| |
| |
| |
Ronald Giphart
door Saskia van Rijnswou
met een aanvulling door Kyra de Kruif en Sander Bax
1. Biografie
Ronald Edgar Giphart werd op 17 december 1965 geboren in Dordrecht. Hij groeide op in wat hij zelf een typisch jarenzeventiggezin noemt Zijn vader, Rob Giphart, was huisvestingsambtenaar en zijn moeder, Wijnie Jabaaij, zat voor de PvdA in de Tweede Kamer. Gipharts ouders zijn gescheiden toen hij elf jaar oud was. Hij bleef bij zijn vader wonen; zijn drie jaar jongere zus bleef bij hun moeder. Gipharts vader hertrouwde in 1980. In 1995 overleed zijn moeder na een lang ziekbed als gevolg van multiple sclerose; in 2006 overleed zijn vader aan botkanker.
Tot 1980 woonde Giphart in Dordrecht, daarna in Soestdijk, waar hij het Baarnsch Lyceum bezocht. Hij behaalde zijn havodiploma en deed daarna vwo. Sinds 1986 woont hij in Utrecht, waar hij Nederlands ging studeren aan de Universiteit Utrecht. Deze studie brak hij in 1989 af om te gaan schrijven. Aanvankelijk had hij daarnaast een baan als nachtportier in ziekenhuis Overvecht in Utrecht, maar in 1994 werd hij fulltime schrijver. Van 1988 tot 1993 zat hij in het bestuur en de redactieraad van de Stichting Literaire Activiteiten Utrecht (SLAU).
Giphart publiceert zijn romans en verhalen onder eigen naam, maar heeft ook gebruikgemaakt van pseudoniemen. Voordat hij in 1992 debuteerde met Ik ook van jou, had hij stukjes gepubliceerd onder de naam Gaudo [= ik heb gelachen]. Aan Kwadraats Groot Literair Lees Kijk Knutsel en Doe Vakantieboek werkte hij mee als Arnold Hitgrap.
Voor Ik ook van jou ontving Giphart het Gouden Ezelsoor, de
| |
| |
literaire prijs voor het best verkochte debuut van 1992. In 2004 is zijn oeuvre bekroond met de C.C.S. Crone-prijs voor Utrechtse schrijvers. In 2003 schreef hij met Gala het Boekenweekgeschenk. Verschillende romans werden vertaald in het Duits en het Italiaans, Troost daarnaast ook nog in het Indonesisch, Grieks en Koreaans.
Met Rob van Erkelens en Joris Moens richtte Giphart in 1994 het literaire tijdschrift Zoetermeer op, waarvan hij tot 1995 redacteur was. In 1999 was hij enige tijd hoofdredacteur van NS-tijdschrift Rails. Daarnaast schreef hij voor Boekblad, Utrechts Nieuwsblad, Het Parool, HP/De Tijd, NRC Handelsblad, De Groene Amsterdammer, Man, CJP Magazine, Viva, Playboy, Penthouse, Avenue, Elle en Hard gras. Ook was hij anderhalf jaar columnist van Vooys en schreef hij columns voor de Volkskrant en Kijk.
Giphart maakte theatershows met Joost Zwagerman, met Bart Chabot en Martin Bril en met Nico Dijkshoorn. De romans Ik ook van jou, Phileine zegt sorry en Ik omhels je met duizend armen werden in respectievelijk 2001, 2003 en 2005 verfilmd, de laatste twee op basis van een mede door Giphart geschreven scenario. Ook schreef hij (mede) de scenario's voor verschillende televisieseries en trad hij op als televisiepresentator. In 2011 en 2012 was hij ‘Schrijver op locatie’ aan de Vrije Universiteit in Amsterdam; daarna was hij enige tijd ‘Schrijver op de afdeling’ in het VU Medisch Centrum.
Giphart woont in Utrecht met zijn vrouw Mascha, zijn twee zoons Broos en Lasse en dochter Tip.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
De personages van Ronald Giphart zijn mensen die opgegroeid zijn in de jaren zeventig en tot een generatie behoren ‘die geen opwinding kent, geen hartstocht, geen grote emoties. Onze generatie is tot op het bot blasé,’ zoals Edgar Fräser zegt in Ik ook van jou (1992). De twintigers van de jaren negentig die Gipharts boeken bevolken, hebben een volkomen zorgeloze jeugd achter de rug, zijn vroegrijp en daardoor overbewust. Zij zijn hedonistisch ingesteld en hun voornaamste bezigheden zijn feesten, drinken, vrijen en op vakantie gaan.
In Ik ook van jou is de zorgeloze jeugd een probleem voor de 25-jarige ex-student Ronald en zijn huisgenoot, vriend en alter ego Fräser, omdat zij als schrijvers in de dop niet weten waar zij over zouden moeten schrijven. Tijdens hun vakantie aan de Dordogne praten zij voortdurend over literatuur en over hun aanstaande schrijverschap, en daarbij gaan zij ervan uit dat literatuur alleen kan bestaan bij de gratie van ellende. Dat zij geen last van trauma's hebben, en alles bezitten wat hun hartje begeert, zien zij als een nadeel. Hun geluk is hun ongeluk. Het enige waarover zij denken te kunnen schrijven is literatuur, liefde en seks.
Het probleem van Fräser en Ronald is tevens het probleem van Ronald Giphart zelf en van zijn schrijvende generatiegenoten. Maar Giphart weet van de zwakte zijn sterke punt te maken en schrijft over alles waar hij zelf plezier in heeft, zonder voortdurend erbij stil te staan of zijn onderwerpen en thema's wel genoeg literaire zwaarte hebben.
Twee belangrijke thema's bij Giphart zijn literatuur en seks, onderwerpen die hij met elkaar in verband brengt. Meer dan eens vergelijkt hij het schrijven met masturberen. Aan het eind van Giph (1993), wanneer de hoofdpersoon zwaar teleurgesteld en ziek van de drank op het toilet zit, de navelstreng verbreekt tussen hem en zijn grote literaire voorbeeld Jeroen Brouwers en zich daarmee losworstelt van allerlei literaire dogma's, zegt hij over zijn schrijverschap: ‘[...] zo vind ik bij voorbeeld dat schrijven primo ten eerste en alleen maar leuk moet zijn, leuk om te doen, fijn om te vinden, schrijven is een solip- | |
| |
sistische bezigheid die alleen en louter genot en zelfbevrediging moet verschaffen, voilà, een dogma, schrijven is masturbatie, meer niet, me schrijven is me aftrekken.’
| |
Kunstopvatting
Voor Ronald en Fräser, in Ik ook van jou, zijn seks en literatuur op hun best als zij een voortzetting zijn van het onschuldige plezier van in de speeltuin. Kernwoorden voor de literatuur die zij voorstaan, zijn ‘vrolijk’, ‘onbezonnen’ en ‘lekker’.
Ronald Giphart schrijft, net als zijn personages, voor zijn plezier. Hij wil niets weten van het geklaag van sommige andere schrijvers dat zij zo'n zwaar en moeilijk vak hebben. Hij weigert zichzelf en de literatuur zó serieus te nemen dat het schrijven een zelfkwelling wordt. Hoewel Giphart en zijn schrijvende personages voor de literatuur, als abstractie, een heilig ontzag hebben, en er maar wat graag bij willen horen, hebben zij in de praktijk op vrijwel alles binnen de Nederlandse letteren commentaar. Gipharts gescheld betreft de uitgeversbranche, de boekhandel, literair-wetenschappelijke prietpraat, het onskent-ons sfeertje onder schrijvers en critici, rigide dogma's en ijdel geposeer van schrijvers. Hij wil maar wat graag meedoen aan het grote literaire spel, maar wel op zijn eigen voorwaarden.
