| |
| |
| |
Jef Geeraerts
door Koen Vermeiren
1. Biografie
Jozef Adriaan Geeraerts werd op 23 februari 1930 te Antwerpen geboren, als enig kind van Frans Geeraerts, aanvankelijk zeeman, daarna garagehouder en eigenaar van een bloeiend taxibedrijf, en Anna van der Heiden, naaister en eigenares van een modezaak. Beide ouders waren ongelovig. Het milieu waarin Geeraerts opgroeide was burgerlijk en materieel zeer welgesteld. In 1935 ging hij naar de Gemeentelijke Jongensschool op het Kiel, maar al in mei 1938 werd hij overgeplaatst naar het Franstalige Onze-Lieve-Vrouwecollege in Antwerpen. In 1948 behaalde hij het diploma van de Grieks-Latijnse humaniora, na herhaaldelijk in botsing te zijn gekomen met de strenge jezuïetenmoraal. Vervolgens liet hij zich inschrijven in de toenmalige Koloniale Hogeschool, waar hij in 1952 licentiaat in de politieke en administratieve wetenschappen werd. In die periode bezat hij niet alleen een snelle wagen en een sportvliegtuig, maar ook de reputatie een onverbiddelijke rokkenjager te zijn. Van 1952 tot 1954 volbracht hij als reserveofficier zijn legerdienst in Duitsland en alvorens naar Kongo te vertrekken huwde hij, dit op aanraden van de directeur van de Koloniale Hogeschool die meende dat Geeraerts' ‘onfatsoenlijke’ leefwijze weinig bevorderlijk was voor een succesvolle carrière.
In Belgisch-Kongo was hij vijf jaar lang Assistent-Gewestbeheerder van het district Bumba, waar hij de wilde, ongerepte natuur en een intens levensgevoel leerde kennen. In 1959 werd hij als vrijwilliger ingezet om een gedemilitariseerde zone tot stand te brengen tussen de vechtende Lulua- en Baluba-stammen. Tijdens de onlusten die voorafgingen aan Kongo's onafhankelijkheid op 30 juni 1960 keerde Geeraerts
| |
| |
naar België terug, waar hij zich moeilijk kon aanpassen aan de Westerse leefwijze. Hij schreef zijn eerste, onuitgegeven roman Heet Water, debuteerde in De Vlaamse Gids (1962) met het verhaal ‘De Taaie’, waarvan de eerste versie al dateerde van 1958 en deed dan een opvallende intrede in de literatuur met Ik ben maar een neger (1962). Van 1962 tot 1966 studeerde hij Germaanse filologie aan de Vrije Universiteit te Brussel, waarna hij zich volledig aan het schrijven en vertalen ging wijden. Hij leverde ook een aantal bijdragen aan Elseviers Weekblad. In 1963 had hij zijn echtgenote en drie kinderen verlaten, en in 1978 hertrouwde hij met Eleonore Vigenon.
Jef Geeraerts, die ook een enthousiast reiziger is, werd herhaaldelijk bekroond: tweemaal werd hij laureaat van de boekenbeurs te Antwerpen (1962 en 1965); in 1964 kreeg hij de prijs van de provincie Antwerpen voor het beste debuut; hij ontving de Koopal prijs voor de beste vertaling 1966-1968 (voor zijn vertaling van Blaise Cendrars' Emmène moi au bout du monde), de Arkprijs van het Vrije Woord 1967 voor De troglodieten, en de prijs van het Boek van de Maand in 1968; in 1969 kreeg hij de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Verhalend Proza 1966-1968, waarna het bekroonde boek, Gangreen I, ongeveer een maand later in beslag werd genomen door de Belgische justitie op beschuldiging van pornografie en racisme; in 1972 werd hem de Gouden Plaket van de Boekenweek toegekend.
