| |
| |
| |
Albert van Hoogenbemt
door Jan Schoolmeesters
1. Biografie
Albert (Corneel Jozef) van Hoogenbemt, geboren op 1 maart 1900 en overleden op 17 januari 1964 te Mechelen, was de jongste van de zeven kinderen van Engelbert van Hoogenbemt, ‘viskeurder’, en Theresia Bogaerts. Zijn ouders hadden een viswinkel in Mechelen. Albert van Hoogenbemt was pas dertien toen zijn vader, in 1913, overleed. Hij studeerde aan het Sint-Romboutscollege te Mechelen, dat hij na het voorlaatste jaar verliet. In 1925 huwde hij met Paulina Antonis. Reeds zes maanden later werd een eerste zoon geboren, een tweede zoon volgde negen jaar later, in 1934. Van Hoogenbemt verhuisde een paar keer naar het Brusselse, maar woonde meestal te Mechelen, waar hij zich definitief vestigde in 1935.
Zijn eerste baan vond Van Hoogenbemt als bediende bij een wisselagent in Brussel. In 1923 werd hij benoemd tot ‘opsteller derde klasse’ bij de vertaaldienst van het Ministerie van Justitie. Die baan werd hem bezorgd door tussenkomst van F.V. Toussaint van Boelaere, die directeur van de vertaaldienst was. Van Hoogenbemt volgde er Maurice Roelants op. Veertien jaar lang, tot 1937, werkte hij er nauw samen met Jan van Nijlen, die een heel sterke, vooral psychologisch remmende invloed op zijn schrijverschap uitoefende. In 1937, ondertussen ‘opsteller eerste klas’ geworden, gaat Van Hoogenbemt over naar het Ministerie van Openbaar Onderwijs. In 1940 wordt hij daar diensthoofd bij de afdeling Schone Kunsten. In 1946 wordt hij benoemd tot inspecteur van de Openbare Bibliotheken in de provincie Brabant en in 1948 tot hoofdinspecteur van de Openbare Bibliotheken en de Werken voor Volksopleiding, een functie die hij tot aan zijn overlijden vervulde.
| |
| |
Van Hoogenbemt was van 1929 tot 1945 secretaris van de Vereniging van Letterkundigen. Hij was stichtend lid van het Vermeylenfonds (1945). Hij was medeoprichter en redacteur van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (1946). Na de Tweede Wereldoorlog was hij een militant lid van de Belgische Socialistische Partij.
Zijn literaire debuut dankte hij aan een eerste prijs in een ‘diocesane opstelprijskamp’ met ‘Zoo vertelde Zuster Petronella’, dat in 1918 verscheen in Vlaamsch Leven, Zelfstandig Vlaamsch geïllustreerd weekblad. In 1920 publiceerde hij een kort stukje stemmingsproza in Ruimte. Typisch expressionistische verzen verschenen in Opstanding, Orgaan der Vlaamsche Clarté-Groepen (1920), in Ter Waarheid (1922) en in Het Overzicht (1922). Pas in 1938 debuteerde hij met creatief werk van langere adem, de roman De stille man.
Vanaf het einde van de jaren twintig publiceerde Van Hoogenbemt regelmatig bijdragen over beeldende kunst, vooral over jongere kunstenaars, zowel in Sportwereld, in Vandaag, Vlaamsche Halfmaandelijksche Kroniek als in het gespecialiseerde Kunst, Maandblad vooroude en jonge kunst. De eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog verzorgde hij in Volksgazet een rubriek ‘Luchtige gesprekken over schilderkunst’. In de jaren vijftig staakt hij grotendeels zijn activiteiten als kunstcriticus. In de laatste jaren van zijn leven wordt hij op dit gebied weer actief, met twee monografieën en met bijdragen in De Vlaamse Gids en De Periscoop. Van Hoogenbemt was een collectioneur van moderne schilderijen, oudengels aardewerk en oud glaswerk.
Als journalist was Van Hoogenbemt het meest actief in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog. Hij schreef toen tamelijk intensief voor het socialistische weekblad Parool en voor Volksgazet, evenals voor de rubriek ‘Zoek de mens’ in het Nieuw Vlaams Tijdschrift.
Zijn prozateksten, vaak voorstudies voor of fragmenten uit zijn romans, verschenen bijna exclusief in het Nieuw Vlaams Tijdschrift.
Voor De stille man ontving hij in 1939 de Prijs der provincie Antwerpen en de driejaarlijkse Staatsprijs voor Vlaams verhalend proza.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Van Hoogenbemt voelde zich al snel tot het schrijverschap geroepen, maar bracht het in eerste instantie niet veel verder dan een paar slechte expressionistische gedichten, een korte prozaschets en een aantal - overigens uitstekende - kunstkritische opstellen. Pas in 1935 - hij is dan 35 - begint hij definitief aan zijn eerste roman en het duurt tot 1938 voor die kan verschijnen. Van Hoogenbemt schrijft dit laattijdige echte debuut toe aan de remmende invloed die Jan van Nijlen, evenals hij werkzaam op de vertaaldienst van het Ministerie van Justitie, op hem uitoefende: ‘[Van Nijlen] sprak mij op uitzonderlijke wijze over schilderkunst en literatuur. En ik werd als de jongeling uit het verhaal “Warm water” van Erskine Caldwell, die aan de vader van zijn meisje haar hand komt vragen, maar die man zo heerlijk en zo diep over de liefde tot zijn overleden vrouw hoort spreken dat hij het niet aandurft te doen waarvoor hij gekomen is, want de indruk krij gt dat hij niet echt bemint. Ik vatte zo een grote eerbied op voor de kunst dat ik bevangen werd van vrees en geen woord meer durfde schrijven, al dacht ik immer voort aan het werk dat ik uit de grond van mijn hart schrijven wou.’ (‘Autobiografie’) Dit is niet zo maar een anekdote, die een echte verklaring uit de weg gaat. Van Nijlen krijgt hier de symbolische betekenis toegeschreven van een vaderfiguur die de toegang tot de vrouw en het schrijven - de volwassenheid - blokkeert. De relatie tussen schrijver en aspirant-schrijver is hier van dezelfde orde als de talloze oedipale, door fascinatie en inhibitie gekenmerkte, zoon-vader-verhoudingen in de teksten van Van Hoogenbemt.