Om de spot te drijven met de deftigheid van de letteren laat hij zich vaak in interviews en columns met opzet allesbehalve ‘literair correct’ uit. Hij schendt het heilige ontzag voor boeken door op te merken dat hij er dol op is boeken te verscheuren, en dat hij zich voor dat doel regelmatig een stapeltje bij De Slegte aanschaft.
| |
Relatie leven/werk
Ook de grens tussen autobiografie en fictie neemt Giphart niet al te serieus. Enerzijds beweert hij heel tegendraads dat het onzin is dat een auteur en zijn personage nooit op één lijn gesteld mogen worden. Als auteur wil hij zich niet verschuilen achter het fictieve karakter van zijn personages. Hij neemt de volle verantwoordelijkheid op zich voor de vaak boude uitspraken van zijn (hoofd)personages. Hun beweringen zijn vaak zijn eigen woorden in interviews en columns. Bovendien dragen hoofdpersonages namen die zijn afgeleid van zijn eigen naam. Maar anderzijds pleegt Giphart ook niet zomaar autobiografie. Zodra een figuur door hem een roman wordt binnengehaald,
| |
| |
is het niet meer hetzelfde personage als in de werkelijkheid. Ik ook van jou en Giph zijn daardoor geen autobiografische romans, hoewel ze wel heel persoonlijk aandoen. In Giph legt de verteller uit dat de figuur Maarten 't Hart in de boeken van Maarten 't Hart een personage is dat door de schrijver wordt opgevoerd. Omdat het om een fictieve figuur gaat, kan hij straffeloos het personage Maarten 't Hart lenen en opvoeren in zijn eigen verhalen.
| |
Thematiek
In Ik ook van jou worden twee parallellen zichtbaar. Aan de ene kant staat de serieuze literatuur, die moeizaam tot stand komt, die zwaarwichtig allerlei problemen aan de orde stelt. Die literatuuropvatting heeft veel overeenkomsten met de moeizame en pijnlijke relatie tussen Ronald en zijn destructieve studiegenote Reza. Aan de andere kant is er de parallel tussen de vrolijke literatuur die er voor de lol van schrijver en lezer is, met boeken die goed mogen aflopen, en Ronalds onbezorgde, vrolijke relatie met het Duitse meisje Silke.
Ronald leert dat een schrijver zich niet per se zwoegend aan grootse literatuur hoeft te wijden, maar gewoon kan schrijven over de dingen die hij leuk vindt, op een manier die in eerste instantie alleen maar humoristisch is. Daarnaast neemt hij afstand van zijn eerste liefde Reza, die zichzelf kapotmaakt. De nieuwe liefde met Silke is licht en probleemloos, en ook de seks tussen hen is beter, omdat Silke er op zijn minst even veel plezier aan beleeft als Ronald, in tegenstelling tot Reza, die wel altijd heel graag wilde, maar nooit kon klaarkomen. Ronald neemt kortom afscheid van de zwaarmoedigheid, zowel in de literatuur als in de liefde.
Giph is, behalve een roman over liefde en literatuur, in de eerste plaats een verhaal over vriendschap en de teloorgang daarvan. Giph heeft het in de brieven, waaruit de roman is opgebouwd, voortdurend over mensen die buiten de maatschappij komen te staan en uitgestoten worden door hun vrienden, iets wat hem grote angst inboezemt. Maar het is precies wat hem overkomt of wat hij zelf uitlokt. Gaandeweg weet hij zich bij werkelijk iedereen gehaat te maken en de roman besluit met de woorden van Giph, gericht aan zijn spiegelbeeld: ‘Hoe moet dat nou met ons, mijn jongen’.
| |
| |
Giphart wordt soms weemoedig bij de overpeinzing dat al het mooie, leuke, fijne, goede, jonge en gezellige uiteindelijk verbleekt en verdwijnt. In het verhaal ‘Het feest der liefde’ (in de gelijknamige bundel, 1995) waarschuwt een ouderejaars een groepje aankomende studenten:
En toen moest ik attenoie toch even aan The Beach Boys denken, aan het gevoel van social superiority, aan die mooie surfkinderen en aan hoe het hen is vergaan. Want met die Beach Boys is het niet goed afgelopen, jonge heren, hun successen werden gevolgd door één lange afgang vol ellende, dronkenschap, Mannen Met Hamers, niet noodzakelijkerwijs in hun voordeel werkende drugs, lichamelijk verval, opgezegde vriendschappen, ruzies, mislukte relaties, ziektes en dood. Dat dacht ik godverdomme, toen ik naar jullie energieke vrijheid keek, naar jullie onbezorgde pogingen die meisjes te versieren. Ik dacht: na nu zal het alleen maar minder worden. Dat is namelijk het leven zelf, dat alles gedoemd is te vervliegen, te vervlieden of te vergaan. Het spijt me, jongens.
| |
Stijl
Voor Giphart staat in zijn werk de stijl voorop: ‘Voor een generatie die nog nooit iets heeft meegemaakt, is literatuur uitsluitend stijl, en zo hoort het ook, want alles is altijd alleen maar stijl’ (Giph). Alles in de stijl van Giphart is erop gericht het verhaal met vaart en humor te vertellen. Er moet gelachen worden, op het wrange en pijnlijke af.
De schrijver speelt met woorden en taal; het maakt hem niet zo veel uit wat hij vertelt, maar hóé hij het vertelt. Zijn zinnen zijn kort, soms opzettelijk incompleet. Hij vertaalt typisch Engelse uitdrukkingen letterlijk en maakt daarvan bijvoorbeeld ‘stukje cake’ en ‘Fellini's is de praat van de stad’. Clichés, nieuwe samenstellingen, grote gevoelswoorden, die hij bovendien met een hoofdletter schrijft, grove, nietsverhullende taal; Giphart gaat niets uit de weg om zijn doel te bereiken.
Daarom zijn beschrijvingen en uitleg voor hem al gauw overbodig. Eerder zet hij een situatie schetsmatig neer, om zijn snelheid te bewaren. In Ik ook van jou beschrijft hij een scène, waarin Silke en haar vriendin met hun kano proberen aan te leggen, als volgt: ‘Gestuntel! Benen! Broekjes! Onmacht! Rankheid! Borstjes! Wanhoop! Glimlach (Fräser)! Glimlach (ik)!’
| |
| |
Voor iedereen herkenbare gesprekken stipt hij alleen maar even aan, met wat trefwoorden, die toon en intentie perfect weergeven. ‘Dat ze. Wat? Dat ze. Wat? Dat ze zo verkikkerd op me was.’ (Ik ook van jou).
Zijn toon is licht, grappig, stoer, maar tegelijk ontroerend, soms op het sentimentele af. Daarbij zorgt hij ervoor dat de ontroering nooit haar volledige uitwerking krijgt, door tegelijk afstand te bewaren. De verteller voorkomt dat hij zich laat meeslepen door zijn ontroering, door overdreven hoogdravend te doen of door een relativerende opmerking.
| |
Techniek
Giphart heeft gekozen voor een mengeling van openheid en afstand. Ik ook van jouen Giph zijn geschreven in briefvorm. De eerste roman is één lange brief aan een zekere Marijke, Giph bestaat uit een aantal brieven aan een onbekende (dé?) lezer. In wat lijkt op lange monologen, door personages die ook nog eens veel weg hebben van Giphart zelf, gaat de schrijver geen enkel intiem en gênant moment uit een mensenleven uit de weg. Afstand houdt hij door middel van humor, die echter tegelijk de soms wel erg individuele gevoelens veralgemeent en ze toegankelijk maakt voor de lezer.
