| |
| |
| |
Pol Hoste
door Hans Vandevoorde
1. Biografie
Pol (Paul) Hoste werd op 25 maart 1947 te Lokeren geboren in een niet-godsdienstig en communistisch milieu. Zijn vader werkte zich op als bediende in Openbare Dienst, zijn moeder was ter plaatse ook als bediende werkzaam in een haar snij der ij. In Lokeren volgde Hoste lager onderwijs aan de Rijksmiddelbare Jongensschool en bezocht hij de Grieks-Latijnse afdeling van het Koninklijk Atheneum. Aan de Rijksuniversiteit Gent studeerde hij Germaanse filologie. Hij woont sinds 1966 in Gent en is sedert 1971 met onderbrekingen leraar Nederlands-Engels in het gemeenschapsonderwijs. Hij was getrouwd, maar leeft al jaren feitelijk gescheiden.
Van 1983 tot 1985 was hij redacteur van het tijdschrift Heibel. Hij werkte als recensent mee aan De Morgen (1980-1983), De Nieuwe (1981-1982) en De Volkskrant (1983-1984). Hij neemt niet meer deel aan literaire prijzen, zolang er geen werk is gemaakt van een ernstig literair beleid.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Relatie leven/werk
Ontwikkeling
Verhulde autobiografie en sociale satire gaan in het proza van Pol Hoste nauw samen. In De veranderingen (1979), waarvan de eerste versie uit 1974 dateert, zijn de persoonlijke ervaringen nog erg verhuld weergegeven. Tegen de achtergrond van mei '68 en de Gentse dokwerkersstaking in 1972 wordt het almaar kleiner wordend engagement van de ‘links-revisionistische intellectueel’ Achternet gesitueerd. Hostes tweede boek, Vrouwelijk Enkelvoud (1987), heeft als ondertitel Herinneringen aan mijn grootmoeder, maar de persoon van de schrijver staat niet centraal. Vijf verhalen brengen momentopnamen uit het leven van werkende of werkloze vrouwen van deze tijd. Die momentopnamen getuigen van een zeer precieze waarneming van hun taal en leefwereld. Pas met Een schoon bestaan (1989), dat de auteur zelf op de flap een ‘fragmentaire autobiografie’ noemt, heeft Hoste een hommage aan zijn grootmoeder van moederszijde geschreven. De herinneringen worden vooral opgeroepen via de huizen waar de personages verblijven. Tussen de muren van een ‘witte villa’ kreeg de verteller in de tijd van de Wederopbouw (na de Tweede Wereldoorlog) een brutale opvoeding, waarin de grootmoeder het enige lichtpunt vormde. Het titelverhaal uit Een schrijver die geen schrijver is (1991) vervolledigt het autobiografische relaas van de jeugdjaren. Het handelt over de eerste stappen in een schrijven dat heimelijk, met schuld en schaamtegevoelens moest gebeuren, en over de omstandigheden die tot de publikatie van het vroege debuut, ‘Het feest’, hebben geleid. Het tweede verhaal uit dit boek, ‘Ontroeringen van een forens’, beschrijft ontmoetingen die de schrijver had, toen hij pendelde tijdens de eerste jaren van zijn lerarenbestaan. In de overige verhalen die Hoste her en der publiceerde ligt het accent vaak op de onderdrukkende rol van de
opvoeding. Deze ligt aan de basis van de machtsmechanismen die de gedragingen en gedachten van Hostes personages bepalen. In De veranderingen zijn die mechanismen vooral politiek, in Vrouwelijk Enkelvoud sociaal-economisch en in Een schoon bestaan persoonlijk. Nooit staan ze los van elkaar.
| |
| |
| |
Traditie / Verwantschap
Een van de middelen om de machtsmechanismen aan de kaak te stellen, is het doorbreken van de literaire conventies. Hoste verkiest het fragment boven het rechtlijnige en chronologische verhaal. Daarmee staat hij in een traditie die Sybren Polet in zijn Ander Proza schetste. Vooral met de artistieke denkbeelden van Daniël Robberechts en de schrijfpraktijk van Lidy van Marissing voelt Hoste verwantschap. Hugo Bousset rekent hem (met onder anderen Alstein en Leo Pleysier) tot ‘een (niet zo) stille generatie’, waarvan een aantal auteurs de ‘postmoderne, gelaagde roman’, ‘meerstemmig en open naar de creatieve lezer’, voortzetten. In vergelijking met verwante auteurs uit de jaren zestig en zeventig experimenteren zij matig en functioneel met de vorm.
