie op artikel Jan Brokken) |
Jan Brokken, Het Academisme in de literatuur, Peeters als Aafjes. In: Haagse Post, 24-9-1977. (reactie op artikel Carel Peeters). |
Hans Warren, Bekroonde Kellendonk is een goed verteller, maar iets nieuws zit er niet in. In: Utrechts Nieuwsblad, 8-10-1977. (over Bouwval) |
Arthur Kahn, Bouwval, voortreffelijk debuut van Kellendonk. In: De Gooi- en Eemlander, 3-3-1978. |
Carel Peeters, Een Hamlet zonder wraak. In: Vrij Nederland, 27-10-1979. (over De nietsnut) |
T. van Deel, Scherp geslepen vertelling. In: Trouw/Kwartet, 10-11-1979. (over De nietsnut) Opgenomen in: T. van Deel, Recensies. Amsterdam 1980, Querido, pp. 116-118. |
August-Hans den Boet. Bouwkunst van Kellendonk. In: De Volkskrant, 10-11-1979. (over De nietsnut) |
W. Sanders, Fraai en grauw. In: Het Parool, 16-11-1979. (over De nietsnut) |
Tom van Deel, Hoe een schrijver verdwijnt. In: Trouw/Kwartet, 1-12-1979. (interview, vooral over De nietsnut) Opgenomen in: T. van Deel, Recensies. Amsterdam 1980, Querido, pp. 119-123. |
Graa Boomsma, ‘De nietsnut’ van Frans Kellendonk. In: De Waarheid, 4-1-1980. |
Ids Haagsma en Jeroen Koolbergen, ‘We moeten eindelijk zindelijk leren denken’. In: Nieuwsnet, 5-1-1980. (interview met Oek de Jong, Frans Kellendonk en Nicolaas Matsier) |
M. Wilcke-van der Linden, De kruisweg van Frans Kellendonk. In: Nederlands Dagblad, 5-1-1980. (over De nietsnut) |
Andre Matthijsse, Kellendonk vertelt nauwkeurig. In: Het Vaderland, 2-2-1980. (over De nietsnut) |
Frank van Dijl, ‘Aan de uitputting merk je of een verhaal af is’. In: Het Vrije Volk, 8-2-1980. (interview) |
Guy van Hoof, Op zoek naar een indentiteit. In: Gazet van Antwerpen, 7/8-6-1980. (over De nietsnut) |
Frans Kellendonk, Lost-vast. In: De Revisor, jrg. 7, nr. 3, juni 1980, pp. 2-6. (Kellendonk in gesprek met't Hart over hun beider literatuuropvatting) |
Annemiek de Jong, Frans Kellendonk en de
|
| |
| |
traditie: ‘Je moet je op je voorgangers beroepen om iets nieuws te kunnen brengen’. In: Hervormd Nederland, 16-8-1980. (interview) |
Hugo Bousset, Bevallig en bouwvallig. Profiel van Frans Kellendonk. In: Elseviers Magazine, 10-1-1981. (over De nietsnut) |
Jaap Goedegebuure, Een omkeerbare jacobsladder. In: Haagse Post, 13-3-1982. (over Letter en geest) |
Arnold Heumakers, Een literair spook. In: De Volkskrant, 23-3-1982. (over Letteren Geest) |
Reinjan Mulder, Het spook in het boekenmagazijn. In: NRC Handelsblad, 26-3-1982. (over Letter en geest) |
Everhard Huizing, Nieuwe roman van Kellendonk te veel woord, te weinig vlees. In: Nieuwblad van het Noorden, 26-3-1982. (over Letter en geest) |
Hans Warren, Letter en geest, spookverhaal. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 3-4-1982. |
Fernand Auwera, Een spookverhaal van Frans Kellendonk, In: De nieuwe Gazet, 15-4-1982. (over Letter en geest) |
Robert Anker, Overvol, toch plezierig. In: Het Parool, 16-4-1982. (over Letter en geest) |
Anthony Mertens, Het spook van de bibliotheek. In: De Groene Amsterdammer, 28-4-1982. (over Letter en geest) |