Zonder al te veel beschrijvingen, uitweidingen of uitleg ontrollen de verhalen zich van scène naar scène. Als Giphart al ruimtes beschrijft, of mensen, doet hij dat met enkele globale woorden, zodat de lezer zelf naar eigen behoefte een decor kan invullen.
| |
Kritiek
De critici zijn in sommige gevallen nogal geschrokken van het taalgebruik en de onderwerpen van Giphart. Tom van Deel weet nog net waardering op te brengen voor de stijl van Ik ook van jou, maar verder is hij niet te spreken over de roman. Woorden als ‘banaal’ en ‘weerzinwekkend’ vullen zijn recensies.
Ook de tweede roman vindt hij maar kinderachtig: ‘Wat een slap mengsel van vlotheid, ironie en zelfingenomenheid’.
Over het algemeen hebben recensenten wel waardering voor Gipharts talent en gevoel voor stijl, maar zij vragen zich in de meeste gevallen toch wel af wanneer hij eindelijk eens een echt boek gaat schrijven. Het idee heerst dat de jonge schrijver zijn talent verkwanselt met boeken als Ik ook van jou en Giph.
Wellicht is er sprake van een generatiekloof, want jongere
| |
| |
critici zijn uitermate positief over Giphart, zoals Jessica Durlacher, die over Giph schrijft: ‘Dit boek gaat ook weer over niks, maar zo geestig, dat je je afvraagt waarom een boek over iets moet gaan.’
| |
Publieke belangstelling
Gipharts boeken weten hun weg te vinden naar het publiek. Ze worden goed verkocht, van de jongere schrijvers is hij een van de best verkopende. Alleen het zogenaamde vakantieboek is aan de aandacht van de liefhebbers ontsnapt, wellicht doordat Giphart daarvoor een pseudoniem gebruikte. Hij wordt veel gevraagd op te treden op literatuurfestivals en literaire avonden.
| |
Verwantschap
Met schrijvende generatiegenoten als Hermine Landvreugd, Rob van Erkelens, Don Duyns, Joris Moens en Joost Zwagerman heeft Giphart gemeen dat zijn werk sterk objectiverend van karakter is, of zoals Xandra Schutte het heeft beschreven: deze schrijvers zien altijd hun eigen achterhoofd. Door die eigenschap willen idealen en daden van hun personages nogal eens verzanden in nietsdoen, verveling, geweld of zinloze bezigheden. Maar omdat deze schrijvers - die in enkele tijdschriftartikelen voorlopig, en overigens zeer tegen de zin van de schrijvers zelf, Generatie Nix zijn gedoopt, naar Generation X van Douglas Coupland - in staat zijn afstand te nemen van hun verveling en indolentie, leveren zij indirect kritiek op de bewustzijnsindustrie en consumptiemaatschappij, waardoor hun werk een zeker engagement bevat.
| |
Traditie
De grote voorgangers van Giphart en de zogenaamde Generatie Nix zijn Amerikaanse auteurs uit de jaren tachtig, David Leavitt, Bret Easton Ellis, Jay McInerney, Tama Janowitz en de Canadees-Amerikaanse schrijver Douglas Coupland. Dichter bij huis heeft Giphart stilistisch gezien veel opgestoken van Jeroen Brouwers, W.F. Hermans, Gerard Reve, Tom Lanoye en Herman Brusselmans.
| |
Visie op de wereld
In Ik ook van jou roept Fräser dat de ‘grenzeloze ingekaktheid’ de Westerse wereld parten speelt, dat er geen passie meer is, geen hartstocht. Er is niets meer om je over op te winden. ‘Waar is de Grote Pathetiek gebleven? Waar zijn de Grote Gevoelens, die Heerlijke Daadkracht?’ vraagt hij zich af. Giphart verwoordt het probleem van de huidige jeugd, die weinig ho- | |
| |
gere idealen heeft. Veel jongeren hebben het idee dat er toch geen heilige waarheid bestaat waarvoor gestreden dient te worden. Tegelijk krijgen zij verwijten van de dertigers en veertigers die ooit zelf heel bevlogen waren, maar inmiddels ‘voortdurend met hun credit card staan te wapperen’, dat zij zich niet inzetten voor de idealen van weleer. Volgens Giphart hebben de dertigers en veertigers de poten onder de stoel van de jongere generatie weggezaagd. Voor jongeren zijn weinig idealen overgebleven en ook weinig mogelijkheden.
| |
Thematiek / Ontwikkeling
In de verhalenbundel Het feest der liefde (1995) borduurt hij voort op de thema's uit zijn eerste twee romans. De verhalen gaan over de ervaringen van jonge mensen in een studentenstad (gemodelleerd naar het Utrecht van de jaren negentig), er komt veel studentikoze humor in voor en ze zijn overladen met zeer uiteenlopende seksuele uitspattingen.
In verschillende romans (Giph (1993), Phileine zegt sorry (1996) en Ik omhels je met duizend armen (2000)) is sprake van eenzelfde constellatie van personages. De hoofdpersoon is veelal Giph; daarnaast is er een belangrijke rol weggelegd voor zijn zus Phileine, die in Phileine zegt sorry centraal staat. Met deze twee personages en hun sociale omgeving tekent Giphart de zogenoemde Generatie Nix. De personages houden er een hedonistische levensstijl op na, waarbij niets, behalve geldgebrek, hun zucht naar seks, drugs en rock ‘n’ roll in de weg staat. Tegelijkertijd blijkt de wereld die hij uitbeeldt, een lege wereld te zijn, waarin mensen er moeite mee hebben om hun gevoelens te uiten en het contact lijken te verliezen met hun authentieke zelf. Hans Goedkoop heeft erop gewezen dat er onder de schijnbare lichtvoetigheid van Gipharts verhalen een tamelijk negatief wereldbeeld verborgen zit. Dit laat zich het beste illustreren aan de hand van het personage Phileine. Anders dan bij personages als Ronald (Ik ook van jou) en Giph, die eerder opgelopen trauma's proberen te verwerken en daardoor enigszins tragisch zijn, overheerst bij dit personage de buitenkant. Haar karakter tekent zich af door haar keiharde grappen en opmerkingen. Met het personage Phileine laat Giphart zien hoe de nadruk op uiterlijkheden een empathisch gevoelsleven onmogelijk maakt. Dat zij aan het einde van de roman sorry zegt
| |
| |
voor haar bestaan, doet daar niets aan af, want ze lijkt niet te beseffen waarvoor ze sorry zegt.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
In de romans Ik omhels je met duizend armen, Troost (2005) en IJsland (2010) probeert Giphart zijn oude thematiek van liefde en seks enigszins te overstijgen. Dit resulteerde in romans waarin dodelijke ernst, galgenhumor en softporno samenkomen. In Ik omhels je met duizend armen lopen twee verhaallijnen door elkaar: in Nederland beleven Giph en Phileine de laatste weken uit het leven van hun moeder, op La Palma vieren ze een vakantie waarin zij en hun vrienden niets anders doen dan drinken en seks hebben. In de confrontatie van deze twee verhaalwerelden zien wij de tegenstelling weerspiegeld tussen de oude, studentikoze Giphart en een nieuwe, wat minder lichtvoetige schrijver die probeert te breken met zijn oude werk.
