| |
| |
| |
Elisabeth Keesing
door Marianne Vogel
1. Biografie
Op 15 juli 1911 werd Elisabeth Emmy Keesing geboren in Amsterdam, als eerste kind van Isaäc Keesing en Marianne Sophia Peekel. Ze kreeg één broer en twee zussen, en groeide op in een geassimileerd joods gezin. Haar vader was journalist en uitgever (Keesings Historisch Archief). In 1929 deed ze eindexamen op het Barlaeusgymnasium in Amsterdam. Ze studeerde Nederlands in Amsterdam en promoveerde cum laude in 1939. Tijdens haar studietijd was Keesing redactielid van Propria Cures (1931-1932). Ook sloot ze zich aan bij de soefibeweging van Inayat Khan.
Rond 1937 trouwde Keesing met Joop de Jong; hun dochter Marianne werd in 1938 geboren. Na haar promotie vertrok ze naar haar man in Malakka. In 1941 verhuisde het gezin naar Batavia, waar Keesing assistent aan de literaire faculteit van de universiteit werd. Zij en haar dochter werden in 1942 geïnterneerd, haar man overleed in Japanse gevangenschap. Na de oorlog zette Keesing bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie de Indische afdeling op. Van 1947 tot 1968 was ze docent Nederlands aan het Vossiusgymnasium in Amsterdam. Ze publiceerde verhalen en artikelen in onder meer De Gids, De Nieuwe Stem en Maatstaf. Haar debuut, De jade Boddhisatva (1952), werd door het ministerie van OKW bekroond. In 1960 werd De zalenman tot boekenweekgeschenk gekozen.
In 1968 ging Keesing in Ellecom samenwonen met Hein van Tricht; zij trouwden in 1972. Voor haar twee historische romans over de familie Huygens kreeg zij in 1987 de Litteraire Witteprijs. In 1993 ontving zij de Anna Bijns-prijs.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Ontwikkeling
Elisabeth Keesing las in haar jeugd graag dichters als Rainer Maria Rilke, J.C. Bloem en J.H. Leopold en hield er, zoals zij in een interview met Marjo van Soest (1993) opmerkt, esthetische opvattingen over de literatuur op na: ‘Toen ik jong was, wilde ik niets van politiek en maatschappij weten. Ik was opgevoed in bewondering voor de Tachtigers. Schoonheid was je van het.’ Maar tegen de tijd dat zij na de oorlog debuteerde, had zij al lang het esthetische voor het ethische standpunt verwisseld. Wel zijn de ethische vraagstukken die men in haar relatief kleine oeuvre vindt, in de loop der jaren veranderd. Terwijl Keesing in haar vroege werk - zoals De zalenman (1960) of De blinde spinners (1962) - vooral geïnteresseerd is in menselijke en maatschappelijke ontwikkelingen, legt zij later meer nadruk op politieke problemen. In En dan zou jij zeggen (1977), Maart is nog ver (1979) en Tijd gerekt (1993) komen geëngageerd levende personages voor en politieke kwesties als grondspeculatie, krakers, de vredesbeweging en milieubehoud.
| |
Thematiek
Ook heeft zij in haar late werk - en hiermee is zij een uitzondering in de Nederlandse literatuur - veel aandacht voor de oude mens en het contrast tussen diens zelfbeeld en dat van de maatschappij. In Maart is nog ver bijvoorbeeld beschrijft Keesing de late liefde tussen Titia Kornbach en Balthasar Bourdon, die respectievelijk 65 en 69 jaar oud zijn. Zij hebben duidelijk seksuele gevoelens en wensen, en hun liefde is niet minder intensief en overmoedig dan die van jongeren. Balthasars familie en sommigen in hun omgeving reageren echter gegeneerd op hun relatie. Ook ondervinden Titia en Balthasar dat men hen enerzijds vanwege hun leeftijd vaak niet serieus neemt, maar anderzijds het openlijk uitspreken van hun ouderdom afkeurt. Balthasars vaste test is om zijn 65+-kaart in bus en trein ‘ouwemensenkaart’ te noemen, waar dan verwijtende of ontkennende reacties op volgen.