| |
Publieke belangstelling / Kritiek
De nog tamelijk experimentele debuutroman De veranderingen werd door de Vlaamse kritiek overwegend gunstig onthaald, maar sloeg niet aan bij het publiek. Vrouwelijk Enkelvoud kreeg daarentegen in Nederland en Vlaanderen een ruime belangstelling van pers en publiek. De kritiek onderstreepte Hostes inlevingsvermogen in zijn vrouwelijke personages. Een schoon bestaan werd door sommige critici iets minder lovend besproken. De zwartgalligheid en de brokkelige structuur stoorden hen. De grootste kwaliteit lag voor de meesten, zoals ook bij het vorige boek, in Hostes suggestieve stijl.
| |
Kunstopvatting
Al in 1964 had Louis Paul Boon in een aanbevelingsbrief aan Walravens Hoste een grote toekomst voorspeld. Dat gebeurde naar aanleiding van ‘Het feest’, dat naderhand door Walravens in De Vlaamse Gids werd gepubliceerd. ‘Ik vond het wel storend dat ze er mijn naam zo groot hadden bijgeschreven, want die hoorde niet bij het verhaal en bovendien was hij nog volledig dezelfde als die van mijn vader,...’, schrijft Hoste in ‘Een schrijver die geen schrijver is’. Het verlangen om zich volledig achter het geschrevene terug te trekken en afstand te nemen van de vader die alles vertegenwoordigt wat macht is, zal hem blijven kenmerken. Hij wil zich niet vastleggen en zijn schrijven open en beweeglijk houden. Een schrijver houdt volgens Hoste op schrijver te zijn zodra de tekst aan de openbaarheid wordt prijsgegeven en aan zijn veranderlijkheid een einde komt.
| |
| |
| |
Thematiek
De veranderingen brengt het relaas van iemand die zich niet terugvindt in een uitgesproken politiek en op macht gericht engagement. Het gaat niet zozeer - zoals in de kritiek wel werd beweerd - om een ontgoocheling in de doelstellingen en verwezenlijkingen van mei '68, maar om een fundamentele onaangepastheid. De vervreemding die in de menselijke conditie ligt verankerd, wordt door de onveranderlijkheid en monotonie van de arbeid of werkloosheid alleen maar versterkt.
De vervreemding is het hoofdthema van heel Hostes werk. De figuur Achternet uit De veranderingen laat constant de gebeurtenissen aan zich voorbijgaan. Het komt voor dat hij zichzelf als iemand anders ziet handelen. In Vrouwelijk Enkelvoud hoort een van de vrouwen over zich spreken als over een vreemde: ‘De vrouw sprak over Sylvia als over iemand die ze niet eens kende.’ (p. 11) De vrouwen staan steeds aan de rand van hun werk- en leefmilieu. Of ze nu werkloos, jobstudent, dienster of bediende zijn, steeds zijn ze wat apart en eenzaam, hebben ze angst voor afhankelijkheid en lijden ze aan contactstoornissen.
Een schoon bestaan voert deze thematiek terug op de kindertijd van de auteur. Zelfs het schrijven wordt in dat boek en in Een schrijver die geen schrijver is uit de vervreemding verklaard. Het is een ersatz voor een professionele muziek- en toneelopleiding die door de ouders werd verboden.
Vaak vragen personages in Hostes proza naar de zin, het waarom van het leven, van bepaalde voorgeschreven handelingen en zelfs van de simpelste dingen. Hun onmacht om de wereld te begrijpen leidt tot passiviteit. Achternet zit dikwijls op een bank. Andere figuren staan dikwijls stil en zwijgen. Een schoon bestaan besluit met: ‘Ik kan niet spreken. Ik verlaat een huis waar ik nooit heb gewoond.’ Dit slot is een variatie op het einde van De veranderingen, waar de donkerte over de wereld valt, en van Vrouwelijk Enkelvoud, waar het laatste verhaal besluit met de hoofdfiguur Cynthia die alleen voor het raam staat.
