| |
| |
| |
H.J.A. Hofland
door Willem Maas
1. Biografie
Hendrik Jan Anton Hofland werd geboren in Rotterdam op 20 juli 1927. Hij stamt uit een onderwijzersgeslacht. Zijn vader had met de traditie gebroken en was eerst luitenant bij de Koninklijke Marine Stoomvaartdienst, later directeur van de Verenigde Brandstoffenhandel. Zijn moeder was een energieke, belezen vrouw. Hij was hun enige kind.
Als twaalfjarige maakte Hofland het bombardement op Rotterdam mee, een gebeurtenis die diepe indruk maakte. Na het behalen van het diploma hbs-a aan de Libanon HBS bezocht hij tussen 1946 en 1948 het Nederlands Opleidingsinstituut voor het Buitenland Nijenrode. Een van zijn medestudenten was Willem Oltmans, met wie hij jarenlang bevriend zou blijven. In 1948 werd Hofland opgeroepen voor militaire dienst in Nederlands-Indië. Als dienstplichtig militair draaide hij films op een troepenschip. Na zijn diensttijd studeerde hij enkele jaren (1950-1954) politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, een studie die hij niet heeft afgerond.
In 1953 werd hij redacteur buitenland van het Algemeen Handelsblad. Bij deze krant zou hij carrière maken: in 1963 werd hij chef buitenland, in 1964 adjunct-hoofdredacteur en in 1968 hoofdredacteur. In die laatste functie heeft hij geprobeerd van het Algemeen Handelsblad een meer onafhankelijk dagblad te maken, maar daarmee vervreemdde hij tal van conservatieve abonnees van het blad, waardoor het in 1970 noodgedwongen fuseerde met de Nieuwe Rotterdamse Courant. Van deze combinatie is hij nog korte tijd hoofdredacteur geweest, tot in 1972 een rel hem zowel zijn baan als de vriendschap met Oltmans kostte.
| |
| |
Hofland bleef verbonden aan de krant als commentator. Hij heeft in die functie een zeer groot aantal essays, commentaren, columns en overpeinzingen bijgedragen. Die overpeinzingen verschenen vanaf 1975 elke zaterdag onder het pseudoniem S. Montag. Andere schuilnamen waren K. van Hippel, Nel Borst (bij de publicatie van De Jupiter als feuilleton in de Haagse Post), H.W.S. Wüster en - eenmalig bij een gedicht - Gronk.
Behalve aan NRC Handelsblad heeft Hofland aan tal van andere bladen meegewerkt. Van 1960 tot 1964 was hij redacteur van het literaire tijdschrift Podium. Verder had hij van 1975 tot 1986 een column in de Haagse Post. Daarin had hij ook korte tijd een taalrubriek, waarvoor hij het pseudoniem Kweetal gebruikte. Sinds 2002 is hij vast columnist van De Groene Amsterdammer. Daarnaast heeft Hofland ook af en toe in Vrij Nederland, Randstad en Tirade gepubliceerd. In 2002 was hij gastschrijver aan de Technische Universiteit Delft.
Hoflands werk beperkt zich niet tot schrijven alleen. Samen met Hans Keller en Hans Verhagen heeft hij voor de VPRO-tv geruchtmakende documentaires gemaakt als Vastberaden maar soepel en met mate. Herinneringen aan Nederland 1338-1348. Ook aan diverse radioprogramma's heeft hij medewerking verleend. Zo was hij vele jaren vaste deelnemer aan het commentariërende VPRO-programma Welingelichte Kringen, en werkte hij later mee aan het historisch gerichte OVT, eveneens van de VPRO.
Hofland is lid van de raad van bestuur van De Bezige Bij. Vanaf het begin in 1977 was hij jarenlang lid van de Herenclub, waarvan ook onder anderen Hans van Mierlo, Harry Mulisch en Cees Nooteboom deel uitmaakten.
Voor zijn journalistieke en literaire werk ontving Hofland verschillende prijzen. In 1961 ontving hij de Anne Frank-prijs voor zijn hele oeuvre, in 1990 de Esquireprijs voor de journalistiek. Hij werd in dat jaar ook benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. In 1992 kreeg hij de Audax Columnistenprijs, in 1996 de Gouden Ganzeveer, de culturele prijs van de Koninklijke Nederlandse Uitgeversbond, wegens ‘zijn uitzonderlijke bijdrage in de vorm van activiteiten en publicaties op het terrein van het Nederlandse kultuurbezit’. De gemeente Rotterdam eerde hem in 1999 met de Wolfert van Borselenpen- | |
| |
ning. In datzelfde jaar werd hij door zijn vakgenoten uitgeroepen tot ‘Journalist van de eeuw’. In 2001 ontving hij een eredoctoraat van de Universiteit Maastricht en in 2011 de P.C. Hooftprijs.
Hofland woont en werkt in Amsterdam; vanaf de jaren tachtig verblijft hij ook jaarlijks enige tijd in New York. Hij is twee keer gehuwd, heeft twee zoons uit zijn eerste huwelijk en vier kleinzoons.
| |
| |
| |
2. Kritische Beschouwing
Visie op de wereld / Relatie leven/werk
Twee ervaringen zijn van grote invloed geweest op het werk en de persoon van H.J.A. Hofland. De eerste was het bombardement van Rotterdam op 14 mei 1940, dat hij beleefde als jongen van twaalf. Zijn ervaringen op die dag en de jaren die erop volgden, hebben voor een belangrijk deel zijn kijk op de wereld bepaald. Zelf schreef hij daarover: ‘De oorlog in zijn geheel is voor mijn generatie niet een Umwertung aller Werte geweest, maar op den duur een dagelijks gedemonstreerde afschaffing daarvan, met als apotheose de anarchie van een halfjaar Hongerwinter.’ Tot Hoflands verbijstering en ergernis volgde na de oorlog een restauratie van de wereld van voor mei 1940. Door middel van twee politionele acties probeerden de autoriteiten de vooroorlogse situatie in Nederlands-Indië te herstellen - alsof de wereld niet totaal was veranderd. Toen die acties mislukten, ging de natie van de ene dag op de andere over tot de orde van de dag. Hofland hield aan deze gang van zaken een gezond wantrouwen over jegens de autoriteiten en de publieke opinie.
Een tweede cruciale gebeurtenis in zijn leven was zijn ontslag als hoofdredacteur van NRC Handelsblad in 1972. Zijn wantrouwen in de boven hem gestelden werd bevestigd, maar ook heeft zijn nieuwe, onafhankelijke positie de schrijver in hem een stimulans gegeven.
