| |
| |
| |
Abel J. Herzberg
door A. Middeldorp
1. Biografie
Abel Jacob Herzberg werd op 17 september 1893 te Amsterdam geboren als zoon van Russische emigranten; zijn ouders waren vrome joden. Op dertienjarige leeftijd werd Abel ‘barmitzwah’, dat wil zeggen meerderjarig, persoonlijk verantwoordelijk voor het in acht nemen van de religieuze geboden. In het opgroeien verloor hij het traditionele geloof in God, maar hij bleef geloven in de joodse godsdienst als constructieve kracht tegen de ellende waarin de joden gedompeld werden.
Op achtentwintigjarige leeftijd werd Herzberg tot Nederlander genaturaliseerd.
De jonge Herzberg had een duidelijke aanleg voor tekenen en schilderen, maar zijn ouders wilden hem een opleiding geven die maatschappelijke zekerheid bood; hij ging rechten studeren in Amsterdam en vestigde zich na voltooiing van zijn studie als advocaat in de hoofdstad. In 1918 promoveerde hij op stellingen tot doctor in de rechtsgeleerdheid. Herzberg was gespecialiseerd in het administratief recht; jarenlang was hij juridisch adviseur van de Horeca. Zijn rechtsgeleerde publikaties hebben alle op dat terrein betrekking. Daarnaast vervulde hij verschillende functies in de zionistische beweging; van 1934 tot 1939 was hij voorzitter van de Nederlandsche Zionisten Bond.
Uit zijn huwelijk met Thea Loeb werden drie kinderen geboren. Het gezin overleefde de oorlog en de vervolging: de kinderen als onderduikers, de ouders in het concentratiekamp. In 1943 werd Herzberg geïnterneerd in het kamp Barneveld en later in Westerbork. Van januari 1944 tot 10 april 1945 zat hij gevangen in het concentratiekamp Bergen- | |
| |
Belsen. Tegen het eind van de oorlog werd hij op transport gesteld naar het oosten; in Tröbitz bevrijdden de Russen hem. Juni 1945 keerde hij terug in Amsterdam. Pogingen om naar de jonge staat Israël te emigreren liepen op niets uit; er waren taalproblemen en hij kon er geen geschikte baan vinden.
Herzberg heeft zijn hele leven geschreven. Hij publiceerde als jurist, maar van blijvende betekenis is vooral zijn werk als journalist, essayist en verteller. Van hem verschenen in de jaren 1930-1940 beschouwingen in De Joodsche Wachter tot dit tijdschrift in 1941 door de bezetter werd verboden. Nadien schreef hij in het door de Duitsers getolereerde en gecontroleerde Joods Weekblad. Na de oorlog publiceerde hij in De Volkskrant, De Groene Amsterdammer en Maatstaf.
Diverse malen werd Herzbergs werk met literaire prijzen bekroond. In 1949 werd hem voor Amor fati de Wijnaendts Francken-prijs toegekend en in 1952 voor Kroniek der Jodenvervolging de bijzondere prijs van de Jan Campertstichting; tweemaal kreeg hij de Visser-Neerlandiaprijs, in 1958 voor Herodes - waarvoor hij in 1957 de toneelprijs van de gemeente Amsterdam had gekregen - en in 1960 voor Sauls dood. Zijn gehele oeuvre werd in 1964 bekroond met de Constantijn Huygensprijs en in 1972 met de P.C. Hooftprijs voor beschouwend proza.
Van zijn werk verschenen vertalingen in het Spaans en in het Duits.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
Herzberg is geen schrijver die onmiddellijk een grote publieke belangstelling heeft getrokken; zijn debuut, het toneelstuk Vaderland (1934), waarin de belangrijkste thema's uit zijn latere werk reeds aanwezig zijn, is vergeten. Amor fati, dat een navrant beeld geeft van wat de nazi's ‘die Endlösung der Judenfrage’ noemden, kreeg niet de algemene bekendheid die bijvoorbeeld Anne Franks Het achterhuis en Marga Minco's Het bittere kruid genoten. Het dagboek van Anne Frank en de kleine kroniek van Marga Minco spraken aan door hun directe verteltrant. Amor fati beweegt zich op de grens van verhaal en essay; de auteur noemt het boek in de ondertitel een verzameling Opstellen. De ruimere erkenning en de bredere bekendheid kwamen voor Herzberg pas in 1964 met de Brieven aan mijn kleinzoon, waarvan in één jaar zeven drukken verschenen. Van Amor fati zagen in dertig jaar (1946-1977) zes drukken het licht. Na 1964 is de belangstelling voor het werk van Herzberg gebleven; vrijwel al zijn boeken werden verscheidene malen herdrukt. In 1986 verscheen een derde druk van zijn roman De memoires van koning Herodes uit 1974.
