| |
| |
| |
Leo Geerts
door Joris Gerits
1. Biografie
Leo Geerts werd op 18 februari 1935 te Doel bij Antwerpen geboren als voorlaatste in een arbeidersgezin met vier kinderen. Van 1953 tot 1957 studeerde hij Germaanse filologie aan de K.U. Leuven. Na zijn militaire dienst in 1959 werd hij leraar Nederlands, Engels en Duits aan het Sint-Jan-Berchmanscollege te Westmalle. Als gevolg van een scholierenrevolte nam hij daar in 1971 ontslag, waarna hij docent Engels werd aan het Provinciaal Hoger Instituut voor Toegepaste Communicatie te Antwerpen.
In 1961 trouwde hij met Rika Heymans, die vanaf 1972 lerares was aan de Rudolf Steinerschool te Antwerpen. Van 1964 tot 1984 werkte Geerts mee aan het weekblad De Nieuwe, het eerste jaar als televisierecensent, nadien als literair criticus.
Hij werd in 1974 lid van de redactie van het maandblad Streven. Hij leverde ook bijdragen aan onder meer Ons Erfdeel, Kreatief, De Vlaamse Gids en Etcetera.
Geerts schreef in de periode 1977-1982 vier toneelstukken, die door het Nieuw Vlaams Teater opgevoerd werden. Hij maakte ook een honderdtal literaire collages, waarvan er enkele verschenen in De Nieuwe en vele in het tijdschrift voor hedendaagse kunst Deus ex Machina, waarvan hij in 1985 redactielid werd. Onder het pseudoniem Marcel van der Linden publiceerde hij in 1988 De mentor, een pastiche van de in 1987 verschenen roman De pupil van Harry Mulisch. In 1990 verliet hij het onderwijs met vervroegd pensioen; in dat jaar reisde hij ook naar Lesbos, werkte mee aan een literair BRTN-programma en
| |
| |
schreef in de herfst zijn laatste roman, Sapfo's lief. Geerts wist toen dat hij longkanker had. Hij is op 17 augustus 1991 overleden.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek / Ontwikkeling
Geerts' eerste roman, Loeders, verscheen in 1975 op afvalcomputerpapier. Loed is de omkering van Doel, het geboortedorp van de auteur. Van de omstreden kerncentrale in Doel gaat in de roman letterlijk een splitsende kracht uit, waardoor de personages met hun bijbelse, mythologische en symbolische namen uiteenvallen in hun persona en hun schaduw.
De thema's van de eenzaamheid en de vervreemding van het individu in een alsmaar sterker ‘gemacdonaliseerde’ maatschappij (een door Geerts geijkte term), de tegenstelling tussen individualiteit en collectiviteit, socialisme en kapitalisme die in het hele oeuvre van Geerts overwegen, zijn in Loeders al aanwezig. Deze tegenstellingen zullen verder uitgewerkt worden in Pagadders (1982) en Dadaders (1985), waarin trouwens een aantal personages met dezelfde naam als in zijn debuutroman optreden: de gekke schoolmeester Ikke, zijn vrouw Serena, hun dochters Eneke en Tweeke.
| |
Kunstopvatting / Techniek
Traditie
De contradicties in de samenleving blootleggen, daar is het Leo Geerts om te doen. Dat gebeurt niet door de creatie van zwaartillende ideeënromans, maar van satirische, geëngageerde romans, waarin de verbeelding aan de macht is, terwijl de realiteit toch nooit veraf is en zeer herkenbaar blijft. Om zijn romans te structureren gebruikt Geerts de collagetechniek. Zo is Pagadders een reisverhaal, maar ook een detectiveroman, een parabel, een liefdesgeschiedenis en een schelmenroman. Geerts maakt gebruik van verschillende taalregisters - ambtelijk, dichterlijk, kinderlijk, plechtig, dialectisch taalgebruik - om de taalmanipulatie, de taalmacht én onmacht concreet te maken en te onthullen. In Pagadders rijdt een bont gezelschap Antwerpenaren met een rode dubbeldekker naar Praag, de stad van Kafka, Kundera en de Golem. Het persiflerende, groteske proza dat Geerts in die roman gebruikt, zet de traditie voort van Paul van Ostaijen, maar toont ook verwantschap met het paraproza van Gust Gils en de grimmige satires van Louis Paul Boon en Willem Frederik Hermans.
