| |
| |
| |
Lieve Joris
door Ton Brouwers
1. Biografie
Godelieve Elisabeth Achiel Micheline Joris werd op 14 juni 1953 geboren te Neerpelt, een dorp in Belgisch Limburg. Zij groeide op in een katholiek gezin van negen kinderen; haar vader was werkzaam als belastingambtenaar. Haar middelbare schooltijd bracht ze door op een kostschool in het nabijgelegen Peer. Tijdens haar jeugd had zij een nauwe band met haar grootmoeder en wilde ze lekenzuster in de missie worden.
In 1971 begon Joris aan een studie psychologie in Leuven, maar weldra bleek die keuze een vergissing en vertrok zij als au pair naar de Verenigde Staten. Zij woonde enige tijd in Washington DC, zwierf door het land, leefde in communes en raakte bevriend met Kamal Boullata, een Palestijnse kunstenaar die haar belangstelling voor het Midden-Oosten wekte.
Na terugkeer in België besloot Joris journalist te worden. Van 1975 tot 1978 volgde ze een opleiding aan de School voor Journalistiek te Utrecht. Haar stage bij de Haagse Post liep uit op een langdurige parttime verbintenis met dat weekblad, die tot 1991 zou duren. Gaandeweg specialiseerde zij zich in het schrijven van persoonlijk, literair journalistiek werk, met een bijzondere aandacht voor landen en sociale problemen in het Midden-Oosten en Afrika. Behalve in de Haagse Post zijn verhalen van haar hand gepubliceerd in NRC Handelsblad, in magazines als Avenue en Esquire en in de literaire tijdschriften Maatstaf en Nieuw Wereldtijdschrift.
Vanaf 1986 verschijnt het werk van Joris ook in boekvorm. Verschillende titels van haar zijn inmiddels beschikbaar in vertaling. Zo verschenen er Franse en Engelse versies van Terug
| |
| |
naar Kongo (1987) en De poorten van Damascus (1993). Op verzoek van de stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek schreef Joris ter gelegenheid van de Boekenweek 1991 het essay Een kamer in Cairo. Voor De melancholieke revolutie (1990) ontving ze in 1993 de Henriëtte Roland Holst-prijs.
Lieve Joris woont sinds eind jaren zeventig in Amsterdam, evenals haar partner, een Poolse vluchteling, die in haar werk voorkomt als Marck.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Het werk van Lieve Joris gaat, bij eerste beschouwing, over de persoonlijke en ideologische dilemma's van mensen die wonen in landen waar het leven wordt gedomineerd door economische chaos, snelle maatschappelijke veranderingen, corruptie of politieke repressie. Joris laat zien hoe de spanning tussen traditie en modernisering, kolonialisme en postkolonialisme, vrijheid en afhankelijkheid, armoede en rijkdom een stempel drukt op de alledaagse werkelijkheid in landen in Oost-Europa, het Midden-Oosten en Afrika. Dit is de buitenkant, ofwel het objectieve of journalistieke karakter van haar werk.
Daarnaast heeft het werk van Joris een subjectieve, autobiografische dimensie. Haar boeken gaan over de onmogelijkheid van ontsnapping aan de eigen culturele identiteit. Ze zijn een poging om het leven waarin de conventionele banden met afkomst, familie en traditie zijn verbroken, beter te begrijpen. Hoewel zij door te reizen en te schrijven afstand heeft genomen van de benauwde horizon van het landschap van haar jeugd, suggereert Joris dat een daadwerkelijk of definitief loskomen van het eigen verleden niet haalbaar is. In haar boeken komt zij steeds uit bij mensen die ontheemd zijn, die ooit hun land voor lange tijd hebben verlaten of anderszins een breuk met hun afkomst hebben ervaren. Of ze heeft juist oog voor de verstikkende sociale of economische omstandigheden waarin anderen verkeren en waaraan ze niet kunnen of willen ontsnappen. Niet alleen vanuit een besef van journalistieke missie schrijft Joris, maar ook vanuit een gevoel van ontworteling. Dit persoonlijke thema, haar vervreemding van haar geboortegrond, vormt de binnenkant van haar werk en ligt er ook aan ten grondslag.