| |
Kritiek
In de literaire kritiek is Herzbergs werk veel waardering ten deel gevallen, met uitzondering van zijn toneelwerk overigens. Dat is opvallend, omdat juist dit genre de liefde had van de auteur. Maar Vaderland werd nooit opgevoerd en Sauls dood, het jubileumstuk van Albert van Dalsum, werd geen succes.
De evenwichtige toon, de wijsheid, de opmerkzaamheid voor het saillante detail in Herzbergs proza worden algemeen geprezen. Oppositie ondervinden evenwel herhaaldelijk de denkbeelden van Herzberg over de positie van de jood en het jodendom na de grote vervolging van de jaren dertig en veertig.
Een kenmerkend voorbeeld van tweeërlei kritiek levert Kees Fens. Hij roemt de literaire kwaliteiten van Herzberg zoals die blijken uit de novelle Drie rode rozen: ‘In het boek weet Herzberg, mede door de intensiteit van het beschrevene, zijn hoofdfiguur te laten raken aan de laatste vragen en de sche- | |
| |
mering van de laatste antwoorden.’ Maar als A.L. Boom schrijft dezelfde Fens weinig positief over de bundel beschouwingen De man in de spiegel. De criticus wordt gehinderd door het gemis aan ‘de vrijheid en de weldaad van het vergeten, het relativeren, ook van zichzelf’. Hij signaleert een narcistische bijbetekenis in de titel van de bundel: de man in de spiegel ziet alleen zichzelf, ‘de rest is lijst’. Boom tast met deze kritiek de wezenlijke bedoeling van het werk van Herzberg aan: die wil ‘een zekere mate van joodse waardigheid en trots’ plaatsen tegenover de totale verguizing.
Ambivalentie toont ook het oordeel van de jury voor de P.C. Hooftprijs 1972, zij het dat hier de accenten weer anders liggen: ‘Dank zij het doorleefde taalgebruik weet hij [= Herzberg] zijn eigen ervaringen zo over te brengen, dat zij een onvergetelijke plaats innemen in de ervaringswereld van zijn lezers.’ De jury roemt de ethische bedoeling en werking van Herzbergs beschouwend proza; zij vermeldt er evenwel bij, dat dit element niet in haar beoordeling is betrokken. Twee van de zeven juryleden kunnen zich echter niet met het oordeel van de overigen verenigen; zij menen dat de verdienste van Herzbergs beschouwend proza niet in de eerste plaats bepaald wordt door de literaire vormgeving; het werk voldoet volgens hen niet aan de norm waarop de toekenning van de staatsprijs dient te berusten.
| |
Thematiek / Relatie leven/werk
Het werk van Abel Herzberg wordt beheerst door de problematiek van de jodenvervolging, het antisemitisme; dat is de haat tegen een groep die gestalte krijgt in verachting en in zucht tot vernietiging. De auteur doet in verhalen, opstellen en brieven verslag van persoonlijke ervaringen. Hij schrijft: ‘Deze weg, die der jodenvervolging, kan, als iedere eigen weg, alleen begrepen worden door hen die hem gegaan zijn.’
| |
Visie op de wereld
Herzberg meent, dat het niet alleen van belang is te weten wat er in de concentratiekampen gebeurd is; men moet ook proberen het te begrijpen. Waar komt de wreedheid van Scharführer X vandaan? Het is de stem van zijn geweten ‘die hij zich herinnert uit de catechisatie van zijn jeugd: “Kaïn, Kaïn waar is uw broeder Abel?” Die stem moet
| |
| |
gesmoord worden’ en zo volgt ‘na de eerste droppel bloed de ene wreedheid op de andere, steeds groter, steeds feller.’ ‘Men heeft wel gezegd, dat Scharführer X gewetenloos zou zijn. Was het maar waar, dan was hij niet zo wreed geworden.’