| |
Thematiek
Ook Dadaders is een collageroman. Wat als een surrealistische farce begint, eindigt met een aangrijpende reflectie op liefde
| |
| |
en macht. Dadaders is een vlammend esthetisch protest tegen de architectuur in België, die van dat land het lelijkste ter wereld heeft gemaakt en bevat ook een vurig pleidooi tegen de maatschappelijke verloedering. Een aan terminale kanker lijdende anarchist besluit het Hangend Gebouw - in Antwerpen bekend als de BP-building, ontworpen door de architect Leon Stijnen - te bezetten en roept voor die ludieke, maar toch ook bloedserieuze actie anarchisten uit heel Europa op zich bij hem te voegen.
| |
Visie op de wereld
De keuze voor dat Hangend Gebouw vloeit voort uit de verantwoorde en esthetische vorm ervan, de milieubewuste inplanting en de poging met mobiele wanden op de verschillende verdiepingen een menselijker werkklimaat te scheppen binnen de kapitalistische structuur.
De Vlaamse initiatiefnemer tot de bezetting weet twaalf discipelen rond zich te verzamelen, wat de actie een nog meer uitgesproken symbolisch karakter geeft. Uit het motto van Kurt Schwitters, ‘Ik eis de onmiddellijke afschaffing van alle wantoestanden’, blijkt het utopische en dadaïstische karakter van deze roman, waarop trouwens ook de titel zinspeelt. Anderzijds wil Dadaders de analogie aantonen tussen de machtsverhoudingen in de maatschappij en die in persoonlijke relaties. In het slothoofdstuk wijst de dochter van de anarchist in een brief aan haar moeder op dat parallellisme tussen de sociaal-politieke verhoudingen en de liefdesrelaties tussen mensen, die, als ze louter steunen op macht, in beide gevallen kunnen leiden tot moord.
Eerder al had Geerts in het libretto van het muziekdrama Ulrike, een antieke tragedie (1979), dat later door de componist Raoul de Smet tot een kameropera bewerkt zou worden, het probleem van de macht en van het verzet tegen de onwettigheid van het gezag gestalte gegeven. Hij ging daarbij uit van de vraag waarom Ulrike Meinhof, Andreas Baader en hun medestanders konden figureren als de Bonnies en Clydes van de gefrustreerde generatie van 1968 en tegelijkertijd als de mythische gestalten die jarenlang het bewustzijn van de Westeuropese burger geterroriseerd hebben. De kern van de tragedie van Ulrike Meinhof lag volgens Geerts in haar gekwetst rechtsbesef
| |
| |
en haar weigering de contradictie te aanvaarden dat de kleine criminaliteit in de samenleving genadeloos wordt vervolgd, terwijl volkerenmoord straffeloos geaccepteerd wordt.
| |
Thematiek
Het drama als literair genre heeft Leo Geerts niet zomaar sporadisch beoefend. Het toneel heeft hem altijd aangetrokken. Zijn eerste publikatie was de tekst van de eenakter ‘Het feest der zuiverheid’ in het decembernummer 1957 van Dietsche Warande & Belfort. Het werd een verdienstelijke poging tot vernieuwing van het kerstspel genoemd. In opdracht van het Nieuw Vlaams Teater schreef hij twintig jaar later Ballade van bloed en tranen, een stuk over Charles Manson en de rituele moordpartij, door zijn vrouwelijke adepten aangericht in de villa van Roman Polanski en Sharon Tate. Geerts poogt erin te verduidelijken dat Manson geen marginale zonderling is geweest, maar een produkt van de Amerikaanse samenleving uit de jaren zestig.
Naar aanleiding van de vieringvan 150 jaar Belgische onafhankelijkheid in 1980 schreef hij, opnieuw voor het Nieuw Vlaams Teater, het stuk Vrij België, een realistische episode uit de geschiedenis van collaboratie en verzet, gesitueerd in de omgeving van zijn geboortedorp Doel, onmiddellijk vóór en na de bevrijding in 1944.
