| |
| |
| |
Boudewijn van Houten
door G.F.H. Raat
1. Biografie
Boudewijn van Houten werd op 10 mei 1939 geboren in Den Haag. Hij groeide op in een gezin waarvan behalve zijn ouders ook een ouder zusje deel uitmaakte.
Zijn vader, Reinier van Houten, was directeur van de Nederlandse Nationaal-Socialistische Uitgeverij (Nenasu) en later van de SS-uitgeverij Hamer. In de bezettingstijd had hij als Verwalter het beheer over een groot aantal Nederlandse uitgeverijen. Na de bevrijding werd hij wegens collaboratie veroordeeld tot enkele jaren werkkamp.
Zijn eerste levensjaren bracht Boudewijn van Houten door in Den Haag en Amsterdam. Later woonde hij in Borculo en Nijmegen.
Van Houten bezocht het gymnasium in Zutphen (1951-1957) en Nijmegen (1957-1958). Hij studeerde enige tijd Nederlands in Utrecht, maar staakte deze studie en verhuisde naar Amsterdam. Inmiddels had hij kennis gemaakt met Theo Kars. Samen met hem richtte hij het tijdschrift Tegenstroom op, dat verscheen van juli 1964 tot en met augustus 1965. De uitgave werd bekostigd van het geld dat zij verwierven door de PTT op te lichten. Deze criminele onderneming kwam Van Houten op een gevangenisstraf te staan van achttien maanden.
Na zijn invrijheidstelling woonde Van Houten van 1967 tot 1969 in Diepenveen (Overijssel), in 1970 in Grimaud (aan de Franse Rivièra), van 1971 tot 1973 in Parijs, vervolgens weer in Diepenveen, vanaf 1975 in Brussel en sinds enkele jaren op het Vlaamse platteland, in de streek Haspengouw.
Gedurende enkele jaren leefde Van Houten van een toelage die
| |
| |
een rijke vriendin hem verstrekte. Sinds deze bron is opgedroogd, voorziet hij in zijn onderhoud door free-lance werk in dienst van verschillende uitgeverijen.
Boudewijn van Houten was redacteur van Tegenstroom (1964-1965) en in 1991 gastredacteur van het studentenblad Propria Cures. Hij werkte mee aan Maatstaf, Elseviers Literair Supplement en Avenue. In het laatste periodiek bediende hij zich van het pseudoniem J. Stapel. Een enkele publikatie in Tegenstroom verscheen onder de ook door Kars gebruikte schuilnaam Keller.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kunstopvatting
Reeds in zijn bijdragen aan Tegenstroom geeft Boudewijn van Houten blijk van zijn voorkeur voor in formeel opzicht conventionele kunst. Hij houdt niet van experimentele films en prefereert het figuratieve werk van A.C. Willink en Pyke Koch boven abstracte schilderkunst.
Zijn opvattingen over literatuur vertonen dezelfde behoudende inslag, die eveneens zichtbaar wordt in het ‘Ter inleiding’ waarmee Tegenstroom zich presenteerde. In deze korte beginselverklaring wordt afstand genomen van ‘een avant-gardistische groep van auteurs, die hun vooruitstrevendheid manifesteren door opzettelijk onsamenhangend proza (...)’. Poëzie wijst Tegenstroom categorisch af.
| |
Relatie leven/werk
Van Houtens denkbeelden over literatuur worden gekenmerkt door een grote simpelheid. ‘Literatuur is niets anders dan praten op papier, en het onderwerp ervan is het leven’, schrijft hij in een opstel over Kees Fens, die wegens zijn aandacht voor de structuur van de literaire tekst met hoon wordt overladen. Literatuur mag volgens Van Houten geen aanspraak maken op diepzinnigheid en dient niet te serieus te worden genomen. In zijn Erotisch Dagboek noteert hij: ‘Schrijven is beslist niet meer dan een tijdverdrijf. Een andere waarde heeft het niet. Ja toch, het is je van dienst bij het handhaven van jezelf, bij het scheppen van een zeker gezag dat je comfort verschaft. Maar 't heeft met wijsheid en de laatste waarheden weinig te maken.’ (p. 2 2) Voor Van Houten zijn schrijven en leven nauw verbonden. In zijn Erotisch Dagboek vindt hij hiervoor de formule: ‘Een schrijver is voor mij een oeuvre + een leven.’ (p. 192) De hier beleden voorkeur voor autobiografische literatuur spreekt ook uit zijn eigen werk. Zo wordt in Onze hoogmoed de vriendschap met Theo Kars beschreven (Max Aarts in de roman), de PTT-fraude en de oprichting van Tegenstroom (Veto). Zoveel lol, met de ondertitel: ‘Een jaar in het studentencorps’, behelst een verslag van de ervaringen die Van Houten opdeed in het Utrechtse studentencorps. De beschrijving van Peter Koch (Otto Schmidt) en zijn bekende vader in dit boek lijkt in tal van details sterk op het twintig jaar later gepubliceerde artikel met
| |
| |
herinneringen, ‘Pyke Koch & zoon’. De ondertitel van Fout, ‘Lebensbericht meines Vaters’, en de titel Erotisch Dagboek behoeven in dit verband geen nader commentaar.