| |
Techniek
Thematiek
Keesing zet de plot van haar romans graag op vanuit een crisismoment. Haar hoofdpersonages bevinden zich doorgaans in een situatie waarin bepaalde gebeurtenissen voorgevallen zijn die nieuwe keuzes mogelijk maken. Vaak reageren zij hier posi- | |
| |
tief op en begeven zich in een nieuwe levensfase. Dat geldt onder meer voor Maart is nog ver, en voor Tijd gerekt, waarin de dominante vader van zes volwassen dochters, die tot dan toe hun leven bepaalde, plotseling sterft. Dit biedt de vrouwen gelegenheid nieuwe stappen te ondernemen, variërend van gaan samenwonen met een vriendin tot het maken van een reis naar India. De roman speelt daarbij niet voor niets in 1989, het jaar van de politieke omwentelingen in het Oostblok. 1989 dient als symbool voor de innerlijke omwenteling van de dochters, die bij ieder van hen anders vorm krijgt en hen dichter bij elkaar brengt.
In verschillende andere boeken, waaronder Wennen aan de wereld (1959), De zalenman en Men zoekt nog steeds (1966), is de crisis-gebeurtenis extremer en worden de personages zonder keuzemogelijkheid met nieuwe omstandigheden geconfronteerd. De jongen Jack in Wennen aan de wereld bijvoorbeeld woont met zijn moeder op een eiland in de Zuidzee, waar hij na een schipbreuk geboren is. Zijn moeder sterft en Jack wordt gevonden door een expeditie, die hem meeneemt naar zijn familie in Nederland. Daar moet hij leren omgaan met de vele regels en taboes van een westerse maatschappij. Dit ‘wennen aan de wereld’ leidt enerzijds tot reflecties over de onzinnigheid van allerlei (seksespecifieke) normen, anderzijds tot het inzicht dat het samenleven met andere mensen, hoe moeizaam ook, toch te prefereren is. Jack merkt aan het eind op: ‘Ik begin te begrijpen dat mijn moeder dagelijks verlangde. Al was het eiland mooier, ruimer, frisser, stiller dan wat ik hier ooit heb gezien. Maar een paradijs was het niet. Ik zeg je, Oswald, geen eenzaam eiland is een paradijs. En ik zál wennen aan de wereld.’
| |
Visie op de wereld
Hiermee zijn wij op twee thematische complexen gestuit die de grondtoon van Keesings oeuvre vormen. Het ene is het zoeken naar nieuwe wegen en het ontwikkelen van zichzelf als mens, het andere het ervaren van saamhorigheid en vriendschap. Deze thematiek wordt - hoewel niet zonder twijfels en beperkingen - positief uitgewerkt. Keesings overtuiging is dat men geestelijk verder kan en moet komen in de loop van het leven, en dat wederzijds begrip en vriendschap mogelijk zijn. Dit standpunt houdt verband met haar soefi-opvattingen, zoals zij
| |
| |
zelf ook in interviews, in haar autobiografische reisverslag Van Amstel tot Jangtse (1960) en in haar autobiografie Op de muur (1981) gezegd heeft. Sinds haar studiejaren is zij aangesloten bij de soefibeweging van Inayat Khan, een beweging die erop gericht is ‘om je innerlijk te laten groeien’. Ook moet een soefi ‘alles van zijn eigen kant en van die van de ander zien’. Keesing heeft ter verduidelijking vaak het beeld van de muur gebruikt: zij zit op de muur en hoort zowel bij de ene als bij de andere kant. Voor haar hield dit in dat ze zowel wilde studeren en werken als getrouwd zijn en kinderen hebben, en dat ze een ondogmatische, open houding wilde aannemen ten opzichte van alles waarmee ze in aanraking kwam.