De personages vinden geen verbanden: ‘“We hebben mogen studeren,” zegt hij, “mijn broer en ik. Maar wat heeft het betekend, waar lagen de verbindingen?”’ (Een schoon bestaan, p. 111) Alles lijkt verwisselbaar en valt direct uit elkaar. Het is
| |
| |
vooral moeilijk om een samenhang in taal uit te drukken. De figuren ontkomen niet aan de inkapseling, aan de rol die de taal hun opdringt De auteur maakt dat bijvoorbeeld duidelijk met de cursief gedrukte zinnen die in Vrouwelijk Enkelvoud en Een schoon bestaan voortdurend het verhaal onderbreken. Het zijn clichés, gezegdes, citaten of spreuken die in de hoofden van de verteller of van de personages suizen en die hun handelen en spreken vervormen. Met zo'n onconventioneel procédé, eerder dan door het schrijven over het schrijven (zoals dat de gewoonte was bij een vorige generatie taalkritische auteurs), suggereert de auteur zijn wantrouwen ten opzichte van de taal. Hij beseft immers dat het onmogelijk is zich tijdens het schrijfproces iets precies te herinneren. Vandaar dat hij in Vrouwelijk Enkelvoud niet probeert via herinneringen een beeld van zijn grootmoeder te scheppen. Dat zou onvermijdelijk vals zijn. Door de levens van vrouwen van vandaag op te roepen poogt hij daarentegen een idee te geven van haar bestaan en karakter.
| |
Techniek
De structuur van Hostes werk weerspiegelt de thematiek van de existentiële en maatschappelijke vervreemding: tekstfragmenten worden door een witregel gescheiden en maken onderling sprongen qua ruimte en tijd; deze formele versplintering neemt vaak toe naarmate het verhaal zijn einde nadert. In De veranderingen zit nog alleen in schijn een rechtlijnig verloop. De figuur Achternet verliest geleidelijk zijn greep op de realiteit. De veranderingen die hij emotioneel ondergaat, eindigen met een patstelling. Maar ook de nagestreefde maatschappelijke veranderingen draaien op niets uit.
Vrouwelijk Enkelvoud bestaat uit vijf losse verhalen. De ondertitel, ‘herinneringen aan mijn grootmoeder’, doet echter een zekere eenheid vermoeden. Deze samenhang berust op een korte inleiding aan het begin van elk verhaal, die op een nogal droge en abstracte manier de sociale toestand van de grootmoeder belicht. Tussen de abstracte tractaatjes en het eigenlijke concrete verhaal lopen tal van parallellen. Enkele anachronismen in de inleidingen nodigen de lezer uit de grootmoeder niet in het verleden te situeren, maar in het heden. Op die manier wordt ook in dit boek de chronologie doorbroken.
| |
| |
In Een schoon bestaan wordt het verhaal van de kindertijd onder meer onderbroken door herinneringen die de nu volwassen ik-figuur heeft aan het leven en de dood van zijn grootmoeder in het bejaardentehuis. Het spel met de verteltijden versterkt nog de niet rechtlijnige verhaalstructuur. Een ‘Opdracht’ en ‘Epiloog’ geven niettemin de illusie dat het boek toch een eenheid vormt.
Dezelfde spanning tussen eenheid en fragment treedt aan het licht in het kortere, eveneens fragmentarische proza van Pol Hoste. Ook hier is het gebrek aan communicatie het voornaamste thema. Dit thema en motieven als huis, grootmoeder en opvoeding, taal en schrijven, die al in de uitgebreidere publikaties van Hoste naar voren kwamen, zorgen voor een zekere eenheid tussen en binnen de verhalen. Ook het gebruik van zinnen die herhaald en gevarieerd worden, is een manier van Hoste om zijn proza te structureren.
| |
Stijl
De herhaling met variatie contrasteert met de stereotiepe herhaling die het cliché is. Clichés en tautologieën duiken voortdurend op in Hostes proza. Ze wijzen op het determinisme en fatalisme van de personages. Vooral in de directe rede (de dialogen) en de erlebte rede (gedachten of uitspraken van anderen die door de verteller overgenomen worden) komen ze vaak voor. Ze maken deel uit van een sociolect, het Schoon Vlaams, dat Hoste imiteert Sommige prozastukken bestaan zelfs bijna uitsluitend uit dialogen of een afwisseling van vertelling en directe rede. Daardoor komen ze dichtbij een theatertekst of scenario, twee genres die Hoste later is gaan beoefenen.