Een gepast wantrouwen tegen de wereld en meer in het bijzonder tegen het gezag vormen belangrijke thema's in Hoflands werk. Hij is een individualist, die onafhankelijk en niet gebonden aan een ideologie in de wereld staat. Zijn positie is, zoals hij meermalen in interviews heeft gezegd, treffend verwoord door Max Stirner in Der Einzige und sein Eigentum. Men moet zich, aldus Stirner, niets gelegen laten liggen aan wat men allemaal zou moeten van God, de menselijkheid, de waarheid, de vrijheid, de humaniteit, de gerechtigheid, het volk, de vorst, het vaderland, de geest en wat niet al: weg met alles wat niet geheel en al iemands eigen zaak is.
Met een mengsel van ironie, sarcasme en verbazing schrijft Hofland over wat hij waarneemt in de wereld die hem omringt Hij richt zijn blik daarbij zowel op het detail als op het grote
| |
| |
geheel. In zijn werk staat hij net zo goed stil bij iets schijnbaar triviaals als een sigarettenaansteker als bij de fouten en tekortkomingen van het presidentschap van George W. Bush. Alles wat inbreuk maakt op zijn persoonlijke levenssfeer en vrijheid kan rekenen op scherpe kritiek.
Dit maakt hem tot een cultuurcriticus zonder partij, al is hij er wel één met een januskop. Hij klaagt over hufterigheid en over wezenloos entertainment en prijst het bescheiden fatsoen uit de jaren vijftig, maar tegelijkertijd veroordeelt hij het conservatisme uit die tijd. Hij distantieert zich van de massa, maar bepleit tevens een cultuur van engagement. Hij neemt het liefst de positie in van onafhankelijk waarnemer, maar vindt ook dat hij als lid van de intellectuele elite zijn verantwoordelijkheid moet nemen.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
Een wezenlijke verandering in Hoflands thematiek is er niet, wel in de wereld om hem heen en in de genres die hij beoefende. Hij is in feite altijd een journalist - voor hem een geuzennaam - gebleven die verslag doet van wat hij meemaakt. Wel heeft hij gaandeweg zijn werkterrein verbreed en daarbij afwisselend de gedaante aangenomen van afstandelijk waarnemer, commentator en romancier.
Hoflands eerste publicaties bewogen zich op sociaal-politiek terrein en verschenen met geringe frequentie - hij had zijn handen vol aan het werk op de redactie van het Algemeen Handelsblad. Voor 1972 publiceerde hij essays over maatschappelijke en binnenlandse politieke onderwerpen zoals Geen tijd. Op zoek naar oorzaken en gevolgen van het moderne tijdgebrek (1955) en Opmerkingen over de chaos (1964). Enigszins apart hiervan staat het onder het pseudoniem K. van Hippel gepubliceerde Nederland een eigen bom (1965).
Pas na het einde van zijn kortstondige hoofdredacteurschap heeft Hofland zich tot een zeer veelzijdig en zeer productief schrijver ontwikkeld. Het eerste boek dat hij na zijn ontslag als hoofdredacteur publiceerde, vestigde meteen zijn reputatie als tegendraads, onafhankelijk denker. In Tegels lichten of ware verhalen over de autoriteiten in het land van de voldongen feiten (1972) beschrijft hij kritisch de naoorlogse vaderlandse geschiedenis. Daarbij moeten de autoriteiten het ontgelden. Zij deden, niet gehinderd door inzicht, dapper pogingen de toestand van
| |
| |
voor 1945 te restaureren. Daarbij had de pers niet de rol gespeeld die ze had moeten spelen: zij had zich eerder als schoothond gedragen dan als luis in de pels. Naast de kwesties Indonesië en Nieuw-Guinea komen de Koude Oorlog, de Greet Hofmans-affaire en de ontwikkeling van de welvaartsstaat aan de orde. Hofland gaat in op de eerste bressen die in het bestel werden geslagen gedurende de jaren zestig, door onder meer provo, D'66 en Nieuw Links in de PvdA.
| |
Techniek
Aan de vijfde druk (1985) van Tegels lichten heeft hij het hoofdstuk ‘De bananenmonarchie’ toegevoegd, waarin hij de verloedering van de eens door minister-president Drees zo rechtvaardig en fatsoenlijk opgezette welvaartsstaat hekelt. De manier waarop hij dat doet, is kenmerkend voor zijn werkwijze: hij maakt de grote historie tastbaar en invoelbaar door in te zoomen op de persoonlijke ervaringen van ooggetuigen. In de grote tv-documentaire Vastberaden, maar soepel en met mate, die hij samen met Hans Keller en Hans Verhagen heeft gemaakt, hanteert hij dezelfde aanpak en brengt hij zijn visie op de Nederlandse geschiedenis van tijdens en kort na de oorlog op dezelfde wijze naar voren.
| |
Thematiek / Techniek
Toen in 1975 een beoogd columnist voor NRC Handelsblad wegviel, is Hofland onder het pseudoniem S. Montag een wekelijkse column begonnen onder de titel ‘Overpeinzingen’. Door zichzelf te splitsen in twee auteurs kon hij verschillende aspecten van zijn schrijverschap overzichtelijk verdelen. Als Hofland schreef hij over sociale en politieke onderwerpen. In deze stukken is hij duidelijk betrokken, hartstochtelijk aanwezig, soms grimmig en verbeten, als politiek commentator en als maatschappelijk chroniqueur, die zijn tirades en analyses opfleurt met vlijmend sarcasme en absurdistische humor. Als S. Montag schrijft hij over het alledaagse leven, dat hij afstandelijk en mild waarneemt. In deze rol neemt hij de gedaante van een ironicus aan, een ‘oplettende voorbijganger’, zoals de titel van een van de bundelingen van zijn columns luidt. Hij laat zich hier van zijn meer speelse en lichtzinnige kant zien. Hij kan vooral hier doen waar hij goed in is: het nauwkeurig observeren van menselijk, soms al te menselijk gedrag.
| |
Thematiek
Ook al is er een enorme variatie in onderwerpen - hij schreef
| |
| |
net zo makkelijk over aanstekers als over bladluizen, het afstrijken van een lucifer of het merkwaardige Nederlands dat sommige mensen gebruiken - toch zijn er wel enkele thema's te onderscheiden waarop Montag regelmatig terugkomt. Zo is er zijn woede over de verloedering van Amsterdam, over lelijke architectuur, over ‘plotseling versagende verbeeldingskracht en verwaarlozing’, over de terreur van de auto, over de teloorgang van de Nederlandse taal, over de kwalijke rol van de media in onze samenleving, over de aantasting van onze cultuur door entertainment en commercialisering. Zo houdt hij de Nederlandse volkscultuur en -mentaliteit tegen het licht in Platter en dikker (2011). De titel zegt genoeg: fel hekelt Hofland de ‘alles-moet-kunnen’-houding en de gevolgen daarvan voor de publieke ruimte. Van zijn walging voor andermans onbeschoftheden en smakeloosheden maakt hij geen geheim.