Elke roman van Van Hoogenbemt steunt op dergelijke verhoudingen. De stille man is een ‘Vatersuche’, een poging van de zoon in het reine te komen met een complex vaderbeeld. In Twee jonge menschen laat de adolescent Michel passief en willoos zijn liefje over aan een oudere concurrent. Andreas, in Vertrouwen in Ree, slaagt er niet in de rol van echtgenoot en vader op zich te nemen. In De vlucht in het ijle slaagt Rudi er niet in tot een doorleefde verhouding met zijn verloofde te komen en onder druk van zijn tirannieke vader breekt hij met haar.
| |
| |
Zygmunt, in De opdracht van Zygmunt Sablinsky, blijft vastzitten in de positie van zoon en broer en komt evenmin tot een blijvende verhouding met Evelyne. Het hoofdpersonage Engelbert uit Een hond in het kegelspel is niet in staat zijn marginale situatie te doorbreken en een duurzame relatie met een vrouw aan te gaan.
De romans en de verhalen van Van Hoogenbemt, zo moge uit deze ruwe samenvatting blijken, hebben duidelijk één thema: de mislukkende of mislukte intrede in de volwassenheid en de maatschappelijke orde. Steeds opnieuw ondernemen zijn hoofdpersonages een poging een positie in te nemen als man, vader en ‘burger’. De kinderen of adolescenten worden geconfronteerd met de seksuele dimensie van hun bestaan. Courante motieven bij Van Hoogenbemt zijn de inwijding, de zoektocht naar de vader, de verloving of het huwelijk, het vaderschap en het onderzoek naar de mogelijkheden en de houdbaarheid van alternatieve ideologieën. Zijn hoofdpersonages komen daarbij in aanraking met allerlei vaderpersonages, mentoren en voorbeeldfiguren die hen bij hun zoektocht moeten sturen of hen tegenwerken. Meestal mislukt de intrede in de volwassenheid of in een volgende fase van het bestaan: de inwijding wordt een traumatische ervaring, de relatie tot de vader blijft steken in een te sterke, dikwijls negatieve binding, het huwelijk en het vaderschap worden ontweken, elke mogelijke ideologie wordt als hypocriet ontmaskerd. Na die mislukking blijft de hoofdpersonages niets anders over dan op de vlucht te slaan of een positie in te nemen van toeschouwer en criticus. Alleen het bestaan als schrijver of schilder is voor Van Hoogenbemt aanvaardbaar, maar die positie is volgens hem per definitie alleen dan authentiek als ze maatschappelijk marginaal is.
De onmogelijkheid de seksualiteit en de keuzes en beperkingen die met de maatschappelijke volwassenheid samengaan te accepteren, wordt sterk bepaald door een fixatie op de als volstrekt zuiver en onschuldig ervaren kindertijd of op de als compromisloos beleefde idealen van de adolescent. Tegen de achtergrond van dit paradijselijk-zuivere verleden kan de seksualiteit slechts een bron van ‘walg’ zijn en wordt het maatschappelijke bestaan noodzakelijkerwijs slechts een compromis en
| |
| |
een verraad van elk ideaal. ‘Zuiverheid’ en ‘geluk’ tegenover ‘walg’ zijn de sleutelwoorden van Van Hoogenbemt.
Zijn thematiek kan men ook benaderen vanuit het motief van het gezin, in De vlucht in het ijle dubbelzinnig gekarakteriseerd als ‘de cel van het maatschappelijk bestaan’, de elementaire structuur van de maatschappelijke orde waarin het individu zijn weg naar de volwassenheid moet vinden, maar ook de gevangenis, die beknottend functioneert. Het gezin is in de teksten van Van Hoogenbemt een structuur van gespannen relaties waaruit het individu zich niet kan losmaken. Vaders zijn in zijn romans ofwel dwingelanden ofwel ‘niet aanwezig’ (gestorven of wereldvreemd of louter met ‘zaken’ bezig). De moederfiguren staan ofwel onder de tirannieke invloed van de vader of oefenen een sterk possessieve invloed op de zoon uit. Zusters zijn vaak het voorwerp van een sterke erotische fascinatie. De man-vrouw-verhouding is altijd problematisch. Het enige volstrekt positieve, zuivere maar ook meest irreële en ideale personage bij Van Hoogenbemt, Ree uit Vertrouwen in Ree, is niet toevallig opgevoed buiten de gezinsstructuur. Opvallend is hoe de meer ongedwongen en positieve verhoudingen van de hoofdpersonages buiten de ruimte van het gezin worden gevonden, bijvoorbeeld tussen neef en oom of tussen kleindochter en grootvader (De vlucht in het ijle).