| |
Traditie
De nadruk die hij legt op de relatie tussen literatuur en leven, maakt het mogelijk het werk van Van Houten te situeren in een traditie die in Nederland bij het tijdschrift Forum (1931-1936) duidelijk profiel krijgt. Zijn neiging in te gaan tegen modieuze opinies en eigen zwakheden niet te verhullen, sluit hierbij aan, evenals zijn waardering voor Nederlandse schrijvers als Multatuli, Carmiggelt, Hermans en Reve. Hun collega's Vinkenoog en Mulisch verafschuwt hij daarentegen. Laatstgenoemde neemt hij op de korrel in het satirische verhaaltje ‘De grote schrijver’, uit Holland-België. Het past in dit beeld dat Van Houten buitenlandse auteurs als Paul Léautaud en Henry de Montherlant, de afgod van Tegenstroom, bewondert.
| |
Techniek
In overeenstemming met zijn opvattingen over literatuur kiest Van Houten steevast voor een traditionele vorm. Zijn verhalen en romans zijn geconcentreerd rond één personage. Dit kan een ik-figuur zijn, zoals in Onze hoogmoed, maar ook een figuur over wie in de derde persoon wordt verteld, zoals in Zoveel lol. Het gebruik van de ik-vorm gaat bij Van Houten gepaard met het perspectief van de terugblik. De ik-verteller put uit zijn herinnering en profiteert bovendien van de kennis die hij inmiddels heeft verworven. Daardoor kan het verschil gemarkeerd worden tussen zijn vroegere en zijn huidige mening. Dit gebeurt in Onze hoogmoed op diverse plaatsen, bijvoorbeeld als er wordt verteld hoe Max Aarts, de bewonderde vriend, macht uitoefent over zijn minnares: ‘Hij zei af en toe iets vernederends tegen haar, en ik mocht er dan getuige van zijn dat ze het slikte. Dit kon soms de indruk geven dat ze kunstjes moest opvoeren. Zo zag ik het indertijd beslist niet, want ik had vooral respect voor het gezag dat Max in korte tijd had weten te krijgen over deze vrouw.’ (p. 48) Het vertellen uit de herinnering biedt de mogelijkheid af te rekenen met het verleden en zichzelf daarbij niet te sparen. Ook in Fout gebeurt dit.
Als Van Houten de hij-vorm hanteert, ontkomt de centrale figuur evenmin aan kritiek. De verteller van Zoveel lol, tien jaar na de eerste druk omgedoopt tot De ontgroening, beperkt zich
| |
| |
vrijwel voortdurend tot een zakelijke weergave van wat de hoofdpersoon, Egbert Nees, denkt en doet. Dit levert een weinig flatteus portret op van een bekrompen parvenu, die dweept met aristocratie en rijkdom. Een enkele maal drijft de verteller expliciet de spot met Egbert, als hij diens oordelen over literatuur vergelijkt met ‘het beoordelen van een menukaart door mensen die nog nooit gegeten hebben (...).’ (De ontgroening, p. 91)
Het verhalende proza van Van Houten kent doorgaans een eenvoudige structuur. Dominant in zijn werk is het chronologisch geordende relaas, dat verdeeld is in titelloze, genummerde hoofdstukken. Spiegeleffecten en symboliek komen zelden voor.
