| |
| |
| |
Bouke Jagt
door Michel Boll
1. Biografie
Bouke Bonifacius Jagt werd op 5 mei 1942 geboren in Padang, op het eiland Sumatra in Nederlands-Indië, tijdens de Japanse bezetting. Zijn eerste levensjaren bracht hij met zijn moeder door in het interneringskamp Bankinang. Zijn moeder kwam uit een Indische familie van Zwitserse afkomst. Jagts vader was een Fries, die sergeant-majoor was in het KNIL. Hij kwam in 1944 om het leven toen het troepenschip, waarmee hij als krijgsgevangene werd getransporteerd, zonk na een torpedoaanval.
Na vijf jaar vol onrust en reizen volgde in 1950, na de soevereiniteitsoverdracht, een gedwongen en overhaast vertrek naar Nederland. Jagt groeide hier op in een dorpsmilieu. Met zijn moeder en stiefvader woonde hij in Rhenen en in het Veluwse Achterveld, een streng katholieke enclave. Wegens langdurige onmin binnen het gezin brak hij zijn middelbare schoolopleiding af om vervroegd in militaire dienst te treden. Als dienstplichtige werd hij van mei tot november 1963 uitgezonden naar Nieuw Guinea waar Nederland was verwikkeld in een gewapend (soevereiniteits)conflict. In 1964 trouwde Jagt, uit welk huwelijk later twee zoons werden geboren. Hij begon aan een lange reeks (administratieve) banen in het bedrijfsleven. In de avonduren studeerde hij Nederlands, eerst MO-A en B, later universitair aan de Rijksuniversiteit Leiden. Van 1976 tot 1979 was hij als leraar uitgezonden naar Curaçao. Tussen 1979 en 1987 gaf hij les aan een scholengemeenschap in Delft en studeerde hij rechten. Sinds 1986 is hij als advocaat gevestigd in Den Haag. Hij was in 1986 korte tijd secretaris van de Vereniging van Letterkundigen.
Zijn poëziedebuut in 1967, met de gedichtencyclus Gerart van
| |
| |
Velsen, was achteraf bezien te overhaast; pas in 1978 volgde een tweede boek, de verhalenbundel De muskietenoorlog. In Soma en De Gids publiceerde Jagt gedichten, voor Elseviers Magazine en het Leidsch Dagblad schreef hij tussen 1982 en 1986 literatuurrecensies. Bouke Jagt woont sinds 1980 in Voorschoten.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Opvallende kenmerken van het oeuvre van Bouke Jagt zijn de grote variatie in thematiek, de rijkdom aan gebeurtenissen, de grote geografische spreiding van de lokaties waar zijn verhalen en romans zich afspelen en het feit dat op één uitzondering na ieder boek is gesitueerd in een verschillende periode die niet wordt overlapt door de andere perioden. Deze perioden zijn alle hecht verbonden met de levensfasen en woonplaatsen van de auteur. Daarbij valt verder op dat Jagt een voorkeur vertoont voor het (uitvoerig) beschrijven van besloten en enigszins geïsoleerde gemeenschappen. Zo speelt de roman IJzeren Chrysant zich af tussen 1942 en 1945 onder Nederlandse gevangenen in een interneringskamp op een eiland van Nederlands-Indië tijdens de Japanse bezetting. De roman Bij de gratie Gods, over verwikkelingen binnen een streng katholieke dorpsgemeenschap, beperkt zich voornamelijk tot de jaren zestig. De verhalenbundel De muskietenoorlog speelt zich vrijwel geheel af onder Nederlandse militairen die in 1963 in Nieuw Guinea zijn gelegerd. Pijnboomspook is een roman die speelt onder leraren in de eerste helft van de jaren zeventig, in Wassenaar. En in Onder de wolkenwals schetst Jagt het beeld van het leven van de eilandbewoners op Curaçao ten tijde van de taalkwestie en de corruptie in de tweede helft van de jaren zeventig.