| |
Techniek
Van Hoogenbemt is op de eerste plaats een lyricus en een didacticus. Zijn romans hebben slechts een beperkte epische inslag. Zelden zijn zijn teksten overtuigend verhalend. Tot de uitzonderingen behoren een paar passages in Vertrouwen in Ree over een aanslag op en een ontsnapping aan de Duitsers. Compositorisch worden zijn romans vooral door lyrische, introspectieve elementen bepaald. Het sterkst is hij daarbij in de op stemmingen drijvende evocatie van jeugdherinneringen en in de beschrijving van een paar in de kindertijd te situeren dromen. Het lyrische aspect wordt versterkt door het gebruik van brieven en dagboekfragmenten. Meestal is er een sterke overeenstemming tussen het innerlijke landschap, de stemming van het personage, en het uiterlijke landschap, de natuur of de stad, het tijdstip, het weer. De subjectieve instelling blijkt uit het dominant ik- of personaal gebonden gezichtspunt en uit
| |
| |
de poging de romans te presenteren als het schrijfprodukt van een van de personages.
De moralistisch-didactische inslag is op de eerste plaats het gevolg van veralgemenend-commentariërende ingrepen van een alwetende verteller, die hierbij soms het personale gezichtspunt doorbreekt. Vanaf Vertrouwen in Ree en vooral in Een hond in het kegelspel is het beschouwend-moraliserende ook het resultaat van het permanente tobben en praten van de personages over allerlei kwesties, variërend van het menselijk geluk en de dreigende atoomoorlog via het kolonialisme en de onbekwaamheid van de kunstcritici tot de hypocrisie van de katholieke kerk en de socialistische partij. Daar komt nog bij dat veel nevenpersonages een bijna allegorische status krijgen, bijvoorbeeld Rik in De vlucht in het ijle, het prototype van de communistische militant, of Herman in Een hond in het kegelspel, de pragmatische politicus die de ‘zuiverheid’ van de leer en van de jeugdidealen is kwijtgeraakt.
Het is vooral op het compositorische instrumentarium van Van Hoogenbemt dat kritiek is geuit. Reeds bij De stille man werd er - naast veel lof voor de concentrische structuur, waarbij de vaderfiguur eerst via jeugdherinneringen, dan via brieven en vervolgens via getuigenissen van buitenstaanders wordt belicht - kritiek geuit op de moeizame manier waarop met de toevallig gevonden brieven werd omgesprongen. De realistische conventie wordt behoorlijk aangetast door het inbouwen van allerlei voor de lezer nog noodzakelijke informatie, die evenwel bij de briefschrijvers als bekend moet worden verondersteld. Het principe van de overeenstemming tussen het innerlijke en het uiterlijke landschap wordt in zijn romans zo systematisch toegepast dat het op een hinderlijke manier voorspelbaar wordt. Vanaf Vertrouwen in Ree zijn conversaties slechts verkapte betogen. Waar Van Hoogenbemt een modern procédé als de innerlijke monoloog wil toepassen, bijvoorbeeld in De opdracht van Zygmunt Sablinsky, slaagt hij daar nauwelijks in, doordat veel passages op een te klassiek-objectiverende wijze worden verteld. Zijn laatste roman, Een hond in het kegelspel, wordt overheerst door het moralistisch-idealistische engagement en is in feite een essay, met personages die de
| |
| |
bordkartonnen dragers van een type levenshouding zijn en alleen maar denkbeelden over mens en maatschappij produceren.
De lyrische en moralistische inslag van Van Hoogenbemt heeft als negatief gevolg een zwakke verhaalintrige. Daarenboven bevatten zijn romans vele op zichzelf nauwelijks verklaarbare wendingen en allerlei losse draden, elementen die slechts hun - psychologische - verantwoording krijgen in het geheel van zijn werk.
Van Hoogenbemt heeft na De stille man misschien ten onrechte opnieuw romans willen schrijven. Zijn epische vermogen is daarvoor te beperkt. Hij is de man van een klein aantal sterke fragmenten. Veel passages bij Van Hoogenbemt geven de indruk weinig doorleefd te zijn, moeizaam te zijn geschreven, afgedwongen te zijn op een emotionele en creatieve remming. Positieve uitschieters zijn die fragmenten die wel een sterke emotionele lading hebben, ongetwijfeld omdat ze variëren op eigen jeugdherinneringen, zoals de droom van het verbrokkelde lichaam (onder andere in Twee jonge menschen en in Vertrouwen in Ree) of het verhaal van de adolescent die een kort stondige relatie heeft met een oudere vrouw (Vertrouwen in Ree, De vluchtin het ijle). Misschien zou men kunnen stellen dat Van Hoogenbemt sterieler en minder creatief wordt zodra hij zijn jeugdherinneringen achter zich poogt te laten en grootsere, meer extraverte, constructies op wil zetten. Evenzeer kan gelden dat Van Hoogenbemt zich te direct persoonlijk betrokken voelde bij alle problemen die hij als geëngageerd auteur wilde aanpakken, om de distantie te bereiken die nodig is voor een romancompositie.