Wim Hazeu, De hindernissen op weg naar een volledig leven. In: Hervormd Nederland, 8-5-1982. (over Letter en geest) |
Paul de Bruin, Van ideologieën komt alleen maar ellende. In: NRC Handelsblad, 18-6-1982. (interview) |
Daan Cartens, Letter en geest. In: Ons Erfdeel, jrg. 25, nr. 3, mei-juni 1982 pp. 438-440. |
Ronald Soetaert, Frans Kellendonk: een modern spookverhaal. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 35, nr. 51, september-oktober 1982, pp. 858-861. (over Letter en geest) |
August Hans den Boef, Kellendonk tussen anecdote en meer. In: De Volkskrant, 7-10-1983. (over Namen en gezichten) |
Aad Nuis, Kellendonk: Koel denken. In: Haagse Courant, 14-10-1983. (over Namen en gezichten) |
Jaap Goedegebuure, De raadseltjes van Kellendonk. In: Haagse Post, 22-10-1983. (over Namen en gezichten) |
Everhard Huizing, Kellendonk: het hart op de juiste plaats. In: Nieuwsblad van het Noorden, 24-10-1983. (over Namen en gezichten) |
T. van Deel, Alleen maar vreemder worden. In: Trouw, 27-10-1983. (over Namen en gezichten) |
Wim Hazeu, Even spartelen en dan terug in de inktpot. In: Hervormd Nederland, 5-11-1983. (over Namen en gezichten) |
Carel Peeters, Feiten en appetijtelijke leugens. In: Vrij Nederland, 19-11-1983. (over Namen en gezichten) |
Robert Anker, Frans Kellendonk briljant schrijver. In: Het Parool, 23-11-1983. (over Namen en gezichten) |
Willem Kuipers, Frans Kellendonk wil tegenwicht bieden aan het modieuze literatuurbedrijf. Katholicisme als maatschappelijk ideaal. In: De Volkskrant, 23-3-1984. (interview) |
Frans C. de Rover, Clio kan niet zonder mythen. In: Literair Moment. Frans Kellendonk Informatie. Amsterdam 1984, Meulenhoff, pp. 5-17. (algemeen) |
H.M. van den Brink, God troont op de gezangen van de mensen. In: NRC Handelsblad, 9-5-1986. (interview) |
Aad Nuis, Onmiskenbaar antisemitisme in sluiers van ironie. In: De Volkskrant, 16-5-1986. (over Mystiek lichaam) |
Carel Peeters, Wrang hooglied op de wieg van de geschiedenis. In: Vrij Nederland, 17-5-1986. (over Mystiek lichaam) |
Rob Schouten, Een duivels geval van verbeelding. In: Trouw, 22-5-1986. (over Mystiek lichaam) |
André Matthijsse, Kellendonk is een moralist met lachspiegel. In: Haagsche Courant, 25-5-1986. (over Mystiek lichaam) |
Frans de Winter, Nuis geborneerd over Kellendonk In: De Volkskrant, 29-5-1986. (over Mystiek lichaam) |
Ed van Eeden, Zware religieuze symboliek be- |
| |
| |
dekt met antisemitisme. Mystiek lichaam van belang maar irritant. In: Utrechts Nieuwsblad, 30-5-1986. |
Carel Peeters, Briljante achterlijkheid. In: Vrij Nederland 3-5-1986. (over Mystiek lichaam) |
René T'Sas, Frans Kellendonk over de denkbeelden van zijn nieuwe roman. In: Hervormd Nederland, 31-5-1986. (interview) |
Jaap Goedegebuure, Een ongelovige gelovige. In: Haagse Post, 7-6-1986. (over Mystiek lichaam) |
Wam de Moor, Wie de ironie ontgaat doet de schrijver tekort. In: De Tijd, 13-6-1986. (over Mystiek lichaam) |
K.L. Poll, Aanbidding van de paradox. In: NRC Handelsblad, 13-6-1986. (over Mystiek lichaam) |