| |
Kunstopvatting
De omgeving waar de romans en verhalen zich afspelen is veelal van grote invloed op het doen en laten van de personages; het verstikkende oerwoud in De muskietenoorlog bijvoorbeeld is haast een handelend personage. Vaak is er ook sprake van een ontmoeting en botsing tussen twee of meer culturen. Dit niet alleen in de romans en verhalen die Jagt situeerde in de (voormalige) overzeese gebiedsdelen als Suriname, Curaçao, Nederlands-Indië en Nieuw Guinea, maar ook in de confrontatie stadsjongen-dorpsmilieu/dialect zoals die herhaaldelijk opduikt in Jagts ‘Nederlandse’ romans en verhalen. Ondanks het meermalen geuite misnoegen van enkele critici is Jagt nooit opgehouden dialect, zinsflarden uit andere talen en spraakgebreken weer te geven. In een interview (Bzzlletin, 1986) zegt hij daarover: ‘Ik gebruik de spreektaal van mijn personages in mijn boeken als onderscheidend middel, dat is het in het nor- | |
| |
male leven tenslotte ook [...]. In Nederland heb je een regenboog van kleuren Nederlands en dialect. Een literair boek waarin die nuances niet voorkomen dat mist naar mijn gevoel iets.’
| |
Techniek / Stijl
Behalve op de personages en op het handelingsverloop zijn de lokaties vaak ook van invloed op het taalgebruik, de stijl en de sfeer van het betreffende boek. De twee duidelijkste voorbeelden wat dat betreft zijn Onder de wolkenwals en Bij de gratie Gods. In Onder de wolkenwals trekt Jagt het flamboyante opportunisme dat zijn Curaçaose personages tentoonspreiden door in het gebruik van pronk-Nederlands en het laten optreden van een nadrukkelijk inmengende auctoriële verteller. In Bij de gratie Gods benadert Jagt bij tijd en wijle zeer dicht de sfeer en stijl van de streekroman.
| |
Relatie leven/werk
Kunstopvatting
Jagts werk moet in de eerste plaats realistisch worden genoemd. De hechte verbindingen die bestaan tussen Jagts literaire werken en zijn levensgeschiedenis ten spijt kunnen zijn boeken niet als strikt autobiografisch worden bestempeld. Jagt baseert zich vrijwel altijd op historische gebeurtenissen, documenten (van geschiedkundige werken, werken over militaire strategie en theologische geschriften tot kranteberichten), kortom op controleerbare feiten, die een raamwerk bieden dat hij inkleurt met autobiografisch materiaal. Door structurering, toevoeging van fictie-elementen en het combineren van gegevens ontstaat een nieuwe werkelijkheid die niet samenvalt met de feitelijke werkelijkheid, hoewel ze er wel stevig in geworteld is. In IJzeren Chrysant bijvoorbeeld en in de historische verhalen over de Tweede Wereldoorlog en de middeleeuwen in De geur van traan geeft Jagt zich veel moeite de feiten in de reconstructie van het tijdsbeeld tot in detail waarheidsgetrouw te laten zijn; aan het schrijven is een uitvoerige bronnenstudie voorafgegaan. Hier ligt het fundament voor Jagts schrijverschap. Jagt (in Bzzlletin, 1986): ‘Ik moet een check op de werkelijkheid hebben, ik ben hyperemotioneel. Als ik alleen op mijn emotionaliteit afga zit ik eind van de maand in Endegeest. Het leven is gericht op de toekomst en heel onzeker. De enige check op de toekomst is het verleden, en daar gebruik ik onder andere het schrijverschap voor. Ik moet een bepaalde richtingwijzer hebben om me aan vast te klampen.’
| |
| |
| |
Relatie leven/werk
Thematiek
Visie op het bestaan
Jagt groeide vaderloos op in een interneringskamp en beleefde een jeugd vol zwerftochten en vluchten door en uit Nederlands-Indië. Hij leefde daardoor in feite tot zijn twintigste jaar voortdurend in een bedreigde positie. Als gevolg hiervan wordt zijn leven bepaald door een fundamentele bestaansonzekerheid, door hem existentiële eenzaamheid genoemd. Die eenzaamheid is het centrale thema in Jagts oeuvre. Veel van zijn personages groeien ouderloos (en dus bij stiefouders) op. Ruart van Nieuwenhuizen uit Pijnboomspook is een weesjongen die zijn verleden wil uitzoeken, Abel Ponjaarts uit Bij de gratie Gods heeft nog wel een moeder maar die zit onbereikbaar in een inrichting, en ook de in de middeleeuwen levende Buko in het titelverhaal uit De geur van traan is wees, hij ziet zijn ouders voor zijn ogen vermoord worden. Stuk voor stuk zijn Jagts personages Einzelgänger wier eenzaamheid vaak nog wordt versterkt door een taalprobleem of doordat ze zich geen raad weten met homo-erotisch getinte gevoelens. Vaak moeten ze zich maatschappelijk gezien omhoog vechten en komen ze zonder het te willen binnen een vrij hechte leefgemeenschap in een onaangename uitzonderingspositie terecht, zoals Ruart van Nieuwenhuizen en Reyer Spandijk in IJzeren Chrysant. Het gaat vaak allen tegen één. Dit is geheel conform Jagts levensvisie: het leven is een gevecht, een aaneenschakeling van tegenslagen en onvermijdelijke moeilijkheden (bijvoorbeeld in relaties) en van tegenstrevers die overwonnen dienen te worden. Dat komt ook heel treffend tot uitdrukking in de titel van Jagts tweede poëziebundel, Wardeel, vrij vertaald: de moeilijkheden die je moet overwinnen en de prijs die je moet betalen om te leven.