| |
Kunstopvatting
Keesings poëticale opvattingen hangen met haar soefi-opvattingen samen. Zij heeft eens gezegd dat schrijven voor haar het meedelen van een ontdekking is; de ontdekking dat men de dingen van veel kanten kan bekijken. Een belangrijk kenmerk van haar werk is dan ook dat er geen alwetende verteller in voorkomt. Het verhaal speelt zich af vanuit het perspectief van verschillende personages, die afwisselend aan het woord komen en allen hun eigen gelijk hebben. In een ander interview verwijst Keesing instemmend naar het personage Joe uit Tijd gerekt, waar deze zegt: ‘Als ik een schrijver was, zou ik vechters maken.’ Vechters zijn haar personages zeker, en daarbij past het opvallende slot van haar teksten. Terwijl in de naoorlogse literatuur een min of meer negatief romaneinde de gewoonte is, prefereert Keesing een open tot optimistische variant. Zo moet Titia Kornbach in Maart is nog ver meemaken dat haar minnaar Balthasar al een jaar na hun kennismaking sterft. Vanzelfsprekend is ze zeer bedroefd over het abrupte afbreken van die late liefde, maar in de laatste regels van de roman maakt een vriendin het einde van Titia's rouwperiode mee: ‘Sinds ze terug was had ze zich trager bewogen dan bij haar hoorde, bijna slepend. Maar nu zette ze er de pas in, zoals ze van Titia gewend was: met een vaart alsof ze om de hoek iets verwachtte.’
| |
Relatie leven/werk
Deze overtuiging, dat men moet leven ‘alsof men om de hoek iets verwacht’, doordringt Keesings hele oeuvre. Al in haar eerste toneelstuk, De jade Boddhisatva (1952), dat gebaseerd is op een Chinees volksverhaal, raken de hoofdpersonages gewond
| |
| |
door het leven, maar geven desondanks niet op. Keesing wijst in Op de muur op het autobiografische aspect daarvan: ‘Het was mijn gevecht om te leven, hoe dan ook.’ Zij schrijft dit in verband met de eerste naoorlogse jaren, toen ze het bijzonder moeilijk had. Haar echtgenoot was in Japanse gevangenschap gestorven en zelf had ze met haar dochtertje verschillende jappenkampen overleefd. Na 1945 moest ze als weduwe een nieuw bestaan opbouwen in Nederland, waar niemand belangstelling had voor haar oorlogservaringen. Het is dan ook geen wonder dat haar kampjaren en de oorlog vaak in haar werk opduiken, onder andere in De blinde spinners, En dan zou jij zeggen, Tijd gerekt en Brieven aan Amsterdammers (1995). Het sterkst is dit het geval in Op andere voeten (1986), waarin de oudere vrouw Robin in huis een enkel breekt en uren moet wachten op hulp. In die tijd denkt ze voornamelijk aan haar jeugdvriendin Stella, met wie ze in een jappenkamp zat en die daar overleed. Vervolgens zorgde Robin voor haar dochtertje en trouwde met haar man David. Robin realiseert zich nu dat die jaren haar leven hebben bepaald, en ze vraagt zich af om welke redenen ze met David getrouwd is en hoe dood, leven en liefde zich in haar bestaan tot elkaar verhouden. Merkwaardig genoeg zegt Keesing zelf in een interview met Pauline Sinnema (1993) dat haar thematisering van oorlogsproblematiek geen opzet was: ‘Eigenlijk is alles wat ik geschreven heb, oorlogsverwerking. Daar ben ik me nooit bewust van geweest. Tot ik drie jaar geleden iets herlas - opeens zag ik het.’
