| |
| |
| |
Martin Hartkamp
door Rudi van der Paardt
1. Biografie
Martin Hartkamp werd op 14 september 1943 te Amsterdam geboren als jongste zoon van advocaat mr. Bart Hartkamp, die later bekendheid zou verwerven door zijn unieke fotocollectie. Na zijn hbs-examen (1961) studeerde hij sociale wetenschappen aan de Gemeentelijke Universiteit van zijn geboorteplaats (thans Universiteit van Amsterdam), maar koos na het behalen van het kandidaatsexamen voor het full-time schrijverschap. In zijn studententijd schreef hij gedichten en kritieken in Propria Cures en maakte daarbuiten naam met een artikel in Merlyn (1965), het eerste van een reeks opstellen over het werk van S. Vestdijk.
In de jaren zeventig ontwikkelde Hartkamp grote belangstelling voor het toneel. Hij vertaalde veel stukken zowel uit het klassieke als uit het moderne repertoire, waarbij hij zich specialiseerde in de Scandinavische literatuur: hij leerde Noors om Ibsen te kunnen vertalen en later ook Zweeds (vooral voor bestudering van het werk van Strindberg). Hij verbleef enige tijd in Zweden, keerde toen terug naar Amsterdam, waar hij een eerste versie schreef van een eigen stuk, De vuurdoop, dat overigens pas in 1983 door de Haagse Comedie werd opgevoerd.
Van 1968 tot 1973 was Hartkamp literair medewerker van NRC en NRC Handelsblad. Hij publiceerde verhalen en essays in Maatstaf, Soma, Podium, De Gids, Het Oog in 't Zeil en de Vestdijkkroniek, waarvan hij sinds 1979 redacteur is. Op bestuurlijk vlak was hij onder meer actief in de Vereniging van letterkundigen en de Raad voor de Kunst.
| |
| |
Hartkamp, getrouwd met criminologe Elisabeth Lissenberg, woont officieel in Amsterdam, maar verblijft meestal te Westhoek, Sint Jacobiparochie.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Als we afzien van de vele vertalingen van toneelstukken die Hartkamp voor een keur van gezelschappen heeft gemaakt, houden we een niet zeer omvangrijk, maar wel geschakeerd oeuvre over. Het omvat immers alle genres: poëzie (die overigens niet gebundeld is en mede daarom hier verder niet wordt besproken), verhalend proza, toneel, kritiek en essayistiek. Naar vorm en inhoud vertoont het werk evenwel een duidelijke eenheid.
| |
Thematiek / Traditie
Ontwikkeling
Voor de inhoud, de thematiek, kunnen we het best uitgaan van Hartkamps essays over Vestdijk die hij voor het merendeel bundelde in Identificatie en isolement (1988). In deze essays probeert Hartkamp de centrale thematiek van de duivelskunstenaar te vangen in een serie tegenstellingen die Vestdijk in zijn werk in een synthese heeft proberen op te lossen: Apollo tegenover Dionysus, macht tegenover liefde enzovoort. Het is duidelijk dat deze observaties van Hartkamp ons veel inzicht hebben gegeven in het werk van Vestdijk, maar zij verhelderen ook zijn eigen werk. De verhouding tussen macht en liefde speelt daarin in ieder geval een belangrijke rol. Bijna altijd gaat het in het werk van Hartkamp om een (jonge) man, die een problematische relatie via een machtsdaad probeert op te lossen, die daarin zelden slaagt, en die zelfs niet zelden het omgekeerde bereikt van wat hij had beoogd. In zijn vroege verhalen, grotendeels gebundeld in Folteren en andere obsessies, zien we vooral de eerste stadia van een conflict: wanbegrip en onvermogen tot toenadering. In ‘Kilometers’ en ‘Liefste’ verwijdert een mannelijke ik-figuur zich letterlijk van zijn vrouw of vriendin: in het eerste verhaal ‘vreet’ hij al brommend elke dag kilometers om van zijn vrouw verlost te zijn; in het tweede schrijft hij een brief aan zijn geliefde over zijn onderzoek naar dialectgebruik en tweetaligheid, om tenslotte te constateren dat hijzelf ‘een andere taal’ spreekt dan zijn adressant. In ‘Thalassa’, ‘Een reisje naar Berlijn’ en het ongebundeld gebleven verhaal ‘De heuvel’ slaagt de hoofdfiguur er niet in zijn goede bedoelingen aan vriendin of vriend duidelijk te maken, wat leidt tot isolement en schuldgevoel. ‘Embryonaal’ is een monoloog van
| |
| |
een delirerende ziekenhuispatiënt, die verlangt naar een zuster (beide betekenissen van het woord zijn hier bedoeld): men zou kunnen zeggen dat in dit verhaal het communicatiemiddel van de taal zelf niet functioneert. Het titelverhaal is misschien het eerste waar liefde en macht als polariteit verschijnen: de protagonist, alweer een jongeman, fantaseert hoe hij een belediging hem door een meisje aangedaan via een foltering kan wreken: hij wil dus vanuit zijn machtspositie de liefde - die daarmee onderworpenheid wordt - afdwingen.
