| |
| |
| |
Etty Hillesum
door Jos Paardekooper
1. Biografie
Etty (officieel Esther) Hillesum werd geboren op 15 januari 1914 in Middelburg, waar haar vader leraar klassieke talen was. Na een kort verblijf in Hilversum, Tiel en Winschoten belandde het gezin Hillesum in 1924 in Deventer, waar de vader een leraarschap aan het stedelijk gymnasium aanvaardde. Vier jaar later werd hij benoemd tot rector; hij zou het blijven tot zijn door de Duitse bezetter gedwongen ontslag in 1940. Hoewel van vaders zijde stammend uit een joodse familie - grootvader Hillesum was nog opperrabbijn van de drie noordelijke provincies - werden Etty en haar beide jongere broers Jaap en Mischa niet religieus opgevoed. Na haar gymnasiumopleiding ging Etty Hillesum in Amsterdam rechten studeren, daarna Slavische talen (een voorliefde die ze waarschijnlijk van haar moeder, die van Russische afkomst was, erfde). Zij voorzag ook in haar levensonderhoud door privélessen Russisch te geven. In februari 1941 kwam ze in contact met de uit Duitsland afkomstige ex-bankdirecteur en handlijnkundige Julius Spier. Vrij snel na de eerste ontmoeting begon ze met het bijhouden van een dagboek, waarschijnlijk op zijn aanraden. Aanvankelijk was ze bij Spier (die in de dagboeken consequent als ‘S.’ wordt aangeduid) onder behandeling, maar al spoedig groeide daaruit een liefdesrelatie, ondanks een leeftijdsverschil van zevenentwintig jaar.
In juni 1942 kreeg Etty Hillesum, door bemiddeling van haar broer Jaap, een betrekking bij de Joodsche Raad, eerst in een administratieve functie in Amsterdam, na enkele maanden bij de afdeling ‘sociale verzorging doortrekkenden’, waarvoor ze
| |
| |
werd overgeplaatst naar het doorgangskamp Westerbork. Vandaaruit kon ze nog gedurende een vol jaar kennissen en familie bezoeken. Begin juli 1943 werd haar uitzonderingspositie echter opgeheven; vanaf dat moment verbleef ze, met ouders en broers, gedwongen in het kamp. Op 7 september 1943 werd het gezin Hillesum op transport gesteld naar Auschwitz. Geen van hen overleefde de oorlog.
In 1943 verschenen twee van Etty's brieven uit Westerbork in een illegale uitgave, onder de misleidende titel Drie brieven van den kunstschilder Johannes Baptiste van der Pluym (1843-1912).
Ondanks naoorlogse heruitgaven van deze brieven vonden haar overige geschriften pas in 1981 een uitgever.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
Achter de clandestiene oorlogsuitgave Drie brieven van den kunstschilder Johannes Baptiste van der Pluym (1843-1912) gingen in werkelijkheid twee brieven uit Westerbork van Etty Hillesum schuil. (De derde brief was van de inleider, David Koning.) De - uiteraard bescheiden - oplage was groot genoeg om de belangstelling te wekken van de historicus J. Presser, de latere auteur van het standaardwerk over de ondergang van het Nederlandse jodendom. Geïnspireerd door de toon van deze brieven schreef hij de novelle De nacht der Girondijnen, uitgegeven als boekenweekgeschenk, onder het motto: ‘Homo homini homo’ (‘de mens is voor de mens een mens’ - de humane variant van de mens die voor zijn medemens ‘lupus’, een wolf is). Belangstelling voor de heruitgaven van de twee brieven uit Westerbork (eerst in het tijdschrift Maatstaf, 1959, later in boekvorm, 1962, en als Bulkboek, 1978) kon Pressers novelle vooralsnog niet bewerkstelligen.
