| |
| |
| |
Arnon Grunberg
door Ton Brouwers
1. Biografie
Arnon Yasha Yves Grunberg werd geboren op 22 februari 1971 te Amsterdam. Zijn uit Berlijn afkomstige joodse ouders, Hermann Grünberg en Hannelore Klein, hebben ternauwernood de Tweede Wereldoorlog overleefd. Samen met zijn acht jaar oudere zus groeide hij op in de Rivierenbuurt. Hij bezocht de Montessori lagere school en kwam tot zijn vijftiende regelmatig in de synagoge. Zijn middelbare school, het Vossiusgymnasium, heeft hij in 1988 voortijdig verlaten. Hij wilde vervolgens acteur worden, maar werd niet toegelaten op de toneelschool. Wel heeft hij rond 1990 kleine rollen in promotiefilms gehad. Hij werkte eveneens een paar jaar op een kantoor en heeft geprobeerd een uitgeverij op te zetten.
Als schrijver had Grunberg al snel meer succes. Na enkele in eigen beheer uitgegeven teksten, verscheen zijn eerste bundel toneelwerk en kort proza in 1993, onder de verzameltitel De dagen van Leopold Mangelmann / Brief aan M / Schoonheid en bier. Een jaar later volgde zijn debuutroman Blauwe maandagen.
In januari 1995 verhuisde de auteur naar New York, waar hij nog steeds woont. Sindsdien heeft hij met grote regelmaat in NRC Handelsblad gepubliceerd: ingezonden brieven, artikelen, essayistische boek- en filmbesprekingen en diverse columns/feuilletons. Ook schreef hij talloze kortere reeksen voor dit dagblad, deels meer journalistiek van karakter. Hij heeft eveneens meegewerkt aan De Gids, Tirade, Hollands Maandblad, De Tweede Ronde, Armada, Optima en vele andere (literaire) tijdschriften. Sinds 1994 schrijft hij onder de naam Yasha een
| |
| |
column in de VPRO Gids en levert hij bijdragen voor het VPRO-radioprogramma De avonden. Onder de naam ‘De mailbox van Arnon Grunberg’ verschijnt vanaf 2001 een brievenrubriek in Humo (later ook in Het Parool).
Grunbergs werk is veelvuldig bekroond. Voor Blauwe maandagen kreeg hij de Rabobank Lenteprijs voor Literatuur 1994, de Anton Wachterprijs van dat jaar en het Gouden Ezelsoor, de prijs voor het bestverkochte literaire debuut. Het boek is inmiddels in ruim een dozijn talen beschikbaar, onder meer het Engels, Deens, Duits, Spaans, Japans en Italiaans. Ook veel van zijn andere romans zijn in meerdere talen voorhanden. Grunberg ontving voor De troost van de slapstick het Charlotte Köhler-stipendium 1999, voor Fantoompijn de AKO Literatuurprijs 2000, voor De mensheid zij geprezen de Gouden Uil 2002, voor De asielzpeker de AKO Literatuurprijs 2004 en de F. Bordewijkprijs 2004, voor Tirza de Libris Literatuurprijs 2007 en De Gouden Uil 2007.
Op basis van Figuranten (1997) schreef Grunberg een toneelversie die in het voorjaar van 1999 werd opgevoerd. Ook van De heilige Antonio (1998, het boekenweekgeschenk van dat jaar) en De asielzoeker zijn bewerkingen voor toneel uitgevoerd.
Grunberg heeft ook gebruikgemaakt van het heteroniem/pseudoniem Marek van der Jagt. Diens romandebuut, De geschiedenis van mijn kaalheid, werd bekroond met de Anton Wachterprijs 2000.
In 2004/2005 presenteerde Grunberg het kunstprogramma RAM voor de VPRO-televisie. In 2005 was hij gastschrijver aan de Technische Universiteit Delft, een rol die hij in 2008 eveneens heeft vervuld aan de Universiteit Leiden. In 2007 en 2008 heeft hij in samenwerking met de Volkskrant schrijfworkshops voor Nederlandse militairen verzorgd. In 2008 is hij gestart met een rubriek in Vrij Nederland waarin hij vragen van lezers beantwoordt.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
In zijn romans, toneelstukken en beschouwingen geeft Arnon Grunberg op een rustige, ongekunstelde en humoristische wijze uitdrukking aan de absurditeit van het bestaan. Zijn boeken gaan over de willekeur en de onafwendbare vergeefsheid van het menselijk streven. Wat hem fascineert in mensen is hun groteske nietigheid. Zonder zichzelf buiten schot te houden stelt hij met vaste hand de gangbare, al snel sentimentele opvattingen over familie, ouders en kinderen, school, werk, liefde, ziekte, dood en collectieve identiteit ter discussie. Deze thematiek is organisch verweven met zijn levensvisie, stijl, literatuuropvatting en autobiografische benadering.
| |
Thematiek / Relatie leven/werk
In meer of minder gefictionaliseerde vorm komt Grunbergs eigen leven ruimschoots in zijn romans aan bod. Blauwe maandagen (1994) gaat over de belevenissen van Arnon Grunberg, een adolescente Amsterdamse jongen, afkomstig uit een joods milieu, die terugblikt op zijn prille leven. Hij is van school gestuurd, woont op kamers, brengt veel tijd door in cafés en restaurants en heeft af en toe een baantje. Zijn vader is na een slopende ziekte overleden en met zijn moeder, een overlevende van het concentratiekamp, onderhoudt hij een moeizame band. Uit nieuwsgierigheid naar seksualiteit bezoekt hij hoeren en ontvangt hij escortdames. In Figuranten (1997) fungeert Ewald Stanislas Krieg als Grunbergs alter ego. Hij is achttien jaar, woont in Amsterdam, wil acteur worden en lijkt ook qua uiterlijk op Grunberg. Samen met zijn vrienden Broccoli en Elvira probeert hij hogerop te komen in de wereld van film en theater, maar zonder succes. Broccoli en Elvira vertrekken naar Amerika en uiteindelijk verhuist ook Krieg naar New York, waar hij zich transformeert tot makelaar.
Ook ‘Elke dag zwaardvis’, zijn feuilleton in NRC Handelsblad over de belevenissen van een ober in een Amerikaans restaurant, sluit aan bij Grunbergs neiging om persoonlijke ervaringen als uitgangspunt te nemen voor zijn fictie. Het gaat hem er daarbij vooral om het spel met rol en vermomming, de spanning tussen werkelijkheid en fictie uit te buiten. Net zoals de hoofdpersoon in The Confidence Man van Herman Melville, die
| |
| |
op niet aflatende wijze met het vertrouwen van zijn omgeving solt, stelt Grunberg het onbetrouwbare en dubbelzinnige karakter van identiteit en waarneming ter discussie. In zijn opvatting is overigens alle autobiografie noodzakelijk fictief. Een praktische motivatie voor zijn autobiografische benadering is dat juist details die belangrijk zijn in de beschrijving van situaties, volgens hem niet verzonnen kunnen worden. Het veelvuldig teruggrijpen op eigen ervaringen draagt bovendien bij tot het ongedwongen en persoonlijke karakter van zijn romans.
| |
Visie op de wereld
Uit Grunbergs werk spreekt een fundamenteel wantrouwen ten opzichte van alles wat maar enigszins riekt naar illusie, belofte, sentiment of ideaal. Zijn boeken verraden een huiver voor de valse schijn, de misplaatste verwachting, de kleine leugen en het ogenschijnlijk normale gedrag van mensen. Zo is het voor Ewald Krieg een probleem ‘dat er altijd wel iemand in je leven verschijnt van wie je stiekem wat gaat verwachten’ (p. 38). In zijn omgang met mensen kiest hij voor distantie, want hij weet dat er geen hartstocht mogelijk is zonder bedrog. Krieg heeft vooral oog voor wat er mis kan gaan. Wanneer hij over straat loopt en alleen maar jonge, gezonde, vrolijke mensen om zich heen ziet, bedenkt hij: ‘Hoe jonger, gezonder en vrolijker de mensen, hoe groter mijn vrees voor hen’ (p. 27). Hij weigert zich te laten verleiden door hun onschuldige uitstraling.
Daarnaast stelt Grunberg in zijn werk het geloof in autoriteit en de vanzelfsprekendheid van respect grondig ter discussie. In Blauwe maandagen neemt de hoofdpersoon voortdurend een minachtende houding aan tegenover dokters, psychologen en docenten en volwassenen in het algemeen; hij speelt een spel met mensen, omdat hij het gevoel heeft dat zij ook een spel met hem spelen. Hij toont weinig eerbied voor zijn doodzieke vader, voor de shoah of voor het collectieve joodse verleden. Met evenveel gemak kan hij daarentegen het ‘eigen armzalige leven’ opvatten als iets ‘dat al begonnen was te stinken nog voor het goed en wel begonnen was’ (p. 251). De meest nihilistische visie brengt Grunberg onder woorden in Kom liefje, mijn beste vrienden walgen van me (1996), een dialoog over liefde en leven. We zouden gelukkiger zijn, vindt de een, als ‘we allemaal
| |
| |
door rioolbuizen mochten kruipen’, terwijl de ander van mening is dat ‘als je maar lang genoeg doorgaat met leven [...] alles weerzinwekkend’ wordt. Alles negeren is volgens hen de beste levensfilosofie.
