| |
| |
| |
Leo Herberghs
door Rob Molin
1. Biografie
Leonardus Josephus Maria Herberghs werd op 21 juli 1924 te Heerlen geboren in een kinderrijk gezin, waarvan de vader beambte was bij de inspectie van de Staatsmijnen. Het gymnasium van het St. Bernardinuscollege in die stad doorliep hij tot en met de vierde klas, waarna hij M.O. Nederlands studeerde en voor enkele gemeenten oorlogsschade registreerde.
In de herfst van 1944 werd hij wegens longtuberculose opgenomen in sanatorium Hornerheide. In de zeven jaar dat hij ziek was, las hij veel en leerde hij onder de patiënten enkele literatoren in spe kennen, zoals Hans Berghuis. Na zijn ontslag keerde hij terug naar het Bernardinuscollege, behaalde er in 1952 het diploma gymnasium alfa en kwam in de dagbladjournalistiek terecht.
Hij was redacteur van de Zuid-Limburger in Kerkrade, corrector bij het Limburgs Dagblad en vervolgens, vanaf 1955, verslaggever en rubriekschrijver bij deze krant. In 1957 trouwde hij met Franciska Janssen.
Onmiddellijk nadat in 1972 het Limburgs Dagblad opging in het Telegraaf-concern, nam hij om principiële redenen ontslag en trad hij in dienst bij De Limburger, waar hij aanvankelijk hoofdredacteur was van het onder deze krant ressorterende advertentieblad De Uitkijk. In deze media publiceerde hij talloze literatuurrecensies, landschaps- en stadsbeschrijvingen en columns.
Sinds zijn pensionering in 1986 legt Herberghs zich toe op het dichterschap en publiceert hij nog geregeld karakteristieken-in-proza van stad en land, bijvoorbeeld in De Natuurgids.
| |
| |
Herberghs maakte van 1955 tot 1975 deel uit van de redactie van Nieuwe Stemmen, waarvoor hij ook een poëziekroniek verzorgde. Hij is bestuurslid van de Zuidelijke Afdeling van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Voorts redigeert hij met Wiel Kusters, Peter J.A. Nissen en Harry G.M. Prick het sinds 1989 verschijnende Of? Ook werkte hij mee aan Roeping, Raam, Kentering, Dietsche Warande & Belfort, De Gids, De Revisor en vele andere tijdschriften.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek / Ontwikkeling
Van meet af aan beheersen dood en vergankelijkheid, ondergangsstemmingen en apocalyptische gevoelens de poëzie van Leo Herberghs. Binnen deze thematiek is nauwelijks een ontwikkeling zichtbaar. Maar in Herberghs' techniek doen zich gedurende zijn ongeveer vijftigjarig dichterschap wel duidelijke verschuivingen voor.
| |
Techniek / Stijl / Ontwikkeling
Kenmerken het debuut Refugium (1947) en ook nog Met aarden vingers (1955) zich door een barokke vorm, vanaf Wonen op aarde (1962) worden de gedichten alsmaar kaler en verschijnt er steeds meer wit op de pagina. In Heilig weer (1978) en Gerucht (1981) voert Herberghs een vérgaande versobering door en onderstreept hij met een bijna letterlijk zwijgen het verdwijnen en uitgewist worden. In Avond (1989) en enkele volgende bundels keert iets van het barokke uit de begintijd terug.
Op grond van de genoemde formele kenmerken kunnen er globaal drie periodes in zijn ontwikkeling worden onderscheiden, waarvan de jaartallen 1962 (Wonen op aarde) en 1989 (Avond) de overgangen markeren.
Een voorkeur voor klankovereenkomsten springt in elk van deze periodes in het oog; ook een afstandelijke, enigszins weerbarstige stijl, gevolg van het gebruik van overwegend korte versregels en korte zinnen, is een opvallend kenmerk, zowel in de poëzie als in de landschapsbeschrijvingen en columns als Het paadjesboek (1976) en Wie zwemt is keg (1990).