In haar debuut, De Golf (1986), komt dit persoonlijke thema nog nauwelijks aan bod. Het boek is een min of meer conventioneel journalistiek verslag van een reis langs de olielanden van het Midden-Oosten. Tijdens haar nogal haastige rondreis werd zij gehinderd door een gebrek aan bewegingsvrijheid en het vrijwel voortdurend toeziende oog van een officiële gids. Niettemin is De Golf een levendige aanschakeling van impressies,
| |
| |
anekdotes, ontmoetingen en gesprekken. Joris zoekt zoveel mogelijk het contact met mensen die een uitgesproken visie op hun eigen wereld hebben. Zo komt ze in Qatar bij de schrijver Abdelrahman Al Mannai terecht, die de olierijkdom van zijn land met scepsis beschouwt: ‘Ons geld is gekomen zonder dat we er een minuut voor moesten werken. Dat soort geld verlies je’ (p. 113). Gaandeweg wordt voor Joris het scherpe contrast tussen de explosieve economische groei en de daarbij achterblijvende veranderingen op sociaal-cultureel gebied het belangrijkste kader om het leven in de golfstaten te begrijpen. Ondanks de nieuwe rijkdom en de daaraan gekoppelde consumptiewoede, schetst ze Saoedi-Arabië bijvoorbeeld als een land waar vrouwen nog nauwelijks meetellen en waar publiekelijk handen van criminelen worden afgehakt. De Golf is een informatief en vlot geschreven boek, waarin Joris zich laat kennen als een nieuwsgierig, doortastend en volhardend journalist - maar ook als niet meer dan dat.
| |
Ontwikkeling
Geeft Joris in haar eerste boek een zuiver journalistieke invulling aan haar reis, in haar verdere werk krijgt ook het autobiografische element steeds meer ruimte. De titel van haar tweede boek, Terug naar Kongo (1987), maakt dat al duidelijk. De suggestie dat zij Kongo, het latere Zaïre, al eens eerder zou hebben bezocht, is trouwens misleidend; het boek gaat namelijk over haar eerste verblijf in de vroegere Belgische kolonie. Joris maakt de reis in het voetspoor van een inmiddels overleden familielid, haar heeroom, die er zijn hele leven als missionaris actief is geweest. In die zin gaat haar reis over een terugkeer, niet naar een land dat zij kent, maar naar een aspect uit haar eigen verleden, naar de man die ooit dezelfde geboortegrond heeft verlaten en die tijdens haar jeugd altijd een mysterieuze indruk op haar maakte.
| |
Thematiek
Terug naar Kongo heeft een bijzonder rijke, veelzijdige thematiek en kan op vele manieren worden benaderd. Hoewel de confrontatie met de wereld van haar heerom pijnlijke herinneringen losmaakt aan haar eigen kostschooljaren bij de nonnen, geeft Joris een afgewogen, ontluisterend beeld van het hedendaagse missiewerk, dat als een anachronisme gewoon blijft bestaan. Het katholieke spoor van haar heeroom laat zij echter
| |
| |
al gauw voor wat het is, om de aandacht te vestigen op het moderne Zaïre. Zij beschrijft de economische ontreddering en hoe het land nog even afhankelijk is van het opportunisme van het rijke, westerse kapitalisme, terwijl het evenzeer ten prooi is gevallen aan interne machtsstrijd en corruptie. De Zaïrese intellectuelen die Joris ontmoet, en die veelal in West-Europa zijn opgeleid, geven zowel een persoonlijke kijk op hun land als een beeld van hun eigen culturele gespletenheid. Daarnaast duikt Joris eveneens in het literaire verleden. In ‘Reis naar het Hart der Duisternis’ (het hoofdstuk dat ook afzonderlijk als boek werd gepubliceerd in de reeks ‘Vertelling voor één nacht’) doet zij verslag van de bootreis die in Heart of Darkness (1902) van Joseph Conrad een centrale rol vervult. Maar pregnanter is ‘Met de Fabiolaville’, over de bootreis van Antwerpen naar Zaïre, waarin een representatief gezelschap van zakenlieden en oud-kolonialen optreedt: ‘Ze voelen zich na al die jaren ontheemd in België, maar ook Zaïre is niet meer wat het eens geweest is. Op de boot tussen die twee werelden leeft het glorieuze verleden voort’ (p. 20). In dit treffende verhaal over de heenreis zet de auteur de toon van haar boek. Uit Terug naar Kongo blijkt hoezeer iedereen, Joris incluis, zit ingeklemd tussen een al dan niet glorieus koloniaal verleden en een ongrijpbaar postkoloniaal heden.