In Grunbergs boeken is het bestaan een ontluisterende aangelegenheid. Voor de hoofdpersoon van Blauwe maandagen zijn mensen zo vervangbaar als een plastic tas; al op jonge leeftijd heeft hij ontdekt dat het leven de draak steekt met de mens en dat hem niets anders rest dan ‘de schaarse vrolijke momenten’ uit te buiten. Voor Krieg, Broccoli en Elvira, de drie titelpersonages uit Figuranten, lijkt op een zeker moment het leven dat zij het liefste willen leiden binnen handbereik. Krieg verlangt naar waardigheid en ongenaakbaarheid. Maar de roman biedt geen enkele aanleiding om aan te nemen dat waardigheid of het gedroomde leven ooit werkelijk in het verschiet ligt. Wanneer Krieg in New York woont, beschouwt hij het als zijn belangrijkste levenstaak om te voorkomen dat één bepaalde fantasie werkelijkheid wordt, namelijk de fantasie van zelfmoord.
| |
Stijl / Techniek
De enige manier om deze ontnuchterende kijk op mens en wereld te relativeren biedt de humor, die bij Grunberg zelden langer dan een bladzijde op zich laat wachten. Het besef van uitzichtloosheid en de relativering ervan grijpen voortdurend, vaak bijna onzichtbaar, in elkaar. Hij bereikt dit effect door technieken toe te passen als contrast, ironie, herhaling, overdrijving en vooral understatement. Wanneer bijvoorbeeld in Van Palermo naar San Francisco (1996), een toneelstuk over vergeefse hoop op een beter leven, iemand vertelt dat haar moeder in Zwitserland onder de trein is gaan liggen, is de korte reactie van een ander: ‘Mooi land’ (p. 153). Het wemelt in Grunbergs boeken van dergelijke sarcastische momenten. Grunberg en Krieg, in respectievelijk Blauwe maandagen en Figuranten, voorzien de handeling voortdurend van uiterst droog commentaar en de keuze voor dit afstandelijke, antisentimentele vertelperspectief is essentieel voor het humoristische gehalte van die romans. Een enkele keer
is een geestig bedoelde wending te dik aangezet of te olijk, maar zelfs dat wordt vaak al weer geïroniseerd.
Behalve door een soms meedogenloze humor en door luchtige
| |
| |
ironie wordt de stijl van Grunberg gekenmerkt door een soepel en helder taalgebruik zonder opsmuk. Het veelvuldige gebruik van korte scènes, spitse dialogen en eenvoudige zinnen leidt tot lichtvoetig proza dat natuurlijk aandoet. De retrospectieve, grotendeels chronologische vertelwijze draagt bij tot het tragikomische effect van Grunbergs romans. De spanning is niet vervat in het verhaal dat verteld wordt, noch in de onderwerpen of de verhaalstructurering, maar ligt besloten in taal en ritme van het proza zelf.
| |
Publieke belangstelling
De belangstelling voor Grunbergs werk is uitzonderlijk groot. Als gevolg van interviews op de tv en in de landelijke pers, maar ook door zijn polemische aanwezigheid in de media (in columns en ingezonden brieven), is er in korte tijd al een publiek imago van hem ontstaan dat enigszins doet denken aan het controversiële beeld dat W.F. Hermans van zichzelf wist op te roepen. Zo wijdde de VPRO-televisie een programma aan Grunbergs leven in New York (13-4-1997) en was zijn kritische reactie op de bespreking van Figuranten in NRC Handelsblad voorpaginanieuws in het dagblad Trouw (9-5-1997). Zijn romans zijn literaire bestsellers en met name de tweede werd in de belangrijkste landelijke en regionale dag- en weekbladen onmiddellijk en veelal door toonaangevende recensenten besproken.
| |
Kritiek
De critici beoordelen zijn werk overwegend positief. Jaap Goedegebuure en Doeschka Meijsing getuigen zelfs van groot enthousiasme, vooral om Grunbergs soepele stijl en zijn fijnzinnige verweving van ernst en humor. Toch zijn er ook critici die kanttekeningen plaatsen bij zijn romans, omdat deze onevenwichtig van opbouw zouden zijn, overbodige of saaie scènes zouden bevatten, of omdat Grunberg zijn emotionele afstandelijkheid te ver zou doorvoeren.
| |
Verwantschap / Traditie
Blauwe maandagen en Figuranten kunnen geplaatst worden in de traditie van de adolescentie- of Bildungsroman, al moet wel worden aangetekend dat zijn personages eerder blijk geven van anti-Bildung: ze belichamen een sceptische, zo niet cynische houding ten opzichte van de mogelijkheid tot innerlijke, intellectuele of maatschappelijke groei en ontwikkeling. In meer algemene zin is Grunbergs werk al herhaaldelijk vergele- | |
| |
ken met dat van anderen, en niet de minsten.
Binnen de Nederlandse literaire context zijn er lijnen te trekken naar het eenvoudige, illusieloze proza van Elsschot en Nescio. Zo hebben Krieg en Broccoli in Figuranten wel iets van de personages in ‘Titaantjes’ en lijkt de vader van Broccoli regelrecht te zijn weggelopen uit Villa des Roses. Net als Nescio en Elsschot, en ook auteurs als W.F. Hermans en Gerrit Komrij, slaagt Grunberg erin een volstrekt eigen wereld aan de Nederlandse literatuur toe te voegen en dit is vooral te danken aan de tragikomische stijl van zijn romans en zijn polemische houding.
Er is bovendien een aantal Noord-Amerikaanse auteurs dat met zijn werk in verband kan worden gebracht, al is het alleen maar omdat hij zelf diverse malen naar hun romans en verhalen heeft verwezen. Hierbij kan worden gedacht aan J.D. Salinger (diverse verhalen en vooral The Catcher in the Rye, 1951), Philip Roth (Goodbye, Columbus, 1959 en Portnoy's Complaint, 1969) en Jerzy Kosinski (Being There, 1971). De verwantschap met Grunberg schuilt vooral in de literaire gedrevenheid, de onderkoelde belangstelling voor de tragiek van het bestaan en de bijzondere kwaliteit van het realistische proza van deze auteurs.
| |
Thematiek
Deze band met de Amerikaanse literatuur wordt nog eens onderstreept doordat Grunberg De heilige Antonio (1998) en Fantoompijn (2000) in New York heeft gesitueerd. Beide romans spelen zich hoofdzakelijk af in het emigrantenmilieu van die stad. Ze gaan over het verlangen naar een toekomst, een volgend leven, een leven dat past en, bij het uitblijven van dat alles, het verlangen om te verdwijnen. In dit opzicht heeft de bravoure van de jeugdige personages in Figuranten plaatsgemaakt voor een schrijnend besef van uitzichtloosheid - voor gekte en waanzin. Aan het einde van De heilige Antonio steekt Kirstin, de Kroatische, uit wanhoop een man dood in Central Park. Tegen de media zegt zij bij haar volle verstand te zijn en de doodstraf te willen krijgen, maar de lezer heeft dan al weet van haar voorgeschiedenis, van haar leven als een volstrekt eenzame verloren jonge vrouw die niet kan ontsnappen aan het haar ten deel gevallen bestaan als prostituee en die - het slachtoffer geworden van haar eigen waanvoorstellingen - enkel nog, zoals ze zegt, als een lama door de bergen wil rennen.
| |
| |
Is de tragische Kroatische feitelijk een bijfiguur in deze roman over de illegale emigrantenfamilie van Raffaella Andino en haar twee zoons, in Fantoompijn is een Kroaat de centrale figuur die aan het slot doordraait en op een Italiaans strand met een mes begint te zwaaien. Deze Robert Mehlman is een tweederangs schrijver die tegen het einde van zijn carrière met een kookboek weliswaar een wereldwijde bestseller schrijft, maar dan al zozeer in de ban van zijn vertekende werkelijkheidsbesef leeft, dat dit succes voor hem eigenlijk de normaalste zaak van de wereld is. Zijn hele leven, dat hij grotendeels in New York doorbrengt, heeft hij door toneel te spelen willen ontsnappen aan zijn afkomst, zijn huwelijk met een psychotherapeute, en ook aan zichzelf. Hij is een man van affaires met andere vrouwen, iemand die met zeven creditcards op zak niet bang is voor schulden en zegt geen emoties te kennen. Toch is hij op zeker moment moe van alles, van zijn vrouw, zijn schulden en deadlines. Hij zou het liefst gewoon verdwijnen, iets wat hem jaren later op een Italiaans strand op groteske wijze lukt: pas als hij de controle over zijn waangedachten kwijt is en geen onderscheid meer kan maken tussen zijn daden en zijn voorstellingen, wordt hij door de werkelijkheid tot de orde geroepen.
| |
Techniek / Ontwikkeling
Naarmate het werk van Grunberg in omvang toeneemt, wordt de familiegelijkenis tussen zijn personages steeds duidelijker. Mehlman lijkt sterk op de vader van Broccoli in Figuranten en de vader van Arnon uit de debuutroman, Harpo heeft veel weg van zowel Arnon als Krieg, terwijl ook de jonge vrouwelijke personages (Raffaella, Elvira, Rosie, de Kroatische, Rebecca) en de verschillende moederfiguren in veel opzichten aan elkaar verwant zijn. Deze personages worden niet zozeer van buitenaf of door middel van diverse perspectieven beschreven, maar zij bouwen vooral op basis van hun dialoog zichzelf op, daarbij een handje geholpen door sturend commentaar van de verteller. Als gevolg hiervan zijn zij steeds dwingend aanwezig in het verhaal en behouden ze tegelijk een zekere ongrijpbaarheid. Daarnaast speelt in Grunbergs werk het spel rond de identiteit van auteur, verteller en personages een steeds grotere rol, wat eveneens bijdraagt aan de onderlinge verwevenheid van de romans. In Blauwe maandagen is sprake van een nauwe relatie tussen auteur,
| |
| |
verteller en hoofdpersoon, die alledrie dezelfde naam dragen. Verteller en hoofdfiguur Ewald Krieg uit Figuranten keert terug als bijfiguur in De heilige Antonio, waarin de broers Paul en Tito Andino optreden als verteller; hun verhaal, zo blijkt op de slotpagina, is door ‘A.G.’ vertaald en van een titel en motto's voorzien. Ook in Fantoompijn wordt gewerkt met de conventie van een gevonden manuscript, maar dan binnen het verhaal; het is een raamvertelling waarin Harpo, de zoon van Mehlman, zegt het levensverhaal van de vader tussen diens spullen te hebben aangetroffen.