Archaïsche, dichterlijke taal vinden we zowel in de vroege als in de latere gedichten. In de middenperiode echter onderscheidt de stijl zich vooral door toekenning van menselijke en dierlijke eigenschappen aan de natuur. Poëtische personificaties zijn verder volop aanwezig in de landschapsbeschrijvingen. Zo zijn wilgen langs een sloot dronkaards en broedt de zon in het nest van de hemel haar warmte uit.
| |
Thematiek / Ontwikkeling
Anders dan dood en vergankelijkheid zijn thema's als het metafysische en de stilte minder consistent. In vroege bundels als Refugium en Met aarden vingers reikt Herberghs naar het hogere, respectievelijk naar een paradijsachtige wereld achter de zee en naar hemelse hoogten. Dit sterke verlangen vloeit voort
| |
| |
uit zijn bewustzijn van dood en bederf en tevens uit het ervaren van de verwildering op aarde. Herfstige winden en regens veroorzaken deze situatie, waarin de dichter soms een aards geluksgevoel beleeft.
Omdat de gestorvenen en de goden onbereikbaar zijn gebleken, keert Herberghs zich in Wonen op aarde aarzelend tot de waarneembare werkelijkheid. De belangstelling daarvoor neemt in Lessen in landschap (1968) verder toe. Tevens valt er in deze bundel een forser accent op de stilte en de natuur, met name paard, bomen, bos en gras. De dichter wordt beheerst door de drang in de natuurlijke, najaarsachtige omgeving op te gaan.
Pas helemaal los van het hemelse en verhevene raakt Herberghs in Huisboek voor de landman (1972). Zijn poëtische wereld gaat daarna, in De heerlijkheid en de windlust (1976), Heilig weer en Gerucht, steeds meer lijken op een kaal en schraal landschap, een autonome werkelijkheid die wordt bepaald door leegte, dood, verdwijnen en stilte:
| |
Kunstopvatting
Omdat het levensraadsel in poëzie ervaarbaar moet zijn, wijst Herberghs louter gevoelsuitstoring af. Volgens hem dankt een goed gedicht zijn kracht aan mededelingen over de essentie van het bestaan, informatie die door geen ander medium kan worden overgebracht.
| |
Techniek / Ontwikkeling
Herberghs heeft in zijn literatuurkritieken geregeld zijn voorkeur uitgesproken voor sobere poëzie. Liefst registreert zij het nauwelijks waarneembare geluid vóór de grote stilte van de dood. Dit lijkt een oratio pro domo voor Wonen op aarde tot en
| |
| |
met Gerucht, de bundels uit de middenperiode.
Opvallend in deze periode is het samenvallen van binnen- en buitenwereld. Ook de landschaps- en stadsbeschrijvingen zijn als het ware geschreven in de kleur van Herberghs' gemoed, dit wil zeggen dat intieme waarnemingen de ontroering vertolken.
Herberghs' poëtische werkelijkheid blijft vanaf Avond autonoom, al staat de beeldspraak er voornamelijk, evenals in de vroege gedichten, in dienst van vergelijking en verduidelijking. Het gehele werk kenmerkt zich door een regelmatige strofenbouw en prosodie, vooral Maastrichtse sonnetten (1954/1993) en de vierdelige cyclus Avond, Ochtend, Middag, Nacht, die Herberghs tussen 1989 en 1993 publiceerde. Elke bundel binnen die reeks bevat 84 kwatrijnen van elk twee regels van elf lettergrepen, één regel van tien en één van negen. Bovendien is ieder deel op slechts drie assonerende eindrijmklanken gebouwd.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
In Avond, waarmee de derde periode aanvangt, benadert Herberghs het levensraadsel directer dan in de voorafgaande poëzie. Het lyrische personage komt er geleidelijk tot het inzicht dat slechts de dood onvergankelijk is. Zo wordt zij beschouwd als ‘de levende’ die kinderen baart, ‘niet voor de wieg maar voor graven’. Ook probeert Herberghs zich voor te stellen wat er na het leven wacht:
ziel van mij, zal ik dan eenmaal afdalen
in het dal waar ik schim zal zijn en schaduw
en daar, gestorven en voor eeuwig dood
stilte van vóór het bestaan erven
In de volgende delen van de cyclus staan het menselijk leven en de daarin besloten dood eveneens centraal. Functioneert in Ochtend (1990) de oceaan als beeld voor het stormachtig bestaan dat de dood in zich draagt, in Middag (1992) figureert het onherbergzame hooggebergte als metafoor. Herberghs beperkt zich er tot voorzichtige formuleringen als ‘leven en dood zijn om het even’ (Ochtend) en ‘daarginds achter de bergen, zal ik slapen’ (Middag). Zulke pogingen met poëtische
| |
| |
taal voorbij de grenzen van alledaagse waarnemingen te geraken, zijn even prominent aanwezig in Nacht (1993). Hoewel in dit sluitstuk van de cyclus de fantasie een hoge vlucht neemt, evenals trouwens in Straat- en windgedichten (1992), blijft de dichter het antwoord op de vraag naar het wezen van de dood schuldig. Hoogstens onderstreept hij het ondoorgrondelijke daarvan.