In de commentaren op binnen- en buitenlandse politiek die hij onder eigen naam heeft gepubliceerd, nemen die over de val van de Berlijnse muur en de ingrijpende veranderingen in Oost-Europa door de ineenstorting van de Sovjet-Unie een belangrijke plaats in. Ook over de oorlog in voormalig Joegoslavië heeft hij felle artikelen geschreven. Hij verwijt zijn collega-journalisten en -intellectuelen daarin een gebrek aan engagement. De voormalige president van de Verenigde Staten, George W. Bush, krijgt het in deze artikelen zwaar te verduren. Vooral diens politiek na de aanslagen van 11 september 2001 moet het ontgelden.
In zijn politieke stukken is Hofland op zijn sterkst als hij een veranderende realiteit waarneemt en beschrijft wat hem overkomt op zijn reizen naar Rusland of tijdens zijn verblijven in New York. Op zijn best wordt dan in de persoonlijke microgeschiedenis de ‘grote’ geschiedenis zichtbaar en voelbaar. Minder overtuigend is hij wanneer hij een greep doet naar alomvattende verklaringen of in zijn pogingen tot een totaalvisie.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
In 1982 waagde Hofland zich voor het eerst aan een roman. Al was deze vorm voor hem toen nieuw, inhoudelijk sluiten de romans naadloos aan op zijn andere werk. Ook hierin houdt hij de lezer een ironisch-satirische spiegel voor. In zijn eerste roman, Nacht over Alicante (1982), overheerst het satirische. Een
| |
| |
paar Nederlandse families worden tijdens hun vakantie in de Spaanse badplaats Alicante door een wereldcrisis overvallen en zijn zo gedwongen hun vertrek voor onbepaalde tijd uit te stellen. De Nederlandse gretigheid, ongemanierdheid en luidruchtigheid krijgen onder deze omstandigheid ruim baan en Hofland portretteert die met sardonisch plezier. In De Jupiter (1991) neemt hij de wereld van de media op de korrel. Het is het verhaal van een debuterende schrijver, die met de hulp van een populaire en gevreesde columniste probeert de media zo te manipuleren dat zijn boek in de ‘top tien’ terechtkomt.
In Man van zijn eeuw (1993), de eerste roman die hij onder eigen naam publiceerde, schetst Hofland aan de hand van een geschiedenis van een gemiddelde man een tijdsbeeld van de periode 1914 tot 1989. Hij lijkt welbewust voor een dubbelzijdige vorm te hebben gekozen: fictie en essayistische reflectie wisselen elkaar nadrukkelijk af.
Twee andere romans, De alibicentrale (1990) en Cicero consultants (2007), hebben de plot van een thriller, maar ook daarin ontbreekt de cultuurkritiek niet. Beide romans tonen een wereld waarin niet de waarheid, maar het handig manipuleren van de feiten voor de hoofdpersonen het belangrijkst is. In eerstgenoemd boek richt de hoofdpersoon een alibicentrale op, waar mensen terecht kunnen die een tijd ergens anders willen zijn, zonder dat iemand het weet. De alibicentrale zorgt voor een sluitend alibi. Dat trekt niet alleen mensen met onschuldige bedoelingen aan. Cicero consultants beschrijft het korte bestaan van een ‘waarheidsbureau’ van dezelfde naam. Het bureau levert op bestelling ultieme redevoeringen.
| |
Relatie leven/werk / Thematiek
De roman Het diepste punt van Nederland (1993) wijkt duidelijk af van de andere. Het is Hoflands meest autobiografische roman: het boek geeft een beeld van een jeugd in het Rotterdam van vlak voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog die sterk lijkt op die van Hofland zelf. In zijn overige werk is hij terughoudend met het verwerken van autobiografische elementen. Een verschil met de andere romans is ook dat in Het diepste punt van Nederland ironie en satire vrijwel afwezig zijn. Desondanks wor- | |
| |
den ook in deze roman enkele kritische noten gekraakt over de Nederlandse maatschappij.
Hoofdpersoon Arnold wordt geboren in de Prins Alexanderpolder, het diepste punt van Nederland. Als hij ongeveer elf jaar is, wordt Rotterdam gebombardeerd. Al snel na de capitulatie herneemt het leven zijn gewone gang. Maar niet alles blijft hetzelfde. Arnold wordt van school gestuurd als hij een NSB-leraar belachelijk maakt. De ouders van Arnold laten een tijdje een joodse kennis bij hen onderduiken. Deze onderduiker, een in architectuur gespecialiseerd antiquaar, laat na zijn vertrek al zijn boeken op zolder staan. Arnold raakt door de lectuur van deze boeken, met name die van Le Corbusier, enthousiast voor de architectuur. Hij ontwerpt een plan voor de wederopbouw van Rotterdam na de oorlog. Maar wanneer de oorlog is afgelopen, wordt hij ernstig teleurgesteld: het ontbreekt de Nederlanders aan lef om iets indrukwekkends te bouwen. Pas als hij in 1950 de bouw van het Groothandelsgebouw ziet, bespeurt hij iets van durf.
Enigszins bezijden dit werk staat Rederij Hofland (2000). Daarin schrijft Hofland over het maken van speelgoed uit afvalmateriaal, een activiteit waarin hij een verdienstelijk niveau heeft bereikt. Hij laat zien dat je met bescheiden gereedschap van lege plastic flessen, blikjes, plastic tassen enzovoort de prachtigste bootjes, karretjes en windmolens kunt construeren.
| |
Stijl / Kritiek
Een groot deel van Hoflands werk wordt gekenmerkt door een virtuoze, schijnbaar moeiteloze stijl. De jury van de P.C. Hooftprijs gebruikte daarvoor de term ‘sprezzatura’. Hofland zegt graag Willem Frederik Hermans na: ‘Goed schrijven is onthouden worden.’ Een veelvuldig door hem toegepaste stijlfiguur is de verrassende, puntig geformuleerde conclusie na een zeer uitgebreide beschrijving vol sprekende details of na een opsomming. Daarbij is hij altijd scherp in zijn observaties en oordelen over zijn medemensen en hun gedrag.
