| |
| |
| |
Gijs IJlander
door Bart Vervaeck
1. Biografie
Gijs IJlander (pseudoniem van Gijs Hoetjes) werd op 19 mei 1947 te Alkmaar geboren als tiende kind in een eenvoudig plattelandsgezin. Zijn vader had destijds een tuinbouwbedrijf in Heiloo. IJlander bezocht het gymnasium in Alkmaar en ging daarna Engels en vertaalwetenschap studeren in Amsterdam. Als gaststudent verbleef hij ook een jaar in Liverpool. In 1974, toen hij zijn studies beëindigd had, trad hij in dienst van het CITO (Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling) te Arnhem, waar hij als toegepast taalkundige Engelse luistervaardigheidstoetsen ontwierp.
In 1975 verhuisde hij met zijn vriendin en zijn eenjarig dochtertje naar Slijk-Ewijk in de Betuwe, waar hij een kleine boerderij betrok. Vanaf 1985 heeft hij zijn werk bij het CITO teruggebracht tot twee dagen per week. Ook het boerenbedrijf heeft hij drastisch vereenvoudigd. Het schrijven komt voor hem op de eerste plaats. Tegenwoordig woont hij alleen met zijn tweede en jongste dochtertje (geboren in 1980). Hij is een verwoed fietser en paardenliefhebber.
Voor zijn debuutroman, De kapper (1988), ontving IJlander de Geertjan Lubberhuizenprijs en de Anton Wachterprijs. In het najaar van 1994 ontving hij de literatuurprijs van de stad Roermond voor zijn hele oeuvre. Hij publiceerde verhalen en romanfragmenten in Bzzlletin, Nieuw Wereldtijdschrift, Dietsche Warande & Belfort en De Gelderlander.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
De romans van Gijs IJlander zijn spannende, thriller-achtige verhalen, die ondanks de verscheidenheid aan gebeurtenissen toch steeds dezelfde thematiek behandelen: de vereenzelviging van twee polen in een machtsverhouding. In zijn debuutroman, De kapper (1988), gaat het om de identificatie van de beul met het slachtoffer. De kapper behandelt zijn klant als een slachtoffer: hij werkt met scalpels en vlijmscherpe mesjes, hij spant het laken zo strak aan dat zijn slachtoffer nog nauwelijks kan bewegen, en af en toe slaat hij hard met de schaar op de schedel van zijn klant. Maar die klant, Lodewijk Wiggers, is niet onschuldig: tijdens de oorlog was hij de beul die heulde met de nazi's. Zo was hij onrechtstreeks verantwoordelijk voor de verdwijning van zijn broer, Herman. De verteller van het verhaal heet Ad en is de zoon van Herman. Hij is het slachtoffer van zijn oom, maar in zijn vertelling versmelt hij gaandeweg met de kapper en zodoende wordt hij de beul. Aan het einde blijkt de kapper een verzinsel van Ad en blijft de vroegere beul zwaar gewond achter.
In Een fabelachtig uitzicht (1990) worden de grenzen tussen mens en dier uitgevlakt. Zaalman, de hoofdfiguur, is een vertaalspecialist die zijn hart en ziel letterlijk overbrengt in een opgezette eekhoorn. Daardoor wordt het dier bezield en krijgt het zelfs macht over de taal: het hele verhaal wordt door de eekhoorn verteld. In het begin is er nog enig onderscheid tussen de preparateur en het geprepareerde dier. Er is nog iets over van de hiërarchie tussen subject en object, mens en dier, meester en dienaar. Maar door de vertelling verdwijnt dat onderscheid. Halverwege het boek kan de lezer niet meer onderscheiden wie nu aan het woord is: de eekhoorn of Zaalman. Aan het einde wordt de identificatie compleet. Zaalman stapt in een bad dat gevuld is met fenol en wordt daardoor een opgezet dier. Zijn vriendin Helga vindt een dode eekhoorn naast de schoenen van de verdwenen Zaalman.