Dit raadselachtige bepaalt trouwens ook Herberghs' beschrijvingen van landschappen, gehuchten, dorpen en steden, bijvoorbeeld in Gehuchtenboek (1977) en Sittard (1993).
| |
Publieke belangstelling
Ondanks herdrukken van Maastrichtse sonnetten en Avond geniet Leo Herberghs geen grote bekendheid in de Nederlandse letterkunde.
Tevergeefs is getracht hem af te helpen van het hardnekkige en weinig begerenswaardige imago ‘tot de meest veronachtzaamden onder de dichters van na de oorlog’ te behoren. Zo zijn er naast de bloemlezingen Weggelegde gedichten (1984) en Meester der koude vlakten (1994) de regelmatig verschijnende recensies en essays van Wiel Kusters. Deze ziet als mogelijke oorzaak voor de geringe belangstelling het feit dat de talentvolle Herberghs slechts bij regionale of in elk geval minder bekende uitgevers publiceert. Aan lokale respons op zijn felle, op de maatschappij gerichte columns heeft het Herberghs overigens niet ontbroken. In de jaren zeventig en tachtig reageerden lezers van De Limburger via ingezonden brieven, zowel met instemming als met verontwaardiging.
| |
Traditie / Verwantschap
De geringe landelijke populariteit houdt wellicht tevens verband met Herberghs' ontwikkeling buiten stromingen en modes om. De invloeden van bijvoorbeeld romantiek, symbolisme en expressionisme heeft hij heel persoonlijk verwerkt. Gaandeweg treedt er een vermenging op van het traditionele en moderne in woordgebruik, prosodie en thematiek. Niet alleen dan, ook in de andere fasen van zijn dichterschap sluit Herberghs nauwelijks aan bij de experimentelen, Barbarber of ‘de school van Kouwenaar’. Zijn poëzie heeft een christelijke en vooral klassiek-mythologische inslag.
In de eerste periode (Refugium tot Wonen op aarde) is invloed merkbaar van A. Roland Holst: het verlangen naar het land der
| |
| |
overleden gelukzaligen, de wens op te gaan in de natuur en de voorkeur voor een zekere klassieke regelmaat. De latere Herberghs is verwant met de beknopte A.C.W. Staring en met een romantisch-melancholiek dichter als Hans Lodeizen, vanwege de voorkeur voor avond, herfst en maan en de afwijzing van zomer en zon. Het hele oeuvre bevat reminiscenties aan Rilke en vooral aan Hölderlin, aan wiens poëzie Herberghs geregeld motto's heeft ontleend voor zijn bundels.
| |
Visie op de wereld
Steeds blijkt de onwil om te kiezen voor het aardse of voor het hoger-metafysische. Wind, licht en lucht, steevast opduikende natuurelementen, zijn voor Herberghs veel waardevoller dan stoffelijk bezit. Hij keert zich tegen de winstnastrevende maatschappij, zo blijkt bijvoorbeeld uit de bundel Stukken maken (1984), een keuze uit zijn felle en controversiële columns. Ook in een deel van zijn poëzie heeft hij zich impliciet uitgesproken tegen de gemechaniseerde, op het nuttigheidsprincipe gebaseerde maatschappij. Eerder dan met de mens is hij solidair met zulke geringe wezens als kippen en koeien, die hij omgeeft met een mythische sfeer.
