| |
| |
| |
Peter Holvoet-Hanssen
door Jos Joosten
1. Biografie
Op 16 april 1960 werd Peter Holvoet-Hanssen (de dubbele achternaam is de combinatie van zijn eigen achternaam met zijn moeders familienaam) geboren als jongste van vijf kinderen in het Antwerpse Deurne. Hij bleef hier wonen tot begin jaren tachtig. Holvoet-Hanssen studeerde enkele jaren Germaanse filologie aan de UFSIA in Antwerpen en nadien stapte hij over naar bedrijfs- en communicatiemanagement. Poëzie boeide hem (Yeats, T.S. Eliot, maar ook Lucebert en Paul Snoek), maar hij stak in deze periode vooral tijd in het nachtleven. Hij werd actief als deejay in de Antwerpse uitgaanswereld. Eind jaren tachtig maakte hij zwerftochten dwars door Europa. In 1988 ontmoette hij de schrijfster van jeugdboeken, Noëlla Elpers, met wie hij een jaar later trouwde en begin jaren negentig in Deurne ging wonen. Samen met zijn vrouw maakte Holvoet-Hanssen jeugdtheaterprogramma's.
Van 1989 tot 1996 werkte Holvoet-Hanssen als verzorger van de zeezoogdieren in de Antwerpse Zoo. Tussen 1997 en 1999 was hij hulpverlener in een opvangcentrum voor daklozen; sindsdien werkt hij in deeltijd in een Engelstalige boekhandel.
Muziek vormt een belangrijke constante in Holvoet-Hanssens leven en werk. Hij groeide op onder invloed van Lou Reed, Iggy Pop, de Engelse punk- en postpunkbeweging. Als de Antwerpse deejay Pierre Creuxpied trachtte hij al muziekstijlen te combineren voordat dat een hippe trend werd. Ook als dichter treedt Holvoet-Hanssen veel met muzikanten op: enkele jaren met de band The Periwinkels, met Le trio perdu, en vanaf 2002 met Klezmer-groep On Fidldikn Mamzer. Van Holvoet-Hans- | |
| |
sen verscheen onder meer poëzie in Parmentier, Yang, De Gids en Dietsche Warande & Belfort.
In 1999 ontving de dichter voor zijn dichtbundel Dwangbuis van Houdini de ASLK-Prijs voor het Literaire Debuut. Zijn tweede bundel, Strombolicchio. Uit de smidse van Vulcanus, werd eind 2001 bekroond met de Dirk Martensprijs.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kritiek
Hoewel Peter Holvoet-Hanssen ver achter in de dertig was toen hij debuteerde, heeft hij snel naam weten te verwerven met zijn moeilijk plaatsbare poëzie. Vanaf zijn debuutbundel, Dwangbuis van Houdini (1998), wezen critici op de zeer uiteenlopende registers die deze debutant aanboorde. De aandacht voor Holvoet-Hanssens werk was direct groot. Voor een relatief klein oeuvre als het zijne is de stapel knipsels en verzameling artikelen aanzienlijk. Tegelijkertijd was men in brede kring overwegend zeer positief over deze nieuwe poëzie, zodanig zelfs dat een wat chagrijnige criticus meende te moeten spreken over Vlaanderens ‘meest gehypete’ dichter. Het brede enthousiasme voor Holvoet-Hanssens werk is wel te begrijpen omdat deze poëzie zich zowel uitstekend leent voor live-voordracht tijdens zijn succesvolle zaaloptredens, als voor stille lectuur in de leesstoel. De gedichten zijn op het eerste oog uitbundig en publieksgericht, maar blijken bij nadere lezing voldoende te bieden voor diegenen die van poëzie méér verwachten dan probleemloos amusement.
| |
Techniek
Dat amusement is niettemin meteen evident in de debuutbundel. De naam alleen al van boeienkoning Harry Houdini uit de titel refereert aan de publieke spektakelshows uit de eerste decennia van de vorige eeuw. Die soms luidruchtige sfeer is ontegenzeglijk in de gedichten aanwezig, maar meteen bedriegt die titel ook: Harry Houdini was namelijk niet alleen een zeer begenadigd illusionist, maar tegelijkertijd een groot scepticus met afkeer van de bovennatuurlijke claims waarin allerlei rond 1900 opgang makende spiritisten, paragnosten en andere bedriegers grossierden. Zo balanceerde hij op de lijn tussen virtuoze illusie en doordachte rede, en dat is precies Holvoet-Hanssens paradoxale positie in zijn debuutbundel.