In De geschiedenis van mijn kaalheid (2000) heeft deze literaire stoelendans zich uitgebreid naar de werkelijkheid buiten de roman, zoals blijkt uit de keuze voor de gefingeerde auteursnaam Marek van der Jagt. Deze roman past volledig in het zojuist geschetste beeld, met Marek als een aan Arnon, Krieg en Harpo verwante figuur in de rol van verteller; zijn verhaal heeft niet alleen het bekende tragikomische karakter, maar bezit ook in de ouders en de bijfiguren typische Grunbergpersonages. Marek is opgegroeid in Wenen, heeft daar de internationale school gevolgd en filosofie gestudeerd en is sindsdien - als een echte figurant - werkzaam als bijlesleraar, al heeft hij ook literaire ambities. De plot van deze roman draait rond zijn ontdekking van de geringe omvang van zijn geslachtsdeel, iets waarop hij op vijftienjarige leeftijd door twee Luxemburgse meisjes is geattendeerd. Het wordt een obsessie voor hem, die uiteindelijk tot zijn kaalheid zal leiden. Zijn ‘hilarische’ verhaal is gekoppeld aan het ‘tragische’ verhaal van het leven en de dood van zijn moeder, een excentrieke, flamboyante vrouw die qua karakter sterk aan Mehlman herinnert. Zij leefde ‘alsof de wereld van haar was, en ze deed er alles aan die illusie in stand te houden’. Zij was steeds bezig met het aanrichten van verwoestingen, met het vertekenen van de realiteit van anderen, ‘waarschijnlijk omdat de realiteit zonder enige vertekening ondraaglijk’ voor haar was. Mareks moeder had als grootste kwaliteit ‘haar afwezigheid’, haar eenzame rusteloosheid en geringe vermogen tot geluk, en aan het einde beseft ook haar zoon dat hij zich met dat aspect van zijn wezen moet verzoenen. Aldus behandelt het verhaal, volledig in de Weense traditie van de psychoanalyse,
| |
| |
Mareks ontdekking van de seksualiteit, de haat/liefderelatie met zijn moeder en zijn groei naar volwassenheid; volledig in de traditie van Grunberg gaat deze geschiedenis over het onvermogen en de nietigheid van de mens.
| |
Kunstopvatting
De visie van Grunberg op schrijven en literatuur sluit nauw aan bij deze steeds terugkerende levensvisie: hij koestert weinig illusies en etaleert bovenal een laconieke houding. Vooral in zijn beschouwingen in NRC Handelsblad naar aanleiding van het werk van anderen, deels verzameld in De troost van de slapstick (1998), gaat hij nader in op zijn opvattingen over literatuur. Schrijven is voor hem geen missie, maar eerder toeval, geen noodzaak, maar een ambacht. Al wijkt het dagelijks leven van een schrijver volgens Grunberg nauwelijks af van dat van een kantoorbediende, het schrijven zelf hoeft allerminst onavontuurlijk te zijn. Hij wijst in dit verband op het belang van plezier en spontaniteit, die mogelijk teniet zouden worden gedaan door het gebruik van strak omlijnde schema's of op voorhand uitgewerkte plannen. Dit gezichtspunt verklaart deels het rondcirkelende karakter van zijn werk. Het maakt weinig uit welke vorm Grunberg kiest, zijn taal, toon of thematiek is steeds herkenbaar. Zelfs zijn lyriek in Liefde is business (1999) herinnert eerder aan zijn eigen proza dan aan werk van andere dichters.
Literatuur bestaat voor Grunberg enerzijds als een zelfstandige werkelijkheid, als een domein van oplichterij, vermomming, vertekening. De literatuur richt zich primair op de uitbeelding van mensen en hun voorstellingen van de realiteit, die per definitie dubbelzinnig zijn. Ook ironie en zelfironie behoren altijd hand in hand te gaan: ‘Wie tot de conclusie komt dat de roman van bedrog, clichés en jacht op sentiment aan elkaar hangt, zal zijn eigen romans onschadelijk moeten maken’ (NRC Handelsblad, 6-12-1996). Anderzijds hecht hij waarde aan het kritisch vermogen van literatuur: ‘Het mooie aan schrijven vind ik dat je in literatuur pas de werkelijkheid ziet. In de echte wereld is de werkelijkheid afgedekt, [...] verdund, verdoezeld’ (Haarlems Dagblad, 30-3-1996). Het is de taak van de schrijver om datgene bloot te leggen wat mensen in hun hypocrisie, onnozelheid of goedbedoelde normaalheid in de dagelijkse omgang met elkaar verzwijgen of voor elkaar verborgen houden. Wie romans
| |
| |
schrijft, moet zich engageren met zijn personages en verder afstand nemen van de wereld, de anderen en zichzelf. De schrijver is een afwezige: ‘Hij moet leven alsof zijn leven eigenlijk al voorbij is en hij zich in een merkwaardige tussentijd bevindt’ (VPRO Gids, 17/23-7-1999).
| |
Thematiek
Gezien deze literatuuropvatting kwam het niet helemaal als een verrassing, toen Grunberg in mei 2002 formeel bevestigde dat hij zich achter de naam Marek van der Jagt verschool (‘Ik besluit dat het beter is mijn leugenachtig leven onder mijn eigen naam voort te zetten’). Samen met De geschiedenis van mijn kaalheid kan Van der Jagts Gstaad 95-98 (2002) als een tweeluik over moeder en zoon worden opgevat, waarbij laatstgenoemde roman - eveneens een freudiaanse ‘geschiedenis’ - laat zien hoe seksuele perversie het werkelijkheidsbesef van hoofdpersoon François Lepeltier regeert.
Al vroeg krijgt deze eenzelvige jongen het label ‘moeilijk opvoedbaar’ opgeplakt en mede door zijn al te intieme band met zijn moeder, die als kamermeisje in pensions werkt, raakt hij verstrikt in een schijnwereld. Gedwongen door de omstandigheden (zij steelt, hij geeft zich uit voor tandarts) moeten zij steeds weer op de vlucht, op zoek naar een ander leven onder een nieuwe naam. In Gstaad, waar Lepeltier als Bruno Ritter in de bediening bij hotel Palace werkt en zich bovendien als wijnkenner voordoet, wordt hij na een paar jaar ten slotte als geesteszieke ontmaskerd.
De roman leest als een psychopathologisch rapport op basis van gegevens van de patiënt: ‘Ik was degene geworden die ik eerst alleen nog maar speelde. En dat is de kern van het geluk. Mensen die niets kunnen worden, moeten worden wat ze spelen.’
Ook in Van der Jagts Monogaam (2002), een tekst die het midden houdt tussen verhaal en essay, is de ik-figuur - die Marek heet - geobsedeerd door zijn eigen psychologische spel met de buitenwereld, dat in zijn geval draait om lust, macht en ‘het beest Liebe’. Al vroeg heeft hij begrepen dat niemand van hem zal kunnen houden, maar door zich onderdanig op te stellen weet hij nochtans talloze vrouwen te veroveren. Wanneer dit telkens op niets blijkt uit te lopen, ziet hij in dat hij in ieder geval met zijn eigen eenzaamheid een ‘monogame relatie’ onderhoudt.
| |
| |
| |
Techniek / Thematiek
Grunbergs hoofdpersonages hebben allemaal last van hetzelfde probleem: ze zijn niet in staat aan hun eigen kleine werkelijkheid te ontsnappen. Al leiden ze ogenschijnlijk normale levens, ze hebben allemaal iets onaanzienlijks en vlak onder de oppervlakte loert de waanzin. Christian Beek, in De asielzoeker (2003), is een uit Amsterdam afkomstige vertaler van gebruiksaanwijzingen, die als ‘onopvallend burger’ met zijn partner in het Duitse Göttingen woont. De twee hebben weinig verwachtingen van elkaar en hun relatie stelt niet veel voor, maar Beck blijft bij haar, ook wanneer zij, nadat blijkt dat ze ernstig ziek is en nog maar kort zal leven, met een asielzoeker trouwt om hem aan een verblijfsvergunning te helpen. Ze heeft de neiging zich over ‘verworpenen’ te ontfermen en Beek behoort feitelijk eveneens tot die categorie: hij is een gevangene van zijn verleden, een eenzame, een vreemde voor zichzelf.
| |
Visie op de wereld
Net als in de eerdere romans is het wereldbeeld cynisch. Het leven is ‘weinig hoogstaand’, de ander is een hyena en moeten doorleven is een straf; ‘door god vervloekt’ gaat de mens op zoek naar het geluk, alleen omdat hij niets anders van belang te doen heeft. Beek is dan ook ‘de illusieloze die het eigen geluk heeft afgezworen’. Toen hij nog in het Israëlische Eilat woonde, stak hij een prostituee die hij bezocht spontaan een oog uit, en tot zijn eigen verbazing hoefde hij zich daarvoor niet bij de rechter te verantwoorden. Na de dood van zijn vrouw doet Beck geen moeite meer om het gevoel te onderdrukken dat zijn leven op een vergissing berust; deze overgave bezegelt zijn mentale bankroet.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
Vanaf Gunbergs debuutroman speelt joodse identiteit een rol van belang in zijn werk. In De joodse messias (2004) staat dit thema voor het eerst centraal. Deze roman is opgebouwd rond de uit Basel afkomstige Xavier Radek, een niet-jood die over het lijden wil leren en zich tot taak stelt om de joden troost te gaan bieden. Zijn rauwe levensverhaal laat zien dat hij het meent: hij laat zich besnijden, leert Jiddisch, gaat een relatie aan met de zoon van een rabbijn, verhuist naar Amsterdam en Israël, gaat in de gemeentepolitiek van Tel Aviv en wordt jaren later ook nog premier van het land. Hij ontpopt zich als een soort verlosser van het joodse volk, waarna het slecht met hem afloopt.