| |
Thematiek
Geklemd tussen liefde en macht zitten de hoofdpersonen van de verhalen uit Christel is dood (in velerlei opzichten verwant met Folteren en andere obsessies) en meer nog die van de roman Twee overkanten, tot dusver zeker Hartkamps belangrijkste werkstuk op het gebied van het fictionele proza. De roman draait om de belevenissen van Erik Cupido, afkomstig van het eiland Terschelling (waar de naam zeer courant is; uiteraard is hij hier óók symbolisch), die een erotische relatie heeft met zijn zusje Lotte, maar in zijn studieplaats Amsterdam een nieuwe liefde ontmoet; hij raakt gefascineerd door een overbuurmeisje, dat hij voor zichzelf Susanna noemt, maar dat in feite Sylvia blijkt te heten. De titel dient men dus in de eerste plaats letterlijk te nemen (beide meisjes bevinden zich immers aan een overkant), maar hij is ook anders te interpreteren. In de eerste plaats zijn de twee vormen van liefde elkaars tegenpolen. Eriks relatie met zijn zusje is incestueus; Lotte staat hem letterlijk te zeer na; de liefde voor Susanna/Sylvia is, aanvankelijk tenminste, van platonische aard: zij is zijn ‘verre geliefde’. Op het moment dat Erik in zijn Amsterdamse liefde het geestelijke en lichamelijke aspect probeert te combineren, ontdekt hij dat niet hijzelf, maar Sylvia degene is geweest die hun relatie heeft geregisseerd. Ook in zijn verhouding tot Lotte is Erik eigenlijk altijd de mindere geweest. Hij staat dus niet aan de machtskant, maar aan die van de machteloze liefde. Ook in die zin blijkt hij zich dus aan ‘twee overkanten’ te bevinden.
| |
Ontwikkeling
Er lopen lijnen van deze roman naar Hartkamps twee toneelstukken. In De vuurdoop, dat de geschiedenis van de zestiende-eeuwse Wederdopers in Amsterdam ten tonele brengt (met duidelijke verwijzingen naar contemporaine bewegingen als
| |
| |
die van Provo of de krakers), staan machtsconflicten binnen een groep centraal. In Twee zwarte zwanen, één lange monoloog, is het conflict geïnternaliseerd: de wereldberoemd geworden humanist Rudolf Agricola, geconfronteerd met het ‘wonderkind’ Erasmus, wordt gedwongen tot een uitvoerig zelfonderzoek; aan het einde daarvan komt hij tot de conclusie dat hij altijd op instigatie van anderen dingen heeft gedaan om vooruit te komen, ‘machtig’ te worden. Het lijkt echter nog niet te laat om een ‘daad van liefde’ te verrichten: hij wil een belofte, gedaan aan zijn (half)zusje, met wie hij een verhouding heeft gehad, inlossen door voortaan, behalve in het Latijn, ook in de moedertaal te schrijven. De taal komt ons hier te hulp en maakt duidelijk dat ‘moeder’, ‘zuster’ en ‘taal’ op dieper niveau met elkaar samenhangen en onder één noemer, ‘liefde’, gebracht kunnen worden - de parallel met het verhaal ‘Embryonaal’ is duidelijk. Het ligt dan voor de hand dat de (vaak opvallend onzichtbaar blijvende) vaderfiguren te relateren zijn aan het begrip ‘macht’. Voor Vestdijkianen zijn dat juist door de exegetische commentaren van Hartkamp zelf inmiddels bekende geluiden geworden.