De vaudeville-achtigheden zijn één kant van Dwangbuis van Houdini. Er is ook het doordachte, intertekstuele spel met allerhande, al of niet literaire teksten, zoals sprookjes en mythen, dat Holvoet-Hanssens poëzie eerder complex maakt en een extra dimensie verschaft. Een voorbeeld hiervan is hoe in het titelgedicht van het debuut tussen aanhalingstekens - verzonnen? -
| |
| |
dagboeknotities van Houdini geciteerd worden: ‘Buikvliesontsteking. Beatrice wacht... Waar is de sleutel?’ Dit zijn biografische gegevens: die sleutel spreekt voor zich bij een boeienkoning, zoals ‘buikvliesontsteking’ zijn doodsoorzaak was, en Beatrice in het echt de (tweede) naam van Houdini's geliefde was. Bovendien herkent elke literatuurliefhebber in de naam ‘Beatrice’ de klassiekste aller geliefden: Dantes eeuwig lief. Met die kennis wordt ‘Inferno IX’, verderop in de bundel, méér dan een toevallige toespeling op De goddelijke komedie. Dat gedicht is illustratief voor Holvoet-Hanssens poëtische aanpak: het is een samengaan van historische feiten en citaten, de bijbel, Lewis Carroll, een kinderliedje, een parafrase op M. Nijhoffs ‘De soldaat die Christus kruisigde’ en op Dante natuurlijk, met doodsmotieven en levenslust, alles afwisselend gesteld in mooie zinnen, maar ook melige grappen.
Freewheelen? Ik? Ik heb Christus aan het kruis genageld en fluisterde in zijn oor: ‘Vergeef mij niet, ik weet wat ik doe.’
Ik ben het hondje dat met vermiste knoken gaat lopen.
Ik ben de schimmel van Sinterklaas, de druiper van Zwarte Piet. De klimop die anjers verstikt en opklimt tegen het Alhambra Doodleuk geef ik een kind leukemie en de ouders onherstelbaar verdriet [...]
Met deze poëzie gaat hij verder dan de doorsnee-performer: dit is niet alleen geschreven voor het publieke effect. Wie verder kijkt, vallen de uitgekiende dwarsverbanden tussen de gedichten op: het is een netwerk van tal van begrippen die steeds terugkomen in andere gedichten: de ‘tovenaar’, de ‘vos’, de ‘wolken’. Een eclectische techniek die hier verwoord lijkt:
schakel fladderende woorden tot een zwerm aaneen nieuw met oud, vertakking en verstrakking tot monding cirkels op het water tot een toverspreuk, sneeuwzeker verzen zwaar en licht tot een gedicht, misschien doornen tot een roos.
| |
Thematiek
Holvoet-Hanssens poëzie centreert zich niet rond één kern of centraal ordenend thema, maar strooit de associaties en betekenissen, zo op het oog willekeurig, in het rond.
In zijn tweede bundel, Strombolicchio: Uit de smidse van Vulcanus
| |
| |
(1999), wordt deze tegenstelling tussen orde en willekeur verdergaand gethematiseerd. De kwestie ‘toeval’ versus ‘geen toeval’ krijgt een duidelijke rol:
Ik speel met mijn bot, - God, niet-God
met toeval niet-toeval smelt mijn letters tot woorden.
| |
Techniek / Thematiek
Toeval kan hier opgevat worden als symptoom van het onsystematische, van het ongeordende. En het is, paradoxaal genoeg, meteen datgene wat eenheid schept in deze poëzie. Het toeval als bindende factor. Dat verklaart grotendeels vorm én inhoud van deze bundel, die op het eerste gezicht nog lukraker lijkt dan zijn debuut: kinderliedje naast serieuze ontboezeming, wartaal naast zuiver poëtische zinnen, ingetogen verzen naast ongebreidelde erupties, en daarnaast en erdoorheen weer een parade van de meest uiteenlopende figuren, variërend van de zanger van cultband ‘Hüsker Du’ tot Wim Sonneveld en van de Jungiaanse sprookjesinterprete Marie-Louise von Franz tot zeerover Anne Bonny. Toch ontkomt de meest vrijgevochten dichter niet aan de noodzaak tot althans enige orde. Het zou een verklaring kunnen zijn voor het tellen en nummeren dat in Strombolicchio te zien is.