Zwartwild (1992) gaat over de versmelting van jager en wild. Een oudere jager, Henk IJler, identificeert zichzelf met de dieren die hij neerschiet: ‘Een jager diende zich zo veel moge- | |
| |
lijk te vereenzelvigen met zijn prooi.’ Maar in die dieren ziet hij ook alles wat hij haat en wil vernietigen, inclusief zijn vroeger zo geliefde vrouw. ‘De vereenzelviging van ongewenste ontwikkelingen of gehate personen met een stuk wild en dan het afschieten daarvan, dat geeft een gevoel van opluchting.’ Zo worden via het wild de doder en het slachtoffer met elkaar verenigd. Aan het einde schiet de jager zijn vrouw als een zwijn neer en daarbij valt hij zelf uit de hoogzit. In de vernietiging is er geen grens meer tussen dader en slachtoffer.
| |
Visie op de wereld
In De lichtval (1993) identificeert een schizofrene vrouw, Hedda, zich met het beeld dat haar man Hans (volgens haar) van haar heeft. Het ik-voor-zichzelf versmelt met het ik-voor-de-ander. Als Hedda haar spiegelbeeld ziet, bedenkt ze: ‘Daar stond ze, de vrouw die Hans vóór zich zag als hij naar haar keek.’ Door haar huwelijk heeft ze zichzelf aan dat beeld onderworpen en daardoor is ze een ander geworden. Om zichzelf terug te vinden moet ze de ander vermoorden, en dat kan alleen door Hans om te brengen. Waar beiden vroeger door liefde verenigd leken, gebeurt dat nu door dood en vernieling. De opheffing van de grenzen tussen tegengestelde polen verloopt bij IJlander nooit op een onschuldige wijze. Er is altijd geweld en doodslag mee gemoeid. De rationele wereld en de beschaving zijn gebouwd op polaire tegenstellingen tussen subject en object, goed en kwaad, beul en slachtoffer. Maar die scheidingen, die orde en rust brengen, bestaan slechts als tegenhanger van een donkerder, misschien instinctief verlangen naar versmelting, dat chaos en vernietiging brengt. Waar mensen en dingen naar elkaar toe kruipen, daar is vernieling en machtsstrijd. Het lijkt wel alsof de wereld voor IJlander samenhangt dankzij dat geweld. Zo heeft Hedda het in De lichtval over ‘de doordachte wreedheid waardoor alles bij elkaar werd gehouden.’
‘Integriteit’ en ‘integratie’ zijn de kernwoorden in deze wereldvisie. Het probleem luidt: hoe kun je een integratie bereiken zonder de integriteit aan te tasten? Hoe kunnen polen in een relatie versmelten zonder daarbij zichzelf te vernielen? Uit de fatale afloop van IJlanders romans zou men kunnen afleiden dat de schrijver een dergelijke vereniging zonder vernietiging
| |
| |
niet voor mogelijk houdt. In Een fabelachtig uitzicht wil Zaalman een ‘integrale natte methode’ ontwikkelen om het lichaam van het op te zetten dier volledig te kunnen bewaren, inclusief de ingewanden. Hij wil het beest volledig bezitten. Dat wil hij ook met zijn vriendin Helga, maar tegelijkertijd vraagt hij zich af in hoeverre hij daardoor inbreuk maakt op de integriteit van de ander. Naarmate hij meer versmelt met Helga, versmelt hij ook meer en meer met de eekhoorn, tot hij uiteindelijk niets meer van zichzelf overhoudt.
Overhouden en behouden, dat is de cruciale drijfveer van het verlangen naar grensoverschrijdingen. Zaalman wil dieren opzetten om zo de essentie ervan te behouden, de jager zoekt in het wild naar teloorgegane aspecten van zichzelf en van de ander, Ad is geschiedenisleraar en wil als sadistische kapper het oorlogsverleden herstellen, Hedda wil versmelten met de vrouw die ze voor haar man geweest is, om zo terug te keren naar het begin van hun relatie. Net als de andere hoofdpersonages zoekt zij naar ‘het blijvende’ dat de teloorgang kan stopzetten. Maar in al deze gevallen leidt de zoektocht naar het blijvende tot een vernietiging. Het lijkt wel alsof IJlander suggereert dat er maar één ding is dat nooit vernield wordt, namelijk de vernietiging. Alleen de dood staat buiten de tijd.