Over de tegenstelling tussen de ideeën van de verlichte revolutionairen en die van de reactionaire katholieken ten tijde van de Boerenkrijg in 1798 handelt het historische stuk in drie bedrijven De bloedkermis (1982).
| |
Stijl
Zijn toneelstukken en romans schrijft Geerts in een gedreven stijl; hij imiteert of parodieert de taalregisters van de verschillende maatschappelijke klassen waartoe zijn personages behoren. De onderliggende boodschap wordt vaak provocerend geformuleerd, waardoor het protest via het woord tegen de arrogantie van de macht stilistisch gestalte krijgt. In Dadaders is dat zeer expliciet het geval. In Pagadders is dan weer het flitsend taalspel, dat echter nooit vrijblijvend is, het meest opvallend, naast een ook altijd aanwezige didactische tendens om meningen, ideologieën, maatschappelijke standpunten te verklaren. Voor Geerts is stijl immers méér dan taal, méér dan foute of juiste woorden en constructies. In zijn als testament nagelaten
| |
| |
essay ‘Een gewoon mens’ heeft hij stijl dan ook gedefinieerd als ‘het smeden van een eigen identiteit uit het on-zijn van de Belgen’.
| |
Verwantschap
In het op zijn kop zetten van macht en orde door een vaak absurde stroom van feiten en gebeurtenissen tonen Geerts' romans verwantschap met het proza van de vooral als filmregisseur bekende auteur Frans Buyens.
Kenmerkend voor beiden is de verwijzing naar de kafkaiaanse sfeer van dreiging van vernietiging van het individu door machtsstructuren en ideologieën. Als geëngageerde zestigers met eenzelfde ideeëngoed als Geerts - protest tegen de verloedering van het milieu, de desinformatie door gezagsdragers, de vervuiling van de cultuur door clichés, slogans en gemeenplaatsen - kunnen ook de dichter Stefaan van den Bremt en de filosofische auteur Ludo Abicht genoemd worden.
| |
Thematiek
Na de toneelstukken en de trilogie Loeders, Pagadders, Dadaders met hun uitgesproken maatschappelijk engagement, ging Geerts zich toeleggen op de literatuur als intertekstueel fenomeen en als autobiografische fictie. Anderhalf jaar nadat Harry Mulisch De pupil had gepubliceerd, verscheen van Geerts onder het pseudoniem Marcel van der Linden De mentor (1988). Met die mystificatie wilde Geerts aantonen dat voor critici, vooral in weekbladen, het imago van een auteur doorgaans belangrijker is dan zijn boek. De mentor was bedoeld als een echo en een tegenbeeld van De pupil, maar het beoogde ook méér te zijn dan een amusante pastiche. De tegentekst van Marcel van der Linden moest de oertekst van Harry Mulisch overtreffen. De uitspraak van Frans de Rover dat de auteur van De mentor alleszins een begaafd kunstenaar is, vat uitstekend het oordeel samen van de meeste critici in Nederland, die zich afvroegen wie achter Marcel van der Linden dan wel schuilging: Hermans? Claus? Mulisch zelf?
Dat De mentor niet louter als een spiegelbeeld van De pupil geschreven is, blijkt uit de betekenisverdieping die Geerts heeft nagestreefd door de beschrijving van het spanningsveld tussen de individuele creativiteit en maatschappelijke systemen, en door in de slothoofdstukken van De mentor een motief uit te werken dat niets met De pupil van doen heeft: de perverterende
| |
| |
behoefte aan mateloos kopiëren en reproduceren waaraan de westerse cultuur ten onder gaat.
| |
Relatie leven/werk
Gelijktijdig met De mentor verscheen de autobiografische roman Een held die armoe zaait (1988). In het eerste deel blikt Geerts door de ogen van zijn hoofdpersonage Erik terug op zijn jeugd in korte, sensitief geformuleerde en zeer suggestieve taferelen, die handelen over de Tweede Wereldoorlog, de arbeidersklasse waartoe hij behoort, en de Vlaams-katholieke principes waarmee hij thuis en op school geconfronteerd wordt. Zijn seksuele initiatie gaat gepaard met de ontdekking van de literatuur via de ‘verboden boeken’ van Dostojewski, Baudelaire en De Montherlant. In het tweede deel ontwikkelt Erik zich tot een links intellectueel, een kritisch leraar en vakbondsman.