Jef Geeraerts was redacteur van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (van 1969 tot en met 1983) en schreef luisterspelen voor de KRO-Hilversum, terwijl hij de laatste jaren ook regelmatig meewerkte aan radioprogramma's voor de BRT, waarin hij op de actualiteit gerichte cursiefjes voorlas. In 1984 kwam zijn naam voor op de Europese kieslijst van de Socialistische Partij. Hij woont in Drongen, bij Gent.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Vanaf zijn debuut kon Jef Geeraerts rekenen op een grote, maar zeer verdeelde belangstelling. Na het verschijnen van Ik ben maar een neger (1962) schreven critici als Jan Greshoff en Jan Walravens uitvoerig en lovend over de oprechte toon van het boek en over de meeslepende stijl. Renate Rubinstein echter sprak van ‘een verwerpelijke visie op de neger’, en veroordeelde de roman scherp omwille van de fascistische en racistische tendens die erin aanwezig zou zijn. Vooral in Nederland bleef dit bezwaar ook later nog doorwerken. De gemengde gevoelens waarop de allereerste werken van Geeraerts werden onthaald, waren in feite al typerend voor de latere houding van de kritiek. Vanaf de autobiografische Gangreen-reeks ging men zich in de kritiek steeds meer afvragen in hoeverre er sprake moest zijn van opzettelijke mythevorming. Al prees vrijwel iedereen Geeraerts' onmiskenbaar schrijftalent, toch wezen heel wat critici de inhoud van deze compromitterende en niets of niemand ontziende romans af op grond van morele bezwaren (zo hield de roman Pan zonder fluit (1979), van Rob Adriaensens, een duidelijke aanklacht in tegen Gangreen 4, waarin Geeraerts zonder genade had afgerekend met zijn ex-vrouw). Dat Geeraerts een omstreden figuur is gebleven, bleek overduidelijk toen hij zich aan het schrijven van thrillers zette, een genre dat door veel Critici niet tot de échte literatuur werd gerekend. Vooral in Nederland werd deze ommezwaai gunstig onthaald, terwijl er in Vlaanderen stemmen opgingen dat Geeraerts teveel aan commercialisering had toegegeven.
| |
Publieke belangstelling
Zowel in Nederland als in Vlaanderen worden Geeraerts' boeken gretig gelezen door zowel voor- als tegenstanders. Een aantal van zijn werken werd zelfs met veel succes vertaald in het Engels, Duits en Frans. Vooral de actie en de boeiende verteltrant spreken een breed lezerspubliek aan, terwijl de controversen rond Geeraerts als persoon de belangstelling voor zijn boeken nog aanwakkeren. Geeraerts' populariteit bereikte al vlug een hoogtepunt toen Gangreen 1 - Black Venus in oktober 1969 werd bekroond met de Staatsprijs, maar enkele weken later - uitgerekend door de Belgische Opsporingsbrigade - tijdelijk in beslag werd genomen omdat
| |
| |
het pornografisch en racistisch zou zijn. Ook Gangreen 2 - De goede moordenaar kreeg veel extra-literaire publiciteit nadat het leger verontwaardigd had gereageerd op sommige compromitterende passages. Sindsdien kan Geeraerts, die in interviews vaak de aandacht trekt door krasse uitspraken te doen, zich als auteur van echte bestsellers verheugen in een vaste groep lezers, die zowat alle lagen van de bevolking omvat.
| |
Thematiek / Ontwikkeling
Tot de belangrijkste thema's van Geeraerts' oeuvre behoren zonder twijfel: de liefde, de dood, het geweld, de primitieve erotiek, de tegenstelling tussen cultuur en natuur, het vitalisme en het intense verlangen naar (gevaarlijke) avonturen, en ten slotte de inwijding met een bewustzijnstoename als resultaat. Steeds weerkerende elementen, zoals paardrijden, snelle auto's, vuurwapens, mooie, zinnelijke vrouwen, en stille plekjes natuur, ver van de bewoonde wereld, zijn motieflijnen die aan de thema's concrete vorm geven.
Ten opzichte van elkaar kunnen deze thema's zowel aanvullend als tegengesteld zijn, waardoor er een innerlijke spanning ontstaat. Zo kunnen geweld en primitieve erotiek, samen met het vitalisme, een bezwering van de naderende dood inhouden, wat bijvoorbeeld het geval is in Gangreen 2 - De goede moordenaar. Omgekeerd kan de aanwezigheid van de dood - door een inwijding, een rituele slachting of een gevecht - de levenshonger tot ongekende hoogten voeren. Had Gangreen 2 in hoofdzaak het geweld als thema, waarbij werd getoond hoe vlug een individu kan veranderen onder invloed van omstandigheden, Gangreen 1 - Black Venus daarentegen verbeeldde de inwijding in de primitieve, natuurlijke erotiek. Na de kennismaking met de wilde, ongerepte natuur worden de schijnwaarden van de blanke cultuur ontmaskerd, maar het is pas na een inwijding in de oerstaat dat het individu de cultuur gelouterd en met veel zelfbewustzijn opnieuw tegemoet kan treden, om er de goede elementen, te scheiden van de bekrompen, burgerlijke, hypocriete en religieuze voorschriften die de vrijheid van het individu aan banden willen leggen. Voor Geeraerts staat leven in de natuur gelijk met vrij leven, en het is dan ook niet verwonderlijk dat de terugkeer naar de Westerse cultuur niet altijd even probleemloos verloopt, zoals Harry (in Schroot) maar al
| |
| |
te goed ondervindt. Ook Matsombo (de negerfiguur in Ik ben maar een neger en Het verhaal van Matsombo) is in die zin een tragische figuur: hij is immers niet meer in staat een echte wilde te zijn, maar slaagt er evenmin in zich te integreren in de Westerse samenleving. Hij staat als het ware tussen twee culturen in, net zoals de blanke Harry, zonder nog echt tot een van beide te behoren.