Hij heeft er overigens vertrouwen in dat men plezier vindt in zinvolle arbeid, het waarmaken van een levensideaal en het genieten van kunst, literatuur en natuur. Veranderingen in de samenleving juicht Herberghs toe wanneer ze kunnen leiden tot het vrijmaken van de mens.
| |
Relatie leven/werk
Ondanks zijn persoonlijke opvattingen heeft Herberghs nauwelijks mededelingen over zichzelf gedaan, zelfs niet in zijn proza. Wel komen in Refugium reminiscenties voor aan het sanatorium en daarmee verbonden dood en ondergang, maar dan sterk verhuld, in regels als: ‘Nu zal mijn oog niet rusten dan op muren / Mijn hand ligt smal en wankelloos en wit.’
In de poëzie uit de middenperiode, waarin Herberghs zich van zichzelf ontdaan lijkt te hebben, ontbreken uiteraard mededelingen over zijn persoon. Herinneringen aan zijn jeugd zijn er wel in de latere poëzie, al is hij ook dan met zinsneden als ‘weer loop ik, knaap, door de vergeten dorpsstraat’ (Avond), niet royaal.
| |
Kritiek
Afgezien van besprekingen van Kusters en de aandacht in stapelrecensies van bijvoorbeeld Adriaan Morriën en Kees
| |
| |
Fens bleven de gedichtenbundels buiten de provinciale bladen onbesproken.
Reeds in de kritiek op Refugium en Met aarden vingers wees men op de beperktheid in het gebruik van woorden en beelden. Harry Prick reageerde negatief op het streven in Lessen in landschap om een climax te bereiken door herhaling van een kernregel, en Fens trof in dezelfde bundel te veel op elkaar gelijkende gedichten aan. Maar naast deze aanmerkingen signaleerden deze critici ook kwaliteit. Lovend tot zeer lovend lieten Wiel Kusters en de critici in de Limburgse pers (Paul Haimon, Willem K. Coumans) zich over de poëzie uit; zij wezen op de sterke techniek, de aanwezigheid van een authentiek talent en de functionele versobering.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Leo Herberghs, Refugium. Heerlen [1946], Winants, GB. |
Leo Herberghs, Monologus sub astra. Kerkrade [1950], Van Loo, De zilveren scherf 1, GC. (gedeeltelijk opgenomen in Met aarden vingers) |
Leo Herberghs, [Zes gedichten] In: Zes minnaars. Samengesteld onder redactie van O.J.C. van Loo. Heerlen [1950], Winants, pp. 37-42, GC. (gedeeltelijk opgenomen in Met aarden vingers) |
Leo Herberghs, Maastrichtse sonnetten. Tekeningen van Han Jelinger. Maastricht 1954, Charles Thewissen, GB. (3e druk: 1966, Vogelstruys-reeks 8; 4e druk, tekeningen van Ans Collijn: Maasbree 1980, Corrie Zelen; 6e druk, uitgebreid, onder de titel Maastrichtse sonnetten 1954/1993: Maastricht 1993, Voorlichting & Public Relations van de Gemeente Maastricht) |
Leo Herberghs, Met aarden vingers. Amsterdam 1955, Holland, De Windroos 32, GB. |
Leo Herberghs, Wonen op aarde. Sittard 1962, Alberts, Populieren-reeks, GB. |
Leo Herberghs, Lessen in landschap. Haarlem 1968, Holland, De Windroos 79, GB. |
Leo Herberghs, Huisboek voor de landman. Haarlem 1972, Holland, GB. - Van een Kladje en een Twietvogel. Tekeningen van Babs van Wely. Haarlem 1972, Holland, J. |
H. Welters en Leo Herberghs, Geheimzinnig Limburg. Verhalen van vroeger. [Heerlen] 1973, Vroom & Dreesmann, VB. (bewerking van H. Welters, Limburgse legenden, sagen, sprookjes en volksverhalen (1875-1876, 2 delen)) |