Er zijn echter enkele uitzonderingen. De vlucht naar voren is opgebouwd uit drie getitelde delen en Een Hartstocht bestaat grotendeels uit een lange voorgeschiedenis. Daarin wordt de ontwikkeling beschreven van de liefdesverhouding tussen de hoofdfiguur, Van Doorn, en de vrouw naar wie hij op weg is om haar ten huwelijk te vragen. Tijdens deze autorit denkt hij: ‘Vreemd was het autorijden toch. Je gleed nu zo keurig op je doel af. Maar je hoefde maar een klein rukje aan het stuur te geven om deze keurige situatie in de grootst denkbare chaos te veranderen. Een uiterst klein rukje naar rechts, en je vloog tegen een boom op. Een uiterst klein rukje naar links, en je raakte een tegenligger.’ (p. 6) Deze passage bereidt de slotalinea voor, waarin Van Doorn, na de teleurstellend verlopen ontmoeting met zijn geliefde, de terugtocht heeft aanvaard. ‘Op de tegenoverliggende helling naderden twee autolichten met allerlei kleine lampjes er omheen die rechthoekige contouren aangaven. Het moest een enorme vrachtauto zijn. Onhoudbaar daverde het gevaarte de helling af en nam meer dan de helft van de weg in beslag. Van Doorn zou naar rechts hebben moeten uitwijken. In plaats daarvan trok hij het stuur met een ruk naar links.’
| |
Stijl
De stijl van Van Houten is door de jaren heen gelijk gebleven: zonder enige opsmuk, op het kleurloze af. In sommige essays lijkt hij zijn eerder aangehaalde definitie van literatuur (‘praten op papier’) zeer letterlijk te nemen, getuige de aan de
| |
| |
spreektaal herinnerende manier waarop de zinnen in het volgende fragment aaneen zijn geschakeld. ‘Dat Proust over de adel spreekt, vormt natuurlijk voor velen een reden temeer hem als hun lievelingsschrijver te noemen: door die voorkeur ben je zelf al een beetje van adel... En anderzijds heeft het Proust vijanden bezorgd. Maar niet in onze dagen merkwaardigerwijs: hij is zó in de mode dat er niet meer op z'n ideeën wordt gelet en dat hij zelfs door linkse intellectuelen geapprecieerd wordt. Ongeveer net als Sade, van wie je eigenlijk ook niet begrijpen kunt hoe hij door linkse intellectuelen gepruimd kan worden. Maar vroeger lag het anders, en zetten de surrealisten Proust op hun lijstje van schrijvers die je niet mocht lezen.’ (Hoerenlopen, pp. 70-71)
| |
Thematiek
Enkele romans van Van Houten dragen het karakter van een bekeringsgeschiedenis. De hoofdfiguur komt aan het eind van de roman tot inkeer en verwerpt zijn vroegere levensovertuiging. Zo keert Egbert Nees, in Zoveel lol, zich af van het studentencorps, als zijn vriendin zelfmoord pleegt, terwijl hij kinderachtige spelletjes doet met zijn corpsgenoten. Emile van Dommelen, in Onze hoogmoed, bevrijdt zich van de invloed die de demonische Max Aarts op hem uitoefent - om later overigens weer te gaan twijfelen. Wil Egbert het volle leven in, Emile heeft daar (tijdelijk) zijn bekomst van.
Van eminent belang in het werk van Van Houten is de keuze vóór of tegen een bepaalde levensstijl. Afgewezen wordt het als benauwend beschouwde burgerlijke bestaan. De voorkeur gaat uit naar een leven, waarin het ervaren van genot het hoogste doel is. Eventuele ongemakken worden daarbij op de koop toe genomen. De moraal wordt ondergeschikt gemaakt aan de begeerde manier van leven: Van Dommelen, in Onze hoogmoed, deinst er niet voor terug het pad van de misdaad te betreden. De gewenste levensstijl vooronderstelt nu eenmaal een zekere welstand; dan is het mogelijk smaakvolle kleren te dragen, in aangename oorden te vertoeven, in dure restaurants te dineren en, vooral, erotische avonturen te beleven. De amoureuze omgang met vrouwen vormt het hoofdbestanddeel van het op plezier gerichte leven dat Van Houtens hoofdfiguren zich wensen.
| |
| |
| |
Ontwikkeling
De jacht op seksueel genot, dat desnoods gezocht wordt bij hoeren, wordt in het latere werk afgeremd door aftakelingsverschijnselen. Zowel Van Doom, in Een Hartstocht, als de ikfiguur in Erotisch Dagboek heeft daarmee te kampen.