| |
Stijl / Traditie
Kritiek
Publieke belangstelling
Met haar sobere taalgebruik staat Keesing in de traditie van het ‘gewone woord’; ze is gesteld op auteurs als Nescio en Theo Thijssen. Haar proza is vrij direct en heeft een wat gedistantieerde en daardoor geamuseerde ondertoon. Enkele recensenten typeerden haar stijl als ‘Brits’, koel en doeltreffend, wat soms als kritiek bedoeld is. Keesing zelf merkte hierover op dat zij niet koel schrijft, maar beknopt; haar doel is het scheppen van een geladen, niet-pathetisch proza. Inderdaad kan men stellen dat Keesings stijl goed past bij haar optimisme, dat bij een emotioneler taalgebruik makkelijk ongeloofwaardig zou kunnen worden. Over het algemeen reageerde de kritiek niet uitbundig maar wel waarderend op haar werk. Verschillende criti- | |
| |
ci vonden het terecht dat er na de uitreiking van de Anna Bijnsprijs in 1993 hernieuwde aandacht voor haar werk ontstond, en men sprak zelfs van een kleine ‘Keesing-revival’ (Hans Warren). Keesing heeft echter nooit een groot publiek gehad en er zijn weinig herdrukken van haar werk verschenen.
| |
Verwantschap
De literatuurkritiek heeft er altijd moeite mee gehad deze auteur in een stroming te plaatsen. Toch vertoont haar werk wel overeenkomsten met het werk van enkele tijdgenoten. In de jaren vijftig past zij bij een positieve richting - men denke aan auteurs als Hella Haasse, Adriaan van der Veen en Clare Lennart - die men tegenover het desillusionerende proza van Willem Frederik Hermans, Anna Blaman en Gerard (van het) Reve kan plaatsen, en die zowel humanistische waarden verdedigde als kritisch stond tegenover de strakke conventies van die tijd. Tevens kan men een deel van haar vroege werk, vooral De zalenman en De stoet, licht experimenteel noemen. Beide novellen, die eind jaren vijftig geschreven werden en de ondergang van een individu in de massa behandelen, hebben een associatief-surrealistische inslag, die aan bepaalde boeken van Willem Frederik Hermans en Nel Noordzij doet denken. Keesings proza vanaf de jaren zestig lijkt door haar behoefte aan reflectie, door de perspectiefwisselingen en de aandacht voor het innerlijke leven van haar personages veel op dat van Hella Haasse. Een andere overeenkomst tussen beide auteurs is hun interesse voor de geschiedenis en de historische roman. De boeken van Keesing over de familie Huygens - Constantijn en Christiaan (1983) en Het volk met lange rokken (1987) - zijn net als Haasses Bentinck-romans op een documentaire wijze geschreven; Keesing baseert zich volledig op bronnen en waagt slechts nu en dan een ‘redelijke gissing’. Maar wat betreft andere aspecten van haar werk, vooral door de combinatie van politiek engagement, optimisme en een gedistantieerde schrijfwijze, neemt Keesing inderdaad een eigen plaats in de Nederlandse literatuur in.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Elisabeth Emmy de Jong-Keesing, De economische crisis van 1763 te Amsterdam. Amsterdam 1939, Internationale Uitgevers en Handelsmaatschappij Systemen Keesing, Dissertatie. |
Bep de Jong-Keesing, De jade Boddhisatva. Toneelspel in 5 bedrijven. Leiden [1952], A.W. Sijthoff, T. |
Elisabeth de Jong-Keesing, Wennen aan de wereld. Amsterdam 1959, Em. Querido, R. |
Elisabeth de Jong-Keesing, Halflachend met de wijzen. Amsterdam [1959], De Driehoek, G. (vertaling van een bundel Chinese poëzie uit het Engels) |