Ook in haar andere boeken wil Joris primair een beeld schetsen van de verwarrende werkelijkheid, van de dilemma's van het alledaagse leven elders. Het zijn met name politici, schrijvers, sociologen, filmers en andere cultuurdragers die in haar werk figureren. Als intellectuelen formuleren zij doorgaans ook de rijkste inzichten. In De melancholieke revolutie (1990) zijn het de schrijvers György Konrád, Miklós Mészöly en Péter Nádas die, samen met de actieve leden van een van de kritische politieke partijen waartoe Joris toegang krijgt, het leven in Hongarije anno 1989 nuanceren. ‘Hoe een land zich uit de modder probeert te trekken en daar niet in slaagt’ - zo brengt een van hen de teneur en het onderwerp van dit ontroerende boek, dat Joris' meest geslaagde is, onder woorden (p. 227). Komt in De melancholieke revolutie een brede groep intellectuelen tot leven, de meeste korte verhalen, zoals verzameld in
| |
| |
Zangeres op Zanzibar en andere reisverhalen (1992) en Mali Blues en andere verhalen (1996), zijn gewijd aan één individu. Maar het is Joris altijd te doen om het grotere historische verband waarin haar personages bestaan. Het titelpersonage in ‘Het verhaal van Joseph’ uit de eerstgenoemde bundel is kenmerkend voor het type gepassioneerde intellectueel waar zij bij voorkeur over schrijft. Hij is een kritische Libanese journalist die als balling in Parijs leeft en werkt. Aan de hand van zijn levensverhaal en tegen de achtergrond van de Golfoorlog en het failliet van het blad waarvoor hij schrijft, laat Joris zien hoezeer mensen zoals hij verstrikt zijn geraakt in de conflicten van deze tijd.
Joris toont zich in haar boeken uiterst ontvankelijk voor kwesties die te maken hebben met afkomst en familie, en vooral ook met het al dan niet loskomen ervan. Dit thema komt niet alleen in het stuk over Joseph aan de orde, maar bijvoorbeeld ook in het essay over de door haar bewonderde auteur V.S. Naipaul, uit dezelfde bundel. Joris kiest Naipauls familierol en zijn ambivalentie ten aanzien van Trinidad, het eiland van zijn geboorte, als invalshoek. Zij bespreekt zijn verantwoordelijkheidsgevoel tegenover het gezin waaruit hij stamt, maar ook hoe belangrijk het voor hem was om met de ‘tragiek’ van het leven van zijn vader en het ‘trage ritme’ van zijn eiland te breken door op jonge leeftijd weg te gaan. Het zorgzame instinct van Hala, de hoofdpersoon uit De poorten van Damascus (1993), bij wie Joris een half jaar in huis woont, brengt ze in verband met Hala's rol als oudste kind dat altijd voor haar broertje en zusjes heeft moeten opkomen. Over zichzelf merkt Joris in dit verband op: ‘Ik was de middelste thuis, ik onttrok me aan dat soort verantwoordelijkheden. Als er conflicten waren, zocht ik beschutting bij bomma. Dat heeft me gered, weet ik - daardoor kon ik me later makkelijker losmaken’ (p. 69).
Het is vooral deze persoonlijke inzet van Joris, en dan met name het daaruit voortvloeiende spanningsveld tussen distantie en betrokkenheid, die haar werk bijzonder maakt en het van een binnenkant voorziet. Zonder de aandacht op zich te vestigen is zij door de keuze van personages, haar vereenzelviging met de problematiek van sommigen onder hen, haar
| |
| |
kwetsbare opstelling, haar reacties op onverwachte situaties, haar korte verwijzingen naar het eigen verleden en haar soms weemoedige toonzetting steeds nadrukkelijk als denkend, voelend en handelend personage aanwezig.
| |
Stijl
Af en toe heeft deze aanwezigheid een storende werking, bijvoorbeeld wanneer Joris in De Golf haar pogingen om ‘door te dringen in de Saoedische vrouwenwereld’ niet kan relativeren of als ze clichématig meldt dat aan het begin van de reis het angstzweet bij haar uitbreekt. Het gehele werk bevat dergelijke vlakke momenten, die zich in het bijzonder voordoen als Joris zichzelf in de tekst naar voren schuift. Een te nadrukkelijke verwoording van voorspelbare emoties of reacties veroorzaakt soms een breuk in het vloeiende ritme van haar levendige, nuchtere taal. Maar doorgaans weet zij een goede balans te vinden tussen zichzelf wegcijferen en zich laten gelden, hetgeen resulteert in proza met een authentiek stemgeluid.