| |
Ontwikkeling
De eerste uitgave daarentegen van delen uit de dagboeken, onder de niet zeer toepasselijke titel Het verstoorde leven (oktober 1981), betekende het begin van een literair succes, dat de populariteit van Anne Franks dagboek zou evenaren. Om redenen die elke uitgever wenst te doorgronden, werden binnen een jaar meer dan 200 000 exemplaren verkocht. Een televisiedocumentaire en vertalingen veroorzaakten internationale belangstelling voor persoon en werk van Etty Hillesum. Hierdoor aangemoedigd deed de uitgever en voormalig literair criticus Jan Geurt Gaarlandt nog twee bloemlezingen verschijnen, die overigens nogal wat overlappingen met het eerste deel bevatten. Het denkende hart van de barak (1982) was een keuze uit de nagelaten brieven uit Westerbork (hieronder ook de twee al eerder gepubliceerde brieven), terwijl In duizend zoete armen (1984) nieuwe dagboekfragmenten bevatte. Deze titel, die beter had gepast op Het verstoorde leven, waarin hij trouwens al voorkwam (p. 92), lijkt achteraf om nog een andere reden weinig gelukkig: bij nadere bestudering van het moeilijk leesbare handschrift bleek dat in plaats Van ‘zoete’ zachte armen gelezen moest worden (zie De nagelaten geschriften p. 409).
| |
| |
In 1984 werd de Etty Hillesum Stichting opgericht, die zich tot doel stelt haar werk uit te geven en te verspreiden, in ruimere zin om steun te geven aan projecten over racisme en discriminatie. Uiteindelijk leidde dit tot de uitgave, in 1986, van een wetenschappelijke editie van al haar nagelaten geschriften. David Koning, die vanaf 1943 de uitgaven van de Twee brieven had verzorgd (maar geen weet had van haar overige geschriften), verklaarde in zijn inleiding Etty Hillesums keuze om niet onder te duiken uit een elementair gemis aan realiteitszin. Nu ook de dagboeken vrijwel volledig tot onze beschikking staan, kunnen we - hoewel met niet minder verbazing - haar eigen antwoord lezen: ‘Het is toch niet essentieel of ik ga of een ander, hoofdzaak is toch dat er zoveel duizenden gaan moeten?’ Gegeven het onafwendbare achtte zij het zowel een vlucht als een zelfoverschatting dit onafwendbare niet te aanvaarden.
De brieven vormen in veler ogen het hoogtepunt van het oeuvre; ze zijn in ieder geval het eindpunt van een ontwikkelingsgang, waarvan de loop zich eerst met de publikatie van de dagboekfragmenten begon af te tekenen. Dank zij de uitgave van het volledige werk (waaruit blijkt dat in de bloemlezingen meer dan 60% was weggelaten, waaronder vrijwel alle citaten en parafrases van Rilke) zijn nu ook de lijnen zichtbaar geworden waarlangs de ontwikkeling zich heeft voltrokken.
Duidelijk wordt dat Etty Hillesum, met het chaotische karakter dat zij met haar moeder gemeen had, een dagboek begon om orde op zaken te stellen, hiertoe ook aangespoord door Julius Spier; aanvankelijk een ordening in uiterlijke zaken, allengs meer een innerlijke ordening. Tegelijk zocht ze in het dagboek vorm te vinden voor haar gedachten, eventueel als basismateriaal voor een later te schrijven roman. Naarmate ze in die dubbele opzet beter slaagde, wist ze een steeds grotere innerlijke vrijheid te verwerven in een tijd waarin haar uiterlijke vrijheid allengs meer beknot werd; waar het om haar heen steeds chaotischer werd, kwam er juist meer orde in haar innerlijke chaos. Een door de oorlog ‘verstoord leven’ is dit intussen nauwelijks. Integendeel: het dagboek toont hoe innerlijke onzekerheid, gepaard gaande met algehele lusteloosheid (zelfs een verkoudheid kleurt in het begin haar hele levensbeschouwing pik- | |
| |
zwart) geleidelijk aan komt te verkeren in een stabiele harmonie tussen denken en voelen, waarbij slechts het innerlijk tot maatstaf genomen wordt
| |
Stijl