Die conclusie is soms ironisch: ‘Ten noorden van Zwolle raakte ik het spoor bijster, ik zag op den duur wel een hunebed in een tuin langs de kant van de weg, maar niet van het formaat dat ik me had voorgesteld. Ik denk dat het weer een van die resultaten was van de steeds voortwoekerende behoefte in onze samen- | |
| |
leving, om alles in het klein na te maken. Modelbouw: de schraalste troost voor mensen met gemiste kansen.’ Vaker nog is zijn conclusie sarcastisch: ‘Wie in New York de drol van zijn hond op straat achterlaat, krijgt een vreselijke boete, en zodoende zie je daar weinig honden en nog minder drollen; daarentegen is hier de hondenhoop het symbool van de overheid, dat eigenlijk op iedere officiële pet zou moeten prijken.’ Zijn virtuositeit heeft één nadeel: de lezer kan erdoor bedwelmd raken en worden meegesleept in een betoog, waardoor hij er zich niet meer van bewust is dat het rammelt. Dit is onderkend door Renate Rubinstein, die erop heeft gewezen dat Hofland in zijn columns door het ene na het andere verbale hoogstandje soms hoge verwachtingen wekt, maar dat hij die verwachtingen vervolgens niet altijd waarmaakt.
| |
Techniek
Als romancier is Hofland niet vernieuwend. Hij gaat het experiment uit de weg en schrijft conventionele romans. Daarbij is hij meer essayist dan romancier. Het is hem er meer om te doen maatschappelijke thema's aan de orde te stellen dan personages psychologisch te ontleden. Die personages zijn weliswaar nodig om het verhaal te vertellen, maar zij zijn uiteindelijk figuranten in de voorstelling die Hofland wil laten zien. Tim Krabbé sprak in dit verband van ‘verhaalkoelies’. Hofland voelde zich door deze kritiek niet miskend; hij beaamde haar juist door zijn romans zelf te betitelen als ‘bemande essays’.
In zijn columns springt Hofland graag van de hak op de tak, associeert hij, weidt hij uit en neemt hij zijsprongen. Een techniek die hij regelmatig toepast, is dat hij begint met het beschrijven van een incident of schijnbaar onbeduidend verschijnsel, dat hij vervolgens analyseert en beschouwt, waarna hij er een theorietje of formule over formuleert.
| |
Traditie / Verwantschap
De eerste jaren van Hofland als columnist vallen in wat Nicolaas Matsier ‘de decade van de column’ heeft genoemd, de periode 1975-1985. In die tijd nam het aantal columnisten explosief toe en steeg de status van het genre tot literaire hoogte. Hofland droeg daar het zijne aan bij; hij hoort met jaargenoot Jan Blokker tot de journalisten die door de stilistische en retorische kwaliteiten van hun columns literaire waardering kregen.
De wijze waarop Hofland zijn reportages over de uiteenvallende
| |
| |
Sovjet-Unie heeft gemaakt, maar ook zijn tv-programma's, zijn duidelijk verwant aan de new journalism zoals Tom Wolfe die definieerde. Het is een vorm van journalistiek die Hofland op het lijf is geschreven: persoonlijk, kritisch en zich bedienend van literaire middelen. Wolfe noemt als kenmerken het schrijven in scènes, het gebruik van dialogen, het kiezen voor een persoonlijk perspectief en aandacht voor alledaagse details als gedrag en uiterlijk. Allemaal zijn ze terug te vinden in Hoflands werk.
Veel van Hoflands essays houden zich bezig met de rol van de intellectueel in de samenleving, hoe die zich verhoudt tot de massa, en met de vraag of de elite een maatschappelijke taak heeft. In dat opzicht staat hij in de traditie van Menno ter Braak en Jacques de Kadt, en is hij verwant aan Willem Frederik Hermans, hoe verschillend hun standpunten ook zijn.
Hofland heeft op verschillende plaatsen getuigd van zijn bewondering voor auteurs als Curzio Malaparte, Louis Ferdinand Céline en Max Stirner. Alle drie kritische outsiders - zoals hijzelf.
| |
Kritiek
Het journalistieke werk van Hofland is vrijwel algemeen geprezen. Geroemd wordt zijn vermogen om in de kleine details (bijvoorbeeld lekkende kranen die niet werden gerepareerd in het Rusland van voor 1989) de grote lijn te zien (het nakende verval van de Sovjet-Unie). Vrijwel unaniem wordt ook zijn schrijfstijl geprezen.
Kritiek krijgt Hofland soms als hij het wereldgebeuren in wijder perspectief plaatst. ‘Als er geabstraheerd moet worden in plaats van geobserveerd, wordt hij banaal en zoekt hij zijn toevlucht tot de clichés die hier voor het vrije denken doorgaan. Dan leunt hij op de inzichten van “grote schrijvers” en gaat zijn originaliteit verloren’, schreef Dirk Jan van Baar.
Twee collega-journalisten kregen het met hem aan de stok: Bart Tromp wees Hofland enkele keren op feitelijke onjuistheden in zijn stukken en Martin van Amerongen verweet hem gebrek aan echt engagement.
Voor Hoflands romans is de waardering geringer, hoewel ze over het algemeen welwillend zijn ontvangen. Men roemt het gemak en de elegantie waarmee hij formuleert. De alibicentrale en Cicero consultants worden om hun spannende opbouw ge- | |
| |
prezen. Tim Krabbé staat niet alleen in zijn kritiek op het feit dat de psychologie van de hoofdpersonen niet goed uit de verf komt.