| |
Verwantschap / Traditie
Het werk van Joris past voor een deel in de traditie van het literaire reisverhaal. Dit genre kon in de jaren zeventig en tachtig opbloeien, mede dankzij de toegenomen mobiliteit en de sterke groei van de media. De nieuwe culturele bijlagen en glossy magazines ruimden veel plaats in voor subjectieve reisverslagen. Ook het reisproza van auteurs als Carolijn Visser, Adriaan van Dis en Cees Nooteboom behoort, in meer of mindere mate, tot deze traditie. Er zijn niettemin aanzienlijke verschillen tussen bijvoorbeeld Joris en Nooteboom. Zo gaat het Joris nooit om het reizen zelf, noch om het subjectief weergeven van impressies. Zij zoekt in de eerste plaats de confrontatie met anderen. Zij is iemand die vooral vraagt en ideeën, emoties en visies uit anderen probeert los te peuteren, om die vervolgens vanuit haar eigen visie aaneen te smeden tot een solide, oorspronkelijke tekst. Nooteboom daarentegen gaat als reiziger steeds uit van zijn eigen waarnemingen, die hij door zijn gevoel voor taal, metafoor en syntaxis op geraffineerde wijze onder woorden weet te brengen. Hij is vooral geïnteresseerd in de eigen werkelijkheid en ervaring, terwijl die voor Joris altijd ondergeschikt blijven aan het in beeld brengen van de werkelijkheid van anderen.
| |
| |
Joris schrijft dan ook geen reisverhalen in strikte zin en haar werk wordt juister gekarakteriseerd als literaire journalistiek, naar analogie van het Amerikaanse literary journalism dat sinds de jaren zeventig opgang maakt en dat in Nederland bijvoorbeeld wordt beoefend door Geert Mak. Ook al beperkt deze schrijver zich tot Nederlandse onderwerpen, boeken als De engel van Amsterdam (1992) en Hoe God verdween uit Jorwerd (1996) getuigen van een vergelijkbaar besef van journalistieke missie, een gelijksoortige behoefte om met literaire middelen mensen en situaties tot leven te brengen en dezelfde ingetogen levenshouding als de boeken van Joris.
| |
Techniek / Kunstopvatting
Hoewel Joris haar journalistieke doelstelling en haar status van buitenstaander nooit vergeet - ze spreekt bijvoorbeeld zelden de taal van het land of van de mensen over wie ze schrijft -, resulteert haar werkwijze vaak in een veelzijdig beeld van ongewone diepte. Uitgangspunt daarbij is dat de werkelijkheid zelf al fascinerend en ingewikkeld genoeg is. Maar als een realistisch romanschrijver is Joris ook gericht op het vertellen van een samenhangend verhaal, het creëren van levensechte personages en het oproepen van een waarheidsgetrouwe wereld. Daarbij maakt zij gebruik van narratieve technieken, zoals dialoog en enscenering, en heeft zij een scherp oog voor betekenisvolle details. Dat haar werk verdergaat dan alledaagse journalistiek, is bovendien te danken aan de zorgvuldige keuze van een invalshoek, de aandacht voor sfeertekening, de soms speelse opbouw van de tekst en vooral haar persoonlijke aanpak.
| |
Visie op de wereld
Joris komt uit haar boeken naar voren als iemand die oprecht betrokken is bij de complexiteit van het leven elders, in het bijzonder het leven buiten de verzorgingsstaat. Zij toont zich solidair met de problematiek van de culturele tweeslachtigheid en met de maatschappelijke tragiek in Arabische en Afrikaanse landen. Zij zoekt daarbij altijd naar de individuele dimensie. Over Joseph, de Libanese journalist in Parijs, merkt ze op dat zijn geschiedenis ‘zo complex is dat ik me soms schaamde voor de simpelheid van de mijne’ (Zangeres op Zanzïbar, p. 150). Vanuit het naoorlogse West-Europese besef van zekerheid en veiligheid kijkt zij bescheiden en zonder cynisme naar werel- | |
| |
den en levens waarin veiligheid noch zekerheid vanzelfsprekend zijn. Een progressief idealisme is daarbij een bron van inspiratie, maar in toenemende mate relativeert zij iedere partijdige blik. Op het prikbord van haar studentenkamer in de jaren zeventig hingen nog feministische slogans en Palestijnse stickers naast een citaat van Trotski, maar de daaraan gekoppelde ideeën, zo stelt ze, ‘zijn door mijn leven gespoeld en hebben geen diepe sporen achtergelaten’ (De melancholieke revolutie, p. 36). Wat ervoor in de plaats is gekomen, is haar engagement als schrijver van een kritische literaire journalistiek, gericht op het openen van werelden die in de westerse perceptie niet of slechts oppervlakkig bestaan.