Robert Anker, Mannenwaan, ijle mannenwaan. Moreel verwerpelijke ideeën in nieuwe roman van Kellendonk. In: Het Parool, 13-6-1986. (over Mystiek lichaam) |
Cyrille Offermans, Een goed geoefend kerkkoor zonder dissonanten. De stem van Kellendonk In: De Groene Amsterdammer, 18-6-1986. (over Mystiek lichaam) |
Carel Peeters, Kan het licht aanblijven? In: Vrij Nederland, 18-10-1986. (over Mystiek lichaam) |
Hans Rombouts, Kellendonk valt uit tegen Nuis. In: Haarlems Dagblad, 21-10-1986. (over Mystiek lichaam) |
Aad Nuis, Nuis antwoordt Kellendonk. In: de Volkskrant, 24-10-1986. (over Mystiek lichaam) |
Frank Ligtvoet, Het christelijk zelfonderzoek van Frans Kellendonk. In: de Volkskrant, 31-10-1986. (over Mystiek lichaam) |
Hans Werkman, Mystiek lichaam. In: Nederlands Dagblad, 8-11-1986. |
Paul Aalbers, Koudwatervrees. Kellendonk en de kritiek. In: Optima, jrg. 4, nr. 3, 1986, pp. 360-371. (over de reacties op Mystiek lichaam) |
Ton Anbeek, De kwestie Kellendonk. In: Literatuur, jrg. 4, nr. 1, januari-februari 1987, pp. 15-19. (over de reacties op Mystiek lichaam) |
Hans van den Bergh, Verdrongen vooroordelen. Een controverse over de roman Mystiek lichaam van Frans Kellendonk. In: Ons Erfdeel, jrg. 30, nr. 1, januari-februari 1987, pp. 69-75. (over reacties op Mystiek lichaam) |
Jaap Goedegebuure, Grensgebied. In: Haagse Post, 11-4-1987. (over De veren van de zwaan) |
W. Bronzwaer, De zonde tegen het tweede gebod. In: de Volkskrant, 1-5-1987. (over De veren van de zwaan) |
Carel Peeters, Kellendonk, de verlichting en het mysterie. In: Vrij Nederland, 2-5-1987. (over De veren van de zwaan) |
Robert Anker, De verwoording van een schrijversintentie. In: Het Parool, 5-6-1987. (over De veren van de zwaan) |
Ed van Eeden, Essays Kellendonk: ironie als een religieus principe. In: Utrechts Nieuwsblad, 12-6-1987. (over De veren van de zwaan) |
Reinjan Mulder, Bijten in de eigen staart. In: NRC Handelsblad, 26-6-1987. (over De veren van de zwaan) |
Arie Storm, Kellendonks echte debuut. In: Vrij Nederland 15-8-1987. (over Het reuzenrad) |
Jaap de Jong en Dick van Teylingen, Interessant zijn de verschillen. In: Literatuur, jrg. 4, nr. 5, september-oktober 1987, pp. 270-276. (interview) |
G.F.H. Raat, De ideeënmuziek van Frans Kellendonk. In: Jan Campert-prijzen 1987. 's-Gravenhage 1987, pp. 69-94. (over Mystiek lichaam, uitgebreide primaire en secundaire bibliografie) |
P.M. Reinders, Schrijvers in de collegezaal: fraaie oneerbiedigheden. In: NRC Handelsblad, 6-5-1988. (over Geschilderd eten) |
Graa Boomsma, Van ‘Bouwval’ tot bouwkunst. Opbergplaatsen voor taal en Politicus zonder partij, gelovige zonder godsdienst. In: Graa Boomsma, Een lek in het zwijgen. Amsterdam 1989, pp. 229-240. (over De nietsnut, Letter en Geest en Mystiek lichaam) |
Reinjan Mulder, Voortdurend in verzet. Frans Kellendonk 1951-1990. In: NRC
|
| |
| |
Handelsblad, 17-2-1990. (in memoriam) |
Arnold Heumakers, Het oprecht veinzen was Kellendonks credo. In: de Volkskrant, 12-9-1990. (in memoriam) |