| |
Publieke belangstelling
Hofland mag zich verheugen in een toenemend succes en een toenemende erkenning, die ook merkbaar zijn in verkoopcijfers (veel van zijn werken werden herdrukt) en in de aandacht die hij krijgt in de media. Die aandacht blijft overigens wel beperkt tot Nederland; in Vlaanderen is hij nagenoeg onbekend. Met name vanaf 1990 is er een duidelijke toename in het aantal besprekingen van zijn werk en artikelen over zijn persoon. Ook is Hofland onderscheiden met enkele van de meest prestigieuze prijzen die er in de letteren zijn: de P.C. Hooft-prijs en de onderscheiding ‘journalist van de eeuw’. Beide onderscheidingen werden toegekend voor zijn prestaties op het terrein waarin hij vooral excelleerde: het beschouwend proza.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
H.J.A. Hofland, Geen tijd. Op zoek naar oorzaken en gevolgen van het moderne tijdgebrek. Inleiding P.J. Bouman. Illustraties Hugh Jans. Amsterdam 1955, Scheltema & Holkema, E. (4e, herziene druk 1964) |
H.J.A. Hofland, Vakantie. Over zakelijke en onzakelijke kanten van de moderne volksverhuizing. Illustraties Hugh Jans. Amsterdam 1957, Scheltema & Holkema, E. |
H.J.A. Hofland, Opmerkingen over de chaos. Amsterdam 1964, De Bezige Bij, Kwadraat-pockets, E. |
H.J.A. Hofland, Waarom verdedigen wij ons? 's-Gravenhage 1964, Nijgh & Van Ditmar, Publicaties van de Stichting Volk en Verdediging 5, E. |
K. van Hippel, Nederland een eigen bom. Amsterdam 1965, De Bezige Bij, Kwadraat pamflet 23, E. |
H.J.A. Hofland, Tegels lichten of ware verhalen over de autoriteiten in het land van de voldongen feiten. Amsterdam 1972, Contact, EB. (5e gewijzigde druk 1986; 6e druk 1996, Ooievaar) |
S. Montag, Overpeinzingen. Amsterdam 1976, De Bezige Bij, BB literair, CB. (2e druk 1983, Querido, Salamander 557) |
H.J.A. Hofland, Hans Keller, Hans Verhagen, Vastberaden maar soepel en met mate. Herinneringen aan Nederland 1338-1348. Amsterdam 1976, Contact, Contact tijdsdocumenten, E. |
H.J.A. Hofland, Betrekkelijke kleinigheden (waarin opgenomen Mens en dier). Amsterdam 1976, Contact, Contact tijdsdocumenten, CB. |
Rupert van der Linden en S. Montag, Café de la Paix. Cafébezoekers naar het leven getekend. Tekeningen Rupert van der Linden. Teksten S. Montag. Baarn [1978], Rap, E. |
H.J.A. Hofland, Twee helden uit de jaren zeventig. Amsterdam 1979. Bert Bakker. Contact tijdsdocumenten, E. |
S. Montag, Boven en onder de grond op Schiermonnikoog. Baarn 1979, Rap, V. (2e druk Amsterdam 2004, De Bezige Bij) |
S. Montag, Een oplettende voorbijganger. Amsterdam 1979, De Bezige Bij, BB literair, CB. H.J.A. Hofland, Uitzichtloze situaties. Foto's Koen Wessing. Amsterdam 1980, Bert Bakker, E. |
S. Montag, Over de afwas, de doodstraf, dienstmeisjes, dinky toys en nog het een en ander. Amsterdam 1980, De Bezige Bij, BB literair, CB. |
S. Montag, Houding geven. Een overpeinzing. Woubrugge [1981], Avalon Pers, C. |
S. Montag, Nacht over Alicante. Roman. Amsterdam 1982, De Bezige Bij, BB literair, R. (3e druk, onder de auteursnaam Henk Hofland, 1991) |
S. Montag, Het gevoel van Columbus en ander overpeinzingen. Amsterdam 1982, De Bezige Bij,
|
| |
| |
BB literair, CB. |
Henk Hofland, Orde bestaat niet (en is verderfelijk). Amsterdam 1985, De Bezige Bij, BB literair, E. |
H.J.A. Hofland, Het kruiend wereldbeeld. Een politiek reisverslag. Amsterdam 1987, De Bezige Bij, BB literair, E. |
H.J.A. Hofland, Persvrijheid in Nederland. Nederigheid is erger dan censuur. Gouda [1988], Coornhertstichting, Coornhertpublicatie 5, Rede. |
Henk Hofland en Jean-Paul Franssens, Over en weer. Schrijversbrieven. Amsterdam 1989, Contact, Br. |
Henk Hofland, We passeerden het vrijheidsbeeld. Overpeinzingen uit het land van ‘life, liberty and the pursuit of happiness’. Amsterdam 1989, Bert Bakker, EB. |
S. Montag, De alibicentrale. Een sprookje voor bedriegers. Amsterdam 1990, Bert Bakker, R. (3e druk, onder de auteursnaam H.J.A. Hofland, 1991, De Bezige Bij) |
Henk Hofland, De wording van het wilde oosten. Het Sovjet-rijk 1984-1990. Kroniek van een wereldhistorische gedaanteverwisseling. Amsterdam 1991, Bert Bakker, E. |
Henk Hofland, De Jupiter. Roman. Amsterdam 1991, De Bezige Bij, R. |
S. Montag, De Zippo van '14-'18. Overpeinzingen. Amsterdam 1991, De Bezige Bij, BB literair, CB. |
S. Montag, Het diepste punt van Nederland. Roman. Amsterdam 1993, De Bezige Bij, R. |
H.J.A. Hofland, De draagbare Hofland. Samenstelling Paul Scheffer. Voorwoord Abram de Swaan. Amsterdam 1993, Prometheus, Bl. |
H.J.A. Hofland, Man van zijn eeuw. Amsterdam 1993, De Bezige Bij, R. |
H.J.A. Hofland, De elite verongelukt. Beschouwingen. Amsterdam 1995, De Bezige Bij, E. |
H.J.A. Hofland, Digjtaal. Leiden 1995, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, Kleine publikaties van de Leidse Universiteitsbibliotheek nr. 21, E. |
H.J.A. Hofland, Dwars door puinstof heen. Amsterdam 1997, Bas Lubberhuizen, E. |
H.J.A. Hofland, Rederij Hofland. Bootjes, karretjes en machines om zelf te maken. Amsterdam 2000, De Bezige Bij, E. |
H.J.A. Hofland, Op zoek naar de pool. Het beste van H.J.A. Hofland. Amsterdam 2002, De Bezige Bij, Bl. |
H.J.A. Hofland, Het voorgekookt bestaan. Vermeerlezing 2002. Rotterdam 2002, Bèta Imaginations, E. |
H.J.A. Hofland, Mijlpalen. Leiden 2005, Burgersdijk & Niermans, E. |
H.J.A. Hofland, Cicero consultants. Een scenario. Amsterdam 2007, De Bezige Bij, R. |
H.J.A. Hofland, 14 mei. Rotterdam 2007, Initiatiefgroep 14 mei, E. |
H.J.A. Hofland, De kronieken van S. Montag. Nederland 1979-2010. Samenstelling Bas Blokker e.a. Inleiding Geert Mak. Amsterdam 2010, De Bezige Bij, CB/Bl. |
H.J.A. Hofland, Bemande essays. Samenstelling Hans Renders en Jeroen Vullings. Amsterdam 2010, De Bezige Bij, EB/Bl. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Ben Wolken, Vraaggesprek met Podium-redacteur H.J.A. Hofland. In: Roeping, jrg. 38, nr. 12, april 1963, pp. 664-667. (interview) |
K.L. Poll, Avonturiers, grote burgers en praktische politiek. ‘Opmerkingen over de chaos’, essays van H.J.A. Hofland. In: Het Vaderland, 23-5-1964. |
Joos Arts, Koppige journalistiek in boekvorm. Henk Hofland (oud-Algemeen Handelsblad) over Holland. In: De Nieuwe Linie, 11-10-1972. (over Tegels lichten) |
Rogier Proper, Gemakzucht, luiheid en ellende voeren de boventoon. In: Vrij Nederland, 14-10-1972. (over Tegels lichten) |
A.S. Spoor, H.J.A. Hofland portrettist van de bekokstovers. Formuleren van doeleinden in openheid. In: NRC Handelsblad, 14-10-1972. (over Tegels lichten) |
Igor Cornelissen, Hofland dekoloniseert het dagelijkse leven. Tegels lichten zonder verder te graven. In: Vrij Nederland, 21-10-1972. (over Tegels lichten) |