| |
Ontwikkeling
Van Hoogenbemt wordt vaak getypeerd als de auteur van één boek, zijn debuutroman De stille man. De waarderingsgeschiedenis bevestigt dit beeld. Steevast wordt eigenlijk betreurd dat Van Hoogenbemt evolueerde van een introspectief-psychologische schriftuur naar een moralistisch en idealistisch engagement. Vanuit esthetisch-kritisch standpunt is het inderdaad juist dat hij nooit meer het niveau van zijn debuutroman bereikte. Zijn latere romans zijn voor een hedendaags publiek nauwelijks meer leesbaar, terwijl de thematiek van de ‘Vater- | |
| |
suche’ in De stille man en de daarmee corresponderende zoektocht naar de eigen identiteit verrassend actueel blijven. Wel moet worden opgemerkt dat de compositie en de stijl van De stille man, afgemeten aan hedendaagse normen, bepaald niet vlekkeloos zijn te noemen, ook niet in de herwerkte versie die in 1960 als zevende druk verscheen. Daar staat evenwel tegenover dat de thematische en psychologische complexiteit van deze roman onderschat wordt; kenmerkend in dit verband is het ontbreken van een grondiger analyse van De stille man. Het algemeen verspreide beeld van Van Hoogenbemt behoeft enige nuancering. Een aantal van zijn verhalen en prozaschetsen - die slechts gedeeltelijk zijn gebundeld en waarvan sommige als voorpublikatie van romanfragmenten waren bedoeld maar nooit of nooit in die vorm in zijn romans terechtkwamen - haalt zeker het niveau van De stille man. Maar de belangrijkste nuancering is dat aan de typering van Van Hoogenbemt als auteur van één boek een radicaal andere invulling kan worden gegeven. Vanuit structurele en thematisch-psychologische hoek kan men stellen dat hij voortdurend op één thema varieerde, dat al zijn romans en verhalen onderdelen zijn van één tekst en dat De stille man reeds de elementen bevatte waarvan zijn
latere teksten de uitwerking zijn. Het is een vreemde lacune in de kritiek dat er nooit op gewezen is dat allerlei motieven, structuurelementen, veralgemenende uitspraken en stilistische details terugkeren in zijn teksten. Daarnaast zijn heel wat ogenschijnlijk vreemde breuken in zijn compositie, zowel als een aantal op het eerste gezicht verrassende psychologische wendingen in het gedrag en de reacties van zijn personages, alleen goed interpreteerbaar als men zijn teksten niet geïsoleerd leest, maar naast en over elkaar legt. Ten slotte is er zo'n nauwe relatie tussen de introspectief-psychologische thematiek van De stille man en het moralistisch-idealistische vertoog in de latere romans, dat het ‘wereldbeeld’ van Van Hoogenbemt als een projectie en een veralgemening van een psychische problematiek kan worden gezien. Anders geformuleerd: de objectivering tot een maatschappelijk en algemeen-menselijk probleem heeft een verdere verkenning van de innerlijke problematiek geblokkeerd. Overigens mag niet uit het oog
| |
| |
worden verloren dat ook de moralistische invalshoek reeds sporadisch in De stille man kan worden teruggevonden.
| |
Visie op de wereld
Van Hoogenbemts visie op de wereld is sterk dichotomisch en diep pessimistisch. Zijn aanklacht tegen allerlei wantoestanden, de neiging die hij heeft alle leed van de wereld op zich te nemen, zijn ontmaskeringsdrift zijn het gevolg van een onherstelbare kloof tussen een diep nostalgisch verlangen naar ‘zuiverheid’ en ‘geluk’ en een als volstrekt hypocriet en verachtelijk ervaren maatschappelijk bestel. Van Hoogenbemt beleeft die breuk als een voortdurende herhaling van een jeugdtrauma. Over al zijn teksten verspreide jeugdherinneringen keren steeds terug naar een oerscène, waarin het kind ontdekt dat ook zijn ouders seksuele wezens zijn en dit als een fundamenteel verraad ervaart. De erotiek valt daardoor bij Van Hoogenbemt uiteen in een idyllisch-geïdealiseerde component enerzijds en een combinatie van walg en fascinatie voor het gore en het schunnige anderzijds. Hoe sterk dat trauma zijn visie heeft bepaald, moge uit twee details blij ken. Het voyeuristische dat met de oerscène gepaard gaat, keert terug in een obsessioneel automatisme van zijn personages, die door een raam naar binnen kijken, naar ofwel een idyllisch huisgezin ofwel een verloederd arbeidersgezin. Een variant op de oerscène, het als kind in een achterbuurt plots geconfronteerd worden met brute seksualiteit, komt terug in Van Hoogenbemts bekommernis om een betere behuizing voor de arbeidersklasse. Zo engageert in Een hond in het kegelspel een stel kunstenaars zich om voor een aantal krotbewoners een nieuwe, ‘frisse’ woonwijk te bouwen.
| |
Stijl
Stilistisch is De stille man een combinatie van restanten en invloeden van de artistieke taal van Van Nu en Straks met elementen uit een wat stroeve Vlaamse schrijftaal en elementen uit een dialectgetinte spreektaal. In de lyrische, stemmingsbepaalde, haast poëtische passages functioneert dit mengsel uitstekend. In andere passages is het hinderlijk. In zijn latere werk evolueert Van Hoogenbemt steeds meer naar de standaardtaal, zij het dat die altijd wat stroef, wat ‘boekentalig’ en bepaald niet vlekkeloos wordt gehanteerd. Ook in zijn latere werk zijn zijn stilistische kwaliteiten van fragment tot fragment wisselend. Naast overtuigend stemmingsproza, bijvoorbeeld waar
| |
| |
hij de licht fantastische toer opgaat in de beschrijving van sommige dromen of in de evocatie van de walg die de ‘gore’ seksualiteit oproept, vervalt hij in gedateerde mooischrijverij of in een schools, te expliciet, abstract en steriel taalgebruik. Zijn beperkt stilistisch vermogen blijkt ook uit de vele clichés en identieke wendingen.