IJsland heeft een vergelijkbare structuur. Ook hierin wisselen twee verhaallijnen elkaar af. Giph is in IJsland met zijn collega-cabaretiers Egon en Ludo en met manager Junior om vakantie te vieren, maar aan het einde van deze vakantie maakt hij bekend de cabaretgroep te zullen verlaten. Waarom hij dat doet, wordt in een aantal terugverwijzingen duidelijk gemaakt. In de periode hiervoor was Giph verliefd geworden op de zwangere Teaske. Toen haar zoon geboren werd, had hij zich als een vader over het doodzieke kind ontfermd. Met de moeder had hij enkele bewogen weken doorgebracht in het ziekenhuis, waarbij de band tussen hem en de jongen (Bent) steeds sterker was geworden. De relatie tussen Giph en Teaske loopt stuk als zij besluit terug te keren naar haar ex. Op dat moment verliest Giph ‘zijn humor’.
Troost is de eerste roman van Giphart waarin het hoofdpersonage niet een gesjeesde student is. Deze roman draait om een topkok die een televisieprogramma maakt. Dit is echter vooral een cosmetische verandering, want hij gedraagt zich net zoals de meeste andere personages uit Gipharts oeuvre. Wat voor wereld de auteur ook creëert, hij bevolkt het verhaal met personages die grappig willen zijn, met seks bezig zijn, vreemdgaan en dreigen ten onder te gaan aan hun eigen hedonistische karakter. Ook topkok Art wordt het slachtoffer van zijn eigen handelingen.
| |
Relatie leven/werk
De relatie tussen het leven van de schrijver Ronald Giphart en
| |
| |
de belevenissen van zijn personages, met namen als ‘Ronald’ of ‘Giph’, is erg ingewikkeld. De personages komen op een aantal punten met hem overeen: ze leven veelal in de studentenstad Utrecht, hebben uiterlijke kenmerken van de auteur en maken gebeurtenissen mee die de auteur in zijn eigen leven ook meemaakte, zoals het overlijden van de moeder in Ik omhels je met duizend armen en het hebben van een doodziek kind: Gipharts zoon Lasse moest na de geboorte lang in het ziekenhuis blijven vanwege een goedaardige tumor. Dat neemt niet weg dat Giphart deze gegevens gebruikt om verhalen en romans te schrijven die verder niet volledig autobiografisch zijn en waarin personages allerlei groteske eigenschappen krijgen toebedeeld. Vakkundig gebruikmakend van de illusie van de autobiografie vormt Giphart zijn personages om tot typen die we kennen uit de traditie van de humoristische literatuur van Hildebrand tot Carmiggelt.
| |
Kunstopvatting
Een van Gipharts belangrijkste poëticale statements is de uitspraak dat literatuur leuk moet zijn. Hierin komen twee pijlers van zijn poëtica tot uiting: de nadruk op de rol van humor in de literatuur en de wil om door middelbare scholieren gelezen te worden. Het werk van Giphart is symbool geworden voor de afkeer van de literatuurlijst die scholieren volgens sommigen hebben en die tot de opvatting heeft geleid dat scholieren beter leuke boeken kunnen lezen die aansluiten bij hun belevingswereld dan oude, saaie klassieken. Giphart heeft deze onderwijskundige gedachte uit de jaren negentig altijd expliciet ondersteund. Aleid Truijens noemde hem dan ook ‘de grote leesbevorderaar’. Gipharts eigen werk kan gezien worden als een onderschrijving van deze poëticale stellingname. Je zou zelfs kunnen zeggen dat hij doelgroepproza schrijft. Zijn proza appelleert aan allerlei aspecten van de belevingswereld van middelbare scholieren en studenten: liefde, seksualiteit, het lonkende studentenleven. Zo bezien is zijn oeuvre een kritische noot bij de opvattingen van het klassieke literatuuronderwijs. Een tweede aspect van Gipharts literatuuropvatting is het belang dat hij hecht aan humor. Humor is voor hem direct gekoppeld aan moralisme en maatschappijkritiek en moet een schrikeffect teweegbrengen. Door in zijn werk situaties te creëren die in de
| |
| |
werkelijkheid niet bestaan, wil hij de lezer tegelijk aan het schrikken maken en aan het lachen brengen. Het lachen van de lezer is in dat geval het wegwerken van de door de literaire tekst gecreëerde schok.
Het is mede daarom intrigerend dat de roman IJsland draait om het verdwijnen van de humor. Giphart legt uit dat hij - na de ziekte van zijn jongste zoontje - enige tijd moeite had met schrijven, doordat hij nu ernstiger in het leven was komen te staan. In deze roman verwerkt hij dat gegeven in de scènes waarin hoofdpersoon Giph afscheid neemt van Groep Smulders, de cabaretgroep waarmee hij succes heeft. Die verzucht aan het slot van de roman: ‘Ik word heel depressief van het idee om de rest van mijn leven alleen nog maar grappig uit de hoek te moeten komen.’
| |
Traditie / Verwantschap
In een interview met Ed van Eeden gaat Giphart zover dat hij zijn eigen literatuuropvatting ondersteunt met een verwijzing naar Wittgenstein (en daaraan gekoppeld een speelse variant van het postmodernisme). Hij plaatst zichzelf in die traditie: de taalspelletjes die veelvuldig in zijn werk voorkomen, noemt hij Wittgenstein-toepassingen. Critici wijzen er echter op dat hij in dat interview de denkwereld van Wittgenstein zo ruim invult dat de verwantschap bijna nietszeggend wordt. René Hesselink verdenkt hem ervan de filosoof niet eens gelezen te hebben.
In Planeet literatuur (1998) heeft Giphart een aantal van zijn polemische of satirische teksten samengebracht, waaronder Kwadraats Groot Literair Lees Kijk Knutsel en Doe Vakantieboek, De beste schrijver van Nederland en De ontdekking van de literatuur (1997). Deze teksten hebben met elkaar gemeen dat Giphart (soms bijgestaan door Bert Natter) zijn spotlust erin loslaat op de Nederlandse literatuur, op een manier die in de verte doet denken aan Hermans' Mandarijnen op zwavelzuur, maar die vooral sterk beïnvloed is door Jeroen Brouwers' Zachtjes knetteren de letteren. In dit boek laat Giphart zien wat hij verstaat onder een humoristische omgang met literatuur. De centrale notie in Planeet literatuur is de gedachte dat schrijver en lezer op een speelse manier met de literatuur moeten omgaan.
| |
Stijl
Naast humor is stijl voor Giphart van groot belang. Hij legt veel nadruk op het talige aspect van literatuur: ‘literatuur is stijl’, stelt
| |
| |
hij onomwonden. Hij brengt dit in verband met het vervreemdingsprincipe. Door de werkelijkheid te beschrijven in een nieuwe, talige vorm, wil hij de lezer met een frisse, niet door clichés bepaalde blik naar die werkelijkheid laten kijken. In zijn eigen werk probeert hij dat effect te bereiken door gebruik te maken van neologismen en woordspelletjes als ‘zo'n pratend stuk vleeswoeker’ of ‘de haren rezen/ H.C. ten Berge’ en door het inzetten van stijlfiguren als overdrijving en ironie.