| |
Thematiek
Een ander belangrijk thema wordt gevormd door de homoseksualiteit, die in Jagts romans, verhalen en gedichten eerder wordt beschouwd als een natuurlijke uitbreiding van heteroseksualiteit dan als een afwijzing daarvan: homo-erotische gevoelens als compensatie, als een poging tot opheffing van de eenzaamheid die zich in de personages heeft geworteld. De psychologische roman Pijnboomspook is daar het meest uitgewerkte voorbeeld van. De roman geeft een uitputtend verslag van de laatste periode uit het leven van de overspannen leraar Ruart van Nieuwenhuizen. Hij stort in als gevolg van een in- | |
| |
grijpend arbeidsconflict en hevige emotionele verwarring, die wordt veroorzaakt door een haperende homo-erotisch getinte vriendschap met een leerling. Dit vriendschapsthema is sterk verbonden met Jagts fascinatie voor de middeleeuwen (zie ‘Middeleeuw op terugtocht’ in De muskietenoorlog en het titelverhaal van De geur van traan), toen vriendschap tussen mannen zich binnen een ruimer kader afspeelde dan nu, en meer raakvlakken had met erotiek. (Jagt maakt overigens zelf in onder andere de roman Pijnboomspook groot voorbehoud tegen het zonder meer etiketteren van dit vriendschapsideaal als uiting van - al dan niet - gefrustreerde homoseksualiteit.) Naast dit vriendschapsideaal speelt ook religiositeit een belangrijke rol in Jagts leven en werk. Wam de Moor (De Tijd, 1987) kenschetst Jagt als een van de weinige hedendaagse schrijvers die de gewoonten en gebruiken van een katholieke jeugd als vanzelfsprekend in zijn verhalen en romans is blijven gebruiken. Bij de gratie Gods is Jagts meest ambitieuze roman tot nu toe. Volgens De Moor stelt Jagt hierin het probleem aan de orde hoe als geseculariseerd mens nog tot contact met de Schepper te geraken wanneer de geïnstitutionaliseerde roomse kerk daartoe bepaald geen inspiratie geeft,
integendeel de gelovigen van zich vervreemdt. Aan de hand van de ontwikkelingen in een dorp op de Veluwe en de worsteling van twee opgroeiende jongens met het geloof, doet Jagt verslag van de tumultueuze veranderingen en theologische discussies binnen de Nederlandse kerkprovincie tussen 1965 en 1985. (De roman eindigt met het pausbezoek aan Nederland, dat op het moment van publikatie nog moest plaatsvinden.)
| |
Techniek
Net als in IJzeren Chrysant en in Onder de wolkenwals maakt Jagt daarbij gebruik van het door hem geliefde multiperspectief en een veelheid aan personages in wier gesprekken en problematiek hij bestaande theologische discussiestof heeft ondergebracht. In zijn streven onderwerpen van alle mogelijke kanten waarheidsgetrouw te belichten, offert hij de psychologische diepgang van zijn personages soms te veel op, een nadeel dat onvermijdelijk aan deze schrijftechniek kleeft en dat door Jagt op de koop toe genomen wordt. Jagts grootste kracht ligt in het geven van een totaalindruk: het leven in een streng katholiek dorp, de leefgemeenschap van een interneringskamp, de ze- | |
| |
den en mentaliteit op Curaçao. De kwaliteit van de gehele roman is dan ook vaak beter dan die van de afzonderlijke delen.
| |
Stijl
Kunstopvatting
De stijl die Jagt hanteert verschilt per werk, aangepast aan het onderwerp. Vaste kenmerken zijn het verwerken van dialect, soms het fonetisch weergeven van geluiden, het gebruik van vreemde talen en het overdadig beschrijven van actiescène's (zoals de slotscènes van Onder de wolkenwals en IJzeren Chrysant). Overigens verklaarde Jagt in een interview bewust voor deze overdaad aan handeling en personages te kiezen. Literatuur moet volgens hem net zo overvol en adembenemend zijn als hij het leven zelf ervaart.
