| |
| |
| |
Sanneke van Hassel
door Laura Grootaarts
1. Biografie
Sanneke Lidewij van Hassel, geboren op 4 september 1971 in Rotterdam, groeide op in Rotterdam en Rhoon. Haar vader is advocaat, haar moeder medewerker juridische zaken bij de Gemeente Rotterdam. Ze heeft een jongere zus. Van Hassel volgde van 1983 tot 1989 het gymnasium alfa aan het Rotterdams Montessori Lyceum.
Vanaf 1989 woonde ze in Utrecht, waar zij algemene letteren studeerde aan de Universiteit Utrecht, met als afstudeerrichtingen Theaterwetenschap en Cultuurgeschiedenis vanaf de verlichting. Na het afronden van haar studie in 1995 verhuisde ze naar Rotterdam. Van 1996 tot 2006 was ze werkzaam bij het Utrechtse toneelgezelschap 't Barre Land. Ze hield er zich bezig met productie en publiciteit, maar ook met dramaturgie en andere zaken die bij het maken van een voorstelling kwamen kijken.
Ze volgde drie jaar lang cursussen aan Schrijversvakschool 't Colofon in Amsterdam, wat leidde tot publicaties van verhalen in Passionate, Bunker Hill en Tirade. Haar eerste boekpublicatie was de verhalenbundel IJsregen (2005). Haar tweede bundel, Witte veder (2007), werd bekroond met de Nieuwe Literatuurprijs van de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG). Voor de Vrede van Utrecht, een cultuurmarketingorganisatie, verbleef Van Hassel drie weken in Sarajevo. Enkele van haar verhalen zijn vertaald in het Kroatisch en het Bosnisch.
Sanneke van Hassel is sinds 2008 samenwonend, met een eigen kind en een kind van haar vriend. Ze woont in Rotterdam en schrijft, soms in opdracht.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Traditie
Sanneke van Hassel debuteerde in 2005 met de verhalenbundel IJsregen. Ook haar tweede boek, Witte veder, is een verhalenbundel. Van Hassel behoort daardoor samen met onder anderen Vincent Overeem en Ton Rozeman tot een nieuwe lichting auteurs die het korte verhaal beschouwt als een volwaardige kunstvorm die zeker niet onderdoet voor de roman. Tegen interviewer Ward Wijndelts (2007) zei zij hierover: ‘Ik roep altijd heel hard: het korte verhaal is gewoon een ander genre. Je hebt er weer andere talenten voor nodig.’
De belangrijkste personages in elk van de verhalen in beide bundels leiden een onopvallend leven. Ze hebben geen opzienbarende dromen of idealen en verrichten zeker geen grootse daden, want ze hebben het al zwaar genoeg met het leven van alledag. Hun leven kabbelt voort - totdat iets of iemand van buitenaf een verandering veroorzaakt. Zonder dat het ook maar één moment tot ze doordringt, bevinden de personages zich dan in een situatie die hun leven een andere kant op stuurt. Soms ligt die situatie in het verleden en heeft hun leven ongemerkt al definitief een andere wending genomen.
Die veranderingen zijn altijd negatief en leiden tot teleurstellingen. Op de vervelende veranderingen in hun leven hebben de personages geen greep; zij leggen zich erbij neer, niet in staat te protesteren. Er is ook nooit iemand die te hulp schiet, zij staan er altijd alleen voor. Zo krijgt Flosje Florentien, in het verhaal ‘Bijpassende kopjes’ (IJsregen), onverwacht nachtelijk bezoek. Pas de volgende ochtend durft ze toe te geven dat het de man van haar leven was en dat ze actie had moeten ondernemen - maar dan is hij al vertrokken. Dan pas realiseert ze zich hoe eenzaam ze eigenlijk is. Ze ziet de man vervolgens nooit meer en valt terug in haar oude leventje, waarin zij slechts passief hoopt dat de man ooit nog terugkeert.