Elisabeth de Jong-Keesing, De zalenman. Amsterdam 1960, Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, N. (heruitgave samen met De stoet, 1993) |
Elisabeth de Jong-Keesing, Van Amstel tot Jangtse. Journaal. Amsterdam 1960, Em. Querido, Reisverslag. |
Elisabeth de Jong-Keesing, De blinde spinners. Amsterdam 1962, Em. Querido, R. |
Elisabeth de Jong-Keesing, Men zoekt nog steeds. Amsterdam 1966, Em. Querido, R. |
Elisabeth de Jong-Keesing, Golven, waarom komt de wind. De levensgeschiedenis van Hazrat Inayat Khan. Amsterdam 1973, Wetenschappelijke Uitgeverij, Biografie. |
Elisabeth Keesing, En dan zou jij zeggen. Amsterdam 1977, Em. Querido, R. |
Elisabeth Keesing, Antwoorden van Inayat. Een overzicht van denkbeelden en leer van Hazrat Inayat Khan. Den Haag/Londen 1980, East-West Publications, Biografie. |
Elisabeth Keesing, Maart is nog ver. Amsterdam 1979, Em. Querido, R. |
Elisabeth Keesing, Op de muur. Amsterdam 1981, Em. Querido, Autobiografie. |
Elisabeth Keesing, Constantijn en Christiaan. Verhaal van een vriendschap. Amsterdam 1983, Em. Querido, R. |
Elisabeth Keesing, Op andere voeten. Amsterdam 1986, Em. Querido, R. |
Elisabeth Keesing, Het volk met lange rokken. Vrouwen rondom Constantijn Huygens. Amsterdam 1987, Em. Querido, R. |
Elisabeth Keesing, De zalenman & De stoet. Amsterdam 1993, Feministische Uitgeverij VITA, NB. |
Elisabeth Keesing, Tijd gerekt. Amsterdam 1993, Em. Querido, R. |
Elisabeth Keesing, Brieven aan Amsterdammers. Van Mokum tot ROA. Nijmegen 1995, Feministische Uitgeverij VITA, Br. |
Elisabeth Keesing, Hoe ruim een kooi ook is. Leven en lot van Kartini en haar werk. Amsterdam 1996, Em. Querido, Biografie. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
[Anoniem], Het Nederlandse toneelstuk ‘Boddhisatva’. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 14-6-1954. |
W.L.M.E. van Leeuwen, Een meesterlijk debuut. Een dichterlijke roman over onze beklagenswaardige wereld. In: Tubantia, 28-3-1959. (over Wennen aan de wereld) |
Ben van Eysselsteijn, Wennen aan de wereld. Elisabeth de Jong-Keesing schreef fascinerend boek over deze woelige tijd. In: Haagsche Courant, 4-4-1959. |
Clare Lennart, Elisabeth de Jong-Keesing: Wennen aan de wereld. In: Elseviers Weekblad, 23-5-1959. |
A. Marja, Verwondering en aanpassing. In: Haagsch Dagblad, 8-8-1959. (over Wennen aan de wereld) |
M.M., Chinese poëzie. In: Algemeen Handelsblad, 8-1-1960. (over Halflachend met de wijzen) |
W.A. Braasem, Chinese poëzie in het Nederlands herdicht. In: Het Vaderland, 6-2-1960. (onder meer over Halflachend met de wijzen) |
R., Geschenken bij boekenfeest. Novelle: De Zalenman. In: De Tijd, 26-3-1960. |
Jef Last, Aandacht voor China's culturele erfdeel. In: Utrechts Dagblad, 7-4-1960. (over Halflachend met de wijzen) |
W. Wagener, Opmerkelijke roman van de schrijfster van ‘De Zalenman’. ‘Wennen aan de wereld’ getuigt van literaire eruditie. In: Rotterdams Nieuwsblad, 16-7-1960. |
Marie Schmitz, Ongewone confrontatie in: Wennen aan de wereld. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 9-8-1960. |
B. Stroman, Wennen aan de wereld, beschouwelijk verhaal van ideële ‘displaced person’. Romandebuut van Elisabeth de Jong-Keesing. In: Algemeen Handelsblad, 27-8-1960. |