| |
Techniek
Giphart heeft een duidelijke voorkeur voor het ik-perspectief. In Phileine zegt sorry en Gala ligt dat perspectief bij vrouwen (Phileine en Meija), in Ik omhels je met duizend armen, Troost en IJsland bij mannen (Giph en Art). Het zijn veelal verhalen waarin het ik-personage (in brieven, e-mails of dagboek) schrijft over wat hij of zij heeft meegemaakt, afgewisseld met passages waarin hij of zij vertelt over recent opgedane ervaringen. Zo schrijft Giph in Ik omhels je met duizend armen tijdens zijn vakantie op La Palma over de periode ervoor, waarin zijn moeder besloot een einde aan haar leven te maken. En diezelfde Giph richt zich in IJsland in een lange brief aan een oude vriend die voor de lezer onbekend blijft. Art, in Troost, reflecteert op de weg naar zijn roem als kok (tot een eigen televisieprogramma aan toe) en de daaropvolgende ondergang die zich in de voorgaande vijf jaar heeft voltrokken. Via deze verteltechniek confronteert Giphart ervaringen uit het heden met herinneringen aan het verleden. Vaak manifesteert die confrontatie zich als een sterk contrast tussen geluk, succes en euforie enerzijds en angst, ondergang en dood anderzijds.
| |
Techniek / Visie op de wereld
Een opvallend aspect aan de teksten van Giphart is de thematische relatie met andere media. In Phileine zegt sorry spelen film en toneel de hoofdrol, in Troost draait alles om de televisiecultuur, waarin een eenvoudige kok nationale bekendheid kan verwerven. Deze literaire teksten betonen daarmee diepgaand beïnvloed te zijn door de multimediale cultuur van de jaren negentig. Zoals de schrijver Giphart buiten zijn werk regelmatig in de media verschijnt en daarmee het commerciële spel van de hedendaagse literatuur meespeelt, zo haalt hij tegelijkertijd die media zijn romans binnen.
| |
Verwantschap / Traditie
Giphart treedt veelvuldig op met bevriende podiumdichters en
| |
| |
cabaretiers. Deze auteurs zetten zich af tegen het aura van de hoge kunst en zijn erop gebrand de consument ‘live’ te ontmoeten of hem dienstbaar te zijn in de publieksmedia. Giphart staat daarmee in een traditie die is begonnen bij Gerard Reve en die vooral in de jaren zeventig gestalte heeft gekregen bij de zogenoemde zeventigers, die zich afkeerden van het centrum van de hoge literatuur. Eind jaren tachtig zet de Generatie Nix, waartoe Giphart gewoonlijk wordt gerekend, deze traditie voort. Vanaf dat moment wordt het voor een schrijver steeds vanzelfsprekender dat hij zich manifesteert in veel verschillende media (theater, radio, televisie, lezingencircuit, sociale media).
| |
Publieke belangstelling / Kritiek
In de jaren negentig verdwijnt de generatiekloof die er heerste tussen de belangrijke critici en Giphart. Toch reageren ook Gipharts recenserende leeftijdgenoten ambivalent op zijn werk. Vrijwel alle critici roemen hem om zijn stijl, sommigen vinden dat reden genoeg om zijn romans positief te waarderen, anderen blijven zich afvragen wanneer Giphart afstand gaat nemen van de studentikoze thematiek door een serieus boek te schrijven. Paradoxaal genoeg zijn er telkens ook critici die dat serieuze boek menen te hebben ontdekt.
Zo is Phileine zegt sorry voor Hans Goedkoop de aanleiding tot een uitvoerig essay over wat er onder de schijnbare ‘pret’ van Gipharts werk schuilgaat. In zijn interpretatie is het personage Phileine een stuk minder vrolijk dan ze zelf zou willen zijn. In feite heeft ze een afkeer van de hedonistische wereld van haar vrienden en daarmee ook van zichzelf. In Phileine zegt sorry confronteert Giphart de ‘fake’ wereld van Phileine met de wereld van haar partner Max, die in een toneelstuk zo realistisch mogelijk probeert te zijn. Goedkoop ziet haar zoektocht naar steeds meer geilheid en kicks als een afweermechanisme om te ontkomen aan de waarheid van het leven, de waarheid van ontluistering en verval. In Gipharts volgende roman, Ik omhels je met duizend armen, ziet Goedkoop echter weinig terug van de grotere aanvaarding van de werkelijkheid die Phileine zegt sorry leek te beloven. In deze roman vluchten de personages als vanouds eerder weg voor de werkelijkheid dan dat zij een pijnlijke waarheid blootleggen.
Ik omhels je met duizend armen is in het algemeen vrij negatief
| |
| |
beoordeeld. De meeste critici vonden de confrontatie van een ernstige verhaallijn (het sterven van de moeder) en een hedonistische (de orgieën op La Palma) weinig geslaagd. Troost daarentegen is veelal wél positief beoordeeld, voornamelijk omdat Giphart nu eindelijk eens over iets anders schrijft dan het hedonistische leven van gesjeesde studenten. Het is volgens Aleid Truijens Gipharts ‘eerste grote-mensen-roman’, maar dat neemt niet weg dat de ‘deconfiture van de kok niet echt tragisch wil worden’. Jaap Goedegebuure noemt IJsland ‘klef, sentimenteel en clichématig’, maar zo streng zijn de meeste andere critici niet. Veel lof is er voor de emotionele passages in het ziekenhuis; de kritiek richt zich vooral op de wat al te uitgesponnen beschrijvingen van de theatertournee van de cabaretgroep.
Hoe ambivalent de critici ook mogen zijn, Giphart is een auteur die veel gelezen wordt. De meeste van zijn romans worden geregeld herdrukt. De verfilmingen van Ik ook van jou, Phileine zegt sorry en Ik omhels je met duizend armen hebben nog meer bijgedragen aan zijn populariteit. Giphart weet als geen ander dat een schrijver zijn reputatie in de eenentwintigste eeuw zeker niet alleen verwerft op basis van het oordeel van de literaire kritiek. Mede door zijn vele openbare optredens, zijn veelvuldig gebruikmaken van sociale media en zijn bijdragen aan verschillende televisieseries en talkshows heeft hij ervoor gezorgd dat er een groot lezerspubliek is voor zijn boeken.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Ronald Giphart, Ik ook van jou. Amsterdam 1992, Nijgh & Van Ditmar, R. (6e druk: 1995, Singel Pockets; licentie-uitgave: 1996, Bulkboek, jrg. 24, nr. 235; 10e druk: 1999, Nijgh & Van Ditmar, 22e druk: 2004, Singel Pockets; 27e druk: 2011, de Volkskrant, De beste debuutromans 9) |