Typisch voor het filmisch karakter van Hostes werk is de perspectiefwisseling, die vaak gepaard gaat met het gebruik van de ‘erlebte rede’. Haast onmerkbaar wisselt het vertelstandpunt van de verteller naar de gedachten of uitspraken van het personage of van anderen. Op die manier mist Hostes proza als het ware een verhalend centrum.
Ook uitweidingen en stijlbreuken duiden op een bewust verlies aan samenhang in de tekst. Een voorbeeld uit Een schoon bestaan, waar het verhaal plots afgebroken wordt voor een beschrijvende passage: ‘Op een keer - de dokter was met zijn visite bezig - werd ik naar deze wachtzaal verwezen.
| |
| |
Winter. Dode muggen op een tafelblad van formica.’ (p. 55) Dergelijke stijlbreuken doen de toon van de vertelling voortdurend verschuiven. De voornaamste verschuivingen zijn die tussen zakelijkheid en reflectie en tussen satirische ironie en poëtische melancholie.
De ironie schuilt in het cursief en de subjectieve opmerkingen van de verteller. Deze mengt zich soms met commentaar in zijn verhaal. Vooral in Een schoon bestaan is de ironische, zelfs sarcastische tussenkomst van de verteller merkbaar aan hoofdletters, uitroeptekens en vraagtekens. In de kortere prozastukken vallen woordspelingen en plotse groteske ontsporingen het meest op. De melancholie, in de teksten telkens weer benoemd als ‘verdriet’ of ‘pijn’, spreekt vooral uit de beschrijvende passages. Daar overheersen korte, elliptische zinnen, waartussen het verband soms louter associatief blijkt. Het lijkt vaak alsof plots op een aantal details uit de omgeving wordt ingezoomd, die dan bij na maniakaal benoemd worden. De grote aandacht voor materialen en stoffen (het ‘linnengoed’ uit Een schoon bestaan bijvoorbeeld) en voor het verval is trouwens een van de treffendste eigenschappen van de schrijver Hoste. ‘Oudere vrouwen lopen in zwarte voorschoten langs rozenbedden en plukken met vereelte handen de uitgebloeide knoppen’ (Een schoon bestaan, p. 78).
| |
Visie op de wereld
Zowel ironie als melancholie ondermijnen de vanzelfsprekendheid van de literaire tekst. Hoste wijst de agressie en het geweld af die in de common sense, de wetten, de taalnormen en de literaire conventies tot uiting komen. Daarom streeft hij naar een open boek, waarin de autoriteit van de auteur wordt ondergraven. De lezer wordt uiteindelijk schrijver bij Hoste. Die moet de tekst zijn veranderlijkheid schenken, zijn veelgelaagdheid en zijn emotionele bijbetekenissen.
Pol Hoste doet des te meer een beroep op de lezer waar zijn proza een verraderlijk realisme vertoont. De existentiële thematiek, de perspectief; ruimte- en tijdwisselingen, de stijlironie en de melancholische suggestiviteit verhinderen een platte, eenduidige afbeelding van de sociale werkelijkheid en een lou- | |
| |
ter psychologische uitbeelding van figuren. De schrijver wil ook niet een geëngageerd of louter autobiografisch relaas leveren.