J. Greshoff, Elisabeth de Jong-Keesing: Van Amstel tot Jangtse. Reisbeschrijving met veel stof tot nadenken. In: Het Vaderland, 12-11-1960. |
[Anoniem], Reis door China. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 4-2-1961. (over Van Amstel tot Jangtse) |
Johan W. Schotman, Elisabeth de Jong-Keesing: Van Amstel tot Jangtse: journaal. In: De Gids, jrg. 124, nr. 3, 1961, pp. 202-204. |
W.L.M.E. van Leeuwen, Elisabeth de Jong-Keesing over China. Van Amstel tot Jangtse, een goed reisjournaal. In: Tubantia, 24-6-1961. |
Marie Schmitz, De blinde spinners. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 29-11-1962. |
J. Greshoff, De Blinde Spinners vorm van familieroman. In: Het Vaderland, 5-1-1963. |
Beb Vuyk, Romans van Antoinette Neyssel en E. de Jong-Keesing. In: Vrij Nederland, 12-1-1963. (onder meer over De blinde spinners) |
C.J. Kelk, Elisabeth de Jong-Keesing. In: De Groene Amsterdammer, 24-12-1966. (over Men zoekt nog steeds) |
Dick Voerman, Reacties op een ramp. Elisabeth de Jong-Keesing's roman ‘Men zoekt nog steeds’. In: Het Vaderland, 24-2-1967. |
Clare Lennart, Men zoekt nog steeds - naar een ‘bonsoir’? In: Elsevier, 25-2-1967. |
Clara Eggink, Wonderbaarlijk trefzeker: ‘Men zoekt nog steeds’. Hedendaags conflict fors beschreven. In: Leidsch Dagblad, 3-6-1967. |
Margaretha Ferguson, Inayat Khans levensverhaal kleurig en kundig verteld. In: Het Vaderland, 18-8-1973. (over Golven, waarom komt de wind) |
Aad Nuis, Extreme emoties en komieke ellende. In: Haagse Post, 24-9-1977. (onder meer over En dan zou jij zeggen) |
Hans Warren, ‘En dan zou jij zeggen’. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 24-9-1977. |
Hans Werkman, Een moeder-roman van Elisabeth Keesing. In: Nederlands Dagblad, 25-2-1978. (over En dan zou jij zeggen) |
Herman Leys, Willen begrijpen. In: De Standaard, 15-12-1978. (over En dan zou jij zeggen) |
Ab Visser, Tweemaal verliefd. In: Leeuwarder Courant, 26-5-1979. (onder meer over Maart is nog ver) |
| |
| |
Robert Anker, Onsentimentele roman over de ouderdom. In: Het Parool, 1-6-1979. (over Maart is nog ver) |
Margaretha Ferguson, Het onderkoeld schrijven van Elisabeth Keesing. In: Het Vaderland, 30-6-1979. (over Maart is nog ver) |
Jos Kets, Een mooie herfst. In: De Standaard, 26-10-1979. (over Maart is nog ver) |
Wiel Kusters, Elisabeth Keesing: Maart is nog ver. In: NRC Handelsblad, 9-11-1979. |
Annie Romein-Verschoor, Hella S. Haasse, Een kom water, een test vuur; Elisabeth de Jong-Keesing, Wennen aan de Wereld. In: Claire Rappange (samenst), Vrouwenwijsheid. Een bundel kritieken en essays over de vrouw. Amsterdam 1980, pp. 51-53. |
Hans Warren, Op de muur. Het levensverhaal van Elisabeth Keesing. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 31-10-1981. |
Robert Anker, Autobiografische roman. In: Het Parool, 6-11-1981. (over Op de muur) |
Rob Schouten, Net als bij ons, maar heel anders. In: Trouw, 19-1-1984. (over Constantijn en Christiaan) |
Aad Nuis, Geniale ambtenaren. In: Haagsche Courant, 27-1-1984. (over Constantijn en Christiaan) |
Hans Warren: Familiaerlijk. Constantijn en Christiaan: het juk van de beroemde vader. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 3-3-1984. |
Gerrit Jan Zwier, Grootvaders tabakspot. In: Leeuwarder Courant, 23-5-1986. (onder meer over Op andere voeten) |
Aleid Truijens, Roman van Elisabeth Keesing. Thee drinken zonder thee. In: NRC Handelsblad, 6-6-1986. (over Op andere voeten) |