T. van Deel, Dood van Kellendonk is slag voor de literatuur. In: Trouw, 19-2-1990. (in memoriam) |
Anthony Mertens, ‘Misschien twijfelt God wel net zo hevig aan Zijn schepping als ik twijfel aan Hem’. Het katholicisme van Frans Kellendonk. In: De Groene Amsterdammer, 21-2-1990. (in memoriam) |
Carl C. Rohde, ‘Zo is iedereen homoseksueel geworden’. Frans Kellendonks betrokkenheid met de enkeling. In: De Tijd, 23-2-1990. (in memoriam) |
Carel Peeters, Bij de dood van Frans Kellendonk 1951-1990. In: Vrij Nederland, 24-2-1990. (in memoriam) |
Jaap Goedegebuure, In de buurt van de dood: in memoriam Frans Kellendonk. In: Haagse Post, 24-2-1990. |
Jaffe Vink, Gedenk mij maar vergeet mijn lot. In: Trouw, 2-3-1990. (in memoriam) |
Gert Hekma, Het leven is aan de vrouwen, de dood aan de homo's. Het vege lijf van Frans Kellendonk. In: De Groene Amsterdammer, 16-5-1990. (in memoriam) |
De Revisor, jrg. 18, nr. 1/2, maart 1991: Frans Kellendonk 1951-1990. Themanummer, geheel gewijd aan Kellendonk, met onder meer:
- | Carel Peeters, Een metafysisch econoom, pp. 2-6; |
- | Jacob Groot, Letter en lichaam, pp. 7-12; |
- | W. Bronzwaer, Over ‘De veren van de zwaan’, pp. 13-19; |
- | Kees Fens, De nasmaak van het onsterfelijke, pp. 20-23; |
- | Ernst Braches, Uit de stilte, pp. 24-33. (over Kellendonks boekenbezit) |
- | Ernst van Alphen, ‘Mystiek lichaam’: een geschiedenis tegen allegorie, pp. 34-40; |
- | Gerard Raat, Verhaal en betoog: de affaire ‘Mystiek lichaam’, pp. 41-50; |
- | Chris Rutenfrans, ‘Mystiek lichaam’: debat tussen ik en zelf, pp. 51-56; |
- | Rikkert Stuve, IJsvarens op het venster: het vertaaloeuvre van Frans Kellendonk, pp. 57-81. |
|
T. van Deel, We doen alsof we weten waarover we het hebben. Frans Kellendonk compleet. In: Trouw, 19-11-1992. (over Het complete werk) |
Bas Heijne, Alle vrees is als glas. De openbaringen in het verzameld werk van Frans Kellendonk. In: NRC Handelsblad, 20-11-1992. (over Het complete werk) |
Arnold Heumakers, Uitgedaagd door het verval van het religieuze erfgoed. ‘Het complete werk’ van Frans Kellendonk: een voorbeeldige omgang met het verleden. In: de Volkskrant, 27-11-1992. |
De Groene Amsterdammer, 25-8-1993: Het oprechte veinzen van Frans Kellendonk. Themanummer over Kellendonk, met onder meer:
- | Xandra Schutte, Frans Kellendonk; |
- | Anthony Mertens, Dubbelleven; |
- | Max Arian, Een witte jood; |
- | Marja Brouwers, Grote Woorden; |
- | Annemieke Hendriks, Identikit; |
- | Stephan Sanders, Tegenzang. |
|
Carel Peeters, Een wrang hooglied. In: Carel Peeters, Conflictstof. Polemieken en kritieken. Amsterdam 1994, pp. 45-61. (over Mystiek lichaam) |
Leo Dullaart, Homoseksualiteit als openbaar lichaam. In: Jaap Goedegebuure (red.), Het verdeelde lichaam. Ervaring en verbeelding van lichamelijkheid in een gefragmenteerde cultuur. Baarn 1994, pp. 151-163. (over Mystiek lichaam) |
Rolf Bosboom, Zuilen van stof. Het oeuvre van Frans Kellendonk. Nijmegen 1994. (algemeen, met uitgebreide bibliografie) |