De hoofdfiguur in Zonder clan is daarentegen gedetermineerd door de burgerlijke, traditionele samenleving, en zelfs in die mate dat hij er niet in slaagt zich werkelijk te bevrijden van zijn opvoeding en milieu. Ook in De zeven doeken der schepping gaat de hoofdpersoon, ditmaal een kunstenaar, ten onder nadat hij heeft ingezien dat een vrij en authentiek leven niet mogelijk is binnen een corrupte schijn-democratie. Gangreen 3 - Het teken van de hond en Gangreen 4 - Het zevende zegel tonen eveneens aan hoe de Westerse cultuur erop gericht is de spontane levensdrift in haar greep te houden door middel van verbodsbepalingen, conditionering, manipulatie en systematische onderdrukking van de vrijheidsdrang en de seksualiteit. Beide Gangreens zijn een pleidooi voor een intens, actief en lichamelijk leven, los van de christelijke moraal en het burgerlijke fatsoen.
Maar het vitalisme in het oeuvre van Geeraerts is in feite zeer dualistisch, zoals Paul de Wispelaere terecht opmerkte (in Het Vaderland, 18-1-1969). Enerzijds is er de nostalgie naar een oersterk leven in de wilde natuur, waarbij de verbondenheid met de aarde en met de primitieve erotiek vaak tot een kosmische vervoering kan leiden; anderzijds is er de oosterse, bijna decadente verfijning die een cultus van het pure genot doet ontstaan.
Reeds in Gangreen 1 en 2 werd beschreven hoe de primitieve verbondenheid met de paradijselijke natuur en de ongedwongen beleving van de seksualiteit konden leiden tot een waarachtige kosmische vervoering, waarin, de eenheid met zichzelf en met de omgeving tot stand kwam. Maar dat het roekeloze avontuur ook wel eens fataal kan aflopen blijkt uit een verhaal als De troglodieten, waarin een speleoloog dodelijk verongelukt nadat hij teveel risico's heeft willen nemen.
De verhalen gebundeld in Indian summer hebben hoofdzakelijk de inwijding als thema; de hoofdfiguren komen niet enkel
| |
| |
in aanraking met ongerepte natuurgebieden, maar ook met ziekte, aftakeling, verval en dood. De verhalen illustreren alle dat het vitalisme niet is los te denken van de doodsangst, en wat meer is: dat elke uiting van levensdrift des te intenser wordt naarmate de doodsverachting en de uitdaging van de destructieve krachten groter zijn. Een boek als Jagen combineert het primitieve, kosmische levensgevoel van de jager met het besef dat de lichamelijke aftakeling zich stilaan maar zeker aankondigt en onvermijdelijk de bovenhand zal halen.
Dat er ook een samenhang bestaat tussen de thema's liefde en dood, blijkt vooral uit Tien brieven rondom liefde en dood, en uit Dood in Bourgondië, waarin de dreigende dood de hartstochtelijke liefde doet oplaaien. Liefde en vriendschap zijn de levengevende en positieve krachten die de angst voor ziekte, ouderdom en dood moeten helpen verdringen, net zoals een leven in verfijning, met aandacht voor alles wat tot genieten kan leiden, de kans op geluk en innerlijke rust groter maakt. Het uitbundige vitalisme is hier dus niet langer gereduceerd tot plotse uitbarstingen van agressie of instinctmatige driften, maar het is haast een filosofische levenshouding geworden waarin het genot op een subtiele manier wordt gecultiveerd.