Leo Herberghs, Instrukties vooreen landschapschilder. Maastricht 1974, J.H.W. Kusters, Het smalle wed, GC. (in uitgebreidere versie opgenomen in De heerlijkheid en de windlust) |
Leo Herberghs, Limonade is lekker. Tekeningen van Sjef Nix. Bussum 1974, Van Holkema & Warendorf, Regenboogreeks, J. |
Leo Herberghs, De heerlijkheid en de windlust. Baarn [1975], Bosch & Keuning, Seismogram, GB. |
Leo Herberghs, Het paadjesboek. Tekeningen van Toon Willemsen. St. Odiliënberg [1976], Corrie Zelen, CB. |
Leo Herberghs, Gehuchtenboek. Maaslandse gezichten. Tekeningen van Rob Vermeulen. St. Odiliënberg 1977, Corrie Zelen, CB. |
Leo Herberghs, Heilig weer. Maasbree [1977], Corrie Zelen, GB. |
Leo Herberghs, Een snuifje Roermond. Tekeningen van Toon Willemsen. Roermond 1977, Stichting Oud Roermond, EB. |
Leo Herberghs, Zuidlimburgse dorpen. In: E. de Grood e.a., Karakteristiek Zuid-Limburg. Monumenten en landschappen. Amsterdam 1977, Van Kampen, pp. 31-63, E. |
| |
| |
Leo Herberghs, De laatste nachtegaal. Verwikkelingen in een Limburgs dorp. Tekeningen van Peter Bertus. Maasbree [1978], Corrie Zelen, N. |
Gerard Lemmens en Leo Herberghs, Maria in Limburg. Sprakeloze vertellingen. Maasbree 1978, Corrie Zelen, VB. |
Leo Herberghs, Gerucht. Maasbree 1981, Corrie Zelen, GB. |
Leo Herberghs, Dorp. Terhorst 1984, Ser Prop, GC. |
Leo Herberghs, Stukken maken. Gekozen en ingeleid door Kees Schutgens en Jos Stijfs. Heerlen 1984, Uitgeverij 261, CB. |
Leo Herberghs, Weggelegde gedichten. Een keuze met een inleiding door Wiel Kusters. Heerlen 1984, Uitgeverij 261, Bl. |
Leo Herberghs, De adem van de Maas. Maastricht [1986], De Limburger, EB. |
Leo Herberghs, Maanmuzikanten. Maastricht 1989, Comité Leo Herberghs 65, G. |
Leo Herberghs, Avond. Maastricht 1989, Gerards & Schreurs, G. (2e druk, Leiden 1990, Plantage-Gerards & Schreurs) |
Leo Herberghs, Ochtend. Leiden 1990, Plantage-Gerards & Schreurs, G. |
Leo Herberghs, Wie zwemt is keg. Een handleiding voor actief niet-zwemmen. Tekeningen van Joseph Kerff. Heerlen 1990, Huis Clos, Huis Clos-reeks 7, CB. |
Kurt Schwitters, 2 heren en ander proza. Vertaald door Leo Herberghs. Keuze en nawoord van Joep Schreurs. Plantage-Gerards & Schreurs, Leiden 1990, CB. (vert.) |
Hans Berghuis, Frans Budé, Leo Herberghs en Wiel Kusters, Charles Beltjens herdacht. Landgraaf 1991, Herik, GC. |
Leo Herberghs, Mijn gezamenlijk geknor. Tekeningen van Joseph Kerff. Heerlen 1991, Huis Clos, Huis Clos-reeks 8, CB. |
Leo Herberghs, voor rob, Terhorst 1991, Ser Prop, G. |
Leo Herberghs, Middag. Leiden 1992, Plantage-G&S, G. |
Leo Herberghs, Straat- en wind gedichten. Leiden 1992, Plantage-G&S, GB. |
Leo Herberghs, Oude wandelingen. Tekeningen van Pieter Defesche. Landgraaf 1992, Herik, Zwarte Reeks 13, GC. |
Leo Herberghs, Sittard. Foto's van Theo Derksen. Sittard 1993, Gemeente Sittard, EB. |
Leo Herberghs, Nacht. Leiden 1993, Plantage, G. |
Leo Herberghs en Frans Budé, School. Maastricht 1993, Jeanne d'Arc College, G. |
Leo Herberghs, a/z. Landgraaf 1994, Grafische Groep Groenevelt bv, Aforismen. |