| |
Publieke belangstelling / Kritiek
Met dit engagement meet Joris zichzelf de rol van bemiddelaar of boodschapper aan - en niet zonder verdienste. Al haar boeken verschijnen in meerdere drukken, worden veelvuldig besproken en bereiken een opvallend breed publiek. Terug naar Kongo, een van haar best verkochte boeken, is bijvoorbeeld populair bij middelbare scholieren. Hoewel de boeken van Joris aanvankelijk slechts zelden door specifiek literaire recensenten zijn besproken, krijgt haar werk ook in literaire kringen steeds meer aandacht. Dit houdt verband met een groeiende waardering voor goed geschreven non-fictie en met de toenemende belangstelling voor postkoloniale problematiek en kwesties van culturele identiteit. Haar boeken worden meestal lovend besproken, met uitzondering misschien van De poorten van Damascus, waarover de meningen nogal uiteenlopen. Hans Warren noemt het bijvoorbeeld een saai boek over een saai land. Maar de meeste critici - Hans Keller voorop - duiden haar werk met woorden als ‘indringend’, ‘intiem’, ‘moedig’, ‘meeslepend’ en ‘aangrijpend’.
| |
Relatie leven/werk
Al deze kwalificaties verwijzen naar de gedrevenheid van Joris als schrijver en naar het persoonlijke gehalte van haar boeken, een onderwerp dat zij zelf uitwerkt in Een kamer in Cairo (1991). Dit openhartige essay over haar verhouding tot haar werk maakt ook duidelijk dat zij meer is dan een neutrale boodschapper. Zo tekent zij de beklemming van de zwart-witwereld van haar jeugd in het kleine dorp aan de Dommel nabij de Belgisch-Nederlandse grens, de verstikking van zes jaar kostschool en hoe ze zich aan die benauwde provinciale wereld
| |
| |
heeft ontworsteld door te gaan reizen. Tegelijkertijd laat zij zien dat dit alternatief zijn beperkingen heeft. Wie de vertrouwde omgeving loslaat en gaat reizen, begeeft zich in een onzekere wereld vol onverwachte, mogelijk pijnlijke misverstanden en ervaart soms intense vervreemding (zoals tijdens het verblijf in de kamer waarnaar de titel van het essay verwijst). Het verlangen geheel los te komen van de eigen afkomst en in een andere cultuur op te gaan is haar onhaalbaar gebleken. Door te schrijven ontdekte zij dat haar eigenlijke onderwerp verborgen ligt in ‘die ijle zone tussen onze culturen’ (p. 52). Hoewel een kortstondige terugkeer naar haar geboortegrond, zoals ze stelt, de dingen tijdelijk tot hun ‘ware proporties’ terugbrengt, heeft het verlaten van die omgeving ‘een wak geslagen in mijn leven dat ik sindsdien onverminderd bezig ben te dichten’ (p. 54).
Deze problematiek rond het ‘wak’ in Joris' leven, rond de vervreemding van haar geboortegrond, kan nog iets strakker worden omlijnd. In ‘Sidi Boîte’, het tweede en beste verhaal uit Mali Blues - een verhaal ook waarin binnen- en buitenkant van haar werk onopvallend in elkaar schuiven - mag zij mee op pad met Sass, een zelfbewuste Mauretaanse socioloog van middelbare leeftijd. Voor een onderzoek naar dorpsschooltjes moet hij een korte reis door het arme en moeilijk toegankelijke oosten van zijn land maken. Na te zijn opgegroeid in de woestijn als lid van een vooraanstaande nomadenfamilie, studeerde hij jarenlang in Frankrijk, maar hij keerde tenslotte naar Mauretanië terug. Sinds het vertrek uit zijn geboorteland wordt hij echter geconfronteerd met wat hij het misverstand omtrent zijn identiteit noemt, een misverstand dat door de jaren heen alleen maar groter is geworden. Sinds zijn vertrek woont hij in die ijle zone tussen culturen, aangetrokken door de band met zijn afkomst en verleden en tegelijkertijd bang om te worden teruggetrokken in de ‘traagheid’ en de voorspelbaarheid van dat verleden. Doordat hij ooit de keuze voor een intellectueel leven heeft gemaakt, wat een leven elders impliceerde, beseft hij te zijn afgesneden van zijn oude milieu. Hij weet zijn verscheurdheid echter met gevoel voor ironie te beschouwen. Joris merkt op dat hij, in tegenstelling tot anderen in een ver- | |
| |
gelijkbare situatie, niet geneigd is zijn ontheemding te verbergen: ‘Sass is niet bang in de afgrond te kijken’ (p. 87). Ditzelfde kan gezegd worden van Joris. Niet voor niets kijkt zij aan het einde van het verhaal over Sass in de spiegel, haar hoofd gewikkeld in zijn blauwe hawli. Wat ze ziet, is de vreemdeling in zichzelf, de vreemdeling die sinds haar vertrek uit haar dorp haar leven is binnengeslopen.