Vergelijkbare situaties doen zich voor in bijvoorbeeld ‘Sommige dingen zijn heel eenvoudig’ en ‘Zich aan hem tonen’ (beide uit Witte veder); in het eerste verhaal treft de hoofdpersoon een vreemde man aan in zijn keuken: het blijkt de nieuwe liefde van zijn vrouw. In het tweede verhaal wacht een moeder vol span- | |
| |
ning, maar uiteindelijk tevergeefs op haar zoon die ze al driejaar niet gezien heeft: onderweg van Schiphol naar haar toe verongelukt hij.
| |
Visie op de wereld
De verhalen zijn miniaturen, waarop hedendaagse vrouwen en (soms) mannen staan geportretteerd, eenzame mensen, voornamelijk afkomstig uit de grote stad. Via deze mensen laat Van Hassel hún stadse universum zien; doordat de personages al moeite genoeg hebben zichzelf staande te houden, is dat universum niet groot en bekommeren ze zich niet echt om andere mensen die het moeilijk hebben. Tegen Fleur Speet (2007) zei zij hierover: ‘Ik schrijf graag over het alledaagse, kleine drama's zijn mij al groot genoeg.’ Leg je al die minidrama's naast elkaar, dan ontstaat er een deprimerend beeld van de huidige stedelijke samenleving.
Opvallend genoeg lijkt Van Hassel zich weinig verdrietig te maken over het moeizame leven van haar personages. Ze beschrijft de gebeurtenissen niet als aangrijpende, droevige voorvallen, maar als zaken die nu eenmaal gebeuren. Zo laat zij Eddie, in ‘Zoon van het circus’ (IJsregen) zeggen, wanneer een illegale reisgenoot wordt afgevoerd: ‘hij kan niet de hele wereld redden’; waarna Eddie verder leest in zijn boek. Ook in een verhaal als ‘Snippers Sarajevo’ (2006), waarin je uitgesproken engagement zou verwachten, beperkt Van Hassel zich tot het registreren van het dagelijks leven van de stadsbewoners.
Tekenend voor haar werk is de manier waarop emoties in de verhalen aan bod komen: als met een camera zoomt Van Hassel in op de situatie. Neutraal en van gepaste afstand registreert ze de scènes. Ze onthoudt zich van ieder commentaar, legt niet expliciet uit hoe iemand zich voelt onder de gegeven omstandigheden. In ‘Baba met rum’ (IJsregen) staat een bakker op het punt zijn baan te verliezen omdat de bakkerij waar hij werkt verkocht gaat worden. Hij beukt weliswaar kwaad op een deegbal, maar spreekt zijn emoties niet uit. Pas als hij uiteindelijk de bakkerszaak in brand zet, wordt duidelijk hoe wanhopig hij zich ondertussen gevoeld moet hebben. Vaker nog blijft een dergelijke climax achterwege. Zeker dan is het aan de lezer om uit de beschrijvingen op te maken wat de personages ervaren.
| |
Techniek / Kunstopvatting
De verhalen van Van Hassel hebben meestal geen duidelijke
| |
| |
kop of staart. De lezer valt bij haar midden in het verhaal. ‘De eerste keer dat het mij in zijn greep kreeg was op een zondagmiddag in de tram’, luidt de openingszin van ‘Kistjes’ (Witte veder). Direct vraagt de lezer zich af wat ‘het’ dan wel mag zijn; ‘in zijn greep’ lijkt immers op iets noodlottigs te duiden. Dat is inderdaad het geval: de zwangere hoofdpersoon heeft vanaf dat moment in de tram herhaaldelijk last van paniekaanvallen. Zo is het in elk verhaal de openingszin die op verhulde wijze aankondigt waar het in de komende bladzijden om zal gaan.
Wat vervolgens beschreven wordt, is een momentopname uit het veranderende leven van de hoofdpersonen. In ‘Kistjes’ is het een intimiderende trampassagier die de eerste angstaanval van de hoofdpersoon veroorzaakt. In andere verhalen zijn het verkrachters, zwervers, toevallige passanten die het leven van de hoofdpersoon vergallen. Eigenlijk zijn zij niet de echte oorzaak van de verandering, maar meer de aanleiding, de druppel die de emmer doet overlopen. Over alle eerdere druppels in de emmer wordt niet gesproken; een uitgebreid plot ontbreekt.