De realisatie hiervan voltrekt zich binnen een jaar, enerzijds onder invloed van de gesprekken met Spier, anderzijds door intensieve bestudering van Rilke, die geleidelijk aan plaats maakt voor Augustinus en de bijbel. De ontwikkeling van haar oeuvre is als het ware de beschrijving van hoe zij zichzelf leerde bidden. Als zij schrijft: ‘Dit proces in mij, van het meisje dat leerde knielen, zou ik willen uitbeelden in al z'n nuanceringen,’ heeft ze daarmee in feite haar eigen schrijverschap beschreven. Zijn de dagboeken bespiegelend (met hier en daar de toespraakjes tot zichzelf, die kennelijk aan dagboeken eigen zijn: ‘Ik ben zeer tevreden over je, juffrouw’), en niet gespeend van relativerende humor (‘Ik heb me enige onsterfelijke verdiensten aan de mensheid verworven: Ik heb nooit een slecht boek geschreven en ik heb het niet op m'n geweten, dat er een ongelukkige méér op deze aarde rondloopt’), de stijl van de brieven is sober en ingetogen. ‘Met journalistieke verhaaltjes komen we er niet meer’ noteert ze in december 1942, zich er kennelijk niet van bewust hoe indrukwekkend de brieven zijn juist door de observerende toon, zelfs waar ze zich onmachtig verklaart tot beschrijven. Daarbij toont ze, meer dan in de dagboeken, ook tekenen van moedeloosheid. Zo moet ze bij het zien van het gewapende begeleidingspeloton erkennen dat ze die aanblik maar met moeite kan rijmen met ‘het woord dat het leidmotief van het leven is: En God schiep de mens naar zijn evenbeeld. Dat woord beleefde een moeilijke ochtend met mij.’
| |
Kunstopvatting
Regelmatig noteert Etty Hillesum dat ze met haar dagboek ‘de kroniekschrijfster van onze lotgevallen’ wilde zijn, maar nadrukkelijk niet ‘de kroniekschrijfster van gruwelen. Er zullen genoeg anderen zijn’. Het was haar vaste plan het dagboek, dat van therapie via zelfonderzoek tot identificatiemiddel was uitgegroeid, na de oorlog te doen uitgeven, al dan niet bewerkt tot een roman. Ook als feitenverslag zou het toch maar een interpretatie zijn: ‘men kan niet woorden nemen uit de realiteit van een gesprek en ze neerschrijven op een stuk papier. Het worden dan heel andere woorden. Men moet ze herscheppen in
| |
| |
een andere realiteit en de sfeer, die om de gesproken realiteit hing, moet men niet herscheppen, maar moet men schèppen en dat moet met woorden en hier begint de literatuur en het gedonder.’
| |
Verwantschap
Gezien haar studie is het niet verwonderlijk dat Etty Hillesum een voorkeur aan de dag legt voor Russische auteurs. De dagboeken leggen getuigenis af van een voortdurend lezen in Tolstoi en Dostojevski. Maar de meeste aansluiting vond zij toch bij de dichter Rilke. Vooral uit de onverkorte Nagelaten geschriften blijkt, door de talloze plaatsen waar hij wordt geciteerd, hoe sterk en vooral hóe deze verwantschap is geweest. Bij beiden treft men het oefenen van het geduld, en de aanvaarding van lijden en dood als behorend bij het leven, alsook de idee van de hulpbehoevende God (‘als God míj niet verder helpt, dan zal ik God wel helpen’).
P.H. Schrijvers heeft gewezen op de verwantschap, via Rilke, met de Stoa, met name Seneca. Een overeenkomstige gerichtheid op het innerlijk; daarnaast een ascetische levenshouding, zich onder meer uitend in een afkeer van luxe en vraatzucht. (Met een verwijzing naar de gulzigheid van haar moeder schrijft Etty Hillesum: ‘De angst om in het leven iets, te kort te komen, en door die angst kom je eigenlijk alles te kort, Kom je aan het werkelijke niet toe.’) Stoïcijns kan ook genoemd worden het bij voorbaat overdenken van het lijden, waardoor het daadwerkelijke lijden verlicht wordt. Maar terwijl de Stoa volledig is gebaseerd op verstandelijke overwegingen, bereikt Etty Hillesum haar stabiliteit op puur gevoelsmatig grondslag, vanuit een zekere extatische houding, die haar eerder verbindt met de ‘amor fati-gedachte’ van Nietzsche. ‘Ik ben al in duizend concentratiekampen duizend doden gestorven,’ noteert zij, ‘op de één of andere manier weet ik alles al. En toch vind ik dit leven schoon en zinrijk van minuut tot minuut.’