De opvatting dat de volheid van het leven in de literatuur tot uitdrukking moet komen, laat Jagt bewust ook in zijn dichtbundels tot uiting komen door gebruik te maken van een grote variatie aan versvormen (waaronder veel terzinen-varianten), serieuze naast lichte poëzie, anekdotische naast abstracte, epische naast lyrische gedichten en een veelheid aan thema's. In met name Wardeel leiden deze veelheid en variatie (ook in kwaliteit) te sterk de aandacht af van de meest geslaagde verzen: Jagts natuurgedichten en de gedichten die zich concentreren rond het - uit het proza al bekende - vriendschapsthema.
| |
Thematiek
Door de dichtbundels Wapenrok en Wardeel heen valt een ontwikkeling in het vriendschapsthema aan te wijzen: van onschuldige liefdeslyriek en anekdotische (dorps)gedichten naar een verlangen naar homo-erotisch getinte vriendschap, het mislukken van die vriendschap, het in zichzelf gekeerd raken van de ik, tot het herleven van de hoop op verwezenlijking van het vriendschapsideaal.
| |
Techniek
Net als in zijn proza (bijvoorbeeld Onder de wolkenwals) vertoont Jagt in zijn poëzie een neiging tot rederijkerachtige aardigheidjes, zoals het toepassen van een acrostichon, nergens echter op hinderlijke wijze. Van de veel eerder verschenen dichtcyclus Gerart van Velsen heeft Jagt zich later uitdrukkelijk gedistantieerd.
| |
Verwantschap
Het werk van Jagt vertoont enige verwantschap met dat van Maarten 't Hart. Dit geldt zowel in thematisch opzicht (de komaf uit een sterk door religie gekleurd milieu, die de toon
| |
| |
zet voor werken als Bij de gratie Gods en 't Harts De Jacobsladder en Het vrome volk; het homo-erotische aspect, zie 't Harts Ik had een wapenbroeder en Stenen vooreen ransuil; en de milde aandacht voor het dorpsleven en de natuur) als wat betreft de realistische, directe stijl.
| |
Kritiek
Het merendeel der critici reageerde welwillend op Jagts prozadebuut De muskietenoorlog. De Rover prees de subtiele manier waarop de homo-erotiek in de verhalen is verweven. De reacties op de roman Pijnboomspook zijn globaal in twee stromingen te verdelen. Het oordeel van De Rover, Osstyn en Nuis was een mengsel van ernstige kritiek, irritatie en waardering voor de authenticiteit van de roman. Anderen, zoals Kusters, uitten zeer scherpe kritiek, vooral met betrekking tot Jagts stijl. Dit beeld herhaalt zich bij de beoordeling van alle volgende boeken van Jagt. De Moor brak in zijn recensie van De geur van traan een lans voor het schrijverschap van Jagt, dat hij ondergewaardeerd vindt.