‘o is als een leeg ei, bevat in potentie de essentie
punt 1 heeft essence in alles en heeft 2 verzonnen
wind en tegenwind schaken met mekaar, 3 groeit
in onevenwichtigheid komt 4 aan het licht, verroest
5 verblindt, de kwintessens vervlakt
de poorten van het pentagram sluiten [...]’
| |
Visie op de wereld / Thematiek
En zo gaat dat nog even door. Een veelzeggend detail is dat Holvoet-Hanssen juist hier begrippen als ‘essentie’ en ‘kwintessens’ laat opduiken, termen die vanouds in het klassieke denken het ordenend principe achter de werkelijkheid aanduiden.
We raken hier de kern van Holvoet-Hanssens kijk op wereld en werkelijkheid, voorzover men bij dit gedachtegoed in het teken van de totale dynamiek mag spreken over een vastaande kern. Wat de dichter probeert te tonen is hoe het mogelijk moet zijn te ontkomen aan de opgelegde orde; in het volgende citaat met als symbool de figuur van de zeerover - rebel en vrijbuiter bij uitstek. De positie die aan de piraat wordt toegeschreven, zegt
| |
| |
veel over Holvoet-Hanssens eigen plaats als dichter, en zelfs over zijn kijk op het leven in het algemeen:
Voor de Nieuwe Wereld zijn wij
voor de Oude Wereld zijn wij
vrijbuiters, niet van deze wereld.
Een overgangssituatie, die meteen ook een betekenis verschaft aan het ‘lava’, dat, met aanverwante vulkanische begrippen, vanaf de titel in deze bundel als opvallend symbool opduikt. Strombolicchio is de naam van een vulkanisch eilandje, vlak bij Stromboli ten noorden van Sicilië. Volgens de klassieke mythologie was de vulkaan (en meestal de Etna op Sicilië) de werkplaats van Vulcanus, de god van het vuur, waarmee de ondertitel van Strombolicchio verklaard is. Een andere rol die Vulcanus toebedeeld wordt, is die van opstandeling of rebel. Ook de lava zelf is betekenisvol in Holvoet-Hanssens poëzie. Lava verenigt immers het onverenigbare: als vloeibare steen of bevroren hitte. Zo belichaamt het de vier elementen uit de natuurfilosofie: lucht, vuur, water en aarde (steen) smelten erin samen.
Overal in Strombolicchio zien we aan vulkanisme én overgang verwante begrippen: eruptie, smelting en stolling. Wie verder kijkt, ziet hoe alle elementen wel ergens een rol spelen. In de slotreeks, waarin de poëzie bijna tot proza stolt, vinden we ze, in gedicht ‘VI’, alle vier vlak bij elkaar.
Ik lees regels: dat vuur zuurstof nodig heeft, dus leeft en
beweegt. Zo ontstaan gaten in de wolken, denk ik. Na de vonk
een beeld van een beeld. Cirkels op het water. Een idee.
Ik noem haar Rozenboom, zij kneedt de grond tot haar tuin.
Poëzie (‘regels’) die de vier elementen behandelt, het centrale gegeven in het gedachtegoed van Griekse natuurfilosofen, zoals Empedokles (492-432 v.Chr.). Deze (ook al) magiër en filosoof uit Sicilië liet meer sporen achter in de gedichten in Strombolicchio. Een van de bekendste mythen rond Empedokles betreft zijn levenseinde: een val in de krater van de vulkaan de Etna. Over het hoe en waarom verschillen de meningen. Zelfmoord, hoogmoed of een ongeluk tijdens sjamanistische riten? Bij Hol- | |
| |
voet-Hanssen lezen we, twee gedichten vóór het zojuist aangehaalde, de beginregels: ‘Strompelafdrukken aan de rand van een vulkaan als interludium./Ik val in de krater, blijf haken in de tijd [...]’