Uit de ervaringen van de jood in de vervolging groeit een gevoel van mateloze eenzaamheid: Herzberg heeft dit gevoel ‘Noachose’ genoemd. Het is de schok die Noach kreeg op de dag nadat de ark op de berg Ararat gestoten was: hij was een enkeling op aarde geworden. ‘Is dit goddelijke rechtvaardigheid: van een medemens een enkeling te maken?’
| |
Thematiek
De term ‘Noachose’ vindt men in een van de laatste werken van Herzberg, Brieven aan mijn grootvader (1984), maar ook reeds in zijn debuut Vaderland. Herzberg schreef dit stuk in 1933, het jaar waarin Hitler aan de macht kwam. Het spel gaat over het antisemitisme onder het opkomend nationaalsocialisme. De centrale figuur is Zeitscheck, de man die lijdt aan de ‘paranoia judaïca’, de verdrevene, de eeuwige vreemdeling. Een Zeitscheck is opnieuw hoofdfiguur in een novelle van veertig jaar later, Drie rode rozen (1975); dan hebben de grote vervolging en de vernietiging plaats gehad en Zeitscheck worstelt met de vragen van het lijden, de oorzaak van de ‘straf’, de rechtvaardigheid van God. Zeitscheck is het alter ego van Herzberg; hij heeft heimwee naar een verloren vaderland en hoopt op een nieuw vaderland waarin hij een vrije burger zal kunnen zijn.
| |
Visie op de wereld
In de opvatting van Herzberg is het wezen van het antisemitisme de haat; de beschuldiging dat de joden bedriegers zijn, moordenaars van Jezus, is secundair. De haat tegen een groep, of het nu joden of negers zijn, is een sociaal probleem. In het Duitsland van de nazi's heeft die haat ook een religieus aspect. In de strijd van Hitler tegen het jodendom is een oeroud conflict uitgestreden, dat voortvloeit uit het tweeledig karakter der mensheid. Hitler zei: ‘Der Jude sitzt immer in uns’ en de jood die dit begrepen heeft, antwoordt, dat Hitler, tenminste als mogelijkheid, altijd in ons, dat wil zeggen in de mensen zit. Het conflict uit zich in een strijd tussen twee onverenigbare levensbeginselen; er kunnen geen twee uitverkoren volkeren bestaan, zei Hitler; daarmee lijkt het alsof hij
| |
| |
nog dieper in de uitverkorenheid van Israël gelooft dan de joden zelf. Het is het oude conflict: de jaloezie van Kaïn die Abel doodt.
| |
Thematiek
De aanwezigheid van twee onverenigbare levensbeginselen spreekt ook uit de titel van Herzbergs dagboek uit het concentratiekamp Bergen-Belsen, Tweestromenland. Over de geestelijke weerbaarheid en over de manifestatie van menselijke waardigheid tegenover de vervolger gaat het dagboek in hoofdzaak. Een karakteristieke uiting van de geesteshouding van de ‘bevoorrechte’ joden in Bergen-Belsen was de rechtspraak die ze in het kamp hadden ingesteld. Herzberg vertelt daarover niet alleen in het kampdagboek, maar ook in het titelverhaal van zijn boek over advocaten en hun cliënten, Om een lepel soep. Overtredingen tegen de rechtsorde, veelal in de vorm van diefstal, die in de vrije maatschappij berecht werden, werden in het kamp door een rechtbank van medegevangen juristen behandeld. ‘Wij hadden uit de verloren vrijheid het gevoel meegebracht de dragers te zijn van een beschavingsfactor, die juist onder de meest barre omstandigheden en juist temidden van de mensen die vochten om een lepel soep, gehandhaafd worden moest.’ Aan die maatschappelijk-humane houding, maar vooral ook aan hun diepe geloof hebben de joodse gevangenen het te danken, dat zij geestelijk staande zijn gebleven. In de vernedering en kwelling van het concentratiekamp zongen zij bij het feest van de Vreugde der Wet: ‘Heil ons, Heil ons! / Hoe goed is ons deel, / Hoe aangenaam is ons lot, / Hoe schoon, hoe schoon is wat ons gebleven is.’ ‘Als dit galgehumor was, zou het niet beter gezegd kunnen zijn. Maar het is geen galgehumor. Het is de oprechte mening van iedere jood. Datgene waarmede hij zich handhaaft en zich in zijn trots boven het Derde Rijk met al zijn kracht verheven waande en waant.’