De verhalen eindigen net zo in medias res als ze zijn begonnen; ze zijn niet af en houden daarom de lezer zelfs na de laatste zin nog bezig: wat zou er toch verder van de hoofdpersoon geworden zijn? Gaan de paniekaanvallen van de zwangere vrouw weer voorbij? Onderneemt Flosje Forentien ooit nog actie? In het interview van Ward Wijndelts spreekt Van Hassel haar voorkeur uit voor het fragmentarische: ‘Voor mij klopt het op die manier beter dan wanneer ik er een groter geheel van zou maken.’ Verhalen met een begin en een einde, waarin alles een oorzaak heeft en dus niets voor niets gebeurt, zijn volgens haar onwaarschijnlijk omdat ze geen recht doen aan de tegenstrijdigheid van de werkelijkheid die ze in haar verhalen probeert te weerspiegelen. Ook in het leven van alledag lopen allerlei gebeurtenissen immers onsamenhangend door elkaar heen, en is er geen sprake van een duidelijk aanwijsbaar begin- en eindpunt.
| |
Kunstopvatting / Relatie leven/werk
Toch geeft Van Hassel ook een biografische verklaring voor haar keuze voor het korte verhaal: die zou veroorzaakt zijn
| |
| |
door het feit dat zij haar schrijven aanvankelijk combineerde met een baan. Een kort verhaal is goed te overzien, waardoor er voldoende energie resteert voor andere activiteiten. Het korte verhaal biedt daarnaast nog een voordeel: de schrijver hoeft zich niet gedurende lange tijd intensief bezig te houden met één personage, en kan zodoende afstand houden. De inhoud van de verhalen is overigens niet autobiografisch. Zo kreeg Van Hassel na het verschijnen van haar eerste bundel wel de vraag voorgelegd of zij depressief was, maar ze ontkent dat de verhalen iets met haarzelf te maken hebben. ‘Ik hoef niet zo nodig een second life,’ zei zij tegen Malou van Hintum (2007).
| |
Verwantschap / Stijl
Er zijn verschillende korteverhalenschrijvers die Van Hassel als haar voorbeeld beschouwt. In het Nederlands taalgebied zijn dat Remco Campert en Manon Uphoff, daarbuiten Raymond Carver en Colette. Toen ze na haar studie werkte bij toneelgezelschap 't Barre Land, kreeg ze te maken met de kale teksten van Samuel Beckett, Marguérite Duras en Anton Tsjechov. Van hen leerde ze dat er achter woorden vaak veel meer schuilgaat dan je in eerste instantie zou denken. In hun traditie houdt Van Hassel in haar verhalen veel informatie bewust achter.
Wat achterwege gelaten is, is minstens zo belangrijk als wat uiteindelijk wél op het papier is beland. De verhalen zijn tot het uiterste uitgebeend: alles wat niet per se gezegd hoeft te worden, wat de lezer met flink nadenken zelf kan invullen, is weggelaten. De lezer wordt op die manier gedwongen langzaam en zorgvuldig te lezen en zijn verbeelding flink te laten werken om alles op te merken. Achter de korte, sobere zinnen zitten veel grotere verhalen verscholen.
| |
Stijl
In enkele pennenstreken zet Van Hassel een leven of een situatie haarscherp neer. Het zijn de details die bepalend zijn voor de troosteloze sfeer: pubermeisjes hangen ‘als paaldanseressen rond de dienstregeling’, een dementerende dame biedt een boterham met kaas aan die geel is bij de randen. Wanneer het bezoek van een man wordt getypeerd als ‘De kamer is nog nooit zo vol geweest’, geeft Van Hassel in slechts enkele woorden gestalte aan de eenzaamheid van de vrouw die hij bezoekt. ‘De afwas rukt op richting plafond’ wijst op een complete chaos. Over een schrijfster zegt zij dat die al drie jaar ‘veelbelovend’ is.