| |
Thematiek
‘Om vrij te zijn moet men zichzelf een gebod opleggen,’ zegt de Franse filosoof Emmanuel Levinas in Het menselijk gelaat. Het gebod waarin de kerngedachte van Etty Hillesums geschriften kan worden samengevat, luidt: Bevrijd je van haat. De methode: een oefening in geduld.
| |
| |
De volstrekte afwezigheid van de haat, die zij niet alleen vanuit haar studeerkamer proclameerde in haar dagboeken, maar die ze, getuige haar brieven, ook in de praktijk van het concentratiekamp beleed, is een van de opmerkelijkste aspecten aan dit oeuvre. Overigens betekent afwezigheid van haat, in de woorden van Etty Hillesum, ‘nog niet afwezigheid van elementair-zedelijke verontwaardiging’.
Terwijl velen nooit zijn bevrijd van de oorlog, werd Etty Hillesum het al tijdens die oorlog. ‘Wanneer wij uit de kampementen, waar ter wereld dan ook, alleen onze lichamen zullen redden en niets meer dan dat, dan zal dat te weinig zijn. Het gaat er toch immers niet om, dàt men ten koste van alles dit leven behoudt, maar hóe men het behoudt. Ik denk soms dat iedere nieuwe situatie, ten goede of ten kwade, hef in zich draagt de mens met nieuwe inzichten te kunnen verrijken.’
| |
Visie op de wereld
Hoe men het leven behoudt: allereerst door te aanvaarden dat lijden en dood er deel van uitmaken. Vervolgens: door afstand te nemen. Zelfs oorlog en jodendeportatie zijn, in dit eeuwigheidslicht bezien, een incident in de relatie God - mens. ‘Iedere nieuwe verordening krijgt als het ware direct zijn plaatsje toebedeeld in de eeuwen en dan bezie ik haar vanuit een verdere eeuw,’ noteert ze bij het zien van de eerste jodenster. Ze verzet zich tegen het idee dat dit een wereldvreemde houding, een kamergeleerdenvlucht zou zijn. Integendeel: onderduiken is pas een vlucht, en haten is wel de slechtst denkbare (hoewel alleszins begrijpelijke) reactie. ‘Mensen zeggen wel eens: “jij maakt ook overal het beste van.” Ik vind dit een zo flauwhartige uitdrukking. Het is overal helemaal goed. En tegelijkertijd helemaal slecht. Die twee houden elkaar in evenwicht, overal en altijd. Ik heb nooit een gevoel, dat ik ergens het beste van maken moet, alles is altijd helemaal goed zoals het is, iedere situatie, hoe ellendig ook, is iets absoluuts, en houdt het goede en slechte in zich besloten -.’
| |
Kritiek
Hoewel de grote belangstelling voor het werk van Etty Hillesum pas kwam met Het verstoorde leven (1981), had zij in kleine kring al faam verworven door haar brieven uit Westerbork. J. Presser muntte in Ondergang. De vervolging en verdelging van
| |
| |
het Nederlandse Jodendom 1940-1945 de term ‘ego-documenten’, als verzamelnaam voor geschriften met een sterk individueel accent. Hieronder zijn, naar zijn oordeel, de kampbrieven van Etty Hillesum ‘nimmer overtroffen’. Sprekend over Philip Mechanicus' In dépot (waarin zij duidelijk, zij het naamloos, voorkomt) voegde hij daaraan toe: “Welhaast niemand heeft het kamp voor ons beter doen leven dan hij. In dat welhaast steekt een stukje voorbehoud ten aanzien van één document, nl. Twee brieven van Etty Hillesum, al tijdens de oorlog clandestien gedrukt en daarna nog enige malen uitgegeven. Haar gezichtsveld was veel beperkter dan dat van Mechanicus, maar niemand, die haar beschrijving van een transportnacht heeft gelezen, zal ooit die verschrikking vergeten.’ Medekampbewoner Friedrich Weinreb noteerde in zijn memoires Collaboratie en verzet: ‘Er was bij haar het bittere van het torsen van een oerzware last, van duizenden jaren, leek het wel, en er was tegelijk ook iets heel lichts en blijmoedigs.’