| |
Verwantschap
De debuutroman van Van Hoogenbemt en zijn tweede roman, Twee jonge menschen, pasten in een Vlaamse trend van deels psychologische, deels moraliserende, enigszins autobiografische romans die zich op de periode van de jeugd concentreerden. Zijn eerste romans sluiten aan bij Elias of het gevecht met de nachtegalen van Maurice Gilliams (1936), bij Kinderjaren (1939) van N.E. Fonteyne en bij Het experiment (1940) van Paul Lebeau.
De naoorlogse produktie van Van Hoogenbemt behoort tot de traditie van de probleemroman en is de vrijzinnige tegenhanger van een romantype dat in het verzuilde Vlaanderen vooral in zijn katholieke variant aandacht heeft gekregen. Men denke hierbij aan auteurs als André Demedts, Maria Rosseels en Valeer van Kerkhove.
Ondanks enige pogingen tot vormelijke vernieuwing, vooral op onderdelen, van zijn romans heeft Van Hoogenbemt geen aansluiting gevonden bij het oprukkende experimenterende proza. Zijn laatste roman, Een hond in het kegelspel, staat als nauwelijks versluierd essay in romanvorm heel ver van op hetzelfde ogenblik verschijnende vernieuwende teksten als Het boek alfa (1963) van Ivo Michiels, De verwondering (1962) van Hugo Claus of Een eiland worden (1963) van Paul de Wispelaere.
Terecht typeerde L.P. Boon naar aanleiding van Vertrouwen in Ree Van Hoogenbemt als een schrijver behorend tot een ‘verloren generatie’: ‘Hij kan niet meer, onschuldig en argeloos, voortspelen met wat de nakomelingen van “Van Nu en Straks” nog steeds in hun mars hebben. Hij kan ook niet radicaal breken, en bij de allerjongsten aansluiten.’
| |
Traditie
Stilistisch heeft Van Hoogenbemt zich slechts langzaam los kunnen maken van invloeden uit de school van Stijn Streuvels en Karel van de Woestijne. Technische invloed, vooral wat vor- | |
| |
men van bewustzijnsstroom betreft, heeft hij ondergaan van Amerikaanse romanciers als William Faulkner. Thematisch had hij een sterke affiniteit met François Mauriac en André Gide. Vooral in hun reactie op de familie en het gezin als psychische concentratiekampen herkende hij zijn eigen obsederende motieven.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
De stille man kreeg na verschijnen en na toekenning van de Staatsprijs veel belangstelling in de Vlaamse kritiek. Vanuit Nederland valt een recensie door M. ter Braak te vermelden. De Frans-Belgische kritiek besteedde relatief veel aandacht aan De stille man. De roman werd tot aan het eind van de jaren zeventig herdrukt en behoort tot de ‘klassiekers’ van de twintigste-eeuwse Vlaamse prozaliteratuur.
Het overige werk van Van Hoogenbemt kreeg maar weinig aandacht en kende een beperkt publiek. Wel konden Twee jonge menschen en Oppassen, Marie! 'n Gevaarlijke tijd nog profiteren van de grote leeshonger tijdens de Tweede Wereldoorlog. De geringere kwaliteiten van zijn oeuvre na De stille man vormen slechts een beperkte verklaring voor de verminderde belangstelling. Ook Van Hoogenbemts positie als ‘socialistisch’ auteur en de verzuiling van de Vlaamse kritiek en van het Vlaamse bibliotheekwezen verklaren de beperkte aandacht. Een van de weinige critici die zijn werk permanent hebben begeleid is Hubert Lampo.