| |
| |
| |
Visie op de wereld / Techniek
Zijn bizarre verhaal zit vol ironische plotwendingen, nevenintriges en sarcasme, en vormt aldus een afrekening met iedere illusie omtrent het joodse leed en zelfbeeld, dan wel elk ander collectief of individueel zelfbesef: ‘Alle ambitie begint met de fantasie dat je iemand anders kunt zijn dan wie je bent [...]. Wie goed kijkt ziet dat we niet meer zijn dan werktuigen in handen van onze eigen fantasie.’ Ook in het essay Otto Weininger of Bestaat de jood? (2005) gaat de auteur, voor één keer nog eens onder het pseudoniem Marek van der Jagt, aan de hand van Weininger en Freud in op (joodse) identiteit als een constructie, en wel een bijzonder pijnlijke, want veelal door anderen bepaald.
| |
Techniek
De romans van Grunberg gaan uit van een gedeformeerd werkelijkheidsbesef bij de held van het verhaal; de intrige laat zien hoe dat probleem tot zijn morele aftakeling leidt. Dit krijgt op zeker drie manieren gestalte: de held blijft tegen beter weten in vasthouden aan een bepaalde illusie; het wordt duidelijk dat hij er niet in slaagt zijn gedrag te veranderen; en ook zijn verplaatsing naar elders leidt er niet toe dat hij kan ontkomen aan wie hij is. Zijn leven blijkt gaandeweg in de greep te raken van gefnuikte emoties betreffende schuld, ambitie, begeerte, jaloezie, intimiteit en/of seksualiteit; die emoties vinden naar het einde toe hun uitweg in een algeheel verlies van zelfcontrole.
| |
Thematiek
Op vergelijkbare wijze gaat in Tirza (2006) de opbouw van het hoofdpersonage naadloos over in de afbraak ervan. In deze roman keert de Amsterdamse uitgeverijredacteur Jörgen Hofmeester zich tegen Tirza, zijn jongste dochter en oogappel die op het punt staat het ouderlijk huis te verlaten. Hofmeester zelf, gescheiden en tegen zijn vervroegde pensioen aanleunend, is nooit helemaal degene geworden die hij wilde zijn, en hij heeft weinig ideeën over de toekomst die hem rest. Hij is een nerveus type en bang om afgewezen te worden. Gaandeweg blijkt zijn besef van de werkelijkheid verwrongen, zijn genegenheid voor zijn dochter problematisch en zijn angst voor de leegte groot. ‘Hoe beter je je eigen nietigheid doorziet, hoe menselijker je wordt,’ is een van de gememoreerde wijsheden, maar juist dit besef blijkt steeds minder haalbaar voor Hofmeester nu hij het gezag over zijn dochter gaat verliezen. Het boek handelt uiteindelijk over ‘de triomf van het beest’ in hem.
| |
| |
| |
Thematiek / Techniek
Het mensbeeld in de romans van Grunberg is aldus nauw verbonden met de middenklasse. Daarbij hoort een hang naar orde, zuiverheid en controle, alsmede de onderdrukking van alles wat daar mogelijk tegenin druist, wat in dit werk vooral een psychologische, psychoanalytische of psychiatrische invulling krijgt. De actualiteit of de recente geschiedenis komt soms even om de hoek kijken. Zo verschijnen in De asielzoeker door Irak op Israël afgevuurde scudraketten tijdens de Golfoorlog van 1991 en associeert Hofmeester in Tirza de vriend van zijn dochter met Mohammed Atta, de leider van de aanslagen van 11 september 2001. Maar dit soort verwijzingen vormen slechts een dun vernis op een verder zelfstandige verhaalwerkelijkheid, waarin aandacht voor politiek, samenleving of mondiale verhoudingen ondergeschikt blijft aan de wereld van de in zijn eigen beleving opgesloten (anti)held.
| |
Thematiek
In Onze oom (2008), gesitueerd in een niet nader aangeduid Zuid-Amerikaans land, woedt een strijd tussen leger en verzet. Deze vuistdikke roman, die bevestigt dat Grunberg steeds langer van stof wordt, heeft met majoor Anthony en Lina twee hoofdpersonages. De majoor neemt Lina als jong meisje onder zijn hoede, nadat haar beide ouders bij een huiszoeking zijn vermoord. Hij laat ook het meisje dood verklaren, en neemt haar stiekem mee naar huis als geschenk voor zijn vrouw, waarmee hij het probleem van hun kinderloze huwelijk denkt op te lossen. Net als Hofmeester is de majoor een in zijn verbeelding opgesloten burgerman. Hij vertelt geen verhalen aan anderen maar aan zichzelf, en vraagt zich angstvallig af of hij misschien toch een mislukkeling is.
De roman stelt vanaf het begin zijn morele handelen aan de orde (‘wie één regel overtreedt, overtreedt al snel een tweede’), en de majoor beseft te hebben gefaald, niet trouw te zijn gebleven aan zichzelf. Halverwege het boek ‘verdwijnt’ hij na een gevecht met het inheemse verzet, waarbij zijn peloton in de pan wordt gehakt. Dochter Lina, in menig opzicht zijn tegenpool, neemt het stokje van hem over. Ze maakt haar officieel dode status helemaal waar: ze is een non-personage, iemand zonder emotie of illusies, ze vertelt zichzelf geen verhalen en is daardoor onaantastbaar. Iedereen is vervangbaar in haar leven,
| |
| |
en na vele jaren en allerlei verwikkelingen komt zij ongeschonden uit de strijd die het bestaan is - vooralsnog tenminste, zoals de slotscène duidelijk maakt.
Overigens speelt ook Het aapje dat geluk pakt (2004) in Zuid-Amerika, in het Nederlandse diplomatieke milieu in Peru; voor dit verhaal heeft Grunberg aanzienlijk minder woorden nodig om de leegte van die wereld in beeld te brengen. Hoofdfiguur Jean Baptist Wamke, de inschikkelijke tweede man van de ambassade, moet wel ten onder gaan omdat hij naïef is en zich heeft laten verleiden. Omdat hij meende de sleur van zijn diplomatenbestaan te kunnen doorbreken, maakt hij geen kans tegenover het cynisch pragmatisme van de Nederlandse ambassadeur, die als bijfiguur in weinig woorden treffend tot leven komt.
| |
Ontwikkeling
Na vijftien jaar schrijverschap lijkt Grunberg alleen maar productiever te worden. Hij slaagt er steeds weer in om zijn samenhangende visie op leven en letteren in nieuwe personages, genres, formats en formuleringen gestalte te geven. Zo verschenen er in 2007 en 2008 in NRC Handelblad journalistieke reportages van zijn hand over conflicthaarden als Irak en Afghanistan, die vervolgens zijn gebundeld in Kamermeisjes en soldaten (2009). Hoewel zijn romans van na 2000 een negatiever mensbeeld laten zien, waarin morele kwesties betreffende pijn, lust en macht navranter op de voorgrond treden, is er amper sprake van een inhoudelijke koerswijziging. De onschuld en frivoliteit van de jongvolwassenen in het Amsterdam van Blauwe maandagen en Figuranten hebben plaatsgemaakt voor geweld, bruutheid en onpeilbaar leed in de latere romans (met de grote wereld als decor). Tegelijk laat ook in deze latere romans de humor, de slapstick of het groteske nooit lang op zich wachten.
| |
Kritiek
Deze continuïteit is voor sommige critici reden om het werk voorspelbaar te noemen, te zeer gebaseerd op een ‘maniertje’. Een tweede punt van kritiek heeft betrekking op Grunbergs beschouwend proza, dat minder waardering oogst en door sommigen vanwege de springerige betoogtrant ervan amper serieus wordt genomen. Anderzijds getuigen talloze besprekingen van zijn romans van groot respect. Zo karakteriseert Hans Warren Fantoompijn als ‘hardvochtige, briljante literatuur’ en vindt Hans
| |
| |
Goedkoop deze roman, in tegenstelling tot Grunbergs eerdere romans, ‘echt komisch’. Critici die het werk onvoorwaardelijk bewonderen lijken vooral gecharmeerd van de ironische levensopvatting en de stilistische souplesse. Inmiddels wordt Grunberg wel gezien als ‘dé schrijver van zijn generatie’. Terwijl menigeen Tirza als zijn meest evenwichtige roman beschouwt, bewijst Onze oom volgens Arjan Peters dat de auteur evenzeer in staat is een ‘behoorlijk vervelende roman’ te schrijven.
| |
Visie op de wereld / Traditie
Zelf verhoudt Grunberg zich vooral op kritische wijze tot de eigentijdse literatuur, waarbij hij er niet voor terugdeinst om vijanden te maken. In vileine brieven, deels gebundeld in Omdat ik u begeer (2007), steekt hij de draak met de ijdelheid en sentimentaliteit van collega-schrijvers. Deze plaagstootjes vormen hoofdzakelijk een illustratie van zijn eigen opvattingen over schrijven en de wereld, die behalve in de romans vooral helder tot uitdrukking komt in zijn beschouwingen over werk van klassieke auteurs, zoals Machiavelli en Stendhal. Laatstgenoemde bewondert hij bijvoorbeeld om diens beheersing van het ‘vergoelijkende understatement’.