Amor fati verscheen in 1946, vier jaar vóór Tweestromenland, maar het werd later dan dit dagboek geschreven. Het boek bevat beschouwingen achteraf over het concentratiekamp. De titel van de bundel opstellen is programmatisch; Herzberg heeft de ‘amor fati’, de ‘aanhankelijkheid aan het levenslot’, in De man in de spiegel als volgt omschreven: ‘Een
| |
| |
jood te willen zijn, en de noodzaak te gevoelen een jood te moeten zijn, dat is het antwoord op de jodenhaat.’
| |
Visie op de wereld
Als motto staat in Amor fati de tekst uit het bijbelboek Leviticus, hoofdstuk XXVI vers 44: ‘ook als zij in het land van hun vijanden zullen zijn, zal ik hen niet verwerpen...’. Herzberg heeft nooit in de ondergang van de joden geloofd; dat kon hij ook niet zo lang die staat Israël zou bestaan. Daarom had hij, met alle waardering voor de inhoud, bezwaren tegen de titel van Pressers boek Ondergang. Herzberg eindigt zijn geschiedverhaal Kroniek der Jodenvervolging 1940-1945 met de schets van het toekomstsperspectief van de joden die hun jood-zijn hebben aanvaard. Zij kunnen van hun joodse levenslot niet loskomen, ‘zij strijden ermee en zeggen: ik laat u niet los, voordat gij mij gezegend hebt.’ Dit zijn de joden die de grondslag hebben gelegd voor een eigen staat.
Herzbergs Kroniek is niet alleen van belang om het bewogen verslag van de jodenvervolging in Nederland, maar vooral ook om de schets van de achtergronden van de jodenhaat in de inleidende hoofdstukken. De auteur introduceert daarin de term ‘monodemonie’. Reeds in Mein Kampf prijs Hitler het denkbeeld van de ‘Konzentration auf einen Gegner’ aan. De vervolging moge als een rassenstrijd zijn voorgesteld, die strijd is gevoerd met een religieuze exaltatie. Hitlers ‘monodemonie’, zijn voorstelling van de jood die identiek is aan de Boze, is een uiting van de opstand van de heiden tegen de monotheïstische idee. In het monotheïsme ligt de kracht van Israël. Herzberg opent zijn laatste boek, Aartsvaders (1986), dat hij als zijn zwanezang beschouwt, met het verhaal van de offerande van Isaäc. De aartsvaders waren geen joden, maar afgodendienaars. Als Abraham de opdracht krijgt van God zijn zoon Isaäc te offeren, weerhoudt de stem van een engel hem. De stem van de engel is de stem van Abrahams eigen keuze: een god die kinderoffers vraagt, kan de ware God niet zijn. Op dat ogenblik kiest Abraham voor de enige God der wereld, de humane. De geschiedenis van Israël begint bij Abraham; bij hem begint een nieuwe humane godsdienst: het jodendom.
| |
Relatie leven/werk
In de religieuze beleving van Herzberg zijn twee elementen uit zijn opvoeding herkenbaar. Van zijn moeder, die altijd
| |
| |
van heimwee naar het verloren vaderland vervuld bleef, erfde hij de zin voor de traditie, de gehechtheid aan het voorgeslacht; van zijn vader kreeg hij het besef mee dat humaniteit de hoogste religieuze plicht is. Van meer betekenis nog dan de relatie vader-zoon is de relatie grootvaderkleinzoon; daarin spreekt de wijsheid van het voorgeslacht en de traditie zonder de belemmeringen van het directe generatieverschil. Als Abel Herzberg aan het sterfbed van zijn grootvader staat, legt de oude man de handen op zijn hoofd en zegent hem. ‘Het is of dit moment nooit is voorbijgegaan. Net of iemand het gefixeerd heeft.’ ‘En nog prevelen zijn lippen de oeroude zegen van de priesters: “De Here zegene je en behoede je, Hij late zijn aanschijn over je schijnen, en Hij zij je genadig, Hij zij bezorgd om je en Hij geve je vrede.”’ Er is een grote afstand ontstaan tussen het levensgevoel van de kleinzoon en de godsdienst van de grootvader, maar de grootvader is altijd bij zijn kleinzoon gebleven. ‘Hij is met mij de Duitse kampen in gegaan en heeft mij behoed.’