| |
Publieke belangstelling
Voor het grote lezerspubliek is Bouke Jagt, die zich afzijdig houdt van publiciteit, geen echt bekende naam. Pijnboomspook had nog het meeste succes, het boek bracht het tot een herdruk.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Bouke Jagt, Gerart van Velsen. Brugge-Utrecht 1967, Desclée de Brouwer, GC. |
Bouke Jagt, De muskietenoorlog. Amsterdam/Brussel 1978, Elsevier, VB. |
Bouke Jagt, Pijnboomspook. Amsterdam/Brussel 1979, Elsevier/Manteau, R. en G. |
Bouke Jagt, Onder de wolkenwals. Amsterdam/Antwerpen 1980, Elsevier/Manteau, R. |
Bouke Jagt, Wapenrok. Amsterdam/Antwerpen 1982, Elsevier/Manteau, GB. |
Bouke Jagt, IJzeren Chrysant. Baarn 1982, De Prom/Ambo, R. |
Bouke Jagt, Bij de gratie Gods. Amsterdam 1985, Manteau, R. en G. |
Bouke Jagt, De geur van traan. Baarn 1986, De Prom, VB. |
Bouke Jagt, Wardeel. Baarn 1987, De Prom, GB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Wim Hazeu, Boeiende soldatenverhalen. In: Haagsche Courant, 6-6-1978. (over De muskietenoorlog) |
Wim Sanders, Fantasie met overdaad. De muskietenoorlog heeft van alles iets te veel (maar van Nieuw Guinea te weinig). In: Het Parool, 8-7-1978. |
Frans de Rover, Een wereld van mannen en oerwouden. In: Vrij Nederland, 15-7-1978. (over De muskietenoorlog) |
Ab Visser, De boze wereld. In: Leeuwarder Courant, 9-9-1978. (over De muskietenoorlog) |
Aad Nuis, Onder en boven de macht grijpen. In: Haagse Post, 31-3-1979. (over Pijnboomspook) |
Wiel Kusters, Een leraar als Gezelle? In: NRC Handelsblad, 18-5-1979. (over Pijnboomspook) |
Frans de Rover, Geen compromis. De eerste roman van Bouke Jagt. In: Vrij Nederland, 26-5-1979. (over Pijnboomspook) |
Karel Osstyn, Een geval van liefde. In: De Standaard, 21-9-1979. (over Pijnboomspook) |
August Hans den Boef, Klavarskribo-eruditie. In: De Volkskrant, 22-11-1980. (over Onder de wolkenwals) |
Aad Nuis, Een stroom van mijmeringen. In: Haagse Post, 22-11-1980. (over Onder de wolkenwals) |
Barber van de Pol, Grapjas te water. In: NRC Handelsblad, 28-11-1980. (over Onder de wolkenwals) |
Ab Visser, Meer en minder exotisch. In: Leeuwarder Courant, 29-11-1980. (over Onder de wolkenwals) |
A. Buckens, Bouke Jagt waagt zich aan 't grotere werk. In: Brabants Nieuwsblad, 26-2-1981. (over Onder de wolkenwals) |
Rob Vooren, Bouke Jagts Wapenrok. In: Leidsch Dagblad, 3-6-1982. |
Rob Schouten, Krijgsgeweld en naamloze angst. In: Trouw, 28-10-1982. (over IJzeren Chrysant) |
Piet Valkman, Romans van vlees en ijzer. In: Elseviers Magazine, 11-12-1982. (over IJzeren Chrysant) |
Everhard Huizing, Nieuwe roman over Indië in oorlogstijd: spannend en goed gedocumenteerd. In: Nieuwsblad van het Noorden, 10-1-1983. (over IJzeren Chrysant) |
Reinout Hogeweg, Een overspannen marionettenspeler. In: Vrij Nederland, 4-6-1983. (over IJzeren Chrysant) |
Wim Zaal, Roman over rk Nederland. De vinger Gods op de Veluwe. In: Elseviers Magazine, 13-4-1985. (over Bij de gratie Gods) |
Jan Verstappen, Roomse leven als decor van Bij de gratie Gods. In: Het Binnenhof, 17-5-1985. |
Rob Vooren, Bij de gratie Gods: vlammende roman. In: Leidsch Dagblad, 29-5-1985. |
Gerrit Jan Zwier, De bloedvlag wordt gehesen. In: Leeuwarder Courant, 31-5-1985. (over Bij de gratie Gods) |
August Hans den Boef, Katholieke streekroman van Bouke Jagt. In: De Volkskrant, 7-6-1985. (over Bij de gratie Gods) |
Michel Boll, De werkelijkheid als richtingwijzer. De strategie van Bouke Jagt. In: Bzzlletin, jrg. 15, nr. 139, oktober 1986, pp. 66-75. (interview dat overzicht biedt van Jagts hele oeuvre) |
Wam de Moor, Verhaal en werkelijkheid: alle literatuur is autobiografisch. In: De Tijd, 23-1-1987. (over De geur van traan) |
Jan Verstappen, Nuchtere en levendige verhalen van Bouke Jagt. In: Het Binnenhof, 20-2-1987. (over De geur van traan) |
Rob Vooren, De geur van traan: subtopper met stip. In: Leidsch Dagblad, 18-3-1987. |
28 Kritisch lit. lex.
februari 1988
|
|