De identiteitsproblematiek in het werk van Joris komt overigens niet of nauwelijks voort uit een besef van ontgoocheling of een getraumatiseerde verhouding tot het leven. Zoals zij in interviews heeft aangegeven, is haar vervreemding eerder een bron van inspiratie, een conditie die haar bestaan op een aangename manier verrijkt. Door steeds op reis te gaan om mensen zoals Sass te vinden, door steeds bewust die ijle zone, dat culturele niemandsland, op te zoeken, om te beschrijven wat ze daar aantreft, probeert Lieve Joris de afgrond, de rusteloze leegte in zichzelf, het misverstand omtrent wie ze is, op rituele, maar ook creatieve wijze te bezweren.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Ahmaad Zahtar, Mahmoud Darwish. Vertaald door Lieve Joris en Kamal Boullata. Met tekeningen van Kamal Boullata. Haarlem 1977, In de Knipscheer, E (vert.) |
Lieve Joris, De Golf. Utrecht 1986, Veen, Op schrijversvoeten, E. |
Lieve Joris, Terug naar Kongo. Amsterdam 1987, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 924, E. (dertiende druk: 1997, Maarten Muntinga, Rainbow Pocketboeken nr. 299) |
Lieve Joris, De melancholieke revolutie. Amsterdam-Leuven 1990, Meulenhoff-Kritak, Meulenhoff Editie 1108, E. |
Lieve Joris, Een kamer in Cairo. Amsterdam 1991, CPNB, E. |
Lieve Joris, Zangeres op Zanzibar en andere reisverhalen. Amsterdam 1992, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 1241, EB. (vijfde druk: 1995, Maarten Muntinga, Rainbow Pocketboeken nr. 266) |
Lieve Joris, De tijd is van elastiek. Hongarije-Roemenië 1989-1990. Met foto's van Hans Huurdeman. Amsterdam 1993, Sauternes, E. |
Lieve Joris, De poorten van Damascus. Amsterdam 1993, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 1317, E. |
Lieve Joris, Amadou. Afrikaanse notities. Utrecht 1994, Stichting VSB Fonds, E. (opgenomen in Mali Blues en andere verhalen) |
Lieve Joris, Reis naar het Hart der Duisternis. Amsterdam 1994, Meulenhoff, Verhaal voor één Nacht, E. (eerder gepubliceerd in Terug naar Kongo) |
Lieve Joris, Mali Blues en andere verhalen. Amsterdam 1996, Meulenhoff, EB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Louise Fresco, Gesluierde vrouwen in snelle auto's: Lieve Joris in de Golfstaten. In: Vrij Nederland, 21-6-1986. |
Maarten Jan Hijmans, [over De Golf]. In: de Volkskrant, 19-7-1986. |
Paul Depondt, Lieve Joris - een ‘vrouw alleen’ op reis in de Golf. In: De Morgen, 4-10-1986. (interview) |
Hinde Rotenstreich, Reisjournaliste Lieve Joris: ‘Ik heb het gezien en dat zeg ik ook.’ In: Piet Hagen, Lieneke van Schaardenburg en Aleid Truijens (red.), De journalistieke verbeelding. Utrecht 1986, pp. 33-39. |
Hans Warren, Lieve Joris in de Kongo. In het spoor van heeroom. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 14-3-1987. |
Marc Reynebeau, Zaïre, elke dag. In: Knack, 18-3-1987. (interview over Terug naar Kongo) |
Gerrit Jan Zwier, Het nichtje van heeroom. In: Leeuwarder Courant, 20-3-1987. (over Terug naar Kongo) |
Bert de Jong, Lieve Joris: Terug naar Kongo. In: Trouw, 1-4-1987. |
Gerlof Leistra, Reisboeken over het leven tussen de krantekoppen. Adriaan van Dis, Lieve Joris, Gerrit Jan Zwier. In: Nieuwsblad van het Noorden, 24-4-1987. (over Terug naar Kongo) |
Piet de Moor, De allesoverheersende vraag is, hoe te overleven. Terug naar de Kongo van heeroom. In: HN Magazine, 25-4-1987. (interview) |
Martin Sommer, Van de melkdoppen naar swingend Afrika. In: de Volkskrant, 25-4-1987. (over Terug naar Kongo) |