Ronald Giphart, Giph. Amsterdam 1993, Nijgh & Van Ditmar, R. (7e druk: 1997, Singel Pockets; licentie-uitgave: 1998, Bulkboek, jrg. 27, nr. 253) |
Arnold Hitgrap, Coen Reidingk en Brett Tanner, Kwadraats Groot Literair Lees Kijk Knutsel en Doe Vakantieboek. Utrecht 1993, Kwadraat, R. (opgenomen in Planeet literatuur) |
Ronald Giphart, Het feest der liefde. Amsterdam 1995, Balans, VB. (ge druk: 1997, Podium; licentie-uitgave: 1998, Muntinga, Rainbow Pocketboken 357) |
Ronald Giphart en Bert Natter, De beste schrijver van Nederland. Utrecht 1995, Kwadraat. (eerder gepubliceerd in Kwadraats Groot Literair Lees Kijk Knutsel en Doe Vakantieboek) |
Ronald Giphart, Phileine zegt sorry. Amsterdam 1996, Balans, R. (4e druk: 1997, Podium; licentie-uitgave: 2001, Muntinga, Rainbow Pocketboeken 570; 15e druk: 2003, Podium, Filmeditie) |
Moeders. Verhalen van hun zonen. Samenstelling Ronald Giphart. Amsterdam 1996, Prometheus, VB. (2e druk: 1998, Ooievaar) |
Ronald Giphart, De ontdekking van de literatuur. Amsterdam 1997, De Bijenkorf, EB. (opgenomen in Planeet literatuur) |
Ronald Giphart en Gerard van Kalmthout, Frühstück no future. Utrecht 1998, Kwadraat, T. |
Ronald Giphart, Planeet literatuur. Amsterdam 1998, Podium, EB. (waarin opgenomen Kwadraats Groot Literair Lees Kijk Knutsel en Doe Vakantieboek, De beste schrijver van Nederland en De ontdekking van de literatuur, aangevuld met ongebundeld werk) |
Ronald Giphart, De voorzitter. Episodische novelle. Amsterdam 1999, Podium, N. (licentie-uitgave: 2001, Muntinga, Rainbow Pocketboeken 526) |
Ronald Giphart, Peter Blokdijk, Rob van Scheers, De liefde die Feyenoord heet. Baarn 1999, De Fontein, Documentaire. |
Ronald Giphart en Bert Natter, Willem de Dikke. De wondere avonturen van onze kroonprins. Tekeningen Ruud de Rode. Amsterdam 1999, De Arbeiderspers, V. |
Ronald Giphart, Ik omhels je met duizend armen. Amsterdam 2000, Podium, R. (bewerkte licentie-uitgave 2008, Eenvoudig Communiceren, Leeslicht) |
Ronald Giphart, Ten liefde! Amsterdam 2001, Podium, CB. |
| |
| |
Ronald Giphart, Het leukste jaar uit de geschiedenis van de mensheid. Persoonlijke kroniek 2001. Amsterdam 2002, De Arbeiderspers, Privé-domein 247, D. (2e, uitgebreide druk: 2007) |
Ronald Giphart, Gala. Amsterdam 2003, Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, N. (2e druk: 2005, Podium) |
Ronald Giphart en Eric van den Eisen, Heldinnen. Amsterdam 2003, Podium, Fotoboek. |
Ronald Giphart, Troost. Amsterdam 2005, Podium, R. |
Ronald Giphart, Heblust. Naarden 2006, B for Books, Literaire juweeltjes, V. (eerder opgenomen in Het feest der liefde) |
Grand dessert. Samenstelling Ronald Giphart. Amsterdam 2006, Podium, Receptenboek. |
Ronald Giphart, Keukenprins. 100 dagen lezen en schrijven over eten. Amsterdam 2008, Podium, CB. |
Ronald Giphart, Mijn vrouw & andere stukken. Amsterdam 2009, Podium, CB. |
Ronald Giphart, IJsland. Amsterdam 2010, Podium, R. |
Ronald Giphart, Zeven jaar goede seks. Naarden 2011, B for Books, Literaire juweeltjes, V. |
Ronald Giphart, Piet verliefd. Illustraties Tom Schamp. Amsterdam 2011, Blue in Green, Sinterklaasboeken 2011, dl. 2, J. |
Ronald Giphart, De wake. Amsterdam 2011, VU Uitgeverij / VU University Press, N. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
T. van Deel, Die lusten er wel pap van. In: Trouw, 16-4-1992. (over Ik ook van jou) |
Iris Pronk, Vlagen van onverwachte schoonheid. In: Vooys, jrg. 10, nr. 3, juni-juli 1992, pp. 174-175. (over Ik ook van jou) |
Arjan Peters, De wereld een bouqetreeks. Over ‘Ik ook van jou’ van Ronald Giphart. In: SUM, jrg. 2, nr. 2, april 1992, pp. 44-45. |
Karin Bos, ‘Ik houd juist heel erg van jongensachtige literatuur’. In: Utrechts Nieuwsblad, 17-4-1992. (interview) |
Theodor Holman en Matthijs van Nieuwkerk, ‘Jeroen Brouwers zei: Neem het van me over’. In: Het Parool, 18-4-1992. (interview) |
Jessica Durlacher, Seks is een literaire ervaring. In: Vrij Nederland, 6-6-1992. (over Ik ook van jou) |
Rob van Scheers, Auteur tussen Plato en patatje oorlog. De daverende dilemma's van Ronald. In: Elsevier, 25-7-1992. (over Ik ook van jou) |
Arjan Peters, ‘Ook mijn volgende boek gaat over reisjes en meisjes’. In: Vrij Nederland, 26-9-1992. (interview) |
Jan Fred van Wijnen, [Recensie], In: Vrij Nederland, 31-10-1992. (over Ik ook van jou) |
Gertjan van Schoonhoven, [Recensie]. In: Nieuwsblad van het Noorden, 29-1-1993. (interview) |
T. van Deel, Waar praten we eigenlijk over? In: Trouw, 11-2-1993. (over Giph) |
Johan Diepstraten, Jeugdpuistjesliteratuur. In: De Stem, 12-2-1993. (over Giph) |
Janet Luis, Een jongensboek van het gewaagde soort van Ronald Giphart. Schrijven is masturbatie. In: NRC Handelsblad, 12-2-1993. (over Giph) |
Theo Hakkert, Giphart pakt draad van sex en literatuur vlot weer op. In: Dagblad Tubantia, 18-2-1993. (over Giph) Arjan Peters, De Nederlandse literatuur heeft er met ‘Giph’ een gezellig en onschuldig boek bij gekregen. In: de Volkskrant, 19-2-1993. |
Doeschka Meijsing, Giphart is, helaas, wat hij schrijft. In: Elsevier, 20-2-1993. (over Giph) |
Arthur Frieswijk, Kome er properheid. In: Vooys, jrg. 11, nr. 2, april 1993, pp. 114-115. (over Giph) |
Jessica Durlacher, Het echo van de hybris. In: Vrij Nederland, 6-3-1993. (over Giph) |
Rob van Scheers, De stille revolutie in de kunsten. In: Elsevier, 16-6-1993. (interview) |
Frank Verkuyl, Generatie Nix. Verveling. ‘Leefde Harry Mulisch nog maar’. In: De Groene Amsterdammer, 23-2-1994. (algemeen) |
Xandra Schutte, Generatie Nix. Kijkend naar het eigen achterhoofd. In: De Groene Amsterdammer, 23-2-1994. (algemeen) |
Peter Giesen en Mirjam Schöttelndreier, Studentenleven is ‘groot, geil en gezellig feest’. In: de Volkskrant, 2-3-1994. (interview) |
Nanda Roep, Niks generatie Nix! Als meer mensen lezen en schrijven komt er minder oorlog in de wereld. In: Trouw, 5-5-1994. (interview) |
Hans den Hartog Jager, Op z'n scholiers gezegd. Verhalen en columns van huppelschrijver Ronald Giphart. In: NRC Handelsblad, 17-3-1995. (over Het feest der liefde) |