De ervaringen van het personage Erik verwijzen ondubbelzinnig naar die van de auteur, die in het woelige schooljaar 1968-1969 samen met de contesterende leerlingen tegen een autoritair schoolhoofd een ‘Zwartboek’ opgesteld heeft, wat tot zijn ontslag heeft geleid. Tien jaar later zal Geerts samen met de arbeiders van de olieraffinaderij RBP een lijvig dossier maken over hun bedrijfsbezetting. Ook dat gegeven is fictioneel verwerkt in Een held die armoe zaait. De tegenstelling in de titel van de roman tussen de held en de armoedzaaier verwoordt de gespletenheid van de generatie waartoe Geerts behoort.
| |
Thematiek
Zoals De mentor geënt is op De pupil van Mulisch, zo is Geerts' laatste roman, Sapfo's lief (1991), geënt op Petronius' Satyricon. Geerts schreef Sapfo's lief in zeer korte tijd in de herfst van 1990, toen hij wist dat hij longkanker had. Het onderliggende thema van de roman is dat van de hermafrodiet. De principiële tweeslachtigheid in elk mens heeft Geerts geconcretiseerd in personages van wie de seksuele geaardheid in de loop van het verhaal verandert, wat tot tragische verminkingen voert. Petronius' Satyricon met zijn excessen, abnormaliteiten, decadente en exclusieve rituelen is voor Geerts ook een spiegel van onze tijd, gekenmerkt door het optreden van bizarre sekten, terroristische aanslagen en geslachtelijke manipulaties. De hermafrodiet is in Sapfo's lief het symbool van een door de mens nagestreefde staat van volmaaktheid. De perfectie bereiken is ech- | |
| |
ter de dood ontmoeten, want menselijk leven is per definitie onvolmaakt.
| |
Kunstopvatting
Schrijven betekent voor Geerts het verkennen van de mogelijkheden die in de werkelijkheid niet voorkomen. ‘Vertellen heeft met de absurditeit van het toeval te maken, met wat er allemaal kan gebeuren aan onverwachte dingen’, schreef hij in De Nieuwe (2-12-1982). Vandaar zijn voorkeur voor grotesk proza, waarin de verbeelding vrij spel heeft, terwijl de realiteit nooit losgelaten wordt. Niet alleen als criticus, ook als literator geeft Geerts altijd zijn mening te kennen. Als hij zijn maatschappijkritiek verpakt in ludieke, absurdistische fantasieën, versmalt ze niet tot louter satire en wordt ze niet door een postmoderne ironie geneutraliseerd. In de lijn van het denken van Adorno beklemtoont Geerts dat alle literatuur a priori polemisch is. Schrijven moet altijd complicerend zijn, omdat er geen eenvoudige waarheden bestaan. Het is ook zijn diepe overtuiging dat het ware schrijven niet bij, maar voorbij het vakmanschap begint.
| |
Techniek
Zelf is hij ervan overtuigd dat literatuur niet kan bestaan zonder een sluitende vorm. De techniek die hij bij voorkeur gebruikt om de chaotische werkelijkheid te verbeelden, is de montage van ludieke gebeurtenissen, anarchistische ideeën, symbolische handelingen, afstandelijke reflectie, direct engagement en nog andere ingrediënten tot een cocktail waarin de smaken van authenticiteit, waarheid en vrijheid overwegen.
| |
Visie op de wereld
In ‘Een gewoon mens’ (1991) heeft Geerts geëxpliciteerd hoe hij bij het schrijven te werk gaat: ‘Ik schrijf een zin op na lang nadenken. Dan bekijk ik die en gooi hem om. Daarna vervang ik enkele woorden door preciezere, vervolgens gooi ik de zin weg en begin opnieuw’. Daarop volgt de conclusie dat schrijven zowat het verschrikkelijkste is dat er bestaat. En dat oordeel betreft niet alleen de stilistische, maar ook de inhoudelijke kant van het schrijven. In ‘Een gewoon mens’ verklaart Geerts zich gelijkgezind met de Roemeens-Franse filosoof Cioran, wiens pessimisme hem én een strategie tegen de te verwachten tegenslagen en ontgoochelingen biedt én het inzicht dat de eigen werkelijkheid toch nooit zo verschrikkelijk en absoluut futiel kan zijn als het leven volgens Cioran is. Ondanks het
| |
| |
cynisme en de overal waarneembare verloedering blijft het schrijven voor Geerts altijd een gevecht voor het behoud van de hoop.