Het denken van de natuurfilosofen Empedokles en Heraclitus staat in het teken van de wisselwerking van toeval en noodzaak. De dingen blijven bestaan, maar wisselen, van eenheid naar verscheidenheid en weer terug. Hoe die verscheiden vormen eruitzien, wordt beslist door het toeval. Het moge duidelijk zijn dat Holvoet-Hanssens denken veel te danken heeft aan het (fragmentarische) gedachtegoed van die natuurfilosofen. In plaats van het geordende, vaststaande rationeel-westerse denken bepleit hij beweging, kiest hij voor de zeerover, de nomade, de overgangsfiguur. Holvoet-Hanssen noemde zichzelf, typerend, een tijdlang ‘de gezant van het beweeglijk element’.
| |
Ontwikkeling
In de ‘aantekeningen’ achter in Strombolicchio betitelt Holvoet-Hanssen een groot deel van de bundel als ‘Apocriefe bloemlezing 1989-1998’: een chronologisch overzicht van de tien jaar vóór hij Dwangbuis van Houdini publiceerde. Alleen de slotafdeling, ‘De hond van de Duivelsbrug’, waaruit de laatste citaten afkomstig zijn, is nieuw. Het is de opmaat voor de derde bundel: Santander. Ontboezemingen in het vossenvel (2001). Holvoet-Hanssen verdeelt aldus zijn poëtische loopbaan tot dan in vier periodes, wat op zichzelf ook poëticaal te duiden is als manier om je eigen systematiek aan te brengen in je eigen werkelijkheid.
Santander mag dan een concrete band met de voorgaande bundels hebben, toch zijn er zaken opvallend anders. De gedichten ogen qua uiterlijke vorm nog uiteenlopender dan voordien. Zo doet Holvoet-Hanssen nu volop typografische experimenten (zoals in ‘Zorro de Vis’, waar in de regels vetgedrukt de contouren van een vis zichtbaar zijn). Tegelijkertijd heeft de poëzie, ondanks die uiterlijke uitbundigheid, alleen maar aan diepte gewonnen. Meer nog dan in Dwangbuis van Houdini voeren droefenis en doodsfascinatie de boventoon. In Santander zijn het niet meer alleen de piraten en kermisklanten en hun liedjes en kreten die zijn universum bevolken. Hij exploreert niet meer louter de zelfkant, maar er komen - subtiel gedoseerd dus zeer
| |
| |
overtuigend - nu ook grote menselijke tragedies van de twintigste eeuw aan bod. Dat bereikt een climax in ‘In Nephelokokkugia’, waarin het voormalig Joegoslavië figureert.
| |
Verwantschap
Holvoet-Hanssen schrijft geen poëzie naar traditioneel-klassieke snit, dat staat vast. Evenzeer is helder dat een eenduidige inlijving bij een andersoortige stroming of school ook lastig is. Holvoet-Hanssens uitbundige optredens plaatsen hem in de buurt van de vroege performing poet Tom Lanoye en diens achterneefjes in de jaren negentig: dichters als Ingmar Heytze en de ‘Dichters uit Epibreren’, bij wie het publiekseffect vaak even groot of meestal groter is dan de aandacht voor een literaire afwerking van hun producten. Intussen maakt Holvoet-Hanssens thematiek, zijn spelen met meerduidigheid en intertekstualiteit, zijn werk aanmerkelijk complexer dan de podiumpoëzie en is hij eerder verwant aan postmoderne dichters als zijn leeftijdsgenoten Dirk van Bastelaere, Erik Spinoy en Peter Verhelst, die echter veel vroeger debuteerden. Ook gaat de vergelijking op met jongere Vlaamse dichters uit de sfeer van het postmodernisme die wel gelijktijdig met hem op het literaire toneel verschenen, te denken valt aan Miguel Declercq, Paul Bogaert en Jan Lauwereyns. Ook zij koppelen een vindingrijke, speelse omgang met de taal, vol van ontleningen uit zeer uiteenlopende registers, aan technisch goed doordachte poëzie die thematisch enige complexiteit niet schuwt.
| |
Traditie
Vanuit literair-historisch oogpunt lijkt Holvoet-Hanssen aansluiting te vinden bij de traditie van de historische avant-garde. Voor wat betreft eigen land wees de jury van de ASLK-prijs al bij de bekroning van Holvoet-Hanssens debuutbundel op de invloed van Paul van Ostaijen. In Van Ostaijen tot heden plaatst ook Geert Buelens hem in een traditie die begint met Van Ostaijen en Gaston Burssens. Met betrekking tot Holvoet-Hanssens poëzie concludeert Buelens anno 2001: ‘Ook aan het einde van de twintigste eeuw leeft de geest van Van Ostaijen.’
Een andere voortrekker van de avant-garde, wiens naam in verband met deze poëzie opduikt, is Arthur Rimbaud, de poète maudit, uit wiens poëzie Holvoet-Hanssen in 1999 een bloemlezing samenstelde. Rimbauds fameuze dérèglement de tous les sens (‘ontregeling van alle zintuigen’) lijkt in Holvoet-Hanssens uitwaaierende poëzie radicaal navolging te vinden.
| |
| |
| |
Thematiek
De samenhang in dit oeuvre dient zich al lezende en herlezende aan voor elke lezer op zich. De onvermijdelijke eenheidscheppende elementen waarnaar élke lezer zoekt, zijn er intussen wel degelijk: niet als evident grondmotief, maar ze dienen zich gaandeweg aan. Neem het motief van de ‘vos’ in Santander. Vanaf de ondertitel duikt dat in bijna elk gedicht op, al dan niet terloops, soms als Reynaert soms anoniem. Dat is veelzeggend. Juist de vos is de solitaire vrijbuiter, de onvoorspelbare rebel, degene die niet leeft volgens vooropgezette lijntjes maar vanuit volstrekte willekeur. Zoals de vos opduikt of verdwijnt, al naar het hem uitkomt, zo verschijnen en verdwijnen bij Holvoet-Hanssen thema's en motieven. Deze poëzie komt dan ook slechts op het eerste gezicht rommelig, ondoordacht of volstrekt willekeurig over. Nauwkeurig lezen legt al snel de eerste contouren bloot van Holvoet-Hanssens fascinerende, eigenzinnige denkwereld.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Peter Holvoet-Hanssen, Dwangbuis van Houdini. Amsterdam 1998, Prometheus, GB. |
Peter Holvoet-Hanssen, Strombolicchio. Uit de smidse van Vulcanus. Amsterdam 1999, Bert Bakker, GB. |
Arthur Rimbaud, Ik heb de zomerdageraad omarmd: tweeëntwintig liefdesgedichten en twee brieven. Keuze en eindredactie: Peter Holvoet-Hanssen. Vertaling door Hilde Keteleer. Amsterdam 1999, Bert Bakker, Bl. |
Peter Holvoet-Hanssen, Niet bedoeld ter publicatie. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 145, nr. 5, oktober 2000, pp. 605-610, E. |
Han van der Vegt & Peter Holvoet-Hanssen, De vegt-lijnen. Pathos, kapsones en conflict. In: Parmentier, jrg. 10, nr. 3, 2000, pp. 11-13, E. |
Peter Holvoet-Hanssen, Santander. Ontboezemingen in het vossenvel. Gedichten. Amsterdam 2001, Prometheus, GB. |
Peter Holvoet-Hanssen, Noëlla Elpers en Han van der Vegt, Maar de grootste van deze drie is het pathos. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 146, nr. 6, december 2001, pp. 695-700, E. |
Peter Holvoet-Hanssen, De vliegende monnik. Een hersenspinsel. Amsterdam 2004, Prometheus, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Paul Demets, Knap op de koord. Peter Holvoet-Hanssen en Ilja Leonard Pfeijffer: uit de keuken van Van Ostaijen. In: Knack, 2-9-1998. (over Dwangbuis van Houdini) |
Jos Joosten, Spektakel in verzen: Peter Holvoet-Hanssen en de trucs van Houdini. In: De Standaard, 15-10-1998. |
Rob Schouten, Capuccino voor grootmoe. In: Vrij Nederland, 20-2-1999. (over Dwangbuis van Houdini) |
Marc Kregting, ‘Want de maan is in de wolken’. In: De Gids, jrg. 162, nr. 6, juni 1999, pp. 474-477. (over Dwangbuis van Houdini) |
Marc Reugebrink, Beatrice wacht. In: De Groene Amsterdammer, 19-8-1998. (over Dwangbuis van Houdini) |
Tom van de Voorde, Poëzie als ontsnappingsact. In: Financieel Economische Tijd, 24-2-1999. (interview) |
Koen Vergeer, In fluweel een spokenlied. Divers, flamboyant, komisch, duister: Peter Holvoet-Hanssen, Strombolicchio. Uit de smidse van Vulcanus. In: De Morgen, 23-9-1999. |
Joris Gerits, De dichter als tovenaar: het bekroonde debuut van Peter Holvoet-Hanssen. In: Streven, jrg. 66, nr. 11, december 1999, pp. 1022-1025. (over Dwangbuis van Houdini) |
Ron Elshout, Verzen zwaar en licht tot een gedicht. Over Dwangbuis van Houdini van Peter Holvoet-Hanssen. In: Bzzlletin, jrg. 29, nr. 270, december 1999/januari 2000, p. 110-111. |
Piet Gerbrandy, ‘Wij zijn boekaniers van goede sier’. In: de Volkskrant, 10-12-1999. (over Strombolicchio) |
Jeroen de Preter, Poëzie voor mens en hond. In: De Morgen 12-1-2000. (interview) |
Jos Joosten, De uitdaging die Holvoet-Hanssen heet. Alles toeval in tweede bundel van Peter Holvoet-Hanssen. In: De Standaard, 23-3-2000. (over Strombolicchio) |
Elke Brems, Ontsnappen in en uit de taal. De poëzie van Peter Holvoet-Hanssen. In: Ons Erfdeel, jrg. 43, nr. 3, mei/juni 2000, pp. 427-429. (over Dwangbuis van Houdini en Strombolicchio) |
Gerrit Komrij, Trou moet blijcken. In: NRC Handelsblad, 15-6-2000. (over Dwangbuis van Houdini en Strombolicchio) |
Wilfried Jans, ‘Ik wil een snaar raken’. In: Het Nieuwsblad, 30-6-2000. (interview) |
Joris Gerits, Poëzie is de lava van de taal: Strombolicchio van Peter Holvoet-Hanssen. In: Streven, jrg. 67, nr. 9, oktober 2000, pp. 842-846. |
Pascal Cornet, Vitaliteit ondanks alles. Peter Holvoet-Hanssen op zijn ‘glijbaan met exacte coördinaten’. In: Poëziekrant, jrg. 25, nr. 1, januari/februari 2001, pp. 6-10. (interview) |
Paul Demets, Zware benen en toch vederlicht: Peter Holvoet-Hanssen en Ilja Pfeijffer schrijven heldere en complexe gedichten. In: Knack, 4-7-2001. (over Santander) |
Jos Joosten, De tovenaar is in het land. Overtuigende bundel van Peter Holvoet-Hanssen. In: De Standaard, 12-7-2001. (over Santander) |
Geert Buelens, In de versplintering één: onverwachte dwarsverbanden in nieuwe dichtbundel Peter Holvoet-Hanssen. In: De Morgen, 1-8-2001. (over Santander) |
Bert van der Straeten, Een hemels nu-moment. In: Financieel Economsiche Tijd, 5-9-2001. (over Santander) |
Lucas Hüsgen, Nog is Einstein niet chagrijnig. In: De Revisor, jrg. 28, nr. 4, augustus 2001, pp. 53-65. (over Santander) |
Piet Gerbrandy, Jongleren in vijf dimensies tegelijk. In: de Volkskrant, 31-8-2001. (over Santander) |
Gerrit Komrij, Dodenlied. In: Gerrit Komrij, Trou moet blycken. Of opnieuw In liefde bloeyende. De Nederlandse poëzie van de twaalfde tot en met de eenentwintigste eeuw in honderd en enige gedichten. Amsterdam 2001, pp. 282-285. (algemene karakterisering) |
Geert Buelens, Het gekaapte gedicht van Peter Holvoet-Hanssen. In: Reflector, januari 2002, pp. 8-10. (overzichtsartikel) |
Koen Vergeer, Blijven bewegen: de poëzie van Peter Holvoet-Hanssen. In: Ons Erfdeel, jrg. 45, nr. 2, maart/april 2002, pp. 212-222. (overzichtsartikel) |
| |
| |
Jos Joosten, ‘Vlug volg zijn spoor’: op jacht naar de vos bij Peter Holvoet-Hanssen. In: Tiecelijn: tijdschrift voor reynaerdofielen, jrg. 15, nr. 2, 2002, pp. 69-74. (over het vos-motief in Holvoet-Hanssens poëzie) |
Thomas Vaessens en Jos Joosten, Postmoderne poëzie in Nederland en Vlaanderen, Nijmegen 2003, pp. 65-80. (over Holvoet-Hanssen en het probleem van de coherentie) |
Jos Joosten, Spektakel in verzen: Peter Holvoet-Hanssens magische drieluik. In: Jos Joosten, Onttachtiging. Essays over eigentijdse poëzie en poëziekritiek. Nijmegen 2003, pp. 199-211. (interpretatief overzichtsartikel) |
95 Kritisch lit. lex.
november 2004
|
|