Ad Fransen, Literatuur als afrodisiacum. In: De Tijd, 31-3-1995. (interview) |
Peter Nijssen, Het cabaret der genen. In: Vrij Nederland, 1-4-1995. (over Het feest der liefde) |
Onno Blom, Wee wie geen ontzag voor Giphart toont. In Trouw, 14-4-1995. (over Het feest der liefde) |
Doeschka Meijsing, De 06-lijn generatie. In: Elsevier, 22-4-1995. (over Het feest der liefde) |
Hans Dekkers, Waterpistooltjes. In: Maatstaf, jrg. 43, nr. 4, april 1995, pp. 10-16. (over de generatie Nix) |
Ellen de Jong-de Wilde, ‘Wat is er mooier dan een tongzoen?’ Een gesprek met Ronald Giphart. In: Kreatief, jrg. 29, nr. 2, juni 1995, pp. 62-69. (interview) |
Jos Borré, Lust en leven. In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 12, nr. 5, september-oktober 1995, pp. 78-80. |
| |
| |
Jos Joosten, Pulp fictie. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 140, nr. 5, oktober 1995, pp. 662-665. (kritische reactie op het werk) |
Bert van der Kamp en Willem van Zeeland, Ronald Giphart en Herman Brusselmans. ‘Jongeren maken geen reet mee, ze denken dat ze iets meemaken’. In: Oor, jrg. 25, nr. 25-26, december 1995, pp. 78-83. (interview) |
Pieter de Nijs, Egodocumenten en rauwrealistisch proza. Debutanten en de generatie Nix. In: Bzzlletin, jrg. 25, nr. 231-232, 1995, pp. 3-8. (over Ronald Giphart en de Generatie Nix) |
Ben Kuiken, ‘Die jongen die niets heeft meegemaakt in zijn leven’. In: Filosofie Magazine, jrg. 4, nr. 9, november 1995, pp. 16-17. (interview) |
Ingmar Heytze, Ronald Giphart: ‘Literatuur is stijl’. In: Onze Taal, jrg. 65, nr. 4, april 1996, pp. 88-89. (interview) |
Bregtje van der Haak, Zonen van feministische moeders blikken terug op hun opvoeding. In: Opzij, jrg. 24, nr. 9, september 1996, pp. 62-67. (interview) |
Martijn Adelmund en Phaedra Werkhoven, De Utrechtse student. Twee generaties. Een gesprek met Maarten van Rossem en Ronald Giphart. In: Aanzet, jrg. 14, nr. 2, oktober 1996, pp. 118-128. |
Thomas van den Bergh, Tussen fictie, flauw, melig en werkelijkheid. Ronald Giphart blijft zichzelf. In: Het Parool, 1-11-1996. (over Pkileine zegt sorry) |
Jaap Goedegebuure, Stijfkopje in Manhattan. In: HP/De Tijd, 8-11-1996. (over Phileine zegt sorry) |
Hans Goedkoop, Een trommelvuur van humor. Het escapistisch universum van Giphart. In: NRC Handelsblad 8-11-1996. (over Phileine zegt sorry) |
Jessica Durlacher, Absurdisme kent geen rem. In: Vrij Nederland, 16-11-1996. (over Phileine zegt sorry) |
Karel Osstyn, Een ontwapenend kreng. Verrassende satire van Ronald Giphart. In: De Standaard, 31-11-1996. (over Phileine zegt sorry) |
Joost Niemöller, Ronald Giphart. In: De Groene Amsterdammer, 11-12-1996. (interview) |
Rob Schouten, Misantropische heilsboodschap van Ronald Giphart. In: Trouw, 20-12-1996. (over Phileine zegt sorry) |
Tom Vandyk, Vroeger dacht ik dat schrijvers betere mensen waren. In: Knack, 8-1-1997 (interview) |
Maarten Doorman, Van zware en lichte brillen. In: Hollands Maandblad jrg. 38, nr. 1, januari 1997, pp. 28-29. (over de reacties op Phileine zegt sorry) |
Rob Schouten, Niet voor ouders, mandarijnen en andere sufbubbels. Nieuw proza in de jaren negentig. In: Ons Erfdeel, jrg. 40, nr. 1, 1997, pp. 96-108. |
Annette Embrechts, Slotakkoord met ijsbolletjes. In: de Volkskrant, 30-4-1998. (over Frühstück no future) |
Pieter Bots, Een multi-culturele amour fou. In: Het Parool, 14-8-1998. (over Frühstück no furture) |
Joris van Casteren, ‘We hadden ze nog nooit in het echt gezien’. In: De Groene Amsterdammer, 14-10-1998. (interview) |
Jerry Goossens, Zwaag en Gip doen Apeldoorn. In: Het Parool, 28-10-1998. (interview) |
Martijn Meijer, Het smoel van Ronald Giphart. In: NRC Handelsblad 27-11-1998. (over Planeet literatuur) |
Floor van Renssen, Giphart weet het ook niet. In: Letterlik, jrg. 13, nr. 1-2, 1998-1999, pp. 56-61. (over Giph) |
Arie Storm, Ik ben een slecht mens. In: Vrij Nederland, 13-3-1999. (over De voorzitter) |
Arnold Heumakers, Prolurk zonder blanke pit. In: NRC Handelsblad 2-4-1999. (over De voorzitter) |
Jeroen Overstijns, Ronald Giphart in het spoor van Brusselmans. Een voorzitter zonder klasse. In: De Standaard 8-4-1999. (over De voorzitter) |
Thomas van den Bergh, Reutel 4. Kanttekeningen bij de nieuwe novelle van Ronald Giphart. Seks en humor en seks en humor, het begint geforceerd te worden. In: Elsevier, 10-4-1999. (over De voorzitter) |
Lut Missinne, De zoektocht naar een identiteit in recente Nederlandse literatuur. In:
|
| |
| |
Nachbarsprache Niederländisch, jrg. 14, nr. 1, 1999, pp. 1-14. (onder andere over Giphart) |
Ed van Eeden, ‘Jammer dat Wittgenstein er nu niet bij is’. Een interview met Ronald Giphart. In: Armada, jrg. 5, nr. 17, december 1999, pp. 26-38. |
Maarten Moll, Giphart, heel goed te lezen. In: Het Parool, 2-11-2000. (over Ik omhels je met duizend armen) |
Monica Soeting, Giph herrezen uit een warme koeienvlaai. In: de Volkskrant, 3-11-2000. (over Ik omhels je met duizend armen) |
Max Pam, Pover naspel. In: HP/De Tijd, 10-11-2000. (over Ik omhels je met duizend armen) |
Hans Goedkoop, Een licht vaatje leven. Giphart neemt de handschoen halfjes op. In: NRC Handekhlad, 10-11-2000. (over Ik omhels je met duizend armen) |
Max Pam, Wat de kerken na decennia nog niet kunnen, doet Ronald Giphart in een handomdraai. In: HP/De Tijd, 11-11-2000. (over Ik omhels je met duizend armen) |
Thomas van den Bergh, Seks is ook niet alles. De nieuwe roman van Ronald Giphart over de lijdensweg en euthanasie van zijn moeder is een roman over desillusies. In: Elsevier, 18-11-2000. (over Ik omhels je met duizend armen) |
Jeroen Vullings, Het geval Giphart. In: Vrij Nederland, 25-11-2000. (over Ik omhels je met duizend armen) |
Jeroen Overstijns, De dictatuur van het leuke. Ronald Giphart over geilheid en euthanasie. In: De Standaard, 30-11-2000. (over Ik omhels je met duizend armen) |
Walter Kraut, Giph en een ontzettend verschrikkelijk heel erg knappe vrouw. In: Trouw, 2-12-2000. (over Ik omhels je met duizend armen) |