Maar het is merkwaardig hoe er uit Hostes werk, ondanks het wegschrijven van de auteur als centrum en van het boek als eenheid, toch een verkapte autobiografie te voorschijn komt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Paul Hoste, Het feest. In: De Vlaamse Gids, jrg. 49, nr. 1, januari 1965, pp. 42-51, V. |
Pol Hoste, De veranderingen. Brussel/Amsterdam 1979, Manteau, R. |
Pol Hoste, Vrouwelijk Enkelvoud. Herinneringen aan mijn grootmoeder. Antwerpen/Amsterdam 1987, Manteau, R. |
Pol Hoste, Een schoon bestaan. Antwerpen/Amsterdam 1989, Manteau, R. |
Pol Hoste, Een schrijver die geen schrijver is. Antwerpen/Amsterdam 1991, Manteau, V. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Marcel Janssens, Pol Hoste en de veranderingen. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 125, nr. 8, oktober 1980, pp. 610-613. |
Phil Cailliau, De beangstigende onveranderlijkheid in ‘De veranderingen’ van Pol Hoste. In: Kreatief, jrg. 14, nr. 5, december 1980, pp. 108-110. |
Jan H. Mysjkin, Een vergeten debuut In: De Nieuwe, 21-5-1981. (over De veranderingen) |
Willem Kuipers, Vlaamse vrouwen als gevangenen. In: De Volkskrant, 26-6-1987. (over Vrouwelijk Enkelvoud) |
Hans Vandevoorde, De cursivering van de vervreemding. In: Yang, jrg. 23, nr. 133, april-juni 1987, pp. 118-120. (over Vrouwelijk Enkelvoud) |
Koos Hageraats, Pol Hoste: Een kwestie van schrappen. Vijf Gentse vrouwen en hun desillusies. In: De Tijd, 24-7-1987. (over Vrouwelijk Enkelvoud) |
Piet de Moor, Ze zijn allemaal zo, of toch bijna. In: Knack, 29-7-1987. (over Vrouwelijk Enkelvoud) |
Joris Note, Een schoon werk. In: De Morgen, 1-8-1987. (over Vrouwelijk Enkelvoud) |
Michel de Koning, Een levensechte wereld. In: Brabants Nieuwsblad, 14-8-1987. (over Vrouwelijk Enkelvoud) |
Jooris van Hulle, Unieke Pol Hoste. In: De Standaard, 22-8-1987. (over Vrouwelijk Enkelvoud) |
Eric Rinckhout, Clichés in een theesalon. In: NRC Handelsblad, 11-9-1987. (over Vrouwelijk Enkelvoud) |
Brigitte Raskin, Vrouwelijk eenzaam. Een boekje verplichte lectuur van Pol Hoste. In: De Nieuwe Maand, jrg. 30, nr. 8, oktober 1987, pp. 5-7. (over Vrouwelijk Enkelvoud) |
Paul van Aken, Meervoud in eenvoud. In: Ons Erfdeel, jrg. 30, nr. 5, november-december 1987, pp. 743. (over Vrouwelijk Enkelvoud) |
Koen Vermeiren, Incarnaties van grootmoeder. In: Kreatief, jrg. 21, nr. 5, december 1987, pp. 102-105. (over Vrouwelijk Enkelvoud) |
Yves van Kempen, Een kaleidoscoop van kwellingen. De Vlaamse vrouwen van Pol Hoste. In: De Groene Amsterdammer, 24-4-1988. (over Vrouwelijk Enkelvoud) |
Graa Boomsma, De vloeibare vrouwenfiguren van Pol Hoste. In: Kunst & Cultuur, mei 1988, p. 23. (over Vrouwelijk Enkelvoud) |
Hugo Bousset, Grenzen verleggen. De Vlaamse prozaliteratuur 1970-1986. Antwerpen 1988, pp. 91-92. (synthese van vroegere artikelen over Pol Hoste). |
Joris Note, Gekneld tussen deze zorg. In: De Morgen, 29-9-1989. (over Een schoon bestaan) |
Jooris van Hulle, Die mij hebben opgevoed. In: De Standaard, 2-12-1989. (over Een schoon bestaan) |
Hans Vandevoorde, Eenheid en fragment Het proza van Pol Hoste. In: Yang, jrg. 25, nr. 144. pp. 128-132. |
Willem Kuipers, Opgevoed voor het concentratiekamp. In: De Volkskrant, 5-1-1990. (Over Een schoon bestaan) |
Jaap Goedegebuure, Het geraamte van de taal. In: Haagse Post, 20-1-1990. (over Een schoon bestaan) |
Karel Osstyn, Een schoon bestaan. In: Ons Erfdeel, jrg. 33, nr. 1, januari-februari 1990, pp. 109-111. |
Hugo Bousset, Goudrenetten. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 135, nr. 4, augustus 1990, pp. 467-470 (over Een schoon bestaan) |
40 Kritisch lit lex.
februari 1991
|
|