Frans de Smet, ‘Vergeleken met Zaïre is België een zwart-wit foto’. In: De Morgen, 27-4-1987. (interview over Terugnaar Kongo) |
Tessel Pollmann, Voorheen de koloniën. In: Vrij Nederland, 9-5-1987. (over Terug naar Kongo) |
Annette Kolbrink, Lieve Joris baant zich een weg door Zaïre. Journaliste volgt spoor van oom. In: Twentse Courant, 14-5-1987. |
Monique van de Sande, Reis naar het hart van de duisternis. In: De Waarheid, 13-6-1987. (over Terug naar Kongo) |
Geert van der Speeten, Het verdriet van Zaïre. Terug naar Kongo van Lieve Joris. In: Gazet van Antwerpen, 27-6-1987. |
Juurd Eijsvogel, Van de Congo naar Zaïre. In: NRC Handelsblad, 27-6-1987. |
Lucas Ligtenberg, Wat is de smaak van olifantslurf? In: Het Parool, 8-9-1987. (over Terug naar Kongo) |
Hugo Bousset, Lieve Joris in Kongo. In: Ons Erfdeel, jrg. 30, nr. 4, 1987, pp. 579-580. |
Gerlof Leistra, Lieve Joris... ik zoek de uitdaging. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 14-11-1987. (interview) |
Hans Keller, Een romance met de fluwelen revolutie. In: Vrij Nederland, 13-10-1990. (over De melancholieke revolutie) |
William van Laeken, Vier seizoenen in Hongarije. In: De Morgen, 19-10-1990. (over De melancholieke revolutie) |
Jos Vranckx, De binnenkant van een revolutie. Lieve Joris tast naar melancholieke ziel van Hongarije. In: Gazet van Antwerpen, 30-10-1990. |
Jaap Goedegebuure, Het oosten broeit en bruist. De persoonlijke confrontaties van Cees Nooteboom en Lieve Joris met de borrelende krater van Midden-Europa. In: HP/De Tijd, 16-11-1990. |
Harry Vermeulen, Lieve Joris maakt zich zorgen om herboren Hongarije. In: De Stem, 17-11-1990. (over De melancholieke revolutie) |
Hans Warren, Zij waren erbij. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 17-11-1990. (over De melancholieke revolutie) |
| |
| |
John Vervoort, ‘Eigenlijk reis ik om mezelf beter te leren kennen’. In: Het Nieuwsblad, 17/18-11-1990. (interview over De melancholieke revolutie) |
Jooris van Hulle, Als grenzen vervagen. In: De Standaard, 8-12-1990. (over De melancholieke revolutie) |
Bob de Groof, De veertjes in de jas van de valkenier. In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 7, nr. 6, 1990, pp. 71-72. (over De melancholieke revolutie) |
Arnold Heumakers, Negentig jaar in de melkweg. Boekenweekgeschenken van Cees Nooteboom en Lieve Joris. In: de Volkskrant, 1-3-1991. (over Een kamer in Cairo) |
Inge van den Blink, Verre reizen als exercities in geduld en lankmoedigheid. In: Utrechts Nieuwsblad, 1-3-1991. (over Een kamer in Cairo) |
Hans Keller, Hard werken. In: Vrij Nederland, 9-3-1991. (over Een kamer in Cairo) |
Jooris van Hulle, Lieve Joris. In: De Standaard, 16-3-1991. (over Een kamer in Cairo) |
John Vervoort, Lieve Joris reist wereld rond naar zichzelf. In: Het Nieuwsblad, 16/17-3-1991. (over Een kamer in Cairo) |
Gé Ansems, Ontsnapping uit het dorp via reisverhalen. In: Friesch Dagblad, 18-3-1991. (interview) |
Jef Coeck, Een Naipaula in schrijversland. In: De Morgen, 29-3-1991. (over Een kamer in Cairo) |
Karel Osstyn, Literatuur of journalistiek. In: Ons Erfdeel, jrg. 34, nr. 2, 1991, pp. 213-219. |
Stefaan van Laere. Achter de coulissen van het nieuws. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 136, nr. 4, 1991, pp. 487-491. (over De melancholieke revolutie) |
Rudi Knaepen, De schrijver keert terug. Portret van Lieve Joris. In: Knack, 17-6-1992. |