| |
Stijl / Traditie
Is Hartkamp dus thematisch in een voortdurende emulatie met Vestdijk gewikkeld, stilistisch is hij heel andere wegen gegaan. Folteren en andere obsessies wordt gekenmerkt door een stacca-to-achtige stijl, die niets heeft van de gecompliceerde periodenbouw van Vestdijk, maar veel meer lijkt op die van Bordewijk in Bint of Blokken. En al is die stijl duidelijk geëvolueerd in de richting van minder kortademig proza in Christel is dood en Twee overkanten, nog altijd zijn, om met Martin Ros te spreken, ‘Hartkamps zinnen gemiddeld korter dan die van elke andere Nederlandse auteur’. Dat heeft ongetwijfeld te maken met Hartkamps fascinatie voor de toneeldialoog, die hij door zijn vele vertalingen in de jaren zeventig onder de knie heeft gekregen.
| |
Techniek
Hiermee zijn we op een ander opvallend en eenheid constituerend element van Hartkamps werk gekomen: zijn voorkeur voor het doorbreken van genregrenzen. In zijn recensie op Twee overkanten heeft Wam de Moor erop gewezen dat in Folteren en andere obsessies verhalen voorkomen met een sterk es- | |
| |
sayistische inslag, die in het latere tijdschrift De Revisor niet zouden hebben misstaan. Het toneelstuk Twee zwarte zwarten, zoals gezegd een monoloog, kan heel goed als een ik-novelle gelezen worden, terwijl omgekeerd hele gedeelten uit Hartkamps roman als toneeltekst zouden kunnen gelden. Hartkamps kritieken uit zijn NRC-periode naderen door hun grondigheid en omvang de limieten van het essay (terecht zijn enkele ervan dan ook in verzamelbundels opgenomen). Zijn Vestdijkessays zijn, onder meer door de volledige verwerking van de secundaire literatuur en het dikwijls uitvoerige notenapparaat, bijna wetenschappelijke artikelen. Opgemerkt kan nog worden dat Hartkamp zelf in de inleiding van Verhalen na '60 de vermenging van genres als kenmerk van veel modern proza had gesignaleerd.
| |
Relatie leven/werk
Traditie / Verwantschap
Op het eerste gezicht is Hartkamps werk allesbehalve autobiografisch - tegen de faciele exploratie van jeugdleed heeft hij zich trouwens duidelijk uitgesproken. Toch is dat maar schijn. Een duidelijk zelfportret van de auteur vindt men bij voorbeeld in de figuur van Erik Cupido, wiens naam niet alleen naar het thema van de vermenging van macht en liefde verwijst (Erik betekent ‘meester van de wet’), maar ook naar die van Hartkamp zelf - die eveneens van Friesland naar Amsterdam heen en weer pleegt te reizen. In ieder geval heeft de ‘biografische persoon’ Hartkamp met zijn personages gemeen dat hij het conflict niet uit de weg gaat. Dat blijkt uit de felle, persoonlijke toon van zijn Vestdijkessays, maar meer nog uit zijn frontale aanvallen op instituties of personen die zijn woede hebben opgewekt. Een mooi voorbeeld daarvan is de open brief ‘Beste Poll’, waarin de NRC-redacteur om zijn recensiebeleid duchtig wordt gehekeld. Als polemisch essayist is Hartkamp schatplichtig aan Du Perron en W.F. Hermans, met wie hij ook thematisch een en ander gemeen heeft (het belang van de zusterfiguur). Voorts zou de naam van Jeroen Brouwers hier genoemd kunnen worden; over diens verhalen schreef hij zelf een boeiende, thematische verbanden leggende beschouwing.
| |
Kritiek
De receptie van Hartkamps werk is tot dusverre nogal gevarieerd. Zijn eerste bundel werd, op enkele uitzonderingen na, door de critici goed ontvangen. Er was lof voor het intellectueel
| |
| |
gehalte van de verhalen (Willem G. van Maanen), terwijl de beknoptheid door sommigen wel (Peter van Eeten), door anderen niet zo erg (Pim Lukkenaer) functioneel werd bevonden. Over Christel is dood en Twee overkanten liepen de meningen uiteen van ‘pretentieus en wollig’ (De Rover) tot ‘knap en helder’ (De Moor). Het toneelwerk kreeg vrij veel belangstelling, meestal in positieve zin.
| |
Publieke belangstelling
Het grootste succes evenwel boekte Hartkamp als Vestdijkspecialist. Zijn editie van de Verzamelde gedichten, waarvoor hijzelf een nieuw systeem had uitgedacht, is zeer geprezen. Zijn eerste grote artikelen op het gebied van de Vestdijkstudie, zoals het titelessay van zijn bundel, hebben niet die respons gebracht die Hartkamp zich ervan had voorgesteld (zie de wat knorrige inleiding van Identificatie en isolement), maar nu, zoveel jaren later, blijkt dat de invloed ervan op een serie van nieuwe Vestdijkspecialisten moeilijk onderschat kan worden. Misschien is het wel zo dat zijn succes in deze richting de waardering voor zijn andere werk eerder belemmerd dan bevorderd heeft. De titel die Jaap Goedegebuure aan zijn recensie van Christel is dood en Twee overkanten meegaf, ‘Een letterkundige wil hogerop’, zou een bij bepaalde critici bestaande vooringenomenheid tegenover Hartkamp als creatief schrijver wel eens goed kunnen weergeven.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Vertalingen zijn in deze bibliografie niet opgenomen; van ongebundelde publikaties alleen degene die in de biografie en/of de kritische beschouwing zijn genoemd.
Martin Hartkamp, De kritiek en Het genadeschot. In: Merlyn, jrg. 3, nr. 4, juli 1965, pp. 253-267, E. |
Verhalen na '60. Samengesteld en ingeleid door Martin Hartkamp, Amsterdam 1967, Polak & Van Gennep, NB/Bl. |
Martin Hartkamp, Folteren en andere obsessies. Den Haag 1970, Bert Bakker, NB. |
Martin Hartkamp, De heuvel. In: Soma, jrg. 3, nr. 20/21, 1972, pp. 14-19, N. |
S. Vestdijk, Verzamelde gedichten, 3 dln. Verzorgd en geannoteerd door Martin Hartkamp. Amsterdam/Den Haag 1971 [1972], Athenaeum-Polak & Van Gennep / Bert Bakker / De Bezige Bij / Nijgh & Van Ditmar, Teksteditie. (aangevulde herdruk 1987) |
Martin Hartkamp, Christel is dood. Amsterdam 1981, Bert Bakker, NB/T. |
Martin Hartkamp, Twee overkanten. Amsterdam 1982, Bert Bakker, R. |
Martin Hartkamp, Over de affaire Mulisch. In: Hans Dütting (samenst.), Over Harry Mulisch. Kritisch Nabeeld. Baarn 1982, pp. 126-130, E. |
S. Vestdijk, Wanneer mijn vader sterft, laat mij dan staan. Een bloemlezing uit zijn gedichten, samengesteld en ingeleid door Martin Hartkamp. Amsterdam 1982, Bert Bakker, Bl. |
Martin Hartkamp, De vuurdoop. Amsterdam 1983, International Theatre Bookshop / Haagse Gomedie, T. |
Martin Hartkamp, Twee zwarte zwanen. Groningen 1985, Provincie Groningen / Noordelijk Theater De Voorziening, T. |
Martin Hartkamp, Verrassende novellen van Jeroen Brouwers. In: Hans Dütting (samenst.), Over Jeroen Brouwers. Kritische Motieven. Baarn 1987, pp. 56-58, E. |
Martin Hartkamp, Beste Poll. In: Het Oog in 't Zeil, jrg. 5, nr. 2, 1987, pp. 12-15, E. |
Martin Hartkamp, Identificatie en isolement. Een visie op Vestdijk. Amsterdam 1988, Bert Bakker, EB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
C. Buddingh', Van subjectief naar objectief. In: Algemeen Dagblad, 8-6-1968. (over Verhalen na '60) |
R.A. Cornets de Groot, Vertelt een verteller? In: De Gids, jrg. 131, nr. 9/10, 1968, pp. 301-303. (over Verhalen na '60) |
Peter van Eeten, Folteren en andere obsessies. In: NRC, 13-10-1970. |
Willem G. van Maanen, Bloemlezer Martin Hartkamp komt nu met eigen verhalen. In: Utrechtsch Nieuwsblad, 18-12-1970. (over Folteren en andere obsessies) |
Fernand Handpoorter, Folteren met gevoel. In: Elseviers Literair Supplement, 16-1-1971. |
Pim Lukkenaer, Het hikken van Hartkamp. In: Vrij Nederland, 23-1-1971. (over Folteren en andere obsessies) |
Jan Kuijper, Vestdijks Verzamelde gedichten. In: Spektator, jrg. 3, nr. 1, september 1973, pp. 37-43. (over editietechnische aspecten) |
Henk Egbers, De kritische verbeelding van Martin Hartkamp. In: De Stem, 25-7-1981. (over Christel is dood) |
Wim Sanders, Tussen ernst en ironie. In: Het Parool, 31-7-1981. (over Christel is dood) |
Martin Ros, Van boeken bezeten. In: Boekblad, 21-8-1981. (interview) |
Jaap Goedegebuure, Een letterkundige wil hogerop. In: Haagse Post, 27-2-1982. (over Christel is dood en Twee overkanten) |
Douwe de Vries, Martin Hartkamp: Twee overkanten. In: Friesch Dagblad, 13-3-1982. |
Frans de Rover, Woorden, woorden, woorden. Twee nieuwe boeken van Martin Hartkamp. In: Vrij Nederland, 27-3-1982. (over Christel is dood en Twee overkanten) |
Ab Visser, Proza van Martin Hartkamp, Jean-Paul Fransens en F. Bordewijk. In: Leeuwarder Courant, 27-3-1982. (onder andere over Twee overkanten) |
Rob Schouten, Een nieuwe lente, geen nieuw geluid. In: Trouw, 29-4-1982. (onder-andere over Twee overkanten) |
Herman Leys, Patstelling. In: De Standaard, 7-5-1985. (over Twee overkanten) |
Hans Warren, Magie en wichelarij: tweemaal Martin Hartkamp. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 12-6-1982. (over Christel is dood en Twee overkanten) |
Ruud Gortzak, Er is geen respect meer voor de tekst In: De Volkskrant, 25-3-1983. (interview naar aanleiding van De vuurdoop) |
Kester Freriks, Ruzie maken ligt ons niet: Martin Hartkamp over zijn toneeldebuut. In: NRC Handelsblad, 1-4-1983. (interview naar aanleiding van De vuurdoop) |
Coos Versteeg, ‘Bij toneel is het woord vlees geworden’. In: Haagsche Courant, 1-4-1983. (interview naar aanleiding van De vuurdoop) |
H. van den Bergh, Vuurdoop: deels geslaagd. In: Het Parool, 5-4-1983. |
Ruud Gortzak, De vuurdoop af en toe bijna stuitend statig. In: De Volkskrant, 5-4-1983. |
Pieter Kottman, Haagse Comedie mist hartstocht in stoffig stuk over Wederdopers. In: NRC Handelsblad, 5-4-1983. (over De vuurdoop) |
Rob Schouten, Feest der herkenning. In: De Revisor, jrg. 10, nr. 3, juni 1983, pp. 74-77. (onder andere over de relatie tussen Twee overkanten en werk van Vestdijk) |
Johan van Ommen - Lizet Penson, Prisma Uittreksel Boek. Utrecht/Antwerpen 1984, pp. 103-109. (samenvatting en analyse van Twee overkanten) |
Pieter de Groot, Mens achter geleerde tot leven gewekt. In: Leeuwarder Courant, 30-10-1985. (over Twee zwarte zwanen) |
Michaël Zeeman, ‘Als ik gedenk...’: Hartkamp over Agricola. In: Leeuwarder Courant, 11-4-1986. (interview naar aanleiding van Twee zwarte zwanen) |
Wam de Moor, Een voyeur in de val tussen twee overkanten. In: Wam de Moor, Deze kant op. Amsterdam 1986, pp. 135-139. (over Twee overkanten) |
C.L. Heesakkers, Een humanist voor het voetlicht. In: Hermeneus, jrg. 58, 1986, pp. 208-211. (over Twee zwarte zwanen) |
| |
| |
Martin Ros, Vestdijk had ook een groot componist kunnen worden. In: Hervormd Nederland, 22-10-1988. (over Hartkamp als Vestdijkspecialist) |
Maarten 't Hart, Een verliefde leucocyt. In: NRC Handelblad, 11-11-1988. (onder andere over Identificatie en isolement) |
Rudi van der Paardt, Vestdijk als dichter. In: Vestdijkkroniek, nr. 61, 1988, pp. 49-53. (onder meer over Hartkamps bemoeienissen met Vestdijks poëzie) |
33 Kritisch lit. lex.
mei 1989
|
|