Wim J. Simons, Nieuwe roman van laatbloeier Keesing. Grote zaken lichtvoetig behandeld. In: Utrechts Nieuwsblad, 13-6-1986. (over Op ander voeten) |
Frank Ligtvoet, Een optimiste op de koude vloer. In: de Volkskrant, 20-6-1986. (over Op andere voeten) |
Frits Abrahams, Pathetiek is het naspelen van een gevoel. Ik schrijf beknopt, maar niet koel. In: Vrij Nederland, 6-9-1986. (interview over haar leven en werk) |
Hans Warren, De vrouwen rondom Constantijn. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 4-7-1987. (over Het volk met lange rokken) |
M.A. Schenkeveld-van der Dussen, Een man voor vrouwen. In: NRC Handelsblad, 10-7-1987. (over Het volk met lange rokken) |
Mark Vlaeminck, De vrouwen rond Constantijn Huygens. Volk met lange rokken. In: De Standaard, 10-8-1987. |
Michaël Zeeman, Broeken onder lange rokken. Huygens' gelijkwaardige verstandhouding met het vrouwvolk. In: Vrij Nederland, 29-8-1987. (over Het volk met lange rokken) |
Judith Spruit, Dr. Elisabeth Keesing, geachte promovenda in 1939. In: Folia, 5-10-1990. (biografisch interview) |
Yvonne Laudy, Een vrouw die doctor werd, dat kòn niet. In: De Telegraaf, 27-10-1990. (biografisch interview) |
Martje Breedt Bruyn, ‘Als ik deed wat ik wilde, dan vertelde ik je dat verhaal’. Leven en werk van Elisabeth Keesing. Amsterdam 1993. (biografie) |
Hans Warren, Uiterst gelukkige keuze jury Anna Bijns prijs. Werk Elisabeth Keesing is het herontdekken waard. In: Utrechts Nieuwsblad, 6-1-1993. (over haar werk) |
Martje Breedt Bruyn, Een heel klein beetje meer lezers. In: Surplus, jrg. 8, nr. 1, 1993, p. 15. (over Anna Bijns-prijs voor Keesing) |
Janet Luis, Zes voortvarende doktersdochters. Optimistische roman van Elisabeth Keesing. In: NRC Handelsblad, 9-7-1993. (over Tijd gerekt) |
Alfred Kossmann, Niet tragisch, maar strijdbaar. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 6-8-1993. (over Tijd gerekt) |
Robert Anker, Een mooi georkestreerd koor van zes zusters. In: Het Parool, 28-8-1993. (over Tijd gerekt) |
Pauline Sinnema, Iedereen kan leren ruggegraat te hebben. In: Het Parool, 19-10-1993. (interview over haar leven) |
Xandra Schutte, Elisabeth Keesing. ‘Tweeëntachtig jaar oud en dan ontdekt worden!’ In: De Groene Amsterdammer, 24-11-1993. (interview over leven en werk) |
Lisette Keustermans, Heeft ze dan geen man? Elisabeth Keesing krijgt morgen de
|
| |
| |
Anna Bijns Prijs 1993 uitgereikt. Een gesprek met een discrete schrijfster. In: Knack, 1-12-1993. (interview over leven en werk) |
Marjo van Soest, Overal thuis en soms ook nergens. Anna Bijns-prijs voor Elisabeth Keesing. In: Opzij, jrg. 21, nr. 12, december 1993, pp. 70-71, 74-76. (interview over leven en werk) |
Doeschka Meijsing, Hart voor Amsterdam. Brievenboek van Elisabeth Keesing. In: Elsevier, 22-7-1995. (over Brieven aan Amsterdammers) |
Elsbeth Etty, Het leven van Raden Adjeng Kartini (1879-1904). Een Javaanse ‘freule’ die haar tanden liet zien. In: NRC Handelsblad, 10-1-1997. (over Hoe ruim een kooi ook is) |
Mirjam van Hengel, Een vogeltje voor heel het schone reuzenwerk. In: Vrij Nederland, 8-2-1997. (over Hoe ruim een kooi ook is). |
Karin de Graaff, Een adellijke juffer op het oorlogspad. In: Haagsche Courant, 21-2-1997. (over Hoe ruim een kooi ook is) |
73 Kritisch lit. lex.
mei 1999
|
|