| |
Publieke belangstelling
Leo Geerts geniet een veel ruimere bekendheid als criticus dan als auteur van romans en toneelstukken. Cyrille Offermans karakteriseert hem als een polemisch criticus, die geen behoefte heeft aan irrelevant vertoon van eruditie, meteen doorstoot tot de kern van een boek, scherp oordeelt, tot lezen aanzet en de literatuur echt serieus neemt. Van zijn toneelwerk heeft Ulrike, een antieke tragedie enige weerklank gekregen in Duitsland en Italië. Met De mentor heeft Geerts ook in Nederland ophef veroorzaakt en het kan zijn best ontvangen boek genoemd worden.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Leo Geerts, Het feest der zuiverheid. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 102, nr. 10, december 1957, pp. 600-619, T. |
Leo Geerts, Zwartboek Westmalle. Verslag van een scholierenrevolte. Brugge 1971, Sonneville, E. |
Leo Geerts, Loeders. Antwerpen 1975, Soethoudt, R. |
Leo Geerts, Ballade van bloed en tranen. Antwerpen 1977, Nieuw Vlaams Teater De Waag, T. |
Leo Geerts, Ulrike, een antieke tragedie. Antwerpen 1979, Soethoudt, T. |
Leo Geerts, De bezetting van RBP. Leuven 1979, Kritak, E. |
Leo Geerts, Vrij België. Deurne 1980, Beckers, T. |
Leo Geerts, Pagadders. Amsterdam 1982, De Bezige Bij, R. |
Leo Geerts, De bloedkermis of het dagelijks leven in Vlaanderen na de grote Franse Revolutie. Antwerpen 1982, Beckers, T. |
Leo Geerts, Martine Deboosere (eindredactie), Will Beckers en Rafaël Vandermeerschen, Nieuw Vlaams Teater. Voor een eigen dramaturgie. Antwerpen 1983, NVT, EB. |
Leo Geerts, Dadaders. Schoten 1985, Hadewijch, R. |
Marcel van der Linden, De mentor. Amsterdam 1988, De Bezige Bij, R. |
Leo Geerts, Een held die armoe zaait. Amsterdam 1988, De Bezige Bij, R. |
Leo Geerts, Ik Rusland. Antwerpen 1989, Berghmans, GB. |
Leo Geerts, Sapfo's lief. Amsterdam 1991, De Bezige Bij, R. |
Leo Geerts, Een gewoon mens. In: 'k Heb menig uur bij Ugesleten en genoten. Vlaamse schrijvers van nu. Amsterdam 1991, De Bezige Bij, pp. 63-96, E. |
Leo Geerts, Het gras in de duinen. Opstellen over literatuur. Antwerpen-Amsterdam 1993, Contact-In de Knipscheer, EB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Andries Poppe, Leo Geerts: Het Feest der Zuiverheid. In: De Nieuwe Gids, 25-1-1958. |
M. Coenen, ‘Loeders’: smakeloze cocktail. In: Het Belang van Limburg, 23-8-1976. |
Frans Bogaard, Leo Geerts: debutant, die er hard tegen aangaat. Verloedering van het land. In: De Stem, 4-12-1976. (over Loeders) |
Bert Verhoye, Manson is een produkt van deze maatschappij (maar een slecht!). In: Het Laatste Nieuws, 23-11-1977. (over Ballade van bloed en tranen) |
Ingrid Vander Veken, De kleine man komt bedrogen uit. In: De Nieuwe Gazet, 8-3-1980. (over Vrij België) |
Monique La Roche, De Paradijsvogels van ‘Vrij België’. In: De Morgen, 15-3-1980. |
Ingrid Vander Veken, Een stuk over de Boerenkrijg en een roman over Antwerpen. In: De Nieuwe Gazet, 17-5-1982. (over De bloedkermis) |
Ludo Abicht, De Pagadders, of de knotsgekke reis. In: De Nieuwe, 27-5-1982. |
Walter Quartier, De bloedkermis. In: Knack, 9-6-1982. |
Karel Osstyn, Dubbeldekker ramt brug. In: De Standaard, 18-6-1982. (over Pagadders) Wim Sanders, Pagadders: net niet ‘echt’ goed. In: Het Parool, 13-8-1982. |
Joris Gerits, Leo Geerts: individu en collectiviteit. In: Streven, jrg. 50, nr. 1, oktober 1982, pp. 83-86. (over Pagadders) |
Anne Marie Musschoot, Leo Geerts: ‘bonte schelmenroman’. In: Ons Erfdeel, jrg. 26, nr. 1, januari-februari 1983, pp. 106-108. (over Pagadders) |