Arjan Visser, Alleen de Nobelprijs nog. In: Trouw, 23-12-2000. (interview) |
Maarten 't Hart, Een omhelzing met duizend armen. In: Hollands Maandblad, jrg. 42, nr. 12, december 2000, pp. 15-16. (over de reacties op Ik omhels je met duizend armen) |
Floor van Renssen, De nieuwe roman van Ronald Giphart. Een slecht opgevoerde komedie. In: Letterlik, jrg. 15, nr. 2, winter 2000, pp. 30-31. (over Ik omhels je met duizend armen) |
Liesbeth Eugelink, De Alpen ansichtsgewijs. Over de bergen #1. In: Parmentier, jrg. 10, nr. 4, 2000, pp. 54-60. |
Steven Vermeylen, Ronald Giphart, Giph. In: Lexicon van Literaire Werken, aanv. 49, februari 2001. (analyse) |
Walter Kraut, Giphart hakt de liefde op in weetjes. In: Trouw, 10-11-2001. |
Rob Schouten, Het tweede huisje in de beits. Een jaartje met Ronald Giphart. In: Trouw, 15-6-2002. (over Het leukste jaar uit de geschiedenis van de mensheid) |
Maarten Moll, Non fictie. In: Het Parool, 11-7-2002. (over Het leukste jaar uit de geschiedenis van de mensheid) |
Aleid Truijens, Jaar lang literair linten doorknippen. Ronald Giphart schrijft ‘dagboek met voorbedachten rade’. In: de Volkskrant, 21-6-2002. (over Het leukste jaar uit de geschiedenis van de mensheid) |
Jeroen Vullings, Erbij willen horen. In: Vrij Nederland, 29-6-2002. (over Het leukste jaar uit de geschiedenis van de mensheid) |
Karel Osstyn, Het leukste jaar van Giphart. In: De Standaard, 14-8-2002. (over Het leukste jaar uit de geschiedenis van de mensheid) |
Berry Dongelmans, Lezen in romans. Leiden 2002. (onder meer over Ik ook van jou) |
Joost Nijsen, Giphart de schrijver, Talent & het mannetje, Een ton!, Doel [en] Knal. In: Joost Nijsen, Joost mag het weten. Podium vijf jaar. Amsterdam 2002, pp. 9-10, 42-43, 59-60, 125, 147-148. (over diverse werken van Giphart) |
Arjan Peters, Klapkut wil meer aandacht voor elkaar. In: Arjan Peters, De ongeneeslijke lezer. Een werkboek. Amsterdam 2002, pp. 69-72. (over Phileine zegt sorry) |
Jeroen Vullings, Giphart de libidoremmer. In: Vrij Nederland, 8-3-2003. (over Gala) |
Arjan Peters, Het wordt eens tijd voor een Giphart zonder feest. Hoofdschudden bij een wrang acteursfestijn. In: de Volkskrant, 12-3-2003. (over Gala) |
Max Pam, De schrijver als vraagbaak. In: HP/De Tijd, 14-3-2003. (over Ten liefde!) |
Pieter Steinz, Ik krijg opvallend veel hate- |
| |
| |
mail. Gesprek met Ronald Giphart, schrijver van het boekenweekgeschenk. In: NRC Handelsblad, 14-3-2003. |
Thomas van den Bergh, Leven na de dood. In: Elsevier, 15-3-2003. (over Gala) |
Menno Schenke, Giphart op z'n grootst. ‘Ik moet oppassen voor emoties à la Youp van 't Hek’. In: Algemeen Dagblad, 15-3-2003. (interview) |
Max Pam, Bedenkelijke trekjes van God. In: HP/De Tijd, 21-3-2003. (over Gala) |
Paul van Liempt, Spiegelbeeld. In: Vrij Nederland, 22-3-2003. (over Gala) |
Wim Daniëls, Giphtaal. De woordvondsten van Ronald Giphart. Amsterdam 2004. |
Hans Goedkoop, De light-sigaret des levens. Ronald Giphart op zoek naar waarheid zonder consequenties. In: Hans Goedkoop, Een verhaal dat het leven moet veranderen. Amsterdam 2004, pp. 80-91. |
Manon Uphoff, In gesprek met Ronald Giphart op 3 november. In: De Revisor, jrg. 31, nr. 5-6, december 2004, pp. 91-104. |
Pim Franssen, Odi ergo sum. Waarom Phileine in de film geen echte bitch is. In: Parmentier, jrg. 13, nr. 1, mei 2004, pp. 47-54. |
Pieter Steinz, Een kok zoekt de keerzijde. Een geslaagde roman van Giphart over wat lekker is. In: NRC Handelsblad, 15-4-2005. (over Troost) |
Iris Pronk, Feestje met popkok Troost. Horeca en tv à la Giphart. In: Trouw, 16-4-2005. (over Troost) |
Rudy Vandendaele, Ik durf niet langer meedogenloos te zijn. In: Humo, 19-4-2005. (interview) |
Hans Hoenjet, De plaaggeesten van Ronald Giphart. In: HP/De Tijd, 22-4-2005. (interview) |
Aleid Truijens, Gepofte kastanjes in haar stem. Geurige kokslyriek van Ronald Giphart. In: de Volkskrant, 29-4-2005. (over Troost) |
Erik de Vries, De geestelijk vader van de kroket met lachgas. In: Vrij Nederland, 7-5-2005. (over Troost) |
Mark Cloostermans, Overmoed komt voor de val. In: De Standaard, 12-5-2005. (over Troost) |
Max Pam, Schapenogen en testikels. In: HP/De Tijd, 13-5-2005. (over Troost) |
Cor de Jong, Muziek in de marge. Songteksten als motto's van literaire teksten. In: Maarten Steenmeijer (red.), Pop in de literatuur. Nijmegen 2005, pp. 239-249. (onder meer over Giphart) |
Liesbeth Eugelink, Ronald Giphart: ‘Tolerantie is een groot goed’. In: Liesbeth Eugelink, ‘Niets in mij gelooft dat.’ Over religie in de moderne Nederlandse literatuur. Kampen 2007, pp. 159-170. (interview) |
Dirk van Weelden, Ribkarbonades! Gratis! Twee kilo! In: De Gids, jrg. 169, nr. 8-9, augustus-september 2006, pp. 599-601. |
Lenny Vos, ‘Literaire nevenactiviteiten van auteurs’. In: Vooys, jrg. 28, nr. 2, juni 2010, pp. 85-92. (onder andere over Giphart) |
Femke Sterke, Ronald Giphart schrijver. In: Libelle, 8-11-2010. (interview) |
Leon Verdonschot, ‘Mijn kinderen zijn belangrijker dan mijn boeken’. In: De nieuwe revu, 10-11-2010. (interview) |
Maarten Moll, ‘Een kind hoort niet te lijden, laat staan te sterven’. In: Het Parool, 10-11-2010. (interview) |
Sebastiaan Kort, Zet door, duw ze de gracht in! In: NRC Handelsblad, 12-11-2010. (over IJsland) |
Greta Riemersma, ‘Ik kreeg een hekel aan humor’. In: de Volkskrant, 20-11-2010. (interview) |
Dirk Leyman, Ronald Giphart koelt af in IJsland. In: De Morgen, 24-11-2010. (over IJsland) |
Jaap Goedegebuure, Kraamtijd maakt Giph oud. In: Het Financieele Dagblad, 27-11-2010. (over IJsland) |
Martijn Wallage, De nar is de grap zat geworden. In: de Volkskrant, 27-11-2010. (over IJsland) |
Coen Peppelenbos, Doodsangsten van een cabaretier. In: Leeuwarder Courant, 03-12-2010. (over IJsland) |
Jann Ruyters, Giph heeft geen last van bindingsangst. In: Trouw, 24-12-2010. (over IJsland) |
Frank van Dijl, IJsland. In: HP/De Tijd, 07-01-2011. (over IJsland) |
127 Kritisch lit. lex.
november 2012
|
|