De Mensheid zij geprezen (2001) is een creatieve variatie op Erasmus' Lof der zotheid. Hiermee plaatst Grunberg zich in de lange humanistische traditie van schrijvers die door middel van omkering, paradox, overdrijving en uitvergroting de medemens een spiegel voorhouden. Het huwelijk, om een voorbeeld te noemen, is voor hem een gruwelijke uitvinding, het verstand een fuik, oorlog een frisse wind en beschaving een vorm van verdoezelen. En de mens? ‘Voor zichzelf is hij niets, in ieder geval altijd te weinig.’
Vanuit deze visie is het niet verwonderlijk dat in de Gruribergbijbel (2005), zijn ‘literaire’ selectie van Bijbelfragmenten, Job en Prediker - ‘lucht en leegte, alles is leegte’ - als hoogtepunten figureren. Of dat hij de apocalyptische visioenen in de Openbaring van Johannes omschrijft als ‘heerlijk’. Deze Bijbelse voorkeuren onderstrepen het compromisloze karakter van zijn zelfopgelegde taak als schrijver. Die taak komt neer op het bouwen aan een literatuur die op luchtige wijze de hopeloosheid van de menselijke soort belicht.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Voor een vollediger bibliografie van Grunbergs werk tot 2008, zie Jos Wuijts (samenst), Bibliografie van het werk van Arnon Grunberg tot 2008, Leiden 2008.
A.Y. Grünberg, Geheim genootschap tegen westenwind. Amsterdam 1982, Yves, GB. |
Arnon Y. Grunberg, De Machiavellist. Een verantwoording in zeven liederen. De beschuldigde spreekt. Amsterdam 1990, Stichting Casimir, GC. |
Arnon Grunberg, De dagen van Leopold Mangelmann / Brief aan M/ Schoonheid en bier. Amsterdam 1993, Rothschild & Bach, Bibliotheek Rothschild & Bach 15, T/G/VB. (opgenomen in Amuse-gueule) |
Arnon Grunberg, Blauwe maandagen. Amsterdam 1994, Nijgh & Van Ditmar, R. Singel pocket; licentieuitgave: Vianen 1994, ECI; licentieuitgave: Den Haag 1995, Stichting Uitgeverij XL, nr. 064; licentieuitgave: Amsterdam 1998, Bulkboek, jrg. 27, nr. 257) (15e herziene druk: 1998; 22e druk: 2000.) |
Arnon Grunberg, Rattewit. Antwerpen/Amsterdam 1994, Bebuquin / International Theatre & Film Books, T. |
Arnon Grunberg, De dagen van Leopold Mangelmann / Kom liefie, mijn beste vrienden walgen van me / Van Palermo naar San Frandsco. Amsterdam 1996, International Theatre & Film Books, TB. |
Arnon Grunberg, Figuranten. Amsterdam 1997, Nijgh & Van Ditmar, R. (licentieuitgave: Den Haag 1998, Stichting Uitgeverij XL, nr. 365) |
Arnon Grunberg, De heilige Antonio. Amsterdam 1998, CPNB, R. |
Arnon Grunberg, De troost van de slapstick. Amsterdam 1998, Nijgh & Van Ditmar, EB. |
Arnon Grunberg, Het 14e Kippetje. Amsterdam 1998, Nijgh & Van Ditmar, T. |
Arnon Grunberg, Francesca Vongole. ‘but you are also very attractive whenyou don't drink’. New York 1998, Kunst Editions, Br. |
Arnon Grunberg, Liefde is business. Amsterdam 1999, Nijgh & Van Ditmar, GB. |
Arnon Grunberg, Fantoompijn. Amsterdam 2000, Nijgh & Van Ditmar, R. (licentieuitgave: Den Haag 2001, Stichting Uitgeverij XL, nr. 709; 10e druk: 2005, Singel pocket; licentieuitgave: Amsterdam 2006, AKO/Muntinga, AKO Literatuurprijsreeks 6) |
Desiderius Erasmus en Arnon Grunberg, Waarde Van Dorp; Geachte Erasmus. Brieven 1515-2000. Selectie en vertaling brief Erasmus door Harm-Jan van Dam. Amsterdam 2000, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Br. |
Marek van der Jagt, De geschiedenis van mijn kaalheid. Breda 2000, De Geus, R. (opgenomen in Ik ging van hand tot hand) |
| |
| |
Arnon Grunberg, De Mensheid zij geprezjen. Lof der zotheid 2001. Amsterdam 2001, Athenaeum - Polak & Van Gennep, E. (7e druk: 2003, Singel pocket) |
Arnon Grunberg, Amuse-gueule. Amsterdam 2001, Nijgh & Van Ditmar, T/VB. (2e druk: 2003, Singel pocket) |
Marek van der Jagt, Gstaad 95-98. Breda 2002, De Geus, R. (opgenomen in ik ging van hand tot hand) |
Marek van der Jagt, Monogaam. Amsterdam 2002, CPNB, E. (opgenomen in Ik ging van hand tot hand) |
Arnon Grunberg, Sterker dan de waarheid. De geschiedenis van Marek van der Jagt. Breda 2002, De Geus, EB. |
Arnon Grunberg, De asielzoeker. Amsterdam 2003, Nijgh & Van Ditmar, R. (licentieuitgave: 2006, AKO/Muntinga, AKO Literatuurprijsreeks 9) |
Arnon Grunberg, Nawoord. In: Stendhal, De Kartuize van Parma. Vertaling Theo Kars. Amsterdam 2003, Athenaeum - Polak & Van Gennep, Grote Bellettrie serie, pp. 603-608, E. |
Arnon Grunberg, Het aapje dat geluk pakt. Amsterdam 2004, De Bijenkorf, N. (2e druk: 2005, Nijgh & Van Ditmar) |
Arnon Grunberg, Grunberg rond de wereld. Amsterdam 2004, Nijgh & Van Ditmar, EB. |
Arnon Grunberg, De joodse messias. Amsterdam 2004, Vassallucci, (ook verschenen als Grote Jiddische Roman, Jiddische bibliotheek 13), R. (licentieuitgave: Den Haag 2006, Stichting Uitgeverij XL, nr. 1219; 4e druk: 2006, Rothschild & Bach; 5e druk: 2008, Lebowski) |
Arnon Grunberg leest Karel van het Reve. Keuze en inleiding Arnon Grunberg. Amsterdam 2004, Muntinga, Rainbow pocket 709, Bl. |
Grunbergbijbel Samenstelling, inleiding en commentaar Arnon Grunberg. Amsterdam 2005, Athenaeum - Polak & Van Gennep, Bl. |
Arnon Grunberg, De techniek van het lijden. Amsterdam 2005, Nijgh & Van Ditmar, EB. Marek van der Jagt, Otto Weininger of Bestaat de jood? [Z.pl.] 2005, Stichting Maand van de Filosofie, E. |
Angst overwint alles. De beste verhalen uit het nieuwe Europa. Samenstelling en inleiding Arnon Grunberg. Amsterdam 2005, Meulenhoff, Bl/E. |
Arnon Grunberg, Tirza. Amsterdam 2006, Nijgh & Van Ditmar, R. |
Arnon Grunberg, Onder de soldaten. Amsterdam 2006, Nijgh & Van Ditmar, EB. |
Arnon Grunberg, Omdat ik U begeer. Brieven 2001-2007. Bezorgd door Mark Schaevers. Amsterdam 2007, Nijgh & Van Ditmar, Br. |
Arnon Grunberg, Over joodse en andere paranoia. Nijmegen 2007, Nijmegen University Press, E. |
Arnon Gunberg e.a., Het nieuwe lijden. De studenten van Arnon Grunberg. Amsterdam 2007, Nijgh & Van Ditmar, E. |
Marek van der Jagt, Ik ging van hand tot hand. Breda 2007, De Geus Klassiek, VW. |
| |
| |
Roland Topor, Romans, verhalen, tekeningen en foto's. Keuze en voorwoord Arnon Grunberg. Amsterdam 2007, Nijgh & Van Ditmar, Bl. |
Arnon Grunberg, Nawoord. In: Niccolò Machiavelli, De heerser. Vertaling en toelichting Frans van Dooren. Amsterdam 2007, Athenaeum - Polak & Van Gennep, Perpetua reeks, E. |
Arnon Grunberg, Onze oom. Amsterdam 2008, Lebowski, R. |
Arnon Grunberg, De dood en de verkoop. Over de oorlog die handel in boeken heet. Leiden 2008, Stichting Neerlandistiek Leiden, Bert van Selm-lezing 17, E. |
Arnon Grunberg, Karel heeft echt bestaan. Over het werk van Karel van het Reve. Amsterdam 2008, Van Oorschot, E. |
Arnon Grunberg, Kamermeisjes en soldaten. Arnon Grunberg onder de mensen. Amsterdam 2009, Nijgh & Van Ditmar, Reportages. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Bart Geeraedts, Wie schrijft verdwijnt. In: De Tijd, 18-8-1989. (interview over toneel) |
[Anoniem], [De dagen van Leopold Mangelmann]. In: NRC Handelsblad, 21-5-1993. |
Gertjan van Schoonhoven, Tranen zijn niet te vertrouwen. Debutant Arnon Grunberg. In: NRC Handelsblad, 6-5-1994. (over Blauwe maandagen) |
Ronald Giphart, Weergaloos debuut van Arnon Grunberg. In: Het Parool, 6-5-1994. (over Blauwe maandagen) |
Arjan Peters, Vertellen met de twijfel op de hielen. In: de Volkskrant, 13-5-1994. (over Blauwe maandagen) |
Daphne Meijer, ‘Uiteindelijk voel ik best tederheid voor mensen.’ In: De Groene Amsterdammer, 18-5-1994. (interview) |