| |
Thematiek
Figuren uit het Oude Testament zijn bij Herzberg geen historische verschijningen veraf. ‘De actualiteit van het verleden, die is het die ons interesseert. Er is in beschouwelijke zin geen gisteren en geen morgen. Er is altijd een eeuwig vandaag.’ In Herodes, de hoofdfiguur van een roman, een toneelstuk en beschouwingen, wordt het kwaad gepersonifieerd. ‘De vrees voor de figuur van Herodes spookt rond in de verbeelding der mensen, en dat ware ondenkbaar, wanneer niet deze figuur in een of andere vermomming temidden van ons zou leven.’ Dat is Herodes, de tiran uit het drama. In de roman De memoires van honing Herodes valt meer het accent op Herodes als tragische figuur. Hij is als vreemdeling koning van Judea; getrouwd met een joodse vrouw. Hij laat zijn vrouw ter dood brengen wegens vermeende ontrouw; hij laat een massa-executie plaatsvinden van joden die zijn adelaarsbeeld aan de tempel hebben vernield. In beide conflicten manifesteert Herodes zich als de machteloze, die eigenlijk de gunst, zowel van zijn vrouw als van de joden zou willen verwerven. Maar hij is de ander, de materialist die niet in een onzienlijke God geloven kan en daardoor een vreemde blijft voor hen die die God aanbidden. Bij
| |
| |
de massa-executie klinken dezelfde psalmen die eeuwen later in Bergen-Belsen gezongen zullen worden: ‘Prijst den Heer, want Hij is goed,/Tot in alle eeuwigheid blijft hij ons toegewijd.’ ‘Die nacht,’ laat Herodes zijn secretaris noteren, ‘was er een maansverduistering. De hemel heeft mij willen zeggen dat ik de slag verloren had.’
Een bijzondere sympathie heeft Herzberg voor de bijbelse koning Saul, over wie hij het toneelstuk Sauls dood schreef. Hij herkent het verdriet van Saul, die in zijn ellende meer van het leven begrepen heeft dan de geslaagde koning David. De mislukkeling die niet meer tot God bidden kan, maar Hem wel ontmoet in zijn tranen, is hem lief.
| |
Techniek
Het literaire werk van Herzberg heeft een boodschap; wellicht is daaruit zijn voorliefde te verklaren voor het drama, van oudsher het medium om de boodschap uit te dragen. De auteur heeft evenwel deze vorm in strikte zin slechts incidenteel gehanteerd. Voor het grootste deel bestaat het werk uit documents humain, niet-fictionele literatuur waarin de ik die aan het woord is, identiek is aan de mens Herzberg die zijn belevenissen vertelt. Men vindt in het oeuvre van Herzberg brieven, dagboeken, reportages, elementen van de biografie en van de autobiografie. Die genres zijn niet scherp gescheiden. Waar de schrijver achtergronden belicht, verklaringen geeft, perspectieven laat zíen, gaat een document humain herhaaldelijk over in een essay.
De vormen van het document humain beheersen zozeer de techniek van Herzberg, dat hij in zijn fictionele proza ‘quasi-documents humain’ gebruikt, bijvoorbeeld brieven in de novelle De drie rozen. De roman De memoires van Koning Herodes is een vie romancée; de titel suggereert dat het boek authentieke herinneringen bevat, maar dat is slechts een kwestie van vormgeving.
| |
Stijl
Herzberg is een zorgvuldig stilist. Zijn stijl wordt bepaald door de context van zijn betoog of verhaal en door het publiek waartoe de auteur zich richt. Herzberg heeft veelal een aangesproken persoon voor ogen. Soms verliest hij die in de loop van zijn verhaal uit het oog; in de inleiding tot Brieven aan mijn kleinzoon zegt hij: ‘Al schrijvende gebeurde het nu,
| |
| |
dat ik de leeftijd van mijn kleinzoon vergat. Het was alsof ik tot een volwassene sprak.’
Waar de joodse religieuze traditie een rol speelt, is duidelijk de invloed van de oudtestamentische bijbeltaal merkbaar. Naast deze plechtiger taal treft de lezer ook de taal aan van de journalist en van de onderhoudende verteller: helder hedendaags Nederlands, met rake typeringen en niet zonder humor.
| |
Traditie / Kunstopvatting
Het werk van Herzberg staat in de traditie van de tendensliteratuur; het wil een antwoord geven op de grote vragen van de jood onder de vervolging, een subjectief antwoord, en het wil gestalte geven aan ideeën en opvattingen die bij de auteur leven.