Gertjan van Schoonhoven, Het wankele plankje tussen heden en verleden. In: Nieuwsblad van het Noorden, 19-6-1992. (over Zangeres op Zanzibar) |
Jef Coeck, Schrijfster creëert eigen genre. In: De Morgen, 26-6-1992. (over Zangeres op Zanzibar) |
Theodor Holman, Vakantieproza. In: Het Parool, 27-6-1992. (over Zangeres op Zanzibar) |
Jooris van Hulle, Portretten van eenzaamheid. In: De Standaard, 11-7-1992. (over Zangeres op Zanzibar) |
Hans Keller, Verre vrienden dichtbij. In: Vrij Nederland, 11-7-1992. (over Zangeres op Zanzibar) |
Gerrit Jan Zwier, Tropische triestheid. In: Leeuwarder Courant, 17-7-1992. (over Zangeres op Zanzibar) |
Doeschka Meijsing, Direct tot de zaak. De heldere standpunten van reizigster Lieve Joris. In: Elsevier, 25-7-1992. (over Zangeres op Zanzibar) |
Jos Slats, Ten prooi aan postkoloniale twijfels. In: de Volkskrant, 25-7-1992. (over Zangeres of Zanzibar) |
Hans Warren, Hardnekkig blijf-proza. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 21-8-1992. (over Zangeres of Zanzibar) |
Johan Vandenbroucke, Thuis in de wereld. Lieve Joris beschrijft de dilemma's in de Arabische wereld na de Golf-oorlog. Een gesprek over non-fictieliteratuur. In: Knack, 29-9-1993. |
Juurd Eijsvogel, Iedereen in Damascus kan een verklikker zijn. In: NRC Handelsblad, 1-10-1993. (over De poorten van Damascus) |
Hugo Camps, ‘Je blijven verplaatsen om niet cynisch te worden’. In: Elsevier, 2-10-1993. (interview) |
Jef Coeck, De slome diktatuur van Assad en hoe ermee te leven. In: De Morgen, 2-10-1993. (over De poorten van Damascus) |
| |
| |
Jooris van Hulle, Ploeteren in Syrië. Lieve Joris speelt dubbel spel. In: De Standaard, 2-10-1993. (over De poorten van Damascus) |
Carlos Alleene, Lieve Joris begon als rugzaktoeriste. In: Het Volk, 12-10-1993. (interview over De poorten van Damascus) |
Hans Warren, Saai boek over een saai land. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 15-10-1993. (over De poorten van Damascus) |
Ivan Declercq, Interview. Damascus van binnenuit. Lieve Joris lost haar schuld in. In: Gazet van Antwerpen, 29-10-1993. |
Henk van Weert, Interview Lieve Joris. In: De Stem, 10-11-1993. |
Paul Aarts, Assads Syrië. ‘Mama, is dit gebouw ook van Assad?’ In: Vrij Nederland, 20-11-1993. (over De poorten van Damascus) |
Gerrit Jan Zwier, Onder Syriërs. In: Leeuwarder Courant, 10-12-1993. |
Eric Goeman. Interview Lieve Joris. In: Politiek en cultuur, jrg. 53, nr. 5, 1993, pp. 52-55. |
Karel Osstyn, Lieve Joris: De poorten van Damascus. In: Ons Erfdeel, jrg. 37, nr. 1, 1994, pp. 106-108. |
Anil Ramdas, Zelfgemaakte ontberingen. In: NRC Handelsblad, 6-5-1995. (beschouwing over reisliteratuur met aandacht voor Terug naar Kongo) |
Sigrid Bousset, Blikwisselingen. Lieve Joris, reizigster op weg naar Neerpelt. In: Streven, jrg. 63, nr. 8, september 1996, pp. 722-730. (beschouwing over het hele werk) |
Andrea Bosman, De familie wordt steeds groter, de wereld steeds kleiner. In: Trouw, 27-9-1996. (interview over Mali Blues) |
John Jansen van Galen, In Afrika is het veel vrolijker. In: Het Parool, 4-10-1996. (over Mali Blues) |
Hans Keller, Puzzelen in Afrika. In: Vrij Nederland, 26-10-1996. (over Mali Blues) |
Reinjan Mulder, Reizen naar nergens in roerig Afrika. In: NRC Handelsblad, 15-11-1996. (over Mali Blues) |
Luc Renders, Van Kongo naar Zaïre. Lieve Joris in het hart van Afrika. In: Michiel van Kempen en Elisabeth Leijnse (red.), Tussenfiguren in de literatuur. Amsterdam 1997. |
66 Kritisch lit. lex.
augustus 1997
|
|