| |
Kunstopvatting
Dit heeft gevolgen voor de literatuuropvatting van IJlander. Zijn boeken bewerkstelligen de versmelting van polen die normaal gescheiden blijven. Daardoor volgen ze dezelfde logica als de personages: in hun drang te behouden en te integreren, vernielen en desintegreren ze. Deze kunstopvatting wordt expliciet gethematiseerd in de romans. Hedda tekent landschappen om het blijvende uit het veranderlijke te puren, maar haar potlood is als een mes, haar tekening als een slachting. Ze brengt het landschap terug ‘tot lijnen, zoals de slachter het dier terugbracht tot stukken vlees.’ De jager velt zijn prooi zoals een schrijver zijn personages neerlegt. Hij bezit ‘patronen voor het geweer, inktpatronen voor mijn pen.’ Ad, die zijn oom wil doden, wil die man tegelijkertijd beschrijven. Hij maakt voortdurend aantekeningen, omdat hij een ‘nauwkeurig verslag’ wil neerschrijven. Zaalman zet niet alleen dode beesten op, hij vertaalt ook, en hij legt herhaaldelijk verbindingen tussen beide domeinen. Hij wil een integrale vertaaltheo- | |
| |
rie ontwikkelen, die, net als de integrale preparatie, alle grenzen achter zich zou laten.
Op die manier schrijft IJlander niet alleen over de vernieling als thema, maar ook over de vernietiging die eigen is aan de vorm, het (literaire) kunstwerk. Hij schrijft steeds over het schrijven.
| |
Techniek
De vereniging van vorm en inhoud vindt men ook op het vlak van de techniek, en dan vooral op het gebied van het vertelperspectief. De identificatie en grensvervaging die het thema vormen van IJlanders werk, worden op het formele vlak weerspiegeld in de dooreenhaspeling van verschillende vertellers. In Een fabelachtig uitzicht kan de lezer soms niet meer uitmaken of de eekhoorn dan wel Zaalman aan het woord is. In Zwartwild identificeert de verteller Charles zich zozeer met de jager dat hij soms diens gedachten overneemt, zodat je als lezer niet kunt bepalen door wiens ogen je de scènes bekijkt. Op dezelfde manier vereenzelvigt Ad, de verteller in De kapper, zich met zijn oom, zodat je soms niet weet of het beeld dat je van de kapper krijgt, gevormd wordt door Ad of door Lodewijk. De gebeurtenissen in De lichtval ziet de lezer door de ogen van Hedda, ook wanneer het lijkt alsof hij een verslag vanuit het standpunt van haar man, Hans, aan het lezen is. Zo gaat Hans op reis om vogelpopulaties te bestuderen, en wat de lezer aanvankelijk voor een neutrale beschrijving aanziet vanuit het standpunt van Hans, blijkt achteraf een inbeelding van Hedda te zijn.
Deze nauwe verbinding tussen vorm en inhoud bereikt IJlander door het gebruik van metaforen. Het prepareren verwijst metaforisch naar het schrijven, het jagen ook. Zelfs het kappen en het tekenen zijn beelden voor het schrijven. In het verhaal nemen die metaforen de vorm aan van steeds weerkerende symbolen: de uil in De lichtval, het zwijn in Zwartwild, het prepareren in Een fabelachtig uitzicht en het urineren in De kapper.
| |
Stijl
Toch betekent deze voorkeur voor beelden en symbolen niet dat IJlander een barokke stijl zou hebben. Integendeel, hij schrijft zo droog en nuchter mogelijk, zonder franjes. ‘Ik houd van eenvoud, van kaal,’ zegt hij in een gesprek met Nico Keuning. ‘Met weglaten bereik je meer effect dan met toevoegen
| |
| |
van ornamenten’. De ellips is een veelgebruikt stijlprocédé bij IJlander. Het werkt zoals in de film: snelle beeldwisselingen suggereren verbanden die nooit expliciet uitgelegd worden. IJlander schrijft om de lezer iets te tonen, niet om hem een boodschap uit te leggen. Zijn boeken zijn dan ook herhaaldelijk in verband gebracht met detectivefilms en thrillers. Daarin past ook zijn voorliefde voor het veelzeggende en meestal lugubere detail.
IJlander documenteert zich goed over zijn onderwerp. Zo staan er in Een fabelachtig uitzicht lange uiteenzettingen over het vertalen en prepareren. In Zwartwild vind je dan weer goed gestoffeerde en bijna documentaire beschrijvingen van de jacht. Zo zorgt IJlander ervoor dat zijn symbolen en metaforen niet in de abstractie zweven, maar concreet verankerd worden in de realiteit.
| |
Kunstopvatting
Dat wil niet zeggen dat IJlander realistische romans schrijft. ‘Ik schrijf ideeënromans’, zegt hij tegen Koos Hageraats. De tegenstellingen die onze gangbare ideeën vormen, worden in zijn romans op de helling geplaatst. Het realisme noemt IJlander ‘de ziekte van de hedendaagse Nederlandse literatuur’, omdat het de metaforische basis van de taal miskent. Het heeft geen oog voor de vervorming (zeg maar, de vernieling) die eigen is aan elk literair werk. Het vraagt om eenvoudige categorieën, om duidelijkheid en voelt zich onwennig ten overstaan van de meerduidigheid die eigen is aan de metafoor.