Sus van Elzen, De vloek van Leo Geerts. In: Knack, 19-6-1985. (over Dadaders) |
Joris Gerits, Hoe vrolijk is een anarchistenroman? In: Streven, jrg. 52, nr. 11, augustus-september 1985, pp. 970-972. (over Dadaders) |
Rudy Vanschoonbeek, De actualiteit volgens Leo Geerts. In: De Nieuwe, 31-10-1985. (over Dadaders) |
Koen Vermeiren, Terreur in het Zirkus van de Geest! In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 131, nr. 5, juni 1986, pp. 378-381. (over Dadaders) |
Luc Pay, 3H(2J+1G)=3R. In: Diogenes, jrg. 4, nr. 1, 1987, pp. 57-62. (over Dadaders) |
Koos Hageraats, Een zuiplap als schepper. In: De Tijd, 9-9-1988. (over De mentor) |
Frans de Rover, Spelen met de bron. In: Vrij Nederland, 24-9-1988. (over De mentor) |
Jan Verstappen, Verwarrend verhaal vol raadsels. In: Het Binnenhof, 30-9-1988. (over De mentor) |
Michel de Koning, Wraakoefening wordt een fonkelende roman. In: Brabants Nieuwsblad, 30-9-1988. (over De mentor) |
Doeschka Meijsing, Kramp in de kaken. In: Elsevier, 15-10-1988. (over De mentor) |
Paul Koeck, Een mysterie ontsluierd: het korte maar nuttige bestaan van Marcel van der Linden. In: De Morgen, 22-10-1988. (over De mentor) |
Karel Osstyn, Hoogverraad. Een wasknijper is geen speld. In: De Standaard, 5-11-1988. (over De mentor) |
Piet de Moor, Mijn roman zit op de rand van het plagiaat. Gesprek met Leo Geerts alias Marcel van der Linden. In: Vrij Nederland, 5-11-1988. |
Arnold Heumakers, Een nuttige idioot. In: de Volkskrant, 18-11-1988. (over De mentor en Een held die armoe zaait) |
N. Verschoore, Ulrike Meinhof als opera. In: Het Laatste Nieuws, 3-2-1989. (over Ulrike, een antieke tragedie) |
Sus van Elzen, Het mannetje als de laatste held. In: Knack, 22-2-1989. (over De mentor en Een held die armoe zaait) |
Joris Gerits, Leo Geerts zaait illusies in het bed van de realiteit. In: Ons Erfdeel, jrg. 32, nr. 3, mei-juni 1989, pp. 426-429. (over De mentor en Een held die armoe zaait) |
Dirk van Ginkel, Volmaaktheid is vermin- |
| |
| |
king. In: HP/De Tijd, 26-4-1991. (over Sapfo's lief) |
Jacques Kruithof, Er staat niets op het spel. In: Vrij Nederland, 11-5-1991. (over Sapfo's lief) |
Jeroen Kuypers, Pleidooi voor de onvolmaaktheid. In: Amersfoortse Courant, 26-8-1991. (over Sapfo's lief) |
Deus ex Machina, jrg. 15, nr. 4, december 1991. Speciaal nummer over Leo Geerts, waarin onder andere:
- | Karel Ooms, Het stille afscheid van Leo Geerts, pp. 2-6. (over het gehele oeuvre) |
- | Tjen Pauwels, Leo Dada, pp. 7-14. (over de relatie tussen de collages en het literaire werk) |
- | Ludo Abicht, Van helden, twijfelzaaiers en engagement, pp. 25-30. (over Een held die armoe zaait) |
- | Michiel van Kempen, Seismograaf van de cultuurschok, pp. 41-48. (over de opstellen van Geerts over Suriname en Surinaamse schrijvers) |
- | Rika Heymans, De levenskracht van verhaalmotieven doorheen De Pupil, De Mentor, De Elementen, pp. 59-71. (een vergelijking van structuur, thema's en motieven in De mentor met die in De pupil en De elementen van Harry Mulisch) |
|
Jef Ector, Leo Geerts in het spoor van Petronius. In: Kreatief, jrg. 25, nr. 5, december 1991, pp. 116-118. (over Sapfo's lief) |
Joris Gerits, Het testament van Leo Geerts. In: Streven, jrg. 60, nr. 3, maart 1993, pp. 265-267. (over ‘Een gewoon mens’) |
P.C. Laser, Grasduinen. In: Deus ex Machina, jrg. 18, nr. 1, maart 1994, pp. 72-73. (over Het gras in de duinen) |
Frank Hellemans, Het ware schrijven. In: Knack, 6-4-1994. (over Het gras in de duinen) |
59 Kritisch lit. lex.
november 1995
|
|