Er zijn amper twee studies van iets langere adem die zijn hele oeuvre bestrijken. Die van Fr. Buyens, Albert van Hoogenbemt, een peiling naarde essentie van zijn persoonlijkheid, moet worden beschouwd als een wat overspannen laudatio, die eenzijdig het accent legt op het ‘engagement’. De synthese die B.F. van Vlierden in 1966 publiceerde, concentreerde zich op de poëtica van Van Hoogenbemt en was meteen de voorlopige afsluiting van de kritische receptie van zijn werk.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Albert van Hoogenbemt, De nieuwe generatie. Met inleidend woord door A. Vermeylen. [Mechelen 1936, eigen beheer], EB. |
Albert van Hoogenbemt, Charles Eyck teekenaar en illustrator. Brussel 1938, Uitgeverij Nébé, ‘Grafische Kunstenaars’, vijfde boekje, E. |
Albert van Hoogenbemt, De stille man. Antwerpen/Amsterdam 1938, De Nederlandsche Boekhandel/Em. Querido, R. (Zevende, herziene druk: Hasselt 1960, Heideland, Vlaamse Pockets 24) |
Albert van Hoogenbemt, Twee jonge menschen. Antwerpen/Amsterdam 1941, De Nederlandsche Boekhandel/Wereldbibliotheek, R. |
Albert van Hoogenbemt, [Naar aanleiding van Twee jonge menschen]. In: Contact, nr. 9-10, november 1941, pp. 12-14, E. |
Albert van Hoogenbemt, Oppassen, Marie! 'n Gevaarlijke tijd. Antwerpen 1944, De Nederlandsche Boekhandel, NB. |
Albert van Hoogenbemt, Winst en verlies. Antwerpen [1946], Ontwikkeling, NB. |
Albert van Hoogenbemt, Ernest Wijnants. Antwerpen [1949], De Sikkel, Monographieën over Belgische Kunst, zevende monographie van de derde reeks, E. |
Albert van Hoogenbemt, Vertrouwen in Ree. Rotterdam-'s-Gravenhage 1953, Nijgh & Van Ditmar, E. |
Albert van Hoogenbemt, Een antwoord op ‘Enkele vraagtekens’ van M. C[oole]. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 7, nr. 9, 1953, pp. 978-981, E. |
Albert van Hoogenbemt, [Autobiografie]. In: Singel 262. Vierentwintig biografieën. Amsterdam 1954, Querido, pp. 34-38, E, |
Albert van Hoogenbemt, [Over mijn voorouders]. In: Familiealbum. Vlaamse auteurs schrijven over hun voorouders. Antwerpen 1955, Ontwikkeling, pp. 77-81, E. |
Albert van Hoogenbemt, De vlucht in het ijle. 's-Gravenhage/Antwerpen 195 7, A.A.M. Stols/Diogenes, R. |
Albert van Hoogenbemt, De opdracht van Zygmunt Sablinsky. 's-Gravenhage [1959], A.A.M. Stols, R. |
Albert van Hoogenbemt, [Het schrijven was gewoon een drang]. In: Schrijversdebuten: ‘Het Vaderland’. Samengesteld door Pierre H. Dubois. 's-Gravenhage 1960, A.A.M. Stols/J.-P. Barth, pp. 98-100, E. |
Albert van Hoogenbemt, Jack Godderis. Brussel [1961], Uitgeverij en Grafische Kunstinrichting Elsevier, Monografieën over Belgische Kunst, E. |
Albert van Hoogenbemt, Een hond in het kegelspel. 's-Gravenhnge [1962.), A.A.M. Stols/J.-P. Barth, R. |
Albert van Hoogenbemt, Fernand Decock. Hasselt 1963, Heideland, E. |
Albert van Hoogenbemt, De weg van de walg en andere verhalen. Hasselt 1966, Heideland, Vlaamse Pockets 195, NB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
R. Herreman, De boekuil. De stille man. De roman van A. van Hoogenbemt. In: Vooruit, 5 en 6-1-1939. |
Lode Monteyne, Albert van Hoogenbemt en zijn eerste roman ‘De stille man’. In: De Dag, 28-1-1939. |
F. de Pillecijn, Kroniek van het proza. In: De Standaard, 5-3-1939. (over De stille man) |
Aug. M[onet], Nieuwe Vlaamsche Roman. ‘De stille man’ door A. van Hoogenbemt. In: De Nieuwe Gazet, 9-3-1939. |
Lode Zielens, Kroniek der letterkunde. De stille man door Albert van Hoogenbemt. In: Volksgazet, 11-3-1939. |
Roger Avermaete, Un jeune auteur flamand: Albert van Hoogenbemt. In: L'Indépendance Belge, 30-5-1939. (over De stille man) |
Pieter G. Buckinx, Naar aanleiding van ‘De stille man’. Roman van Albert van Hoogenbemt. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 39, nr. 5, mei 1939, pp. 380-382. |
Albe, Interview met den auteur van De Stille Man: Albert van Hoogenbemt. In: Elckerlyc. Het weekblad voor ieder, 24-6-1939, pp. 21-24. |
Paul de Vree, De stille man. In: Vormen, jrg. 4, nr. 2/3 en 4, juni-juli en augustus 1939, pp. 75-78 en 119-123. |
Karel Leroux, Psychologische legpuzzle. In: Critisch Bulletin, jrg. 10, nr. 7/8, juli-augustus 1939, pp. 208-211. (over De stille man) |
Frans Smits, A. van Hoogenbemt als romanschrijver. ‘De stille man’. In: Het Laatste Nieuws, 29-8-1939. |
R.F. Lissens, De Vlaamsche roman 1938-1939. In: Het boek in Vlaanderen 1939. Antwerpen 1939, pp. 5-17, vooral pp. 16-17. (over De stille man) |