Ook gevoelens van mededogen en liefde temperen de exclusieve aandacht voor de eigen sensuele genoegens. In Fout wordt een liefdevol portret getekend van de vader, hoewel de zoon diens nazistische en antisemitische opvattingen niet deelt.
| |
Verwantschap
De hedonistische levenshouding vormt een verbindend element tussen het werk van Van Houten en dat van zijn voormalige vriend Theo Kars. De laatste beschrijft in zijn romans De vervalsers en De huichelaars dezelfde vriendenkring en hun criminele activiteiten als Van Houten in Onze hoogmoed. Tal van gebeurtenissen uit hun gemeenschappelijk verleden komen in het werk van beiden voor. Van Houten figureert in het werk van Kars onder de naam Lodewijk Storm. Tegenstroom heet bij hem Reactie. Een belangrijk verschil is dat de centrale figuren van Van Houten kwetsbaarder zijn dan de dictatoriale personages die Kars creëert.
| |
Visie op de wereld
In het werk van Van Houten zijn de conservatieve opinies dik gezaaid. Illustratief zijn de meningen die worden verkondigd in Van onze correspondent op aarde, waarin een van Uranus afkomstige verslaggever zijn visie geeft op de aarde en haar bewoners. Hij constateert onder andere dat geld gelukkig maakt, dat de aardbewoners hypocriet zijn, bijvoorbeeld inzake seksualiteit, en dat Nederlanders betweters zijn. De Uraniër is vervuld van scepsis jegens de democratie en vraagt aandacht voor de goede kanten van Hitler, net als Van Houten dit doet in Hoerenlopen. Zwarte mensen draagt de correspondent uit Uranus geen warm hart toe en ook in dit opzicht vindt hij Van Houten aan zijn zijde. Deze schrikt nu en dan niet terug voor een racistische opmerking: ‘De film Farewell, Uncle Tom van Jacopetti. Zeldzaam kinderachtig. Wat een klein hoofdje moet je hebben om zulke primitieve overtuigingsmiddelen te kunnen slikken? Toen ik de bioscoop uitkwam, zag ik tientallen negers in de rij staan voor de volgende voorstelling. Misschien zijn hun hoofdjes klein genoeg.’ (Erotisch Dagboek, p. 64) De Uraniër verdedigt de apartheid in Zuid-Afrika en spot met de
| |
| |
vrouwenemancipatie. Vrouwen zijn volgens hem trouwens dommer dan mannen: ‘Wie is er stom genoeg om de kinderen te kunnen verdragen? Daarvoor heeft de voorzienige natuur het wijfje uitgevonden. Haar hoofdje is juist klein genoeg.’ (Van onze correspondent op aarde, p. 81)
| |
Kritiek
De roman waarmee Van Houten debuteerde, werd in de kritiek gunstig ontvangen. Van Deel zag in Van Houten ‘een auteur van groot formaat’ en Van Straten repte van ‘een voortreffelijk debuut’. De volgende publikaties kregen steeds minder aandacht en waardering. Alleen Fout zorgde eind 1987-begin 1988 voor een kortstondige onderbreking van deze regelmaat.
| |
Publieke belangstelling
De publieke belangstelling voor het werk van Boudewijn van Houten is gering gebleven. Daarvan getuigt ook het feit dat hij meer dan eens genoodzaakt was een nieuwe uitgever te zoeken.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
B. van Houten, Simon Vinkenoog, de eeuwige Leidsepleiner. In: Tegenstroom, jrg. 1, nr. 3, september 1964, pp. 3-7, E. |
B. van Houten, Het bijziend lezen van K. Fens. In: Tegenstroom, jrg. 2, nr. 2, maart-april 1965, pp. 6-12, E. |
B. van Houten, De schilder Pyke Koch. In: Tegenstroom, jrg. 2, nr. 2, maart-april 1965, pp. 22-30, E. |
B. van Houten, Multatuli. In: Tegenstroom, jrg. 2, nr. 4, juli-augustus 1965, pp. 5-36, E. |
Boudewijn van Houten, Onze hoogmoed. Roman in de eerste persoon. Amsterdam 1970, De Arbeiderspers, R. |
Boudewijn van Houten, Zoveel lol. Een jaar in het studentencorps. Amsterdam 1971, De Arbeiderspers, R. (tweede druk onder de titel De ontgroening. 1981, Peter van der Velden) |
Boudewijn van Houten, In de schaduw der Rijken en andere verhalen. Amsterdam 1976, Loeb, VB. |
Boudewijn van Houten, Hoerenlopen. Brussel/Den Haag 1977, Manteau, EB. |
Boudewijn van Houten, Van onze correspondent op aarde. Brussel 1978, Manteau, Manteau Marginaal, EB. |