De reacties op Het verstoorde leven waren overwegend lovend. Alleen Karel van het Reve kon er niet méér in zien dan een bakvissendagboek van een studente Russisch, die bij het lezen van Russische teksten een woordenboek nodig heeft. (Na het verschijnen van de Nagelaten geschriften heeft hij de voldoening kunnen smaken te lezen dat Etty Hillesum zich bij herhaling geneerde voor haar eigen ‘bakvisachtige romantiek’.) Hans Warren, die niet erg geporteerd was van de religieuze passages in Het verstoorde leven (‘Het werk werd zeer geliefd bij de kennelijk talrijke liefhebbers van dit soort opmerkingen’), oordeelde genuanceerder over de brieven, die ‘ondanks sommige wazige ideeën allure (hebben). De documentaire waarde mag hoger zijn dan de literaire waarde, maar bepaalde notities zijn onvergetelijk’.
De publikatie van In duizend zoete armen (1984), dat nieuwe, maar ook oude dagboekfragmenten bevatte, voegde weinig aan het reeds bestaande beeld toe, en veroorzaakte naast waardering ook irritatie: ‘Er lijkt een cultus te ontstaan rondom Etty Hillesum met griezelige kanten,’ meende Lisette Lewin in De Volkskrant.
Met de in 1986 verschenen Nagelaten geschriften werd het
| |
| |
beeld, volgens de critici, verdiept en contrastrijker, al blijven van het hele oeuvre de kampbrieven het aangrijpendst, door hun - om met Andreas Burnier te spreken - ‘“Kuise”, verinnerlijkte beschrijving en analyse’ zoals die slechts in een zeer uitzonderlijk geval gegeven wordt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
[Etty Hillesum], Drie brieven van den kunstschilder Johannes Baptiste van der Pluym (1843-1912). Apeldoorn 1917, Boekenfonds ‘Die Raeckse’ [= Haarlem 1943, De Vrije Katheder/De Patriot], Br. |
Etty Hillesum Twee brieven uit Westerbork. Ingeleid door David Koning. Den Haag 1962, Bert Bakker/Daamen, Br. [opgenomen in Het denkend hart en Etty] |
Etty Hillesum, Het verstoorde leven. Dagboek van Etty Hillesum 1941-1943. Ingeleid door J.G. Gaarlandt. Haarlem [1981], De Haan, D/Br. |
Etty Hillesum, Het denkende hart van de barak. Brieven van Etty Hillesum. Ingeleid door J.G. Gaarlandt. Haarlem [1982], De Haan, Br. |
Etty Hillesum, In duizend zoete armen. Nieuwe dagboekaantekeningen van Etty Hillesum. Ingeleid door J.G. Gaarlandt. Weesp [1984]. De Haan, D. |
Etty Hillesum, Etty. De nagelaten geschriften van Etty Hillesum 1941-1943. Onder redactie van Klaas A.D. Smelik; tekstverzorging door Gideon Lodders en Rob Tempelaars. [Amsterdam 1986]. Uitgeverij Balans, D/Br. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
K(ees) F(ens), Met In: De Tijd/Maasbode, 24-5-1962. (over Twee brieven uit Westerbork) |
C.J. Kelk, Romans, verhalen, brieven en poëzie van strijd en verzet In: De Groene Amsterdammer, 4-8-1962. (over Twee brieven uit Westerbork) |
J. Presser, Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945. 's-Gravenhage 1965, passim, (over Twee brieven uit Westerbork) |
Kees Fens, Naar een woestijn van medemensen. In: De Volkskrant, 12-10-1981. (over Het verstoorde leven) |
Ben Kroon, Het verstoorde leven. In: De Tijd, 16-10-1981. |
Abel J. Herzberg, Esther Hillesum: vervuld leven. Dagboek van joodse vrouw (1941-1943). In: De Nieuwe Linie, 28-10-1981. (over Het verstoorde leven) |