L.K., ‘De stille man’ van Albert van Hoogenbemt. In: Gazet van Antwerpen, 11-2-1940. |
Jaak Veltman, Brief uit België: in gesprek met Albert van Hoogenbemt. In: Den Gulden Winckel, jrg. 40, nr. 8, augustus 1941, pp. 8-9 en 12. (over De stille man) |
Guido Eeckels, Les lettres flamandes. Poésie et vérité dans le roman. In: Nouveau Journal, 5-12-1941. (over De stille man en Twee jonge menschen) |
Jeanne de Bruyn, Kroniek van het proza. Drie vertellers, drie stijlen. In: Volk en Staat, 21/22-12-1941. (over Twee jonge menschen) |
B.E., Boekennieuws. ‘Twee jonge menschen’. In: Vooruit, 25/26-12-1941. |
Bert Ranke, ‘De Stille Man’ van Albert van Hoogenbemt. In: Bert Ranke, Proefvluchten boven den Parnassus, Antwerpen 1941, pp. 125-133. |
H. O[osterwijk], Nieuw Vlaamsch proza. In: Het Vlaamsche Land, 5-1-1942. (over Twee jonge menschen) |
Joh. V., Een nieuw boek van Albert van Hoogenbemt. In: Het Nieuws van den Dag, 15-1-1942. (over Twee jonge menschen) |
Lode Monteyne, De nieuwe roman van Albert van Hoogenbemt. ‘Twee jonge menschen’. In: De Dag, 22/23-2-1942. |
Paul de Vree, La liaison dangereuse. Albert van Hoogenbemt: ‘Twee jonge menschen’. In: Contact, nr. 11, februari 1942, pp. 3-4. |
Bert Ranke, Papieren jeugdzonde. In: Westland, jrg. 1, nr. 2, juli-augustus 1942, pp. 188-189. (over Twee jonge menschen) |
Hubert Lampo, Albert van Hoogenbemt: ‘Twee jonge menschen’. In: Hubert Lampo, De jeugd als inspiratiebron. De jeugd, haar wezen en haar problemen in de jongste Vlaamsche letteren. Brussel [1943], pp. 61-68. |
M. Roelants, Over belijdenisliteratuur. Pleidooi Pro-Domo. In: M. Roelants, Schrijvers, wat is er van den mensch? Brussel-Rotterdam 1943, pp. 174-179. (naar aanleiding van De stille man) |
Jeanne de Bruyn, Kroniek van het proza: de Mechelse school. In: Volk en Staat, 16/17-4-1944. (over Oppassen, Marie! 'n Gevaarlijke tijd) |
B.E., Oppassen, Marie! 'n Gevaarlijke tijd. In: Vooruit, 30-4-1944. |
| |
| |
Joris Eeckhout, Albert van Hoogenbemt. In: Joris Eeckhout, Litteraire profielen XII. Antwerpen etc. 1944, pp. 20-30. (over Twee jonge menschen) |
R.F. Lissens, Albert van Hoogenbemt. La connaissance de soi. In: R.F. Lissens, Rien que l'homme. Aspects du roman flamand contemporain. Brussel 1944, pp. 95-108. (over De stille man) |
A. Duflou, Interview met Albert van Hoogenbemt In: De Faun, jrg. 1, nr. 7, april 1945, p. 82. |
J. Berchmans, Het proza uit de oorlogsjaren. Albert van Hoogenbemt: ‘Oppassen, Marie!’. In: De Spectator, 23-9-1945. |
Emmanuel Laureys, Albert van Hoogenbemt of het autobiografisch element in den roman. In: De Rode Vaan, 12-12-1945. (over De stille man) |
C. Bittremieux, Ressentiment Verhalen van A. van Hoogenbemt, In: De Spectator, 17-11-1946. (over Winst en verlies) |
André Duflou, Krijgen we toch een Vlaamsche Oorlogsliteratuur? ‘Winst en Verlies’. Twee verhalen door Albert van Hoogenbemt. In: Volksgazet, 28-11-1946. |
R. Herreman, De boekuil. Winst en verlies. In: Vooruit, 28 en 29-11-1946. |
F.V. Toussaint van Boelaere, Albert van Hoogenbemt: De stille man. In: F.V. Toussaint van Boelaere, Litterair scheepsjournaal III. Brussel 1946, pp. 414-422. |
Hubert Lampo, Vrucht der verbittering. In: Parool, 12-1-1947. (over Winst en verlies) |
Jan Walravens, Nieuw werk van Albert van Hoogenbemt. Twee merkwaardige verhalen. In: Het Laatste Nieuws, 5-2-1947. (over Winst en verlies) |
André Demedts, Albert van Hoogenbemt. Winst en verlies. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 47, nr. 5/6, juni-juli 1947, p. 391. |
Hubert Lampo, Kroniek van het proza. Albert van Hoogenbemt vijftig! In: Volksgazet, 10-3-1950. |
Menno ter Braak, Twee onbekenden. In: Menno ter Braak, Verzameld werk. Deel 7. Amsterdam 1951, pp. 261-265. (over De stille man) |
Hubert Lampo. Kroniek van het proza. Het sociale element bij Albert van Hoogenbemt. In: Volksgazet, 30-7-1953. (over Vertrouwen in Ree) |
J.W. Hofstra, Nederlandse romans. Natuurmensen en gevangenen. In: Elseviers Weekblad, 15-8-1953. (over Vertrouwen in Ree) |
J. Greshoff, ‘Vertrouwen in Ree’, boek om te herlezen. In: Het Vaderland, 10-10-1953. |
B.H., Vertrouwen in Ree door Albert van Hoogenbemt. In: De Rode Vaan, 10-12-1953. |
Hubert Lampo, Het moeilijke leven. In: Volksgazet, 16-5-1957. (over De vlucht in het ijle) |
Paul Hardy, Failliet van het Ongeloof als Levenswaarde. Albert van Hoogenbemt: De vlucht in het ijle. In: Gazet van Antwerpen, 30-7-1957. |