| |
| |
| |
Ontwikkeling
Van Hassel is een zorgvuldig schrijfster. Veel van haar verhalen publiceerde ze eerst in literaire tijdschriften of bloemlezingen - vaak verschenen ze pas jaren later in haar eigen bundels. In de tussentijd heeft zij er op de vierkante millimeter aan geschaafd, aan de taal vooral, niet aan de gebeurtenissen. Pas wie de teksten naast elkaar legt, ziet de kleine aanpassingen: een komma is toegevoegd of geschrapt of een videoband heet later een dvd'tje. Tussen IJsregen en Witte veder zijn nauwelijks verschuivingen aan te wijzen. De personages in de tweede bundel passen zó tussen die uit haar debuut, de thematiek is dezelfde en ook de structuur van de verhalen is gelijk gebleven. Wel tracht Van Hassel in Witte veder nog meer te zeggen in nog minder woorden; haar bewoordingen zijn compacter en suggestiever dan in IJsregen. Maar de stijl is daarmee niet veranderd, hooguit nog iets meer de typische Van Hassel-stijl geworden: zorgvuldig, uitgebeend, zonder afgezaagde vergelijkingen.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Die stijl is één van de redenen waarom recensenten bijna unaniem waren in hun lovende uitspraken over haar eerste twee verhalenbundels. De precieze sfeerbeschrijvingen vallen in de smaak; ze maken duidelijk dat Van Hassel weet wat ze wil vertellen. Verschillende critici zien in haar een nieuwe vertegenwoordiger van het korte verhaal. Van Hassels debuut IJsregen (2005) kreeg twee herdrukken; er werden drieduizend exemplaren van verkocht.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Sanneke van Hassel. IJsregen. Amsterdam 2005, De Bezige Bij, VB. |
Sanneke van Hassel. Sommige dingen zijn heel eenvoudig. Rotterdam 2006, Bureau Obelon, VB. (opgenomen in Witte verder) |
Sanneke van Hassel. Snippers Sarajevo (fragment). In: Tirade, jrg. 50, nr. 415, oktober 2006, pp. 69-95, V. |
Sanneke van Hassel. Witte veder. Amsterdam 2007, De Bezige Bij, VB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Arjan Peters, Een geur waarin je wilt gaan liggen. In: de Volkskrant, 20-5-2005. (over IJsregen) |
Arjan Peters, Overal om je heen hoor je schijngesprekjes. In: de Volkskrant, 27-5-2005. (interview naar aanleiding van IJsregen) |
Arjen Fortuin, Vechten voor de eenzaamheid. In: NRC Handelsblad, 10-6-2005. (over IJsregen) |
Kees 't Hart, Zonder wreedheid. In: De Groene Amsterdammer, 10-6-2005. (over IJsregen) |
Teunis Bunt, Een desolate wereld. In: Nederlands Dagblad, 24-6-2005. (over IJsregen) |
Vincent Overeem, Sanneke van Hassel: Ik wil eenvoudige dingen maken en dat vind ik knap ingewikkeld. In: Bunker Hill, jrg. 9, nr. 36, januari 2007, pp. 21-25. (interview naar aanleiding van Witte veder) |
Arjen Fortuin, Paaldansen bij de bushalte. In: NRC Handelsblad, 1-6-2007. (over Witte veder) |
Arjan Peters, Recht op het doel af, net als Scarlett. In: de Volkskrant, 1-6-2007. (over Witte veder) |
Maarten Moll, Complete roman in een paar zinnen. In: Het Parool, 14-6-2007. (over Witte veder) |
Kees 't Hart, Zielige aapjes kijken. In: De Groene Amsterdammer, 15-6-2007. (over Witte veder) |
Jann Ruyters, Mensen scheren langs elkaar heen. In: Trouw, 16-6-2007. (over Witte veder) |
Malou van Hintum, Volgens Sanneke van Hassel. In: Vrij Nederland, 23-6-2007. (interview naar aanleiding van Witte veder) |
Wineke de Boer, Een onbestemd gevoel. In: De Morgen, 27-6-2007. (over Witte veder) |
Max Pam, Jong en dun. In: HP/De Tijd, 6-7-2007. (over Witte veder) |
Jaap Goedegebuure, Sprakeloze dagen in koude vrede. In: Brabants Dagblad, 14-7-2007. (over Witte veder) |
Fleur Speet, Sanneke van Hassel: Om klein drama en banale contradictie. In: Het Financieele Dagblad, 28-7-2007. (interview over het korte verhaal) |
Ward Wijndelts, Ik zeg dus nu: ik ga een korte roman schrijven. In: NRC Handelsblad, 24-8-2007. (interview over het schrijven van korte verhalen) |
Teunis Bunt, Speuren naar een streepje licht. In: Nederlands Dagblad, 31-8-2007. (over Witte veder) |
111 Kritisch lit. lex.
november 2008
|
|