Suse van Kleef, Een oorlogsdocument dat bevrijdt van angst Het dagboek van Etty Hillesum. In: Hervormd Nederland, 14-11-1981. (over Het verstoorde leven) |
Sal Santen, Een verlossende formule. Het oorlogsdagboek van Etty Hillesum. In: Vrij Nederland 21-11-1981. (over Het verstoorde leven) |
Ben Kroon en Corine Spoor, Etty Hillesum: het denkende hart van Westerbork. ‘Ze was iemand die alles gaf en alles nam, dat hoorde bij haar warmte.’ In: De Tijd, 27-11-1981. (over Het verstoorde leven) |
C.G. van Zweden, Dagboek Etty Hillesum is indrukwekkend. In: Trouw, 2-12-1981. (over Het verstoorde leven) |
J.L. Heldring, De heilige van het Museumplein. In: NRC Handelsblad, 11-12-1981. (over Het verstoorde leven) |
K. van het Reve, Het korte leven van Etty Hillesum. In: NRC Handelsblad, 9-1-1982. (over Het verstoorde leven) |
K.A.D. Smelik, De keuze van Etty Hillesum. In: Trouw, 24-5-1982. (over Het verstoorde leven) |
C.G. van Zweden, Etty Hillesum weigert het niveau van de haat In: Trouw, 27-5-1982. (over Het denkende hart van de barak) |
Jaap Goedegebuure, Kampleed voor de moderne dominee. In: Haagse Post, 29-5-1982. (over Het verstoorde leven en Het denkende hart van de barak) |
Bas Roodnat, Met journalistieke verhaaltjes komen we er niet meer. In: NRC Handelsblad, 11-6-1982. (over Het denkende hart van de barak) |
Wim Hazeu, Haarscherpe beelden van een onbeschrijflijke werkelijkheid. In: Hervormd Nederland, 12-6-1982. (over Het denkende hart van de barak) |
Etty Mulder, Brieven aan de mensheid. In: De Volkskrant 18-6-1982. (over Het denkende hart van de barak) |
Hans Warren, Jenseits van groene, rooie, blauwe stempels. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 3-7-1982. (over Het denkende hart van de barak) |
Wim Vogel, Een pleister op vele wonden. Dagboek en brieven van Etty Hillesum. In: Haarlems Dagblad, 7-9-1982. (over Het verstoorde leven en Het denkende hart van de barak) |
H. Boas, Etty Hillesum in niet-Joodse ogen en Joodse ogen. In: Neveh Ya'akov. Opstellen aangeboden aan dr. Jaap Meijer ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag. Onder redactie van L. Dasberg en J.N. Cohen. Assen 1982, pp. 255-279. (over Twee brieven uit Westerbork, Het verstoorde leven en Het denkende hart van de barak) |
Anneke Reitsma, ‘Ik bloei van binnen met de dood tot bloem.’ Naar aanleiding van dagboek en brieven van Etty Hillesum. In: Bzzlletin, jrg. 11, nr. 107, juni 1983, pp. 3-16 en 22. (over Het verstoorde leven en Het denkende hart van de barak) |
J.W. van Hulst, Treinen naar de hel. Amsterdam - Westerborg - Auschwitz. Een aantal beschouwingen die verband houden met het dagboek en de brieven van Etty Hillesum. Amster- |
| |
| |
dam 1983. (over Het verstoorde leven en Het denkende hart van de barak) |
Katrien de Klein, Jan-Geurt Gaarlandt over Etty Hillesum: Ik las de eerste zin en was direct gefascineerd. In: VPRO-Gids, 28-4-1984. (interview met J.G. Gaarlandt) |
Jaap Walvis, ‘Etty Hillesum hield dagboeken bij om later roman te schrijven.’ In: Het Oog in 't Zeil, jrg. 1, nr. 4, april 1984, pp. 2-6. (interview met Swiep van Wermeskerken) |
Tracy Metz, God, laat me geen kracht verliezen aan haat In: Het Parool, 2-5-1984. (over In duizend zoete armen) |