Boudewijn van Houten, Een Hartstocht. Roman. Amsterdam 1979, Loeb & Van der Velden, R. |
Boudewijn van Houten, Erotisch Dagboek. Keuze uit de jaren 1970-1980. Amsterdam 1981, Peter van der Velden, Ego documenten VII, D. |
Boudewijn van Houten, Fout. Lebensbericht meines Vaters. Antwerpen/Amsterdam 1987, Manteau, E. |
Boudewijn van Houten, De vlucht naar voren. Hoe we gek werden. Antwerpen/Amsterdam 1988, Manteau, R. |
Boudewijn van Houten, Holland-België en andere verhalen. Antwerpen/Amsterdam 1990, Manteau, VB. |
Boudewijn van Houten, Pyke Koch & zoon. In: HP/De Tijd, 20-12-1991, E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Hans van Straten, Voortreffelijk boek over troebelen van mislukte jeugd. In: Amersfoortsche Courant, 10-10-1970. (over Onze hoogmoed) |
T. van Deel, Roman over een vriendschap. Onze Hoogmoed van Boudewijn van Houten. In: Trouw, 13-11-1970. (over Onze hoogmoed) |
Ben Bos, ‘Ik wil mezelf niet vervalsen’. In gesprek met Boudewijn van Houten. In: Maatstaf, jrg. 18, nr. 8, december 1970, pp. 566-580. (interview) |
Henk Buurman, Mislukte vriendschap. In: NRC Handelsblad, 26-2-1971. (over Onze hoogmoed) |
Yvonne Laudy, Boudewijn van Houten, romancier, essayist en gewezen oplichter: ‘Tegen misdaad heb ik geen bezwaar’. In: De Telegraaf, 5-6-1971. (interview) |
Hans van Straten, Groentijd in Utrechts corps knap en indringend gehekeld. ‘Zoveel lol’ van Boudewijn van Houten. In: Utrechtsch Nieuwsblad, 8-1-1972. (over Zoveel lol) |
Hans Warren, Boudewijn van Houten: ‘Zoveel lol’. Een jaar in het studentencorps. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 15-1-1972. (over Zoveel lol) |
Jaap van der Meer, De tantes van B. van Houten. In: Het Vaderland, 12-6-1976. (over In de schaduw der Rijken en andere verhalen) |
Reinjan Mulder, Zouteloze schetsjes. In: NRC Handelsblad, 9-7-1976. (over In de schaduw der Rijken en andere verhalen) |
Ab Visser, Literatuur in de marge. In: Leeuwarder Courant, 9-7-1977. (over Hoerenlopen) |
Willem Bulter, Oudbakken beschouwingen van Boudewijn van Houten. In: Tubantia, 6-9-1977. (over Hoerenlopen) |
Michel de Koning, Manteau Marginaal-reeks erg interessant. In: Brabants Nieuwsblad, 18-7-1979. (over Van onze correspondent op aarde) |
Jan Verstappen, ‘Een hartstocht’, probleemloze roman van Boudewijn van Houten. In: Het Binnenhof, 8-12-1979. |
Wim Sanders, Van Houten: kraak noch smaak. In: Het Parool, 4-1-1980. (over Een Hartstocht) |
Bert Samson, B. van Houten / T. Kars. In: Uitgelezen. Reakties op boeken, 7. 's-Gravenhage 1983, Christelijk lektuur centrum, pp. 68-73. (algemeen) |
Daan Dijksman, Wat heet fout? In: Haagse Post, 23-1-1988. (interview) |
Enno van der Eerden en Bas Senstius, ‘De illusie dat succesrijke schrijvers integer waren ben ik kwijtgeraakt’. Boudewijn van Houten over ‘Fout’, zijn kinderjaren in een fout gezin en zijn aversie tegen links. In: Vrij Nederland, 23-1-1988. (interview) |
Jan Meyers, Germanofiel in de verkeerde tijd. De liefde voor een foute vader. In: Vrij Nederland, 6-2-1988. (over Fout) |
Hans Steketee, Begrip voor de zoon. Portret van een ‘foute’ vader. In: NRC Handelsblad, 12-2-1988. (over Fout) |
Guy Decoene, Boudewijn van Houten: ‘Ik ben nu eenmaal een schrijver’. In: Deze week in Brussel, 16-11-1988. (interview) |
Martien J.G. de Jong, Groot en klein Nederland. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 133, nr. 10, december 1988, pp. 775-778. (over Fout) |
Koen Vermeiren. Arbeid adelt niet altijd. In: De Standaard, 10-12-1988. (over De vlucht naar voren) |
Koos Hageraats, Puberale pulp. Boudewijn van Houten hanteert de gehaktmolen. In: De Tijd, 6-1-1989. (over De vlucht naar voren) |
H. Leys, Van Houten. In: De Standaard, 8-6-1991. (over Holland-België) |
Daan Dijksman en Jhim Lamoree, Eros en miskenning. In: HP/De Tijd, 20-12-1991. (interview) |
46 Kritisch lit. lex.
augustus 1992
|
|