Aan het gevaar van een zekere opdringerigheid, dat veel tendensliteratuur eigen is, ontkomt Herzberg niet altijd. Vandaar ook dat men in de kritiek meer botsingen met zijn ideeën aantreft dan zuiver literaire bezwaren. De boodschap van tendensliteratuur komt het sterkst over als ze is gegoten in een literaire vorm van hoog gehalte. Voor Herzberg zelf is ongetwijfeld de boodschap belangrijker geweest dan de literaire vorm; in zijn dankwoord voor de P.C. Hooftprijs zegt hij zijn bijdrage aan de Nederlandse literatuur als bescheiden en marginaal te beschouwen.
| |
Relatie leven/werk
Men kan Herzberg niet beter leren kennen dan door zijn werk te lezen; leven en werk zijn nauw met elkaar verweven. Dat wil zeggen: het leven van de auteur voor zover het relatie heeft met de centrale problematiek van zijn oeuvre; over zijn gezinsleven spreekt hij nauwelijks. Hij noemt zijn vrouw die hem tot steun geweest is in de vervolging, zijn kinderen die zich in Israël gevestigd hebben, maar particuliere bijzonderheden vermijdt hij in zijn werk. Dat betekent niet, dat geen sporen van het leed dat de familie werd aangedaan in het werk te vinden zijn. Herzbergs debuut, Vaderland, was geïnspireerd op gebeurtenissen in het Duitsland van 1933; in dat jaar was een zwager van Herzberg, een Duits advocaat, het eerste slachtoffer van de nazi's. Een van zijn laatste werken, de verzamelbundel De man in de spiegel, droeg Herzberg op aan zijn kleinzoon die in 1978 als officier van het Israëlisch leger sneuvelde. Slechts één werk, Om een lepel soep, geeft
| |
| |
schetsen uit de advocatenpraktijk, maar ook in die bundel dringen zich de herinneringen aan het concentratiekamp op. Het mag kenmerkend heten, dat het titelverhaal in Bergen-Belsen speelt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Abel J. Herzberg, De huidige toestand der Joden. Amsterdam 1932, Menno Hertzberger, Rede. |
Abel J. Herzberg, De nieuwe drankwet. Rotterdam 1932, Nijgh & Van Ditmar, Vakpublikatie. |
Abel J. Herzberg, Vaderland, Tooneelstuk in acht toonelen. Amsterdam 1934, De Spieghel, De Vrije Bladen, jrg. 11, nr. 4/5, T. |
Abel J. Herzberg, De weg van den Jood. [Amsterdam] 1939, Nederlandsche Zionisten Bond, Rede. |
Abel J. Herzberg, Amor fati. De aanhankelijkheid aan het levenslot. Zeven opstellen over Bergen-Belsen. Amsterdam 1946, Moussault, Opstellen, (zesde [= vijfde] druk 1977, Querido, Salamanderpocket 434) |
Eliëzer Smolly, Van meet af aan. Een vertelling. Uit het Hebreeuws vertaald door Abel J. Herzberg. Amsterdam 1946, W.L. Salm & Co. V. (vert.). |
Abel J. Herzberg, Tweestromenland. Dagboek uit Bergen-Belsen. Arnhem 1950, Van Loghum Slaterus, D. (derde druk Amsterdam 1978, Querido) |
Abel J. Herzberg, Kroniek der Jodenvervolging 1940-1945. Arnhem/Amsterdam 1950, Van Loghum Slaterus/J.M. Meulenhoff, Geschiedschr. (van tweede druk af als zelfstandige titel; uitgebreide herdruk, Amsterdam 1978 en meer uitgebreide herdruk Amsterdam 1985, Meulenhoff) |
Abel J. Herzberg, Herodes. De geschiedenis van een tyran. Amsterdam 1955, De Arbeiderspers, deel 1 en 3 Geschiedschr.; deel 2 T. |
Abel J. Herzberg, Sauls dood. Drama in zeven tonelen. Amsterdam 1958, De Arbeiderspers, T. |