Leo Herberghs, De wereld van her. Pepijnse gedichten. Echt-Landgraaf 1994, Stichting Pepijn-klinieken-Herik, GB. |
Leo Herberghs, Meester der koude vlakten. Een keuze uit de niet gebundelde gedichten. Heerlen 1994, Vrienden van Leo Herberghs, Korte Beentjes I, GB. |
Leo Herberghs, Eenendertig nieuwe gedichten. Heerlen 1994, [Eigen beheer], GB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Joseph Viegen, Leo Herberghs' ‘Refugium’. Een bescheiden debuut. In: Het Vrije Volk, 13-2-1947. |
Paul Haimon, ‘Maastrichtse sonnetten’ van Leo Herberghs. In: Maas- en Roerbode, 21-9-1954. |
Paul Haimon, Poëzie ‘Met aarden vingers’. Rijke nieuwe dichtbundel van Leo Herberghs. In: Maas en Roerbode, 18-5-1955. |
Hans Warren, Poëzie in velerlei schakering in reeks van ‘De Windroos’ In: Provinciale Zeeuwse Courant, 23-7-1955. (onder meer over Met aarden vingers) |
Adriaan Morriën, Overvloed van poëzie oorzaak van devaluatie. In: Het Parool, 30-11-1955. (onder meer over Met aarden vingers) |
L.P., Leo Herberghs uit Heerlen verpandde zijn hart aan Maastricht. In: Gazet van Limburg, 3-12-1955. (over Maastrichtse sonnetten) |
Th. Govaart, Een hele vaas ‘Windrozen’. In: De Nieuwe Eeuw, 28-7-1956. (onder meer over Met aarden vingers) |
[Anoniem], Leo Herberghs. Dichterlijke prijswinnaar. In: Maas- en Roerbode, 4-8-1956. (naar aanleiding van de toekenning van de poëzieprijs van de Groot-Kempische Cultuurdagen) |
Paul Haimon, Limburgse schrijvers erg gelukkig met ‘Populierenreeks’. In: Limburgs Dagblad, 7-3-1963. (onder meer over Wonen op aarde) |
Harry G.M. Prick, Leo Herberghs ‘de heer van de bomen’. In: Limburgs Dagblad, 23-11-1968. (over Lessen in landschap) |
Kees Fens, Lessen in landschap. In: De Tijd, 1-2-1969. (onder meer over Lessen in landschap) |
Maurits Mok, ‘Gedicht van de week’. In: Rotterdamsch Nieuwsblad, 9-12-1972. (over ‘Boom’ uit Huisboek voor de landman) |
Paul Haimon, Dichter en landman Leo Herberghs. In: Limburgs Dagblad, 6-1-1973. (over Huisboek voor de landman) |
Wim Aerts, Dichter Leo Herberghs bewerkt bundel van oud-rector Henri Welters uit Grubbenvorst. In: Dagblad voor Noord-Limburg, 7-4-1973. (over Geheimzinnig Limburg) |
Ben Herbergs, ‘De Limburger is de op een na slechtste krant van deze provincie, De Telegraaf is de slechtste’. In: Vrij Nederland, 23-2-1974. (interview) |
Wiel Kusters, Portret van Leo Herberghs. In: Raam, jrg. 12, nr. 103, juli 1974, pp. 11-12. |
Wiel Kusters, Daar in een vouw ligt Abraham. Bij de poëzie van Leo Herberghs. In: Raam, jrg. 12, nr. 103, juli 1974, pp. 13-21. |
Paul Haimon, Het pathos en de stilte. In: Limburgs Dagblad, 27-3-1976. (ondermeer over De heerlijkheid en de windlust) |
Wiel Kusters, Leo Herberghs: ik nader soms heel dicht het glanzende. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 121, nr. 8, oktober 1976, pp. 616-619. (over het dichterschap tot en met De heerlijkheid en de windlust) |
Martin Ros, Piepert en nog heel veel meer. In: De Tijd, 8-7-1977. (over Gehuchtenboek) |
Jan Geurt Gaarlandt, De week na een meesterwerk. In: de Volkskrant, 6-8-1977. (over Gehuchtenboek) |
Wiel Kusters, Het gedicht als beweging en stilstand tegelijk. In: De Groene Amsterdammer, 28-6-1978. (over Heilig weer) |