Stephan Sanders, Spookrijder en Tegenzang. In: Stephan Sanders, Buitenwacht. Essays & kronieken 1986-1995. Amsterdam 1995, pp. 128-140. (algemeen) |
Wiel Kusters, De kunst van het oprecht veinzen. In: Benedictijns tijdschrift, jrg. 56, nr. 1, maart 1995, pp. 29-36. (algemeen) |
Hans Goedkoop, Over ‘Mystiek lichaam’. In: Post Perdu, nr. 5, 1997. |
Oek de Jong, Een heldere kop en Dronken van taal. In: Oek de Jong, Een man die in de toekomst springt. Amsterdam 1997, pp. 165-191. (algemeen) |
| |
| |
Jaap Goedegebuure, De bijbel in de literatuur en Jakobsladders. In: Jaap Goedegebuure, De veelvervige rok. Amsterdam 1997, pp. 9-25 en pp. 116-133. (algemeen) |
Bij herlezing als nieuw. Kellendonk-lezingen 1993-1997. Nijmegen 1997. Inhoud: Patricia de Martelaere, Om niets te zeggen; Jacq Vogelaar, Tegen de klok of met de muziek mee; Willem Jan Otten, Sprong of val? (1995); Nelleke Noordervliet, Hoe wij 's morgens de dingen groeten (1996); en Gerrit Krol, De lof van het onechte (1997). |
‘Oprecht veinzen’. Over Frans Kellendonk. Red. Charlotte de Cloet, Tilly Hermans en Aad Meinderts. Den Haag / Amsterdam 1998. |
Tijn Boon, Het koppige hoofd dat niet wilde scheuren. Over Frans Kellendonk. Amsterdam 1998. (essays over leven en werk) |
Aleid Truijens, Schepper naast God. Frans Kellendonks ‘ideeënmuziek’ zit vol vruchtbare paradoxen. In: de Volkskrant, 30-10-1998. (over ‘Oprecht veinzen’ en Het koppige hoofd dat niet wilde scheuren) |
Michiel van Diggelen, Een koppig hoofd dat niet wilde scheuren. In: Hervormd Nederland, 31-10-1998. (over ‘Oprecht veinzen’ en Het koppige hoofd dat niet wilde scheuren) |
Thomas van den Bergh, Kellendonk weigerde te capituleren. In: Het Parool, 28-10-1998. (over ‘Oprecht veinzen’ en Het koppige hoofd dat niet wilde scheuren) |
Hans den Hartog Jager, Ontsnappen aan de ervaring. In: NRC Handelsblad, 11-12-1998. (over ‘Oprecht veinzen’ en Het koppige hoofd dat niet wilde scheuren) |
René Marres, De radicale boodschap van Kellendonks ‘Mystiek lichaam’. In: René Marres, Zogenaamde politieke incorrectheid in Nederlandse literatuur, Leiden 1998, pp. 103-119. |
Jacob Groot, Schitterende voorlopigheid. In: De Revisor, jrg. 25, nr. 5-6, december 1998, pp. 124-129. (algemeen) |
Arie Storm, Zonder psychologische smeerolie. Over de anti-schepping van Frans Kellendonk. In: Bzzlletin, jrg. 28, nr. 260, november 1998, pp. 53-56. (algemeen) |
Wam de Moor, Over Bouwval, gevolgd door Achter het licht en De waarheid en mevrouw Kazinczy. In: Lexicon van literaire werken, Groningen 1999. |
Herman Franke, Het donkere bos. In: Herman Franke, De tuinman en de dood van Diana. Amsterdam 1999. (algemeen) |
G.F.H. Raat, recensie van ‘Oprecht veinzen’ en Het koppige hoofd dat niet wilde scheuren. In: Literatuur, jrg. 17, nr. 1, januari-februari 2000, pp. 45-47. |
Jaap de Gier, Over De nietsnut. Een vertelling. In: Lexicon van literaire werken, Groningen 2000. |
Bas Heijne, Onze grote woorden. In: Bas Heijne, De wijde wereld, Amsterdam 2000, pp. 11-18. (algemeen) |
89 Kritische lit. lex.
mei 2003
|
|