Abel J. Herzberg, Eichmann in Jeruzalem. 's-Gravenhage 1962, Daamen, D. |
Abel J. Herzberg, Twaalf jaar Duitse jodenvervolging. Amsterdam 1962, I.V.I.O., A.O.-serie, nr. 856, Geschiedschr. |
Abel J. Herzberg, Brieven aan mijn kleinzoon. De geschiedenis van een joodse emigrantenfamilie. Den Haag 1964, Bert Bakker/Daamen, Br. (negende druk Amsterdam 1975, Querido, Salamanderpocket 362) |
Abel J. Herzberg, De drank- en horecawet en u. Amsterdam 1967, Erven Lucas Bols, Vakpublikatie. |
Abel J. Herzberg, De schaduw van mijn bomen. Notities uit Israël. Den Haag 1969, Bert Bakker/Daamen, D. (herdrukt in De man in de spiegel) |
Abel J. Herzberg, Pro Deo. Herinneringen aan een vooroordeel. Den Haag 1969, Bert Bakker/Daamen, EB. |
Abel J. Herzberg, Om een lepel soep. Over advocaten en hun cliënten. Amsterdam 1972, Querido, CB. (derde druk 1976, Salamanderpocket 389) |
Abel J. Herzberg, De memoires van Koning Herodes. Roman. Amsterdam 1974, Querido, R. |
Abel J. Herzberg, Drie rode rozen. Een novelle. Amsterdam 1975, Querido, N. (vierde druk 1978, Salamanderpocket 452) |
| |
| |
Abel J. Herzberg, R.J. Zwi Werblowsky en M.S. Arnoni, Drie stemmen over het Zionisme. Den Haag 1976, Centrum voor Informatie en Documentatie Israël, E. |
Abel J. Herzberg, Een andere visie. Den Haag z.j. [1979], Omniboek, E. (verscheen als bijlage bij de heruitgave van het Joods Weekblad) |
Abel J. Herzberg, De man in de spiegel. Opstellen, toespraken en kritieken 1940-1979. Amsterdam 1980, Querido, EB. |
Abel J. Herzberg, Twee verhalen. De oude man en de engel Azriël en Mordechai. Amsterdam 1982, Querido, VB. |
Abel J. Herzberg, Brieven aan mijn grootvader. Amsterdam 1984, Querido, EB. |
Abel J. Herzberg, Mirjam. Amsterdam 1985, Querido, J. |
Abel J. Herzberg, Aartsvaders. Het verhaal van Jacob en Jozef. Amsterdam 1986, Querido, N. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
S. Vestdijk, Onze oorlog, literair weerspiegeld. In: Het Parool, 15-3-1947. (over Amor fati) |
Garmt Stuiveling, ‘Kroniek der Jodenvervolging’, veel meer dan een verslag. In: Haagsch Dagblad, 4-5-1956. |
K.H. Kroon, Twaalf jaar later. In: De Groene Amsterdammer, 26-1-1957. (over Kroniek der Jodenvervolging) |
J.W. Hofstra, Sauls dood; een aangrijpende tragedie van Abel Herzberg. In: De Tijd, 6-12-1958. |
Jeanne van Schaik-Willing, Sauls dood. In: De Groene Amsterdammer, 28-11-1959. |
W.L.M.E. van Leeuwen, Abel Herzberg, de jurist. In: Tubantia, 10-11-1962. (over Eichmann in Jeruzalem) |
Kees Fens, Joodse brieven. In: De Tijd/Maasbode, 22-5-1964. (over Brieven aan mijn kleinzoon) |
Hans Warren, Brieven aan mijn kleinzoon. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 20-6-1964. |
Rico Bulthuis, Wijze kroniek over emigranten. In: Haagsche Courant, 23-5-1964. (over Brieven aan mijn kleinzoon) |
Renate Rubinstein, De insider als buitenstaander. Abel Herzbergs ‘Brieven aan mijn kleinzoon’. In: Vrij Nederland, 4-7-1964. |
J. Greshoff, ‘Brieven aan mijn kleinzoon’. Uitermate boeiend boek van Abel J. Herzberg. In: Het Vaderland, 22-8-1964. |