Sinds Geeraerts zich aan het schrijven van thrillers heeft gezet, is hij wel wat gaan afwijken van zijn oorspronkelijke thematiek. Geweld, dood en zeker ook het vitalisme dat verbonden is met gevaarlijke avonturen, blijven nog wel aanwezig, maar de aandacht gaat nu toch vooral uit naar één bepaald aspect van de Westerse beschaving, namelijk het politieke bedrijf. Geeraerts beschrijft zijn personages tegen de achtergrond van totalitaire regimes die zich bedienen van corruptie en genadeloze repressie om het individu onder controle te houden. In die zin werd de drang naar de oorspronkelijke natuurstaat (als tegenhanger van de determinerende cultuur) nu verschoven naar de strijd tussen een goed georganiseerd machtsapparaat en een in het nauw gedreven individu, met als inzet: het recht op persoonlijke vrijheid en een terugkeer naar een authentiek bestaan. De vrijheid waar het hier om gaat, verwijst echter niet meer uitsluitend naar een leven in de natuur; ze houdt nu vooral het recht in op een
| |
| |
vrije meningsuiting, in een maatschappij waarin onverdraagzaamheid en onderdrukking steeds dreigender zijn geworden. De trap, Geeraerts' vijfde misdaadroman, wijkt volledig af van deze thematiek en ligt in de lijn van de klassieke ‘whodunit’.
| |
Stijl / Techniek / Ontwikkeling
Geeraerts' proza wordt gekenmerkt door vaak lange, dynamische zinnen met een opzwepend en vitalistisch ritme. Zijn taalgebruik is efficiënt, maar straalt tegelijkertijd een grote emotionele geladenheid uit. In zijn verhalen is het de auteur erom te doen ‘door weinig te zeggen een hele wereld kunnen suggereren’ (cfr. José De Ceulaer: Elf twintigers). De innerlijke monologen die soms zijn aan te treffen (bijvoorbeeld in Zonder clan) bestaan uit bladzijdenlange meeslepende zinnen die, vaak door afwezigheid van interpunctie, een obsederend, vloeiend ritme krijgen. Soms gebeurt het dat binnen eenzelfde boek twee stijlsoorten worden gecombineerd. Dat is onder meer het geval in Gangreen 1, waar lyrische, ritmische, bijna bijbels-sacrale passages worden afgewisseld met ironiserende, zelfs sarcastische en cynische gedeelten. Alles wat vóór Gangreen 1 werd geschreven, beschouwt de auteur zelf als stijloefeningen die erop gericht waren een eigen ritme en zeggingskracht te ontwikkelen. Zo is het opvallend dat de afstandelijke hij-vorm, waarin Geeraerts aanvankelijk schreef, stilaan plaatsmaakte voor de veel subjectievere ikvorm, die hij vanaf Gangreen 1 consequent zal gaan hanteren (met uitzondering van de thrillers).
Geeraerts' teksten vertonen knappe, evenwichtige structuren, waarbij het verhaal zich dikwijls afspeelt op twee of meer niveaus, bijvoorbeeld in het heden en in de herinnering. Ook maakt de auteur gebruik van plaats-, datum- en zelfs uuraanduidingen om zijn tekst te structureren. Inlassingen van originele documenten (bijvoorbeeld in Gangreen 2) moeten de authenticiteit van het verhaal vergroten.
Sinds Geeraerts thrillers is gaan schrijven, heeft hij zijn stijl en techniek aangepast aan het genre. Zijn zinnen zijn heel wat korter geworden en zijn nu vooral beschrijvend in plaats van suggestief. De stijl is veel minder bewogen en wisselt naargelang de situatie, maar de beschrijvingen zijn nog steeds heel precies en met oog voor het detail. De intriges volgen elkaar snel op en het filmische schrijven bereikt hier
| |
| |
werkelijk een hoogtepunt. Jef Geeraerts' opvatting van een thriller is: ‘Geen gelul! Snelle, koele actie. Niets dan actie. Geen psychologische achtergrondbeschrijvingen (...) Mijn methode is: korte hoofdstukjes en telkens switchen, altijd de nieuwsgierigheid van de lezer vasthouden’. (De Nieuwe, 2-11-1979) Het inlassen van technische gegevens moet ook hier de waarachtigheid van het gebeuren verhogen, net zoals de dialectische uitdrukkingen en het vakjargon.
Maar Geeraerts' bekommernis om zijn misdaadverhalen te stofferen met zoveel mogelijk feitelijke en technische gegevens, komt helaas niet altijd de spanning en de actie ten goede. De auteur boeit hier in eerste instantie niet meer door zijn meeslepende stijl, zoals dit in het vroegere werk wel het geval was, maar veeleer door het structurele verloop van de handeling, dat meestal vakkundig in elkaar is gezet.
| |
Traditie / Verwantschap
Na Geeraerts' eerste boek, Ik ben maar een neger, waarin hij de reële situatie van de neger ten tijde van de onafhankelijkheid beschreef, en waarin hij ook fel tekeerging tegen het koloniale beleid dat door de Belgen werd gevoerd, werd er door enkele critici, waaronder Jan Walravens, op gewezen dat Geeraerts, in navolging van Multatuli, op een authentieke manier had willen reageren tegen de vele misstanden en de onderdrukking in het toenmalige Belgisch-Kongo. Maar na het verschijnen van Gangreen 1 werd het iedereen duidelijk dat Geeraerts' teksten in de eerste plaats een heimwee inhielden naar een ‘groots en meeslepend leven’, zoals Marsman het ooit had geformuleerd. De vitalistische kenmerken die men kan aantreffen in het werk van bijvoorbeeld Ernest Hemingway, zijn ook terug te vinden in Geeraerts' verhalen. De verheerlijking van de erotiek en de zin voor gedurfde avonturen heeft Geeraerts gemeen met Henry Miller.