André Matthijsse, Poëzie als natuurgebeuren. In: Het Vaderland, 15-7-1978. (over Heilig weer) |
Douwe de Vries, Sympathieke poëzie van Leo Herberghs. In: Friesch Dagblad, 13-3-1982. (over Gerucht) |
Hans van de Waarsenburg, Het onnoembare dichterbij brengen. In: De Nieuwe Linie, 5-5-1982. (over Gerucht) |
Hans van de Waarsenburg, ‘Ik ga meer op in dode dingen dan in levende’. Gesprek met de dichter Leo Herberghs. In: Hans van de Waarsenburg,
|
| |
| |
Ik kom toch uit geen gekkenland vandaan. Heerlen 1983, pp. 79-87. |
Wiel Kusters, Aan gruizels. In: Leo Herberghs, Weggelegde gedichten. Heerlen 1984, pp. 9-19. (over de ontwikkeling tot en met Gerucht) |
Hans van de Waarsenburg, Gelouterd in kaalslag en versobering. In: De Limburger, 31-10-1984. (over Weggelegde gedichten) |
Hans van de Waarsenburg, ‘Stukken maken’. Kracht van column. In: De Limburger, 31-10-1984. |
Kees Schutgens, Leo Herberghs zestig jaar. In: Veldeke, jrg. 60, nr. 2, 1985, pp. 2-4. (over de columns) |
Peter Nissen, ‘Wat mij aanging verdween’. Notities bij de poëzie van Leo Herberghs. In: Veldeke, jrg. 60, nr. 2, 1985, pp. 6-9. (over het motief van de stilte) |
Frans Wijnands, Leo Herberghs voorzag de krant van distels en doornige zaken. In: De Limburger, 14-6-1986. (interview) |
Of?, jrg. 1, nr. 3, september 1989. Speciaal Leo Herberghs-nummer, waarin onder meer (ongepagineerd): |
Of?, Wiel Kusters, Hooggeachte Herberghs (feestrede ter gelegenheid van de vijfenzestigste verjaardag) |
Of?, Peter J.A. Nissen, Leo en de koe (het motief van de koe in de poëzie) |
Of?, Ben van Melick, Poëzie van vóór de jukebox (over Avond) |
Of?, Kees Schutgens, Leo over de tong (over de kritische stukjes in de rubriek ‘Leo’ in De Limburger) |
Wiel Kusters, Geluk vindt altijd wel weer zijn holen. In: de Volkskrant, 3-11-1989. (over Avond) |
Ben van Melick, Mijn hand ligt smal en wankelloos en wit. In: Parmentier, jrg. 1, nr. 3, voorjaar 1990, pp. 25-28. |
Frans Pasma, Poëtische krachtpatserij. In: De Limburger, 20-2-1991. (onder meer over Avond en Ochtend) |
Ben van Melick, Koude winterjassen. In: QM, nr. 8-9, juni 1992, pp. 31-32. (over Straat- en wind gedichten) |
Rob Molin, Herberghs zet wereld op zijn kop. In: Limburgs Dagblad, 30-1-1993. (over Straat- en wind gedichten) |
Willem K. Coumans, Dichter Leo Herberghs herzag zijn visie op Maastricht. In: Maas & Regio, december 1993. (over Maastrichtse sonnetten 1954/1993) |
Rob Molin, Dromen met open ogen. In: Limburgs Dagblad, 8-1-1994. (over Nacht) |
Willem K. Coumans, Pelgrimage in nachtstad. Volle rijping van dichterschap van Leo Herberghs. In: De Limburger, 20-4-1994. (over Nacht) |
Rob Molin, ‘Mijn stukjes worden raadselachtiger’. Dichter/schrijver Leo Herberghs wordt zeventig. In: Limburgs Dagblad, 16-7-1994. (interview) |
Ben van Melick, Nawoord. In: Leo Herberghs, Meester der koude vlakten. Heerlen 1994, pp. 42-46. (kenschets van het dichterschap) |
Willem K. Coumans, Leo Herberghs als bonte specht in geestige poëzie. In: De Limburger, 5-8-1995. (over Eenendertig nieuwe gedichten) |
63 Kritisch lit. lex.
november 1996
|
|