Pierre H. Dubois, Abel Herzbergs weg naar binnen. In: Maatstaf, jrg. 12, nr. 7, oktober 1964, pp. 465-469. (over Brieven aan mijn kleinzoon) |
A. Defresne, Herodes. In: De Groene Amsterdammer, 26-3-1965. (over het toneelstuk) |
Siegfried E. van Praag, Joodse verhalen van Nederlandse auteurs. In: Nieuw Israëlitisch Weekblad, 25-6-1965. (onder andere over Amor fati) |
Ischa, Abel J. Herzberg: ‘Het gaat niet om de oorlogsmisdadiger, het gaat om ons...’. In: De Nieuwe Linie, 4-2-1967. (interview) |
W. Zaal, P.C. Hooftprijs voor Abel Herzberg. In: Elseviers Magazine, 7-9-1974. |
A. Kossmann, Indrukwekkende roman van Abel J. Herzberg. In: Het Vrije Volk, 27-9-1974. (over Herodes) |
Piet Piryns, ‘Van de 81 jaar die ik leef ben ik 82 jaar Zionist.’ In: Vrij Nederland, 5-10-1974. (interview) |
A.C. de Geus, Abel J. Herzberg. In: Uitgelezen 2. Reakties op boeken. 's-Gravenhage 1975, pp. 40-43. (algemeen) |
Kees Fens, Wijsheidsliteratuur van Abel J. Herzberg. In: De Volkskrant, 18-11-1975. (over Drie rode rozen) |
Adriaan van der Veen, ‘Drie rode rozen’. In: NRC Handelsblad, 28-11-1975. |
J. van Doorne, Abel Herzberg in het spoor van Job. In: Trouw, 6-12-1975. (over Drie rode rozen) |
Louis-Paul Boon, Parels tussen zand en keien. In: Hollands Diep, 20-12-1975. (over Drie rode rozen) |
Alfred Kossmann, Abel J. Herzberg en Job. In: Het Vrije Volk, 30-1-1976. (over Drie rode rozen) |
P. van der Eijk, ‘Wraak behoeft niet bitter te zijn, ze kan ook zoet zijn’. In: De Tijd, (interview) |
Kees Fens, Van geslacht op geslacht. In: De Volkskrant, 8-5-1978. (over Tweestromenland) |
Willem M. Visser, Pro Deo. Abel J. Herzberg 85 jaar. In: Ons Erfdeel, jrg. 21, nr. 3 mei-juni 1978, pp. 343-351. |
Wim Ramaker, Abel Herzberg 85 jaar. In: Literama, jrg. 13, nr. 5, september 1978, pp. 174-182. (interview) |
Willem M. Visser, Abel J. Herzberg. Brugge/Nijmegen 1979. (monografie) |
Henk Lagerwaard, Een joodse stem. In: NRC Handelsblad, 14-3-1980. (over De man in de spiegel) |
Gabriël Smit, Het antwoord van een vervolgde. In: De Volkskrant, 22-3-1980. (over De man in de spiegel) |
| |
| |
A.A. Spijkerboer, De kat en de duif. In: Trouw, 31-3-1980. (over De man in de spiegel) |
A.L. Boom, Abel Herzberg en het geheugen, het heden en de toekomst. In: De Tijd, 18-4-1980. (over De man in de spiegel) (reactie op deze recensie in de vorm van een brief aan de hoofdredacteur van De Tijd door Abel Herzberg in De Tijd, 2-5-1980) |
Maurits Mok, Idealist met kleerscheuren. In: Elseviers Magazine, 19-4-1980. (over De man in de spiegel) |
Wim Ramaker, Onheilige steden bestaan niet. In: Literama, jrg. 15, nr. 5, september 1980. (interview) |
Ben Braber, Herzberg schrijft brieven aan zijn grootvader. In: De Waarheid, 25-1-1984. |
Hans Warren, Brieven op hachelijke grens van wijs en naïef. Utrechts Nieuwsblad, 29-2-1984. (Over Brieven aan mijn grootvader) |
Wim Kayzer, In gesprek met Abel Herzberg. Tekst van televisieprogramma 14 april 1985. Hilversum 1985. (interview) |
Theo Krabbe, ‘Het roofdier, moet dat bekroond worden?’ In: Hervormd Nederland Magazine, 4-5-1985. (interview) |
Huub Oosterhuis, Abel Herzberg. In: De Tijd, 12-9-1986. (interview) |
27 Kritisch lit. lex.
november 1987
|
|