In het Nederlandstalige gebied vertoont Geeraerts niet enkel stilistisch, maar ook inhoudelijk sterke verwantschap met het werk van Jan Wolkers en zelfs met dat van Jan Cremer. Punten van overeenkomst zijn ondermeer: het soms schokkende, dan weer ontroerende, maar altijd meeslepende taalgebruik, het protest tegen, maar tegelijkertijd het terugverlangen naar het verleden, de af keer van bureaucratie en kerkelijke voorschriften, het opnemen van bijbelcitaten, het bezweren van de doodsangst door middel van een vitalistische levenshouding.
| |
| |
Geeraerts' thrillers kunnen dan weer tot op zekere hoogte vergeleken worden met die van Frederic Forsyth, die het evenmin moet hebben van allerlei psychologische factoren die langzaam tot de ontknoping leiden (zoals bijvoorbeeld in het werk van Graham Greene), maar die, evenals Geeraerts, de opwindende actie verkiest, die wordt opgeroepen door middel van een descriptieve en filmische schrijfwijze.
| |
Relatie leven/werk
Al na de publikatie van Ik ben maar een neger ontstond er grote onenigheid omtrent het waarheidsgehalte van het boek. Geeraerts zelf beweerde dat hij ‘angstvallig de waarheid (had) beschreven, ook al was ze soms schokkend en kwam ze helemaal niet overeen met hetgeen hier in de beschaafde landen gangbare mening is.’ (NRC, 5-5-1962) Sindsdien is Geeraerts blijven volhouden dat zijn boeken, en dan met name de Gangreen-reeks, zuiver autobiografisch zijn, hoeveel weerzinwekkende en gruwelijke feiten er ook in voorkomen.
Vooral na het verschijnen van Gangreen 2 - De goede moordenaar, waarin Geeraerts de bloedige periode beschreef die aan de Kongolese onafhankelijkheid voorafging, laaiden de discussies hoog op. Jef Geeraerts identificeerde zich immers volledig met de wreedaardige en moordende hoofdfiguur uit het boek, om daarmee aan te tonen hoever iemand gedreven kon worden onder invloed van het onmenselijke koloniale systeem. Paul de Wispelaere wees echter op het dubbelzinnige karakter van Geeraerts' kritiek (in Het Vaderland, 27-1-1973): al schrijvende over de verschrikkelijke periode in Kongo was het Geeraerts erom te doen de afschuwelijke gevolgen van het koloniale beleid aan te tonen, terwijl hij tegelijkertijd met veel nostalgie dat misdadige koloniale verleden terug opriep en opnam in een romantisch-vitalistische mythe. Aan zijn tekst had Geeraerts ook een aantal documenten toegevoegd die de beschreven militaire acties meer bewijskracht moesten geven. Het boek werd tevens begeleid door een stroom van interviews en zelfs volgde er hevig protest vanwege de Belgische landmacht, die de authenticiteit van Gangreen 2 ontkende. Volgens de legerleiding had Geeraerts nooit bij een Belgische para-commando-eenheid gediend in Kongo, terwijl de auteur het tegendeel beweerde zonder nochtans over harde bewijzen te beschikken, aange- | |
| |
zien hij al zijn militaire papieren had moeten inleveren. Zo vormde zich rondom de persoon Geeraerts al vlug een mythe.