Ivo Michiels, Een vreselijk en onverbiddelijk getuigenis. Albert van Hoogenbemt: ‘De vlucht in het ijle’. In: Het Handelsblad, 27-8-1957. |
R. Brulez, Stuurloosheid van een jeugd. ‘De vlucht in het ijle’ door Albert van Hoogenbemt. In: Het Laastste Nieuws, 25-9-1957. |
J.H.W. Veenstra, Twee nieuwe Vlaamse romans. De vlucht in het ijle en De ontaarde slapers. In: Vrij Nederland, 12-10-1957. |
A. Westerlinck, Vlaams proza. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 58, nr. 1, januari 1958, pp. 45-49. (over De vlucht in het ijle) |
J. Greshoff, Een ingetogen, bescheiden en belangwekkend schrijver. In: Het Vaderland, 8-2-1958. (over De vlucht in het ijle) |
Anne Wadman, Een nieuwe roman van Albert van Hoogenbemt Subtiel meesterschap. In: Leeuwarder Courant, 6-9-1958. (over De vlucht in het ijle) |
Hubert Lampo, De Mens in het Oerwoud. In: Volksgazet, 18-12-1958. (over De opdracht van Zygmunt Sablinsky) |
Paul Hardy, Albert van Hoogenbemt: De opdracht van Zygmunt Sablinsky. In: Gazet van Antwerpen, 3-2-1959. |
| |
| |
Lieve Scheer, Pleidooi voor goedheid door Van Hoogenbemt. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 109, nr. 4, april 1959, pp. 247-249. (over De opdracht van Zygmunt Sablinsky) |
Frans Buyens, Albert van Hoogenbemt, een peiling naar de essentie van zijn persoonlijkheid. Antwerpen 1959. (monografie) |
Hubert Lampo, Eenzijdige analyse. In: Volksgazet, 12-2-1959. (over Frans Buyens, Albert van Hoogenbemt, een peiling naar de essentie van zijn persoonlijkheid) |
Piet van Aken, Zich vergissen is de mens eigen. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 15, nr. 7, 1961-1962, pp. 865-867. (over Een hond in het kegelspel) |
Hubert Lampo, Op zoek naar een levensdoel. In: Volksgazet, 3-5-1962. (over Een hond in het kegelspel) |
R. Brulez, Van ervaring tot bezinning. Albert van Hoogenbemt. In: Het Laatste Nieuws, 10-5-1962. (over Een hond in het kegelspel) |
Paul Hardy, Albert van Hoogenbemt ‘Een hond in het kegelspel’. Verzoening met het bestaan. In: Gazet van Antwerpen, 11-5-1962. |
Bert van Aerschot, ‘Een hond in het kegelspel’. Nieuw werk van Albert van Hoogenbemt In: De Nieuwe Gazet, 29-6-1962. |
Huib Thomassen, Albert van Hoogenbemt: Een hond in het kegelspel. De vermoeide idealist. In: De Nieuwe Gids, 28-7-1962. |
Ben van Eysselsteijn, Een hond in het kegelspel van Albert van Hoogenbemt. In: Haagsche Courant, 1-9-1962. |
Paul de Wispelaere, Een hond in het kegelspel. In: De Vlaamse Gids, jrg. 46, nr. 11, november 1962, pp. 746-749. |
Lieve Scheer, Heimwee naar het jeugdideaal. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 108, nr. 3, maart 1963, pp. 228-229. (over Een hond in het kegelspel) |
Walter Hellinckx, Even praten met A. van Hoogenbemt. [Mechelen 1963]. |
Julien Kuypers, Bij de uitvaart van Albert van Hoogenbemt In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 17, nr. 1, 1964, pp. 1-2. |
Hubert Lampo, 1900-1964. In Memoriam Albert van Hoogenbemt. In: Volksgazet, 18-1-1964. |
Marcel Janssens, Albert van Hoogenbemt 1900-1964. In: De Nieuwe Gids, 25-1-1964. |
André Demedts, Albert van Hoogenbemt ter gedachtenis. In: De Periscoop, jrg. 14, nr. 5, maart 1964, p. 2. |
Willem Brandt, De vlucht in het ijle. In: Willem Brandt, Keurschrift uit de hedendaagse Noord- en Zuid-Nederlandse letteren. Amsterdam [1964], pp. 63-66. |
C.J.E. Dinaux, Albert van Hoogenbemt In: C.J.E. Dinaux, Gegist bestek. Deel 2. Tweede, herziene druk. Amsterdam 1964, pp. 159-166. |
B.F. van Vlierden, Albert van Hoogenbemt. Antwerpen 1966. (monografie) |
Louis Paul Boon, Vertrouwen in Van Hoogenbemt. In: Louis Paul Boon, Geniaal... maar met te korte beentjes. Essays en polemieken. Tweede, herziene druk. Amsterdam 1969, pp. 92-103. (over Vertrouwen in Ree) |
Karel Jonckheere, Albert van Hoogenbemt. De meewarige goniometer. In: Karel Jonckheere, Toon mij hoe je schrijft. Tielt 1972, pp. 93-96. (algemeen) |
M. Dupuis, [Albert van Hoogenbemt], In: M. Rutten en J. Weisgerber (red.), Van Arm Vlaanderen tot De Voorstad Groeit. De opbloei van de Vlaamse literatuur van Teirlinck - Sfijns tot L.P. Boon (1888-1946). Antwerpen 1988, pp. 480-482. |
Paul de Man, Lettres flamandes. L'analyse psychologique. In: Paul de Man, Wartime journalism, 1939-1943. Edited by Werner Hamacher, Neil Hertz and Thomas Keenan. Lincoln etc. 1988, pp. 263-264. (over De stille man en Twee jonge menschen) |
48 Kritisch lit lex.
februari 1993
|
|