| |
Kritiek
Die onwennigheid treft men inderdaad aan in de besprekingen van IJlanders werk. De voorliefde voor de metafoor en het symbool brengt met zich mee dat de romans van IJlander zich niet ontwikkelen op basis van een traditionele logica, die meestal psychologisch is. Critici als Heumakers en Luis blijven zoeken naar zo'n psychologische consistentie en verwijten IJlander dat hij zijn personages niet uitdiept. Zij hebben geen oog voor de eigenlijke logica en motivering van het verhaal: de uitwerking van een centrale metafoor. Tegen Hageraats zei IJlander: ‘Ik ben meer geïnteresseerd in de metaforische kant van het verhaal dan in de psychologische verwikkelingen tussen mensen’. Hij ergerde zich daarbij aan ‘een vorm van ongeletterdheid bij de kritiek’ die vasthoudt aan ouderwetse criteria.
| |
| |
Een tweede bezwaar dat regelmatig in de recensies opduikt, betreft de vrijblijvendheid van de romans. Volgens Vogel, Heumakers en Diny Schouten zit er te weinig noodzaak in de afwikkeling van het drama. Het blijft te veel spel om overtuigend te zijn. Dat hangt samen met de ongrijpbaarheid (voor sommigen: de wazigheid) die eigen is aan het werk van IJlander. Aan het einde van de romans zijn er geen eenduidige oplossingen voor de raadsels, en dat ergert critici als Matthijsse, Meijsing, Zwier en Rob Schouten.
Sommige recensenten prijzen de heldere stijl van IJlander, terwijl ze tegelijkertijd vinden dat hij daarin soms wat te ver gaat. Zo heeft Goedegebuure het over ‘de soms wat hinderlijke neiging om alles expliciet te maken’, en Van Deel vindt dat de symboliek soms al te dik aangezet is.
Al deze bezwaren nemen niet weg dat het werk van IJlander over het algemeen zeer positief ontvangen is. Er is grote waardering voor de spanning en de dreigende sfeer. Ook de sobere stijl, de droge humor, de doordachte constructie en de originele vertelperspectieven kunnen op grote bijval rekenen. Jongstra, Hageraats en Kraaijeveld zijn uiterst lovend over IJlander. Deze critici staan meestal ook positief tegenover het postmodernisme in het algemeen.
| |
Traditie
Verwantschap
Met de vervaging van de identiteit, het ondergraven van het betrouwbare vertelperspectief, het opgeven van de psychologische ontwikkeling en van het verhelderende einde leunt IJlander namelijk aan bij het postmodernisme. Daarin past ook zijn opvatting over de literaire vorm (constructie) als vernietiging (deconstructie). Ook het schrijven over het schrijven is een typisch kenmerk van deze stroming. Het is geen toeval dat IJlander in een gesprek met Hageraats zijn bewondering voor Jongstra en M. Februari uit, twee typisch postmoderne auteurs. Toch zou men IJlander onrecht aandoen door hem enkel als postmodernist te klasseren. Hij houdt namelijk vast aan de macht van de taal in zoverre die de macht van het intellect weerspiegelt. Schrijven is voor hem ‘een manier van denken’ die indruist tegen de gangbare denkwijzen (de psychologische, de realistische) en die zo de wereld kan omvormen. ‘Ik geloof in het zegevieren van het intellect,’ bekent hij aan Hageraats.
| |
| |
‘Het verstand is een instrumentarium om de wereld in de hand te houden.’
Dat klinkt erg modernistisch. Door zijn sobere stijl, zijn donkere visie en zijn analystisch intellect is IJlander trouwens herhaaldelijk vergeleken met Willem Frederik Hermans. Hijzelf voegt daar Bordewijk en Thomas Bernhard aan toe, deze laatste vooral vanwege zijn bezwerende stijl. IJlanders filosofie over de macht en de vernietiging ligt enigszins in het verlengde van opvattingen van Ernst Jünger en Louis Ferron.
| |
Publieke belangstelling
Ondanks de overwegend positieve reacties van de kritiek is er geen grote publieke belangstelling voor het werk van IJlander. Zijn romans zijn geen bestsellers. Misschien komt dat niet alleen door de hoge eisen die ze aan de lezer stellen, maar ook door de afzijdige houding van de schrijver. IJlander houdt zich verre van ‘het volle literaire leven’, en in de zeldzame interviews geeft hij zo weinig mogelijk van zijn privéleven prijs. Zijn schuilnaam spreekt hier boekdelen: de schrijver is als een eiland. Hij leeft in het isolement.
| |
Relatie leven/werk
Daarom is het bijna onmogelijk de sporen van het leven in het werk aan te wijzen. Er zijn wel enkele duidelijke raakpunten. Zo is Zaalman, net als IJlander, een vertaler, en draagt het personage uit De lichtval dezelfde naam als de vrouw aan wie het boek opgedragen is. Dat de jager uit Zwartwild IJler heet, zal ook wel geen toeval zijn, maar de juiste draagwijdte van soortgelijke gegevens is niet te achterhalen. IJlander heeft een ‘afkeer van psychologische interpretaties in de literatuur’ en daar hoort ook een afkeer van biografische commentaren bij. Tegen Hageraats zei hij: ‘Ik kom als persoon niet in mijn boeken voor. Dus mogen de lezers ook niet bij mij in de keuken komen’.
| |
Ontwikkeling
Wie de romans van IJlander in chronologische volgorde na elkaar leest, zal geen rechtlijnige evolutie ontdekken. Dat zou ook indruisen tegen zijn opvatting van de literaire tekst als metafoor. Een metafoor is een eenheid die verschillende aspecten in een beeld bij elkaar brengt, maar het is geen rechtlijnig verhaaltje. Zo ook vertoont het werk van IJlander een hoge graad van samenhang: alle romans spreken op een gelijkaardige wijze over dezelfde thema's (al leidt dat nooit tot een
| |
| |
gevoel van ‘déjà lu’) en ze bevatten soms personages die duidelijk naar figuren uit de andere romans verwijzen. Hedda, de schizofrene vrouw uit De lichtval, noemt haar alter ego Helga, en dat is, in Een fabelachtig uitzicht, de naam van de vriendin van Zaalman. In De kapperwordt de verwonding van Wiggers onderzocht door rechercheur Alberts, en die duikt in Zwartwild ook op, dit keer na de moord op de vrouw van de jager. Zo bouwt IJlander aan een oeuvre dat hoe langer hoe meer naar zichzelf verwijst. De auteur en de werkelijkheid worden meer en meer uitgegumd. In gesprek met Hageraats zegt IJlander: ‘Ik streef ernaar iets te maken dat in zichzelf besloten is en dat los van de referenties naar de buitenwereld kan bestaan.’
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Gijs IJlander, De kapper. Utrecht/Antwerpen 1988, Veen, R. |
Gijs IJlander, Een fabelachtig uitzicht. Utrecht/Antwerpen 1990, Veen, R. |
Gijs IJlander, Some sunny day. Amsterdam/Utrecht/Antwerpen 1991, Veen, V. (uitgegeven ter gelegenheid van de jaarwisseling 1990/1991 en niet in de handel) |
Gijs IJlander, Zwartwild. Amsterdam/Antwerpen 1992, Veen, R. |
Gijs IJlander, De lichtval. Amsterdam/Antwerpen 1993, Veen, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Atte Jongstra, Regime van geheimzinnige kapper. In: Het Parool, 4-3-1988. (over De kapper) |
P.M. Reinders, Mes goed, meneer? In: NRC Handelsblad, 18-3-1988. (over De kapper) |
Alfred Kossmann, De kapper: hoogst onaangenaam man. In: Het Vrije Volk, 26-4-1988. (over De kapper) |
Arnold Heumakers, Schuld en boete. In: de Volkskrant, 29-4-1988. (over De kapper) |
Nico Keuning, Gijs IJlander maakt boeiend verhaaldebuut. In: Haarlems Dagblad, 5-5-1988. (over De kapper) |
Wim Vogel, Onder het spanlaken van de kapper. In: Vrij Nederland, 21-5-1988. (over De kapper) |