Ook in andere Gangreens is het onmogelijk uit te maken in hoeverre Jef Geeraerts feiten uit zijn eigen leven heeft gebruikt om er de persoonlijke mythe, die hij al schrijvend ontwerpt, mee te stofferen. In Gangreen 3 (p. 16) ondergraaft hij bovendien zelf de volledige authenticiteit van zijn boeken, wanneer hij schrijft ‘een morbide vreugde te vinden in het liegen’. Ook een boek als Dood in Bourgondië is opgebouwd rondom reële feiten, die echter door de literaire vormgeving en de symboliek mee worden opgenomen in de persoonlijke mythe. Hetzelfde geldt voor de reisverhalen, al draagt de auteur hierin al heel wat meer controleerbare feiten aan. Maar ook dan nog worden deze vaak aangewend om de mythe van de avontuurlijke, sterke oermens, die zijn kracht put uit de kosmische eenheid met de natuur, te voeden. Zelf zegt Geeraerts over de relatie tussen zijn leven en werk, dat hij ‘het eigen Ik (wil) plaatsen in werkelijk beleefde situaties, met de bedoeling het ik te volgen in de bewustzijnsgroei’. (Reizen met Jef Geeraerts, p. 5) Uit de neergeschreven confrontatie van het eigen bewustzijn met de realiteit ontstaat uiteraard de persoonlijke mythe.
| |
Visie op de wereld
Geeraerts' kijk op de wereld wordt helemaal beheerst door de tegenstelling tussen natuur en cultuur. De onderdrukking die van de Westerse beschaving uitgaat, is zo vanzelfsprekend geworden, dat ze deel is gaan uitmaken van het dagelijkse gedragspatroon van de moderne mens. Deze is zich niet meer bewust van de geïnstitutionaliseerde beperkingen die hem worden opgelegd, en gewillig volgt hij de gangbare mentaliteit. ‘Men moet gewoon zichzelf durven worden, terug willen naar een zo groot mogelijke authenticiteit, die in de burgerlijke maatschappij stelselmatig wordt ondermijnd. Moraal, god, huwelijk, school, gezinsplicht, zijn kunstmatige regels en begrippen die de mens tam houden, regels die de gevestigde machten hebben gecreëerd om zichzelf in stand te houden’, zo verklaart Geeraerts in een interview (met F. Auwera, in: Schrijven of schieten?, p. 39). In een reeks pamfletten, gebundeld in De heilige kruisvaart, is Geeraerts dan ook fel uitgevaren tegen al deze beperkende maatregelen en heeft
| |
| |
hij gewezen op de maatschappelijke onderdrukking die er het gevolg van is. Al zal hij de Westerse cultuur toch wel wat genuanceerder gaan bekijken en beoordelen nadat hij zijn ervaringen met de Oostbloklanden heeft neergeschreven in Reizen met Jef Geeraerts.
Tegenover de cultuur staat de natuur, waarin de zin voor vrijheid, het intensieve, vitalistische levensgevoel, de primitieve erotiek, de lichamelijkheid, het instinct en de kosmische eenheid met de omgeving volop aan bod komen. In het vroege werk van Geeraerts waren cultuur en natuur polaire begrippen, die respectievelijk het louter negatieve en het zuiver positieve vertegenwoordigden. In later werk zal hij ook deze opvatting enigszins nuanceren. Elke inwijding in een aspect van de cultuur maakt het individu afhankelijker (bijvoorbeeld het doopsel, het huwelijk), terwijl iedere inwijding in de natuur (bijvoorbeeld de lichamelijke liefde) een bevrijdend effect heeft op het individu. De schok die deze tegengestelde initiaties teweegbrengt moet tot inzicht, en bijgevolg tot een ruimer bewustzijn leiden. Het is deze ‘bewustzijnsschok’ die Geeraerts bij zijn lezers wil opwekken, want het komt er vooral op aan de cultuur niet de overhand te laten krijgen op de natuur. Ook in zijn thrillers verwoordt Geeraerts zijn angst voor een schijn-democratie die een totalitair, dictatoriaal regime wordt, waarin de positieve natuurelementen volledig worden onderdrukt.
| |
Kunstopvatting
Geeraerts ziet het schrijven in de eerste plaats als een moedige, onverbloemde publieke zelfbelijdenis, die louterend moet werken. Dit autobiografische schrijven werkt voor de auteur enerzijds therapeutisch, en leidt anderzijds tot een bewustzijnsverruiming die op haar beurt nieuwe onrust en twijfel creëert, waardoor het hele proces opnieuw kan beginnen. Zelf zegt Geeraerts hierover dat ‘leven en schrijven (één) moeten zijn opdat het schrijven een daad van werkelijke authenticiteit zou worden, een daad met oneindige risico's, maar het enige redmiddel want uitmondend in loutering, waanzin of zelfmoord, gevaarlijk schrijven is de plicht van iedere authentieke auteur in deze atoomtijd.’ En: ‘De roman kan een sterke therapeutische werking hebben, in de zin die bijvoorbeeld Michel Leiris eraan geeft, namelijk door het schrijven in de ik-vorm de afstand tussen auteur en acteur
| |
| |
steeds kleiner maken, tot hij wordt opgeheven.’ (F. Auwera: Schrijven of schieten?, p. 38)
Maar tegelijkertijd beseft Geeraerts toch ook dat het geschrift niet anders kan dan de werkelijkheid vervormen, ‘want zodra je een woord op papier zet ben je aan het liegen. Elk boek is eigenlijk een bloemlezing van leugens.’ (De Nieuwe Linie, 17/24-12-1975),een uitspraak waarmee hij toegeeft dat ook hij, als auteur, aan een persoonlijke mythe werkt.