T. van Deel, ‘Je vader is een dweil, een dweil die denkt dat hij Heine is.’ In: Trouw, 20-5-1994. (over Blauwe maandagen) |
Alfred Kossmann, Achter de clowns zit veel tragiek verborgen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 20-5-1994. (over Blauwe maandags) |
Johan Diepstraten, Debutant Arnon Grunberg ratelt maar door. In: De Stem, 27-5-1994. (over Blauwe maandagen) |
Jaap Goedegebuure, Een bijzonder kind. In: HP/De Tijd, 27-51994. (over Blauwe maandagen) |
Ingrid Hoogervorst, Arnon Grunberg legt de lelijkheid bloot. In: De Telegraaf, 27-5-1994. (over Blauwe maandagen) |
Jessica Durlacher, Zonder zichtbare lach. In: Vrij Nederland, 4-6-1994. (over Blauwe maandagen) |
Doeschka Meijsing, Talent en toch humor. In: Elsevier, 15-6-1994. (over Blauwe maandagen) |
Gerrit Jan Zwier, Aan lager wal. In: Leeuwarder Courant, 29-7-1994. (over Blauwe maandagen) |
Bart Vanegeren, Het verhaal van iedereen. In: Knack, 21-9-1994. (interview over Blauwe maandagen) |
Frans de Rover, [over Blauwe maandagen]. In: Ons Erfdeel, jrg. 38, nr. 4, 1995, pp. 594-596. |
Nicole Bliek, ‘Ik heb de werkelijkheid afgezwakt.’ In: Algemeen Dagblad, 22-3-1996. (interview) |
Peter van Brummelen, [interview over carrière]. In: Het Parool, 23-3-1996. |
Homme Siebenga, ‘Joden goeie groep om te provoceren.’ In: Haarlems Dagblad, 30-3-1996. (interview over toneel) |
Tim Overdiek, Grunberg in New York bevorderd tot kelner. In: de Volkskrant, 16-1-1997. (interview) |
Lucas Ligtenberg, Arnon Grunberg schrijft, schaakt en serveert. In: NRC Handelsblad, 13-2-1997. (interview) |
Ad Fransen, Het verzonnen leven van Arnon Grunberg. In: HP/De Tijd, 14-3-1997. (interview) |
Jaap Goedegebuure, Hartverscheurend grappig. In: HP/De Tijd, 18-4-1997. (over Figuranten) |
Arjan Peters, De troost van de slapstick. In: de Volkskrant, 18-4-1997. (over Figuranten) |
Alle Lansu, Titaantjes op weg naar Hollywood. In: Het Parool, 18-4-1997. (over Figuranten) |
Onno Blom, Grunberg: ‘Ik wil de wereld niets mededelen’. In: Trouw, 19-4-1997. (interview over Figuranten) |
Viktor Frölke, Circus Grunberg. In: Elsevier, 19-4-1997. (interview over Figuranten) |
Piet Grijs, Grijs. In: Vrij Nederland, 19-4-1997. (over stijl en herhaling in Figuranten) |
Annemiek Neefjes, Theatergroep Kakelbont kent geen sterren. In: Vrij Nederland 19-4-1997. (over Figuranten) |
Jacob Moerman, [interview over Figuranten]. In: Drentse Courant, 24-4-1997. |
T. van Deel, ‘Toon je gevoelens niet, ze zorgen wel voor zichzelf’. In: Trouw, 25-4-1997. (over Figuranten) |
Hans Goedkoop, De wanhoop van een puistige poedel. In: NRC Handelsblad 25-4-1997. (over Figuranten) |
Doeschka Meijsing, lachen en huilen. Gninbergs ‘Figuranten’ puur raffinement. In: Elsevier, 26-4-1997. |
Onno Blom, Woedende Grunberg: Als recensent blijft vertrek ik bij NRC. In:
|
| |
| |
Trouw, 9-5-1997. (Grunbergs reactie op recensie van Goedkoop, 25-4-1997) |
Hans Warren, Grunbergs Figuranten. In: De Gooi- en Eemlander, 1-5-1997. |
Joost Zwagerman, Alles positief. In: Hollands Maandblad, jrg. 39, mei 1997, pp. 19-20. (over Figuranten) |
Josje Kraamer en Arie Storm, Figuranten onderweg naar morgen. Soap als dominante cultuur. In: Bzzlletin, jrg. 27, nr. 248, 1997, pp. 1318. |
Frank Hellemans, Realist én romanticus. De halfheid van Arnon Grunberg. In: Ons erfdeel, jrg. 40, nr. 4, 1997, pp. 583-584. (over Figuranten) |
Ton Anbeek, De kunst van het stennis maken. Grunberg: een poëtica zonder poeha. In: Literatuur, jrg. 15, nr. 2, 1998, pp. 70-74. (over romans) |
Jos Wuijts, Serieuze poging tol een volledige bibliografie van de zelfstandige en verspreide geschriften van Arnon Grunberg. Amsterdam 1998. |
Bart Vervaeck, De terreur van het leuke. In: De Morgen, 5-3-1998. (over De troost van de slapstick) |
Onno Blom, Absurditeit zonder humor is een heel rauw kippetje. In: Trouw, 6-3-1998. (over De troost van de slapstick en De heilige Antonio) |
Arnold Heumakers, Honger en dorst. In: NRC Handelsblad, 6-3-1998. (over De troost van de slapstick en De heilige Antonio) |
Hans Warren, Grunbergs geschenk is mooi en monter. In: Noordhollands dagblad, 6-3-1998. (over De heilige Antonio) |
Doeschka Meijsing, Beelden boven woorden: Arnon Grunbergs maniertjes onder de maat. In: Elsevier, 7-31998. (over De troost van de slapstick en De heilige Antonio) |
Aleid Truijens, Grunberg laat oneliners klinken als een mantra. In: de Volkskrant, 10-3-1998. (over De heilige Antonio) |
Jeroen Vullings, Spots op Grunberg. Essaybundel en boekenweekgeschenk. In: De Standaard, 12-3-1998. (over De troost van de slapstick en De heilige Antonio) |
Alle Lansu, De koudste billen van de wereld. In: Het Parool, 13-31998. (over De heilige Antonio) |
Carel Peeters, Arnon Grunberg, hongerkunstenaar. In: Vrij Nederland, 14-3-1998. (over De troost van de slapstick en De heilige Antonio) |
Kees Bokweide, Van de leesplank. Mondgeur en verlangen. In: De Gids, jrg. 161, nr. 5/6, 1998, pp. 446-449. (over De heilige Antonio) |
Rudie Kagie, Zelfportret van Arnon Grunberg. In: Vrij Nederland, 26-9-1998. (interview naar aanleiding van première van de film Het 14e kippetje en van het tweetalig toneelstuk You are also very attractive when you are dead / Du bist auch sehr attraktiv wenn du tot bist in Düsseldorf) |
Anneriek de Jong, Grunberg negeert zijn opdracht. In: NRC Handelsblad, 28-9-1998. (over uitvoering in Düsseldorf van You are also very attractive when you are dead / Du bist auch sehr attraktiv wenn du tot bist) |
Daniëlle Serdijn, Ik zou je wel willen adopteren. In: Het Parool, 16-4-1999. (over Liefde is business) |
Maarten Doorman, Toekomst is een vliegtuig dat vertraagd is. In: NRC Handelsblad, 30-4-1999. (over Liefde is business) |
Hans Warren, Grunbergs liefde doet niet aan mooie praatjes. In: De Gooi- en Eemlander, 6-5-1999. (over Liefde is business) |
Piet Gerbrandy, Niemand woont in een duty-free shop. In: de Volkskrant, 14-5-1999. (over Liefde is business) |
Rob Schouten, Verwelkt ben ik nog mooier. Grunbergs gootsteenrealisme in dichtvorm. In: Vrij Nederland, 24-7-1999. (over Liefde is business) |
Hugo Bousset, Tango. In: Hugo Bousset, Bevlogen lichtheid. Amsterdam 1999, pp. 107-109. (over Figuranten) |
Frans de Rover, Het meedogend schaden van de menselijke soort. Het werk van Arnon Grunberg. In: Ons Erfdeel, jrg. 43, nr. 1, 2000, pp. 72-79. (algemene beschou wing) |
Marja Pruis, De schlemiel. In: De groene Amsterdammer, 5-4-2000. (over Fantoompijn) |
Jim Schilder, Kogel van geluk. In: De groene Amsterdammer, 5-4-2000. (interview over Fantoompijn) |
Hans Goedkoop, Een gedeelde illusie. Ver- |
| |
| |
rassende roman van Grunberg. In: NRC Handelsblad, 7-4-2000. (over Fantoompijn) |
Max Pam, Humor na Auschwitz. In: HP/De Tijd, 7-4-2000. (over Fantoompijn) |
Arjan Peters, Scheppen vanuit een loopgraaf. Arnon Grunberg speelt met een levensgroot talent voor doen alsof. In: de Volkskrant, 7-4-2000. (over Fantoompijn) |
Hans Warren, Hoera, alle illusies gaan eraan. In: Haarlems Dagblad, 7-4-2000. (over Fantoompijn) |
T. van Deel, ‘Als er een verhaal in je zit, zit er geld in je.’ In: Trouw, 8-4-2000. (over Fantoompijn) |
Jeroen Vullings, Een roman die de slappe lach opwekt. Onweerstaanbare portretkunst. In: Vrij Nederland, 8-4-2000. (over Fantoompijn) |
Alle Lansu, Robert Mehlman, mythomaan. In: Het Parool, 14-4-2000. (over Fantoompijn) |
Jeroen de Preter, ‘Zolang je de schijn hooghoudt, ben je normaal’. Arnon Grunberg over ‘Fantoompijn’, zijn pijnlijkste - en geestigste - roman tot nu toe. In: De Morgen, 19-4-2000. |
Ton Brouwers, Blauwe maandagen. Arnon Grunberg. In: Lexicon van Literaire Werken, aanvulling 47, augustus 2000. |
Nico de Boer, Een leven lang wachten op applaus. Marek van der Jagts verrassende ‘Geschiedenis van mijn kaalheid’. In: Noordhollands Dagblad, 29-9-2000. |
Jeroen Vullings, ‘Want dat was ik. Schrijver in hart en nieren.’ In: Vrij Nederland, 30-9-2000. (over De geschiedenis van mijn kaalheid) |
Arjen Fortuin en Karin Juek, Debutant sprekend Grunberg. In: NRC Handelsblad, 5-10-2000. (over Grunberg als vermoedelijke auteur van De geschiedenis van mijn kaalheid) |
Wilfred Takken, Schlemiel zoekt amour fou. In: NRC Handelsblad, 6-10-2000. (over De geschiedenis van mijn kaalheid) |
Yra van Dijk, Frits van Egters' Weense neef. In: de Volkskrant, 13-10-2000. (over De geschiedenis van mijn kaalheid) |
Max Pam, Beter dan Grunberg. In: HP/De Tijd, 13-10-2000. (over De geschiedenis van mijn kaalheid) |
Maarten Moll, De geschiedenis van de kleine piemel. In: Het Parool, 18-10-2000. (over De geschiedenis van mijn kaalheid) |
Herman Jacobs, Leed om een lid. Virtuoze stijloefening van Marek van der Jagt In: De Morgen, 25-10-2000. (over De geschiedenis van mijn kaalheid) |
Jeroen Vullings, De kletskop of de krullen? Belazert Arnon Grunberg de boel? In: De Standaard, 26-10-2000. (over De geschiedenis van mijn kaalheid) |
Wilfred Takken, Het moet pijnlijk blijven. Gesprek met Arnon Grunberg over zichzelf en de anderen. In: NRC Handelsblad, 27-10-2000. (interview) |
Walter Kraut, Grunberg, alias Van der Jagt, doet een poging tot diepgang. In: Trouw, 28-10-2000. (over De geschiedenis van mijn kaalheid) |
Ton Brouwers, Arnon Grunberg, Figuranten. In: Lexicon van Literaire Werken, aanvulling 48, november 2000. |
Bart Vervaeck, Gaat heen en vermenigvuldigt u! De clichés van Arnon Grunberg. In: Dietsche warande & Belfort, jrg. 146, nr. 1, 2001, pp. 97-104. |
Bas Groes, Fantoompijn, weet u wel. In: Dietsche warande & Belfort, jrg. 146, nr. 1, 2001, pp. 105-110. |
Hans Warren, Clown van de schepping. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 19-4-2001. (over De Mensheid zij geprezen) |
Rob Schouten, Ach, heeft de beschaving een boertje gelaten? In: Trouw, 21-4-2001. (over De Mensheid zij geprezen) |
Arnold Heumakers, Nihilisme op een koopje. Erasmus herzien door Grunberg. In: NRC Handelsblad, 27-4-2001. (over De Mensheid zij geprezen) |
Onno Blom, ‘Ik ben een ernstig man’. In: Vrij Nederland, 28-4-2001. (interview over De Mensheid zij geprezen) |
Carel Peeters, Mefisto Grunberg. In: Vrij Nederland, 28-4-2001. (over De Mensheid zij geprezen) |
Menno Lievers, Niemand minder dan Arnon Grunberg. In: De Revisor, jrg. 28, nr. 4, augustus 2001, pp. 81-86. (polemische kritiek op Grunbergs stijl) |
Rogi Wieg, Grunbergs dodelijke ambitie. In:
|
| |
| |
Vrij Nederland, 8-9-2001. (over De Mensheid zij geprezen) |
Arjan Peters, In taal ontsnappen. In: de Volkskrant, 5-10-2001. (over Amuse-gueule) |
Hans Warren, Letterkundige kroniek. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 11-10-2001. (over Amuse-gueule) |
Hans Goedkoop, Een voorgerecht na de maaltijd. In: NRC Handelsblad, 12-10-2001. (over Amuse-gueule) |
Agnes Andeweg, Angst geeft vleugels. In: Vrij Nederland, 13-10-2001. (over Amuse-gueule) |
Theodor Holman, Grunberg voelt zich een levensgroot insect. In: Het Parool, 19-10-2001. (over Amuse-gueule) |
Onno Blom, Angst is een krankzinnige hoop. In: De Standaard, 25-10-2001. (over Amuse-gueule) |
Aleid Truijens, Niet gebouwd voor het echte leven. In: de Volkskrant, 13-3-2002. (over Monogaam) |
Arjen Fortuin, Ontrouw is geluk. In: NRC Handelsblad, 15-3-2002. (over Monogaam) |
Annemiek Neefjes, Op zoek naar ‘het beest die Liebe’. In: Vrij Nederland, 16-3-2002. (over Monogaam) |
Rob van den Berg, Ontmaskerd! Computer analyseert teksten van Marek van der Jagt. In: NRC Handelsblad, 11/12-5-2002. (over het vaststellen van stilistische verwantschap tussen Van der Jagt en Grunberg) |
Rob Schouten, De wereld van de anus. In: Trouw, 16-5-2002. (over Gstaad 95-98) |
Arnold Heumakers, Handtastelijk op zoek naar de anus. De verlosser van Marek van der Jagt is overspannen. In: NRC Handelsblad, 17-5-2002. (over Gstaad 95-98) |
Jaap Goedegebuure, Een roepende in het riool. In: De Stem, 17-5-2002. (over Gstaad 95-98) |
Arjan Peters, Het slechte pad als enige weg. In: de Volkskrant, 17-5-2002. (over Gstaad 95-98) |
Thomas van den Bergh, Winst op Grunberg. In: Elsevier, 18-5-2002. (over Gstaad 95-98) |
Robert Anker, Doorzeurende sensatie. In: Het Parool, 31-5-2002. (over Gstaad 95-98) |
Max Pam, De Robin Hood der onsmakelijken. In: HP/De Tijd, 31-5-2002. (over Gstaad 95-98) |
Ton Brouwers, Arnon Grunberg, Fantoompijn. In: Lexicon van Literaire Werken, aanvulling 54, mei 2002. |
Annemiek Neefjes, Mag ik jouw tampon zijn? De wereld van de anus. In: Vrij Nederland, 1-6-2002. (over Gstaad 95-98) |
Gerrit Jan Zwier, Het monster van Gstaad. In: Leeuwarder Courant, 7-6-2002. (over Gstaad 95-98) |
Kees 't Hart, Verwoestende tocht. In: De Groene Amsterdammer, 15-6-2002. (over Gstaad 95-98) |
Frits Abrahams, Terug. In: NRC Handelsblad, 24-10-2002. (over middelbareschooltijd) |
Jaap Goedegebuure, Singing in the rain. In: Trouw, 28-12-2002. (over Gstaad 95-98) |
Margot Dijkgraaf, Arnon Grunberg. ‘Henry Miller bood me een greep op de werkelijkheid.’ In: Margot Dijkgraaf en Martijn Meijer, Het beslissende boek. Amsterdam 2002, pp. 80-83. (interview) |
Onno Blom, [Recensie De asielzoeker]. In: De Standaard, 12-6-2003. |
Frits Abrahams, Gstaad 95-98. In: NRC Handelsblad, 13-6-2003. |
Peter Hoomans, Literair balletje-balletje. In: HP/De Tijd, 13-6-2003. (algemene beschouwing) |
Janet Luis, De afgrond in zonder vangnet. Arnon Grunberg wil genoegen nemen met weinig. In: NRC Handelsblad, 13-6-2003. (over De asielzoeker) |
Max Pam, De ongekende ander. In: HP/De Tijd, 13-6-2003. (over De asielzoeker) |
Arjan Peters, Angstaanjagende grappen in ‘De asielzoeker’ van Arnon Gurnberg. In: de Volkskrant, 13-6-2003. (over De asielzoeker) |
Daniëlle Serdijn, Niets minder dan een meesterwerk. In: Het Parool, 13-6-2003. (over De asielzoeker) |
Maqa Pruis, Scènes uit een huwelijk. In: De Groene Amsterdammer, 14-6-2003. (over De asielzoeker) |
Bart Vanegeren, ‘Geluk is sadistisch van aard’. In: De Groene Amsterdammer, 14-6-2003. (interview over De asielzoeker) |
Rudie Kagie, Een briljant rotjoch. In: Vrij Nederland, 21-6-2003. (uitgebreid profiel van de auteur) |
| |
| |
Rob Schouten, Ook een viezerik heeft principes. In: Trouw, 21-6-2003. (over De asielzoeker) |
Jeroen Vullings, Gek zijn is niet overleven. In: Vrij Nederland, 21-6-2003. (over De asielzoeker) |
Anil Ramdas, De bewaakten. In: NRC Handelblad, 23-6-2003. (over Gstaad 95-98) |
Jaap Goedegebuure, Het woord als zetpil. In: Haagsche Courant, 27-6-2003. (over De asielzoeker) |
Fleur Speet, Een stomp in de maag. In: Het Financieele Dagblad, 5-7-2003. (over De asielzoeker) |
Jos Borré, [Recensie De asielzoeker]. In: De Morgen, 6-8-2003. |
Rob Schouten, Het evangelie van Marek van der Jagt. Of waarom Grunberg de AKO-prijs moet winnen. In: Trouw, 18-10-2003. (over mogelijke AKO-prijs voor Gstaad 95-98) |
Arjan Visser, Ik hoef niet gekend te worden. In: Trouw, 13-12-2003. (algemeen interview) |
Daniëlle Serdijn, Van oen tot kamikazepiloot. In: Het Parool, 9-3-2004. (over Het aapje dat geluk pakt) |
Arjan Peters, De wrange illusieloosheid van Arnon Grunberg. Er bestaan alleen patiënten. In: de Volkskrant, 19-3-2004. (over Grunberg rond de wereld) |
Gerrit Jan Zwier, Een wrede minnaar. In: Leeuwarder Courant, 2-4-2004. (over Grunberg rond de wereld) |
Daniëlle Serdijn, Arnon Grunberg in non-fictieland. In: Het Parool, 8-4-2004. (over Grunberg rond de wereld) |
Judith Janssen, Minkukel uit de hoge hoed. In: de Volkskrant, 16-4-2004. (over Het aapje dat geluk pakt) |
Janet Luis, Vrouwen en raar gesmijt met geld. In: NRC Handelsblad, 16-4-2004. (over Grunberg rond de wereld) |
Elsbeth Etty, Identiteit is een waanidee. Arnon Grunberg accepteert niet dat sommige dingen heilig zijn. In: NRC Handelsblad, 17-9-2004. (interview over De joodse messias) |
Jaap Goedegebuure, De wereld staat uit het lood. In: Haagsche Courant, 17-9-2004. (over De joodse messias) |
Max Pam, Een Hitler in Israël. In: HP/De Tijd, 17-9-2004. (over De joodse messias) |
Arjan Peters, ‘Alleen pijn laat mensen nog iets voelen’. In: de Volkskrant, 17-9-2004. (over De joodse messias) |
Marja Pruis, Duivelsverzen. In: De Groene Amsterdammer, 17-9-2004. (over De joodse messias) |
Pieter Steinz, Het mes is warmer dan de mens. Arnon Grunberg bekommert zich in ‘De joodse messias’ om geen enkel taboe. In: NRC Handelsblad, 17-9-2004. |
Andrea Bosman, In de lach schieten om ‘Mein Kampf’. In: Trouw, 18-9-2004. (interview over De joodse messias) |
Carl Friedman, Deze messias is tweedehands. In: Trouw, 18-9-2004. (over De joodse messias) |
Jeroen Vullings, De vernietiging van de wereld. Arnon Grunberg verlost de mensheid. In: Vrij Nederland, 18-9-2004. (over De joodse messias) |
Fien Sabbe, Arnon Grunberg over zijn nieuwe roman ‘De joodse messias’. ‘De enige troost is de vernietiging’. In: De Morgen, 22-9-2004. |
Stefanie de Jonge, ‘Soms vraag ik me af: zou ik me aangetrokken kunnen voelen tot iemand zoals ik’. In: Humo, 28-9-2004. (interview over De joodse messias) |
Hans Goedkoop, Het komische van wanhoop. Arnon Grunberg, of hoe te leven met het nihilisme. In: Hans Goedkoop, Een verhaal dat het leven moet veranderen. Amsterdam 2004, pp. 234-251. |
Hans Groenewegen, Overleven als schuld en boete. In: Jan Campert-prijzen 2004. Redactie Koen Hilberdink en Jos Joosten. Nijmegen 2004, pp. 74-121. (over De asielzoeker) |
Frank Kools, Ik ben nu meer een God dan een halfgod. In: Trouw, 25-3-2005. (over Otto Weininger of Bestaat de jood?) |
Hans Driessen, Raadselachtig essay van Arnon Grunberg voor de Maand van de Filosofie. In: de Volkskrant, 8-4-2005. (over Otto Weininger of Bestaat de jood?) |
Carel Peeters, Grunberg worstelt virtuoos met zijn identiteit. In: Vrij Nederland, 16-4-2005. (over Otto Weininger of Bestaat de jood?) |
| |
| |
Max Pam, Het Weininger-virus. In: HP/De Tijd, 6-5-2005. (over Otto Weininger of Bestaat de jood?) |
Mark Cloostermans, Alles is ijdelheid. Scherpe novelle van Grunberg. In: De Standaard, 14-7-2005. (over Het aapje dat geluk pakt) |
Wilfred Takken, Janken zonder geluid. NTGent speelt Grunbergs roman ‘De Asielzoeker’. In: NRC Handelsblad, 26-8-2005. |
H.M. Kuitert, Overspelig met het gouden kalf. In: NRC Handelsblad, 11-11-2005. (over Grunbergbijbel) |
Siebe Sijtsma, Weinig hoop, veel leegte in Grunhergbijbel. In: Leeuwarder Courant, 18-11-2005. (over Grunbergbijbel) |
Wim de Jong, ‘Ik denk niet dat ik als bescheiden word ervaren.’ In: Volkskrant Magazine, 3-12-2005. (interview) |
Bert Bultinck, Fluitend de volgende ramp tegemoet In: De Morgen, 11-1-2006. (over Grunbergbijbel en De techniek van het lijden) |
Sana Valiulina, De asielzoeker. ‘De onttoverde wereld’ van Grunberg. In: De Gids, jrg. 169, nr. 3, maart 2006, pp. 250-256. (over De asielzoeker) |
Maarten Moll, Het geluk gaat meedogenloos aan gruzelementen. In: Trouw, 21-9-2006. (interview over Tirza) |
Carine Damen, De ongrijpbare Grunberg. In: HP/De Tijd, 22-9-2006. (algemene beschouwing schrijverschap auteur) |
Arjen Fortuin, Wie is die man die de tonijn snijdt? In: NRC Handelsblad, 22-9-2006. (over Tirza) |
Kees 't Hart, Vertraagde film. In: De Groene Amsterdammer, 22-9-2006. (over Tirza) |
Arjan Peters, Eclips van een overtollig mens. In: de Volkskrant, 22-9-2006. (over Tirza) |
Rob Schouten, Zonder geld beteken ik niets. In: Trouw, 23-9-2006. (over Tirza) |
Fleur Speet, Samen maar toch alleen. In: Het Financieels Dagblad, 23-9-2006. (over Tirza) |
Anil Ramdas, De overbodigheid van Hofmeester. In: NRC Handelsblad, 25-9-2006. (over Tirza) |
Bert Bultinck, Te veel tevredenheid is de dood van sex. In: De Morgen, 27-9-2006. (interview over Tirza) |
Jaap Goedegebuure, Getreiterd en verkracht. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 27-9-2006. (over Tirza) |
Max Pam, Sprankelende slapstick. In: HP/De Tijd, 29-9-2006. (over Tirza) |
Lidewijde Paris, De zoektocht naar waarheid, werkelijkheid en geluk. In: Vrij Nederland, 30-9-2006. (interview over Tirza) |
Arnold Heumakers, Niet elk boek van de maniak is noodzakelijk. In: NRC Handelsblad, 10-11-2006. (over Tirza) |
Annelies Verbeke, Dit is een roman die elke schrijver had willen schrijven. In: NRC Handelsblad, 10-11-2006. (over Tirza) |
Carine Damen, Circus Grunberg. In: HP/De Tijd, 18-5-2007. (algemene beschouwing over zijn schrijverschap) |
Daniëlle Serdijn, Satan schrijft zijn slachtoffers. In: de Volkskrant, 19-10-2007. (over Omdat ik u begeer) |
Dirk Leyman, De vileine brievensalvo's van Arnon Grunberg in boekvorm. In: De Morgen, 31-10-2007. (over Omdat ik u begeer) |
Thomas van den Bergh, Giftige epistels. In: Elsevier, 3-11-2007. (over Omdat ik u begeer) |
Jaap Goedegebuure, Schrijven om erger te voorkomen. In: Brabants Dagblad, 11-11-2007. (over Omdat ik u begeer) |
Jeroen Vullings, De man die in zijn werk verdween. In: Vrij Nederland, 23-11-2007. (uitgebreid profiel in aparte bijlage) |
Ger Leppers, Hij jent, zuigt, treitert en sart. In: Trouw, 24-11-2007. (over Omdat ik u begeer) |
Onno Blom, Mailen met Arnon Grunberg. In: Trouw, 29-12-2007. (e-mailinterview over diverse onderwerpen) |
Jeroen Vullings, Door gekken omringd. Marek van der Jagt verzameld. In: Vrij Nederland, 19-1-2008. (over Ik ging van hand tot hand) |
Karin Overmars, De perfecte psychose. In: Het Parool, 6-3-2008. (over Ik ging van hand tot hand) |
Yra van Dijk, Geweld is als een koele rosé. In: NRC Handelsblad, 26-9-2008. (over Onze oom) |
Jaap Goedegebuure, De pornografie van het geweld. In: Brabants Dagblad, 26-9-2008.
|
| |
| |
(over Onze oom) |
Agan Peters, Wie bang is moet zingen. In: de Volkskrant, 26-9-2008. (over Onze oom) |
Jeroen Vullings, Hand met een snoepje. In: Vrij Nederland, 27-9-2008. (over Onze oom) |
Arjen Fortuin, ‘Niets is zo verdacht als opofferingsgezindheid’. In: NRC Handelsblad, 27/28-9-2008. (interview over Onze oom) |
Yra van Dijk, Arnon Grunberg, Tirza. In: Lexicon van Literaire Werken, aanvulling 79, september 2008. |
Jos Wuijts (samenst.), Bibliografie van het werk van Arnon Grunberg tot 2008, gevolgd door diens ‘De dood en de verkoop. Over de oorlog die handel in boeken heet’. Leiden 2008. |
Jeroen Vullings, Onder sergeanten. Reportages van Arnon Grunberg. In: Vrij Nederland, 14-2-2009 (over Kamermeisjes en soldaten) |
Thomas Vaessens, De revanche van de roman. Literatuur, autoriteit en engagement. Nijmegen 2009, pp. 82-87 (over het engagement van Grunberg); pp. 152-157 (over het engagement van Onze Oord) |
113 Kritisch lit. lex.
mei 2009
|
|