C.G. van Zweden, Etty Hillesum krijgt scherper profiel. In: Trouw, 3-5-1984. (over In duizend zoete armen) |
Beatrijs Ritsema, De gloed van vuren. Dagboekfragmenten van Etty Hillesum. In: NRC Handelsblad, 18-5-1984. (over In duizend zoete armen) |
Lisette Lewin, Er lijkt een cultus te ontstaan rond Etty Hillesum met griezelige kanten. In: De Volkskrant, 8-6-1984. (over het hele oeuvre) |
Anton Brand, Etty Hillesum-biografie roept pijnlijke vragen op. In: Nieuwsblad van het Noorden, 19-6-1984. (over In duizend zoete armen) |
Gerrit Jan Zwier, In Gods armen. In: Leeuwarder Courant, 6-7-1984. (over Het verstoorde leven en In duizend zoete armen) |
Fons de Block, Etty Hillesum. Groeien naar innerlijke vrijheid. In: Reliëf. Tijdschrift voor religieuzen, jrg. 54, nr. 3, maart 1986, pp. 87-96. (over Het verstoorde leven) |
Andreas Burnier, Al het grote is er desondanks. Complete editie van Etty Hillesum. In: NRC Handelsblad, 12-12-1986. (over Etty; de nagelaten geschriften) |
P.H. Schrijvers, Een filosoof in bezettingstijd. Over Seneca's brieven en het dagboek van Etty Hillesum. In: P.H. Schrijvers, De mens als toeschouwer. Essays over Romeinse literatuur en Westeuropese tradities. Baarn/Amsterdam [1986], pp. 190-208. (over Het verstoorde leven en In duizend zoete armen) |
M. Wilcke-van der Linden, Een mens schept zijn eigen lot van binnenuit In: Nederlands Dagblad, 4-7-1987. (over Etty; de nagelaten geschriften) |
Henriëtte Boas, Het dagboek van Etty Hillesum (1914-1943). In: Henriëtte Boas, Herlevend bewaard. Aren lezen in joods Amsterdam. Amsterdam 1987, pp. 223-230. (over Het verstoorde leven) |
Jacob Boas, Boulevard des Misères. Het verhaal van doorgangskamp Westerbork. Amsterdam [1988], (passim, over persoon en werk van Etty Hillesum) |
Willem G. van Maanen, Etty. Toneelstuk over Etty Hillesum. Baarn 1988. |
Th. van Veldhoven, Zin en zinloosheid. Metafysische beschouwingen over goed en kwaad. In: Th. van Velthoven, De intersubjectiviteit van het zijn. Kampen 1988, pp. 145-195. (over Het verstoorde leven en Het denkende hart van de barak) |
Marian van Dongen, tegenstelling in eenheid, erotiek en mystiek in het werk van etty hillesum. In: Lust & Gratie, nr. 22, zomer 1989, pp. 8-23. |
‘Men zou een pleister op vele wonden willen zijn.’ Reacties op de dagboeken en brieven van Etty Hillesum. [Amsterdam] 1989. (verzamelde kritieken) |
Koos van Zomeren, Een overmaat aan vergeestelijking. De navolging van Etty Hillesum. In: Vrij Nederland, 29-7-1989. (over Men zou een pleister op vele wonden willen zijn) |
Hans Bendien, Mythe-vorming over de heiligheid van Etty Hillesum. In: De Gids, jrg. 153, nr. 3, 1990, pp. 170-181. (over Etty Hillesums religiositeit en over de feilen in de uitgaven van Uitgeverij Balans) |
Ria van den Brandt, ‘Ik heb hem gebracht de schriften van Meister Eckehardt’. Het Eckhartbeeld van Etty Hillesum. In: De Gids, jrg. 153, nr. 3, 1990, pp. 182-192. (over invloed van Eckhart) |
S. Dresden, Etty Hillesum: identiteit als opgave en verlossing. In: De Gids, jrg. 153, nr. 3, 1990, pp. 159-169. (over de groei naar identiteit in de dagboeken) |
39 Kritisch lit lex.
november 1990
|
|