Nico Keuning, Gijs IJlander over het goed en kwaad in roman ‘De kapper’. In: Haarlems Dagblad, 8-9-1988. (interview over De kapper) |
Herman Leys, Onbetrouwbare verteller. In: De Standaard, 15-7-1989. (over De kapper) |
Nico Keuning, Bizar verhaal rond preparateur en eekhoorn. In: Haarlems Dagblad, 1-3-1990. (over Een fabelachtig uitzicht) |
Janet Luis, Eekhoorn op zoek naar wederhelft. In: NRC Handelsblad, 2-3-1990. (over Een fabelachtig uitzicht) |
Koos Hageraats, Een levend kunstwerk. In: De Tijd, 9-3-1990. (over Een fabelachtig uitzicht) |
Diny Schouten, De eekhoorn spreekt. In: Vrij Nederland, 14-4-1990. (over Een fabelachtig uitzicht) |
Arnold Heumakers, Vorm en inhoud van de eekhoorn. In: de Volkskrant, 20-4-1990. (over Een fabelachtig uitzicht) |
Atte Jongstra, De lezer komt er bij IJlander niet zonder kleerscheuren af. In: Het Parool, 28-4-1990. (over Een fabelachtig uitzicht) |
André Matthijsse, Pindakaas en overspeelde kaarten. In: Rotterdams Nieuwsblad, 9-5-1990. (over Een fabelachtig uitzicht) |
Michel de Koning, De lezer gemanipuleerd. In: Brabants Nieuwsblad, 11-5-1990. (over Een fabelachtig uitzicht) |
Doeschka Meijsing, Kalm aan, beestje. In: Elsevier, 12-5-1990. (over Een fabelachtig uitzicht) |
Gerrit Jan Zwier, Bezielde eekhoorn. In: Leeuwarder Courant, 18-5-1990. (over Een fabelachtig uitzicht) |
Jaap Goedegebuure, Fabelachtige salto mortale. In: Haagse Post, 19-5-1990. (over Een fabelachtig uitzicht) |
Rob Schouten, Roerloos maar verschrikkelijk nieuwsgierig. In: Trouw, 28-6-1990. (over Een fabelachtig uitzicht) |
Bart Vervaeck, De sprekende eekhoorn. In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 7, nr. 4, augustus 1990, pp. 71-72. (over Een fabelachtig uitzicht) |
Ruud A.J. Kraaijeveld, Intrigerend en complex. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 135, nr. 6, december 1990, pp. 790-793. (over De kapper en Een fabelachtig uitzicht) |
Herman Leys, Verhaal van de eekhoorn. In: De Standaard, 2-3-1991. (over Een fabelachtig uitzicht) |
Arnold Heumakers, Slagtanden tussen het struikgewas. In: de Volkskrant, 13-3-1992. (over Zwartwild) |
Ernst Jan Rozendaal, Gijs IJlander en de mythe van het platte jongensboek-realisme. In: De Groene Amsterdammer, 13-5-1992. (interview over Zwartwild) |
Janet Luis, De jager, het varken en de kok. In: NRC Handelsblad, 15-5-1992. (over Zwartwild) |
Ludo Permentier, Gijs IJlander: Wat is dan vorm en wat is inhoud? In: Het Nieuwsblad, 15-5-1992. (interview over het hele werk) |
Alle Lansu, De jager is zelfs in de hoogzit nog niet veilig. In: Het Parool, 23-5-1992. (over Zwartwild) |
Koos Hageraats, ‘Ik wil niet dat de mensen in mijn keuken komen’. In gesprek met Gijs
|
| |
| |
IJlander. In: Bzzlletin, jrg. 21, nr. 196/197, mei/juni 1992, pp. 88-97. (interview over het hele werk). |
T. van Deel, ‘Ik stelde mij voor dat het varken die man in kwestie was’. In: Trouw, 2-7-1992. (over Zwartwild) |
Bart Vervaeck, Waak voor volledige identificatie: Het werk van Gijs IJlander. In: Literatuur, jrg. 10, nr. 3, mei/juni 1993, pp. 128-135. (over het hele werk) |
Alle Lansu, Gaat Hans vreemd? In: Het Parool, 10-12-1993. (over De lichtval) |
Jaap Goedegebuure, Een perfect sluitende doolhof. In: HP/De Tijd, 14-1-1994. (over De lichtval) |
T. van Deel, ‘Die ander, die ander ben jij...’. In: Trouw, 20-1-1994. (over De lichtval) |
Janet Luis, Grijpen, kapotmaken, nemen wat je toekomt. In: NRC Handelsblad, 21-1-1994. (over De lichtval) |
Arnold Heumakers, Dolgedraaide huisvrouw vindt troost bij een uiltje. In: de Volkskrant, 28-1-1994. (over De lichtval) |
Bart Vervaeck, Van vogels en mensen. In: De Morgen, 25-2-1994. (over De lichtval) |
58 Kritisch lit. lex.
augustus 1995
|
|