Koen Koch, Het politiek inzicht van Hofland of Macchiavelli onderwijst Erasmus. In: Vrij Nederland, 17-4-1976. (over Betrekkelijke kleinigheden waarin opgenomen Mens en dier) |
H. van Run, De eigenwijsheid van Hofland. In: De Tijd, 21-5-1976. (over Betrekkelijke kleinigheden waarin opgenomen Mens en dier) |
Bart Tromp, De chroniqueur van het postburgerlijke tijdperk. In: Haagse Post, 9-10-1976. (over Betrekkelijke kleinigheden waarin opgenomen Mens en dier) |
Aad Nuis, Pleidooien tegen koude drukte. In: Haagse Post, 31-12-1976. (over Overpeinzingen) |
Rudi Boltendal, Stukjes van S. Montag (alias J.H.A. Hofland) en essays van F. Bokshoorn. In: Leeuwarder Courant, 15-1-1977. (onder andere over Overpeinzingen) |
Hans Warren, De overpeinzingen van S. Montag. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 26-3-1977. (over Overpeinzingen) |
T. van Deel, S. Montag: scherpzinnig sentiment. In: Trouw, 31-3-1979. (over Een oplettende voorbijganger) |
Martin Ruyter, Twee schrijvers in een persoon. In: de Volkskrant, 21-4-1979. (over Een oplettende voorbijganger) |
Lien Heyting, Een winterse bedevaart In: NRC Handelsblad, 28-9-1979. (over Boven en onder de grond op Schiermonnikoog) |
Carel Peeters, Het ongeluk en de redding van S. Montag. In: Vrij Nederland, 6-10-1979. (over Een oplettende voorbijganger en Boven en onder de grond op Schiermonnikoog) |
Cyrille Offermans, Een empirikus langs de weg. In: De Groene Amsterdammer, 5-12-1979. (over Een oplettende voorbijganger) |
Nicolaas Matsier, Studies in voorbijgaan. Het schrijverschap van Montag. In: Vrij Nederland, 18-10-1980. (over Over de afwas, de doodstraf, dienstmeisjes, dinky toys en nog het een en ander) |
Max van Rooy, Ironie aan Spaanse kusten. In: NRC Handelsblad, 11-6-1982. (over Nacht over Alicante) |
Thomas Verbogt, Onderhoudelijke satire van Samuel Montag. In: Tubantia, 13-7-1982. (over Nacht over Alicante) |
Willem Kuipers, Boeken over vakantie. Is er hier soms oorlog? In: de Volkskrant, 30-7-1982. (over Nacht over Alicante) |
Hans Warren, Een satirische roman. In: Leeuwarder Courant, 31-7-1982. (over Nacht over Alicante) |
Jan Blokker, Feuilleton. In: Intermagazine, 7-8-1982. (over Nacht over Alicante) |
Nico Scheepmaker, Alicante. In: Utrechts Nieuwsblad, 27-8-1982. (over Nacht over Alicante) |
Jaap Goedegebuure, Een positief KZ-syndroom. In: Haagse Post, 22-1-1983. (over Het gevoel van Columbus en andere overpeinzingen) |
Carel Peeters, Montags wraakoefeningen. ‘Avontuur? Dat is de wereld van een andere kant bekijken’. In: Vrij Nederland, 29-1-1983. (over Het gevoel van Columbus en andere overpeinzingen) |
Hans Warren, De stukjes van S. Montag. In:
|
| |
| |
Provinciale Zeeuwse Courant, 19-2-1983. (over Het gevoel van Columbus en andere overpeinzingen) |
Piet Piryns, H.J.A. Hofland: ‘Ik ben ontsnapt aan die vreselijke tragiek van ouder wordende journalisten’. In: Vrij Nederland, 7-9-1985. (interview) |
John Jansen van Galen, Non-fictie. Het begrijpen van de tijd. In: Haagse Post, 30-11-1985. (over Orde bestaat niet) |
H.M. van den Brink, Beschouwingen van H.J.A. Hofland. Twee stemmen op reis. In: NRC Handelsblad, 10-1-1986. (over Orde bestaat niet) |
Piet de Moor en Paul Depondt, De diskrete charmes van de burgerlijke anarchie. In: Knack, 12-3-1986. (interview) |
Nicolaas Matsier, Muiters tegen het etmaal. De decade van de column. In: T. van Deel e.a. (red.), Het literair klimaat 1970-1985. Amsterdam 1986, pp. 131-146. |
Stephan Sanders, Een intellectueel heeft de plicht tot dellerigheid. In: De Groene Amsterdammer, 9-9-1987. (interview met Hofland, Harry Mulisch en Frits Staal) |
Carel Peeters, Radicaal gesublimeer. In: Carel Peeters, Hollandse pretenties. Amsterdam 1988, pp. 191-213. |
Arendo Joustra, Zwerftochten: we passeerden het vrijheidsbeeld. Overpeinzingen uit het land van ‘life, liberty and the pursuit of happiness’. In: Elsevier, 6-5-1989. |
Jessica Durlacher, Vervuld van wraaklust ben ik in de tram gesprongen. In: de Volkskrant, 28-7-1989. (over Over en weer) |
Hans Warren, Over en weer, brieven van H.J.A. Hofland en Jean-Paul Franssens. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 5-8-1989. |
Doeschka Meijsing, Twee humeuren. Brieven van Hofland en Franssens. In: Elsevier, 198-1989. (over Over en weer) |
Lucas Ligtenberg, Zwaaiende krabben. Brieven van H.J.A. Hofland en Jean-Paul Franssens. In: NRC Handelsblad, 27-10-1989. (over Over en weer) |
Theodor Holman, Nobele leugens en een verdubbeling van de tijd. In: Het Parool, 15-6-1990 (interview over De alibicentrale) |
I. Sitniakowski, Henk Hofland op zijn best in nieuwe roman. In: De Telegraaf, 22-6-1990. (over De alibicentrale) |
Hans Warren, Ontsnapt aan de werkelijkheid. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 7-7-1990. (over De alibicentrale) |
J.J. Peereboom, De extra identiteiten van S. Montag. Redeneren en geld verdienen. In: NRC Handelsblad, 13-7-1990. (over De alibicentrale) |
Doeschka Meijsing, Voor een goed humeur. In: Elsevier, 14-7-1990. (over De alibicentrale) |
Cees Zoon, Het grachtengordeldier. In: de Volkskrant, 27-7-1990. (over De alibicentrale) |
Koos Hageraats, Een wanhopige moraal. In: De Tijd, 17-8-1990. (over De alibicentrale) |
Carel Peeters, Een onedele wilde van deze tijd. In: Vrij Nederland, 18-8-1990. (over De alibicentrale) |
Gerrit Jan Zwier, Een doos van Pandora. In: Leeuwarder Courant, 14-9-1990. (over De alibicentrale) |
B. Polak, Een sprinter zwoegend op de marathon. In: Het Parool, 27-4-1991. (over De zippo van '14-'18) |
Frans Willem de Zoete, De woede van Hofland. In: Hervormd Nederland, 7-9-1991. (over De wording van het wilde oosten) |
Janet Luis, Hedendaagse oppergoden. Henk Hofland over de literatuurmachine. In: NRC Handelsblad, 29-11-1991. (over De Jupiter) |
J.A. Dautzenberg, Een dwergplaneet. Henk Hofland ensceneert een literaire rel. In: de Volkskrant, 13-12-1991. (over De Jupiter) |
Alfred Kossmann, een dun verhaaltje van Henk Hofland. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 13-12-1991. (over De Jupiter) |
Cees van Hoore, Ik ben 'n lopende vesting, altijd in de egelstelling. In: De Gelderlander, 21-12-1991. (interview over De Jupiter) |
Jan Lippens en Piet Piryns, Ho maar, rood potlood, streep erdoor! In: De Morgen, 5-1-1992. (interview) |
Doeschka Meijsing, Bedrog om de waarheid. Een oorlogsverklaring van Henk Hofland. In: Elsevier, 1-2-1992. (over De Jupiter) |
W. Woltz (samenst.), H.J.A. Hofland, journalist. Een vriendenboek. Amsterdam 1992. |
Abram de Swaan, Voorwoord. In: H.J.A.
|
| |
| |
Hofland, De draagbare Hofland. Amsterdam 1993, pp. 7-11. |
Theodor Holman, Analytisch vermogen en literaire kwaliteiten. In: Het Parool, 3-4-1993. (over De draagbare Hofland) |
Martin Sommer, Het reine kijken. In: de Volkskrant, 10-4-1993. (over De draagbare Hofland) |
Henri Beunders, De eenmansoorlog van H.J.A. Hofland. In: NRC Handelsblad, 19-6-1993. (over De draagbare Hofland) |
Anthony Mertens, Wraak. Het moeras van de sociale contacten. In: De Groene Amsterdammer, 15-9-1993. (over Man van zijn eeuw) |
Janet Luis, De alzijdige oorlog van het dagelijkse leven. Mythische roman van H.J.A. Hofland. In: NRC Handelsblad, 17-9-1993. (over Man van zijn eeuw) |
Arnold Heumakers, Aangegrijnsd door een niet doorgetrokken wc. In: de Volkskrant, 24-9-1993. (over Man van zijn eeuw) |
Karel Osstyn, De wraak van de eeuw. In: De Standaard, 2-10-1993. (over Han van zijn eeuw) |
Doeschka Meijsing, Anatomie van een jaloezie. De directe aanval van Hofland. In: Elsevier, 9-10-1993. (over Man van zijn eeuw) |
Carel Peeters, Van de ene obsessie naar de andere. In: Vrij Nederland, 11-12-1993. (over Het diepste punt van Nederland en Man van zijn eeuw) |
Robert Anker, Zaterdagbijvoegsel-achtigheden. In: Het Parool, 31-12-1993. (over Het diepste punt van Nederland) |
Gertjan van Schoonhoven, Vijf tafels en negen stoelen voor drie mensen. H.J.A. Hofland over de onwederopbouw van Nederland. In: NRC Handelsblad, 7-1-1994. (over Het diepste punt van Nederland) |
Gerrit Jan Zwier, Over jalouzie en kaalslag. In: Leeuwarder Courant, 4-2-1994. (over Het diepste punt van Nederland en Man van zijn eeuw) |
Joris Gerits, Het verhaal van een kaalslag. In: De Morgen, 18-3-1994. (over Het diepste punt van Nederland) |
Roelie Koning, Gemodder in het moderne Westen. Over Hollands roman ‘Man van zijn eeuw’ en de macht van de walging. In: Rekenschap, jrg. 41, nr. 1, maart 1994, pp. 22-25. |
Dana Linssen, Nieuw verraad der intellectuelen. In: Filosofie Magazine, jrg. 3, nr. 9-10, december 1994, pp. 10-13. (interview) |
Arnold Heumakers, Redding is nog mogelijk. In: de Volkskrant, 7-4-1995. (over De elite verongelukt) |
Dirkjan van Baar, Heimwee naar de spraakmakende gemeenschap. In: HP/De Tijd, 14-4-1995. (over De elite verongelukt) |
Kees Schuyt, De kwadratuur van de werkelijkheid. In: Vrij Nederland, 15-4-1995. (over De elite verongelukt) |
Jaap van Heerden, Het verraad der intellectuelen. In: NRC Handelsblad, 21-4-1995. (over De elite verongelukt) |
Piet de Moor, Henk Hofland en de ondergang van de elites. In: De Morgen, 29-4-1995. (interview naar aanleiding van De elite verongelukt) |
Herman de Dijn, De macht van de media. Hoflands visie op het verraad van de intellectuelen. In: De Standaard, 22-6-1995. (over De elite verongelukt) |
Matthijs van Nieuwkerk, Ik schiet nooit op dieren. In: Het Parool, 10-2-1996. (interview) |
Arend Evenhuis, Er is niks nobels aan de leeuw. In: Trouw, 17-2-1996. (interview) |
Martin van Amerongen, H.J.A. Hofland, courantier. In: Martin van Amerongen, Zwierige passie. Baarn 1997, pp. 29-39. (algemeen) |
Jean-Paul Franssens, Zuiderkerkhof I. Amsterdam 1997. (herinneringen) |
Bart Tromp, H.J.A. Bardamu. In: Bart Tromp, Tegen het vergeten. Nieuwegein 1997, pp. 165-167. (algemeen) |
Peter Wesly, Engagement en kleine wetenschap. Over het werk van H.J.A. Hofland. In: Ons Erfdeel, jrg. 40, nr. 1, januari-februari 1997, pp. 16-27. (algemeen) |
Theodor Holman, Dwars door puinstof heen is verbale atlas van de generatie van Vijftig. In: Het Parool, 24-1-1997. |
Aleid Truijens, Feest, feest, feest. Zestien grondleggers van de naoorlogse literatuur. In: de Volkskrant, 7-2-1997. (over Dwars door puinstof heen) |
| |
| |
Samuel de Lange, De oogst van onze eeuw. H.J.A. Hofland: Tegels lichten, 1972. In: NRC Handelsblad, 18-12-1998. |
Cor Speksnijder, Optimisme verblindt. In: Het Parool, 8-1-2000. (interview) |
Johan Diepstraten, De kunst van het schrijven. Arnhem 2000, pp. 323-327. (over Man van zijn eeuw en De Jupiter) |
Max Pam, Hoflands honger. In: HP/De Tijd, 5-1-2001. (algemeen) |
Rob Schouten, Een kluizenaar op straat. ‘Mij hindert bijna alles in de samenleving’. In: Trouw, 10-8-2002. (over Op zoek naar de pool) |
Hans Renders, Hofland het schaaldier. In: Vrij Nederland, 17-8-2002. (over Op zoek naar de pool) |
Atte Jongstra, Het is nooit ergens helemaal pluis. In: NRC Handelsblad, 30-8-2002. (over Op zoek naar de poot) |
Piet Hagen, H.J.A. Hofland (1927). De wereld der wetmatigheden. In: Piet Hagen, Journalisten in Nederland. Een persgeschiedenis in portretten 1850-2000. Amsterdam/Antwerpen 2002, pp. 464-472. |
Ischa Meijer, Verslaggever. In: Ischa Meijer, De interviewer en de schrijvers. Amsterdam 2003, pp. 283-287. (interview) |
Ludo Beheydt, In stukjes gevallen. Columnisten als chroniqueurs van de Nederlandse cultuur. In: Neerlandica extra muros, jrg. 42, nr. 1, februari 2004, pp. 60-68. (over de columns) |
Joris van Groningen, Journalist van de eeuw. Profiel van H.J.A. Hofland. In: Daan Cartens e.a. (red.), Hoger honing. 60 jaar De Bezige Bij. Den Haag 2004, pp. 180-181. (algemeen) |
Piet Piryns, H.J.A. Hofland: ‘Het was echt een zwijnenstreek’. In: Piet Piryns, Praten als ambacht. Gesprekken met Nederlandse & Vlaamse schrijvers. Amsterdam/Antwerpen 2005, pp. 186-192. (interview) |
Joshua Livestro, De komkommer in de kop. In: HP/De Tijd, 22-9-2006. (over het journalistieke werk) |
Janet Luis, Handelaars in de waarheid. In: NRC Handelsblad, 27-4-2007. (over Cicero consultants) |
Arjan Peters, Swiebertje in Amsterdam. In: de Volkskrant, 27-4-2007. (over Cicero consultants) |
Koen Kleijn, Aan het gelul komt een eind. In: De Groene Amsterdammer, 4-5-2007. (over Cicero consultants) |
Max Pam, Niets dan de waarheid. In: HP/De Tijd, 4-5-2007. (over Cicero consultants) |
Thomas van den Bergh, Opinies vormen. In: Elsevier, 5-5-2007. (over Cicero consultants) |
Jeroen Vullings, Handelaren in retoriekviagra. Hofland duikt in de tsunami van gelul. In: Vrij Nederland, 5-5-2007. (over Cicero consultants) |
[Anoniem], H.J.A. Hofland, Cicero Consultants. In: Humo, 1-6-2007. |
Lien Heyting, Kom me niet te na. ‘Vrolijke zwartkijker’ H.J.A. Hofland 80 jaar. In: NRC Handelsblad, 22-7-2007. (interview) |
Atte Jongstra, De kracht van het woord. In: Leeuwarder Courant, 27-7-2007. (over Cicero consultants) |
Hans Renders, Straatjutter van de moderne tijd. In: Vrij Nederland, 6-2-2010. (over De kronieken van S. Montag) |
Paul van Liempt, Ruzie op papier, dat is niets voor mij. In: Het Parool, 20-2-2010. (interview naar aanleiding van De kronieken van S. Montag) |
Guus Luijters, Grote schrijvers zijn altijd actueel. In: Het Parool, 24-3-2010. (over De kronieken van S. Montag) |
Sander Pleij, ‘We overleven het wel’. In: Vrij Nederland, 4-9-2010. (dubbelinterview met Hofland en Arnon Grunberg) |
Arjen Fortuin, Hofland blijft zich graag verbazen. In: NRC Handelsblad, 14-12-2010. (algemeen) |
Anet Bleich, Nobel heerschap, eigengereid denker. Profiel H.J.A. Hofland, winnaar P.C. Hooftprijs 2011. In: de Volkskrant, 15-12-2011. (algemeen) |
Nico de Boer, Jongensachtige senior. In: Noordhollands Dagblad, 15-12-2010. (algemeen) |
Rob Schouten, Hofland: meester van hoofdzaken en bagatellen. In: Trouw, 16-12-2010. (algemeen) |
Jannetje Koelewijn, ‘Ons tijdvak is voorbij’. In: NRC Handelsblad, 24-12-2010. (inter- |
| |
| |
view) |
Sander Pleij en Jeroen Vullings, H.J.A. Hofland. ‘Ik leef. Hier. Nu. In deze idiote tijd’. In: Vrij Nederland, 15-1-2011. (interview) |
Jan Blokker, H.J.A. Hofland en Harry Mulisch, Ik heb nooit iets met leeftijd gehad. De grote Vrij Nederland-gesprekken. Amsterdam 2011. (interviews) |
Joost de Vries, Columnist met twee harten. Hofland, de observator. In: De Groene Amsterdammer, 4-5-2011. (over de columns) |
Sjaak Koenis en J.H. de Roder, Demasqué van de democratie. In: De Groene Amsterdammer, 4-5-2011. (over de politieke essays) |
Cyrille Offermans, Kind van de oorlog. Hofland, de romancier. In: De Groene Amsterdammer, 4-5-2011. (over de romans) |
Frank van Zijl, ‘Ik schrijf als een snuffelende hond’. In: de Volkskrant, 16-5-2011. (interview) |
Geert Mak, Laudatio. In: P.C. Hooft-prijs 2011 voor beschouwend proza. H.J.A. Hofland. Den Haag/Amsterdam 2011, pp. 7-20. (algemeen) |
Jeroen Vullings, ‘Rijdend heb ik me altijd het best gevoeld’. De wording van H.J.A. Hofland. In: H.J.A. Hofland, Bemande essays. Bloemlezing uit het werk van H.J.A. Hofland. Samenstelling Hans Renders en Jeroen Vullings. Amsterdam 2011, pp. 357-375. (algemeen) |
August Hans den Boef, Nederlands grootste metajournalist. Over het omvangrijke oeuvre van H.J.A. Hofland. In: Ons Erfdeel, jrg. 54, nr. 4, november 2011, pp. 108-114. (algemeen) |
Ron Kaal, We waren montere jongens. In: HP/De Tijd, 10-2-2012. (interview) |
Jeroen Vullings, ‘Ik krijg last van het krimpend perspectief’. H.J.A. Hofland: 85. In: Vrij Nederland, 30-6-2012. (interview) |
129 Kritisch lit lex.
mei 2013
|
|