Sinds de klemtoon bij Geeraerts niet meer zo sterk op het therapeutische element van het schrijven berust, heeft hij de laatste jaren, en vooral bij het schrijven van zijn misdaadverhalen, een literatuuropvatting ontwikkeld die aansluit bij het ‘New-Journalism’. Het fictionele verhaal wordt nu geconstrueerd op basis van feiten uit de werkelijkheid, die door zorgvuldig onderzoek aan het licht zijn gekomen. Zelf zegt Geeraerts over deze ommezwaai: ‘Ik voel me dus te goed om autobiografisch te schrijven. Maar ik moet van mijn pen leven. Dus dacht ik na over wat ik dan wel kon doen. Ik hou veel van thrillers. Waarom zou ik dat niet kunnen, vroeg ik me af. Dan ben ik begonnen.’ (De Nieuwe, 2-11-1979)
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Jef Geeraerts, De jacht en de bescherming van de savannezoogdieren in Belgisch Kongo. Antwerpen 1952, Univog. (wetenschappelijke publikatie) |
Jef Geeraerts, Ik ben maar een neger. Amsterdam 1962, van Kampen & Zn., R. (4e druk in: Ik ben maar een neger gevolgd door Het verhaal van Matsombo. Brussel 1970, Manteau) |
Jef Geeraerts, Schroot. Amsterdam 1963, van Kampen & Zn., R. (ook als Bulkboek, 1972-1973, jrg. 1, nr. 1) |
Jef Geeraerts, Zonder clan. Amsterdam 1965, van Kampen & Zn., R. (2e herziene druk: Amsterdam/Brussel 1972, Manteau) |
Jef Geeraerts, Het verhaal van Matsombo. Brussel/Den Haag 1966, Manteau, R. (2e druk in: Ik ben maar een neger gevolgd door Het verhaal van Matsombo. Brussel 1970, Manteau) |
Jef Geeraerts, De troglodieten. Brussel/Den Haag 1966, Manteau, VB. (herdrukt in: Verhalen. Brussel 1973, Manteau) |
Jef Geeraerts, De zeven doeken der schepping. Brussel/Den Haag 1967, Manteau, T. |
Blaise Cendrars, Neem me mee tot aan het eind van de wereld. (vertaald door Jef Geeraerts) Brussel/Den Haag 1967, Manteau, R. (vert.) |
Jef Geeraerts, Gangreen 1 - Black Venus. Brussel/Den Haag 1968, Manteau, R. |
Albertine Sarrazin, Tegen de draad in. (vertaald door Jef Geeraerts) Brussel/Den Haag 1968, Manteau, R. (vert.) |
Jef Geeraerts, Indian Summer. Brussel/Den Haag 1969, Manteau, VB. (gedeeltelijk herdrukt in: Verhalen. Brussel 1973, Manteau) |
Zaharia Stancu, De hengst en het tartarenmeisje. (vertaald dóór Jef Geeraerts) Brussel/Den Haag 1969, Manteau, R. (vert.) |
Jef Geeraerts, Ik ben maar een neger gevolgd door Het verhaal van Matsombo. Brussel/Den Haag 1970, Manteau, R. |
Pierre Schoendoerffer, Afscheid van een koning. (vertaald door Jef Geeraerts) Brussel/Den Haag 1970, Manteau, R. (vert.) |
Jef Geeraerts, Tien brieven rondom liefde en dood. Amsterdam 1971, Elsevier, Br. |
Jef Geeraerts, Gangreen 2 - De goede Moordenaar. Amsterdam/Brussel 1972, Manteau, R. |
Jef Geeraerts, Jef Geeraerts over gedichten vol liefde en verrukking. Antwerpen 1972, Walter Soethoudt, EB. |
Jef Geeraerts, Verhalen. Brussel 1973, Manteau (waarin opgenomen: de verhalen uit De troglodieten en Indian Summer, samen met enkele ongebundelde verhalen), VB. |
Jef Geeraerts, Reizen met Jef Geeraerts. Brussel/Den Haag 1974, Manteau, Reisreportages. |
| |
| |
Jef Geeraerts, Kongo en daarna. Samengesteld en toegelicht door Willy Spillebeen. Brussel/Den Haag 1975, Manteau, VB. |
Jef Geeraerts, Gangreen 3 - Het teken van de hond. Brussel/Den Haag 1975, Manteau, R. |
Jef Geeraerts, De heilige kruisvaart. Brussel 1976, Manteau, Pamfletten. |
Jef Geeraerts, Dood in Bourgondië. Brussel/Den Haag 1976, Manteau, R. |
Jef Geeraerts, Gangreen 4 - Het zevende zegel. Brussel/Den Haag 1977, Manteau, R. |
Jef Geeraerts, Gedachten van een links bourgeois. Samengesteld door Gerd de Ley. Antwerpen/'s Gravenhage 1977, De Dageraad P.V.B.A./Nijgh & Van Ditmar B.V., Aforismen. |
Jef Geeraerts, De zaak Jespers. Brussel/Den Haag 1978, Manteau, Reportage. |
Jef Geeraerts, Kodiak .58. Thriller. Brussel/Amsterdam 1979, Elsevier Manteau, R. |
Jef Geeraerts, De Coltmoorden. Thriller. Antwerpen/Amsterdam 1980, Elsevier Manteau, R. |
Jef Geeraerts, Laatste brief omtrent leven en dood. Antwerpen/Amsterdam 1980, Manteau, Br. |
Jef Geeraerts, Jagen. Antwerpen/Amsterdam 1981, Elsevier Manteau, R. |
Jef Geeraerts, Diamant. Thriller. Antwerpen/Amsterdam 1982, Manteau, R. |
Jef Geeraerts, Drugs. Misdaadroman. Antwerpen 1983, Manteau, R. |
Jef Geeraerts, De trap. Misdaadroman. Antwerpen 1984, Manteau, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire Bibliografie
Jan Walravens, Congo zoals het is. In: Het Laatste Nieuws, 29-3-1962. (over Ik ben maar een neger) |
Renate Rubinstein, Een verwerpelijke visie op de neger. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 31-3-1962. (over Ik ben maar een neger) |
Renate Rubinstein, Antwoord aan Jef Geeraerts. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 5-5-1962. (n.a.v. Geeraerts' reactie: ‘De zwarte mens bekeken door de bril van een blanke’, opgenomen in dezelfde bijlage van NRC) |
Jan Greshoff, Openhartige reportage van Jef Geeraerts over Kongo. In: Het Vaderland, 14-7-1962. (over Ik ben maar een neger) |
Jan Walravens, Voor de tweede maal terug naar Kongo. In: Algemeen Handelsblad, 23-11-1963. (over Schroot) |
Paul de Wispelaere, Jef Geeraerts: opstandig en sterk geëngageerd. In: Het Vaderland, 11-12-1965. (over Zonder clan) |
Jaak Brouwers, De mens als mislukkeling. In: Het Laatste Nieuws, 12-5-1966. (over Zonder clan) |
Paul de Wispelaere, Heimwee naar een meeslepend leven. In: Paul de Wispelaere, Het perzische tapijt. Amsterdam 1966, pp. 159-173. (over Ik ben maar een neger en Schroot) |
Hans Warren, Jef Geeraerts, Het verhaal van Matsombo. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 2-7-1966. |
Willem M. Roggeman, Het verhaal van de haat. Rauw en poëtisch. In: Het Laatste Nieuws, 11-8-1966. (over Het verhaal van Matsombo) |
Paul de Wispelaere, Nieuwe Kongoroman van Jef Geeraerts. In: Het Vaderland, 9-9-1966. (over Het verhaal van Matsombo) |
Frans Depeuter, In het teken van de groene god. In: Heibel, jrg. 2, nr. 6, januari 1967, pp. 8-15. (over Het verhaal van Matsombo) |
Tom Schalken, Congoverhalen van Geeraerts. In: De Gelderlander, 2-2-1967. (over De troglodieten en Het verhaal van Matsombo) |
Carel Peeters, Chaos, vrouwelijk gevaar en het grote gebeuren. In: Het Parool, 1967. (over De troglodieten) |
C.E.J. Dinaux, Eruptief schrijverschap van Jef Geeraerts. In: Haarlems Dagblad, 19-8-1967. (over De zeven doeken der schepping) |
Paul de Wispelaere, Autobiografie en romantiek. In: Het Vaderland, 18-1-1969. (over Gangreen 1) |
Jacques Kruithof, Echtheid geëist. In: Raam, nr. 52, februari 1969, pp. 50-53. (over Gangreen 1) |
R.A. