| |
| |
| |
H. van Grevelingen
door Willemien Schenkeveld
1. Biografie
Johannes Willem Cornelis Verhage, geboren in Rotterdam op 15 februari 1910, groeide op in Leiden als enig kind in een remonstrants onderwijzersgezin. Hij bezocht in Leiden de HBS, studeerde er medicijnen en specialiseerde zich als oogarts. In 1938 promoveerde hij cum laude. Kort daarop huwde hij Maria Kentie en vestigde hij zich als oogarts in Hengelo. Het echtpaar kreeg drie kinderen.
Verhage schreef sinds zijn jeugd, maar hield dit voor zich en had geen literaire kennissen. Alleen ging hij vanaf 1945 om met de criticus W.L.M.E. van Leeuwen, die in die jaren in Twente woonde.
Op diens aanraden debuteerde Verhage in 1946 met Het onverbreekbaar zegel, dat hij in de laatste oorlogsjaren had geschreven. Als pseudoniem koos hij H. van Grevelingen. Grevelingen verwijst vermoedelijk naar het Zeeuwse Sint-Philipsland, waar zijn familie van vaderszijde vandaan kwam.
Bijna een jaar na zijn debuut, op 15 oktober 1947, overleed Verhage. Postuum verschenen Spel zonder inzet (1947) en Stilte om een paleis (1949). In zijn literaire nalatenschap in het Nederlands Letterkundig Museum bevinden zich de typoscripten van drie toneelstukken en van een onvoltooide novelle.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
H. van Grevelingen schreef over de onmacht van mensen. Hij beschreef hun gevoelens van machteloosheid tegenover zichzelf en het leven, en vooral hun isolement: zijn werken bevatten altijd portretten van eenzame mensen.
Hij beschreef het menselijk tekort als een existentieel tragisch gegeven: de mens maakt deel uit van een ongrijpbare en redeloze cyclus van leven en dood en kan zichzelf niet kennen. Maar hij was vooral een psychologisch schrijver, die zo precies mogelijk beschreef wat er in mensen omgaat en hoe zij vaak, door hun karakter of uit zelfbescherming, geneigd zijn zich van hun innerlijk leven af te sluiten.
Van Grevelingens debuut, Het onverbreekbaar zegel (1946), bestaat uit drie novellen over drie mensen van ongeveer dertig jaar oud. Hun jeugd is voorbij en ieder van hen leidt een geïsoleerd en vreugdeloos bestaan. In ‘Juffrouw Emma’ vermijdt een neurotisch-schuwe apothekersassistente ieder contact dat verder gaat dan haar werk. In ‘Alfred’, het slotverhaal, vernietigt een aan lager wal geraakte student alle banden die hij nog heeft. Tussen deze twee novellen in is het verhaal ‘Bergers’ geplaatst, over de eenzelvige dorpsarts van die naam, die met zijn mislukte huwelijk worstelt: hij probeert als enige zijn beperkingen te overwinnen en een gevoelsband in stand te houden. Toch ziet ook hij geen mogelijkheid zichzelf te veranderen: alle drie de personages voelen zich gevangenen van hun ‘verzegelde’ karakter.
| |
Techniek
De novellen volgen de personages op de voet en bestaan uit een aaneenschakeling van scènes en gebeurtenissen, van handelingen en reacties. Het beeld dat op deze manier van de personages ontstaat, wordt versterkt door de tastbaar geëvoceerde plaats van handeling. De apothekersassistente bijvoorbeeld bevindt zich bijna voortdurend in een halfduistere apotheek, die even stil en doods is als zij zelf. Ook de compositie van de bundel als geheel versterkt dit beeld. De personages, afkomstig uit hetzelfde dorp, kennen elkaar oppervlakkig, maar zien totaal niet wat er in de anderen omgaat. Ook daarmee toont Van Grevelingen hoe eenzaam ieder mens leeft.
| |
| |
Deze zorgvuldig gecomponeerde aaneenschakeling van schijnbaar objectieve observaties, die nauwelijks geduid worden, is evenals de personagetekening ook voor de volgende twee werken van Van Grevelingen karakteristiek.
Van Grevelingens personages zijn allemaal duidelijk begrensd. Vanuit cynisme of een gevoel van machteloosheid zien ze het leven als een niet te begrijpen gegeven, waar men niet te veel over moet nadenken. Ze komen ook maar in beperkte mate tot introspectie. Niet alleen zij die dat schuwen, maar ook degenen die zichzelf wel trachten te begrijpen, beseffen alleen bij vlagen wat hen beroert. Het onbewust-emotionele is ongrijpbaar: af en toe overvalt het ieder, in de vorm van nachtmerries van bloed en dood, of als etherische visioenen van vrijheid.
In Het onverbreekbaar zegel en de daaropvolgende roman Spel zonder inzet (1947) wordt de persoonlijkheid het meest geproblematiseerd. Opvallend is daarbij een terugkerend, geheel onuitgewerkt, gegeven bij de mannelijke personages. Die zien allemaal het ontoegankelijke karakter van hun vader als iets wat hun eigen geslotenheid heeft bepaald.
In Spel zonder inzet vindt, anders dan in Het onverbreekbaar zegel, wel een bevrijding plaats, zij het een onzekere. Ook in deze roman wordt een dertiger geportretteerd die is vastgelopen in zijn bestaan. George van Dorth keert na afloop van de oorlog terug van het front, waar hij met de geallieerden heeft meegevochten. Zijn geliefde blijkt gestorven en hij beseft dat hij verder niets heeft om voor te leven. Hij verdringt dit besef, projecteert zijn gemis op zijn omgeving, en in een halfbewuste vernietigingsactie drijft hij ten slotte zijn enige vriend de dood in. Uiteindelijk komt hij toch tot het wankele inzicht dat hij de ‘zachtheid van zijn jeugd’ moet hervinden, wil hij enige zin in zijn leven ontdekken.
| |
Stijl
De stijl van deze roman is aanzienlijk minder sober dan die van het andere werk van Van Grevelingen. Spel zonder inzet is geschreven vanuit de verkrampte intellectueel Van Dorth, die af en toe moeilijke woorden en vrij gewilde beelden bezigt. Ook is de roman nogal overvoerd met spectaculair-moderne elementen, als frontervaringen, morfineverslaving en clichématige beschrijvingen van het kunstenaarsmilieu waarin Van Dorth verkeert.
| |
| |
Dit soort nadrukkelijkheid is totaal afwezig in Stilte om een paleis (1949), een novelle over een episode uit het leven van de achttiende-eeuwse tsarina Catharina de Grote. Het verhaal, dat de historische feiten precies volgt, toont Catharina in het jaar dat zij in een zware depressie raakte na de dood van haar minnaar Lanskoy. Ook dit werk biedt weer een portret van eenzaamheid en onmacht en laat de beperkingen van een mens zien: Catharina hervat uiteindelijk, in het besef een onvervuld leven te leiden, haar oude bestaan: de in wezen onzinnige bezigheden van de vorstin van een groot rijk.
Toch krijgt de novelle gaandeweg een steeds luchtiger toon, die contrasteert met de tragiek van Catharina's begrensde leven. Beschrijvingen van haar lijden en zelfinzicht komen te staan naast onverwacht ironische passages over haar eigengereidheid en vitaliteit en een vrij ver uitgewerkte nevenepisode over het jammerlijk echec van een door de keizerin afgewezen aspirant-minnaar. Van Grevelingen voerde in dit werk de afstandelijke observatie hoog op en beschreef dit keer het menselijk tekort zelfs met enige ironie.
Van Grevelingens beeldend vermogen en economisch taalgebruik zijn in deze novelle het sterkst aanwezig. Zowel Catharina's persoonlijkheid en haar gemoedstoestanden als de vele nevenpersonages, gebeurtenissen en stadsbeelden uit het achttiende-eeuwse Sint-Petersburg worden in weinig woorden beschreven of opgeroepen.
| |
Kunstopvatting / Traditie
De kunstopvattingen of literaire inspiratiebronnen van Van Grevelingen zijn niet meer te achterhalen. Men kan alleen afgaan op wat W.L.M.E. van Leeuwen hierover heeft geschreven. Volgens hem onderschreef Van Grevelingen, een emotioneel terughoudend mens, Flauberts opvatting dat de auteur zich nooit rechtstreeks tot de lezer mag wenden, maar het werk door een suggestieve montage van feiten en gebeurtenissen voor zichzelf moet laten spreken.
| |
Kritiek
De contemporaine critici hadden waardering voor Van Grevelingens sobere, afstandelijke stijl, zijn gevoeligheid en beeldend vermogen. Spel zonder inzet werd vrij kritisch ontvangen, maar Het onverbreekbaar zegel en Stilte om een paleis werden onder meer door Vestdijk en Greshoff hoog geprezen.
| |
| |
| |
Traditie
Over het algemeen echter vond men Van Grevelingens werk wel wat vlak en weinig gedurfd. Men achtte hem geen vernieuwer: zo vergeleken C.J. Kelk en Victor Varangot hem juist, waarschijnlijk in navolging van Van Leeuwen, met Franse auteurs uit de vorige eeuw als Flaubert en De Maupassant.
| |
Kritiek
Sommige besprekingen van Het onverbreekbaar zegel weerspiegelden de naoorlogse discussie over de noodzaak tot vernieuwing en internationalisering van de Nederlandse literatuur. De recensent van de NRC (vermoedelijk Adriaan van der Veen) sprak kritisch van een gemiddeld Hollands realisme. In reactie daarop stelde Ben Stroman Van Grevelingen juist ten voorbeeld aan de internationaal georiënteerde maar talentloze jongste generatie prozaschrijvers.
Spel zonder inzet, dat zich afspeelde in het zeer recente verleden, werd waarschijnlijk om die reden wel vaker als een hedendaagse roman opgevat. Adriaan van der Veen en Victor van Vriesland schreven dat zij in de eenzame machteloosheid van de protagonist de uitdrukking van een modern, naoorlogs gevoel zagen. Uiteindelijk kwam Van Grevelingen als een ‘grensfiguur’ terecht in de overzichten van de moderne literatuur die in de jaren vijftig verschenen. Achtereenvolgens Van Leeuwen, Stroman en Knuvelder noemden hem een bijzonder schrijver, die het hedendaagse tragische besef van het menselijk tekort had uitgedrukt in een uiterst beheerste, tijdloze stijl.
| |
Publieke belangstelling
Dit gunstige oordeel redde Van Grevelingen toch niet van de vergetelheid. Zijn boeken verkochten matig en zijn ook niet herdrukt. Alleen de oplage van Het onverbreekbaar zegel (3000 exemplaren) raakte vrijwel uitverkocht. Spel zonder inzet, in dezelfde oplage uitgegeven, liep echter slecht en hetzelfde gold voor de 1500 exemplaren waarin Stilte om een paleis was uitgebracht.
In de jaren vijftig en zestig vestigde Van Leeuwen nog enige keren de aandacht op Van Grevelingen. Vergeefs. Het duurde tot 1993 eer zijn naam weer viel. Kees Verheul liet toen, in een boekje over zijn geboortestad Hengelo, Van Grevelingen anoniem als ‘de schrijver’ figureren. In het nawoord noemde hij, bijna veertig jaar nadat Van Leeuwen dat voor het laatst had gedaan, Van Grevelingen een onverdiend vergeten schrijver.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Johannes Willem Cornelis Verhage, Mijnwerkersnystagmus en adaptatiestoamissen. Leiden 1938, Dissertatie. |
H. van Grevelingen, Het onverbreekbaar zegel. Utrecht 1946, De Haan, R. |
H. van Grevelingen, Spel zonder inzet. Amsterdam 1947, Het Wereldvenster, R. |
H. van Grevelingen, Aldous Huxley, Time must have a stop. In: Kroniek van Kunst en Kultuur, jrg. 8, nr. 6, 1947, pp. 188-191, E. |
Han van Grevelingen, Stilte om een paleis. Amsterdam 1949, Het Wereldvenster, N. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
[A. van der Veen], Gebrek aan durf, een zuiver doch bloedarm debuut. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 11-1-1947. (over Het onverbreekbaar zegel) |
B. Stroman, Bezadigd, nochtans verheugend debuut. In: Handelblad, 21-2-1947. (over Het onverbreekbaar zegel) |
C.J. Kelk, [Recensie]. In: De Groene Amsterdammer, 11-10-1947. (over Het onverbreekbaar zegel) |
W.L.M.E. van Leeuwen, Bij de dood van H. van Grevelingen 1910-1947. In: Hengelosch Dagblad, 18-10-1947. (necrologie) |
Victor Varangot, Afgesneden Verwachting. In: Critisch Bulletin, jrg. 14, 1947, pp. 455-462. (over Het onverbreekbaar zegel en Spel zonder inzet) |
[A. van der Veen], Zoeken naar een levenshouding. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 14-2-1948. (over Spel zonder inzet) |
J. Greshoff, De novellen van H. van Grevelingen. Beginnerswerk als eindpunt. In: Nieuwe Courant, 14-2-1948. (over Het onverbreekbaar zegel) |
S. Vestdijk, Oppervlaktespanning en haar tekort. In: Het Parool, 14-2-1948. (over Het onverbreekbaar zegel) |
C.J.E. Dinaux, Litteraire Kanttekeningen. In: Haarlems Dagblad, 21-2-1948. (over Spel zonder inzet) |
J. Greshoff, Literatuur zonder noodzaak. In: Nieuwe Courant, 24-7-1948. (over Spel zonder inzet) |
Victor E. van Vriesland, Geen spel zonder inzet. In: Haagsch Dagblad, 27-11-1948. (over Spel zonder inzet) |
S. Vestdijk, ‘Spel zonder inzet’ van H. van Grevelingen. In: Het Parool, 22-1-1949. |
C.J.E. Dinaux, Litteraire Kanttekeningen. In: Haarlems Dagblad, 2-6-1949. (over Stilte om een paleis) |
J. Greshoff, Een voortreffelijke novelle. Het laatste werk van Han van Grevelingen. In: Nieuwe Courant, 5-11-1949. (over Stilte om een paleis) |
Constant van Wessem, De hofkringen van Catharina de Grote. In: Critisch Bulletin, jrg. 16, 1949, pp. 519-521. (over Stilte om een paleis) |
W.L.M.E. van Leeuwen, Drift en Bezinning. Beknopte geschiedenis der nieuwe Noord-Nederlandse letterkunde. Amsterdam-Antwerpen 1950 (tweede, herziene druk), pp. 335-336. (algemeen) |
W.L.M.E. van Leeuwen, Een drieluik in proza en een gecomponeerde novelle. In: W.L.M.E. van Leeuwen, De Ivoren Toren. Meditaties over Literatuur en Leven. Bussum 1950, pp. 135-143. (over Het onverbreekbaar zegel en Stilte om een paleis) |
Ben Stroman, Overzicht en Indrukken. De Nederlandse roman in de periode 1940-1950. Rotterdam/'s-Gravenhage 1950, p. 41 (over Stilte om een paleis), pp. 81-83. (over Het onverbreekbaar zegelen Spelzonder inzet) |
Gerard Knuvelder, Handboek tot de moderne Nederlandse Letterkunde. 's-Hertogenbosch 1954, pp. 190-192. (over Van Grevelingen als auteur van ‘probleemromans’) |
[Anoniem], Vergeten schrijvers. In: De Telegraaf, 22-12-1956. (In een serie vraaggesprekken over ten onrechte vergeten schrijvers noemt W.L.M.E. van Leeuwen desgevraagd Van Grevelingen) |
W.L.M.E. van Leeuwen, H. van Grevelingen, schrijver en oogarts. In: W.L.M.E. van Leeuwen, Avonden op Drienerwolde. Herinneringen en ontmoetingen. Amsterdam 1966, pp. 135-137. (algemeen) |
Kees Verheul, Een vierkant in de toendra. Hengelo 1993, pp. 7-19 en 71-87 (verbeelding van Van Grevelingen als ‘de schrijver’ in het Hengelo van kort na de oorlog), pp. 89-90. (enige gegevens over Van Grevelingens schrijverschap) |
59 Kritisch lit. lex.
november 1995
|
|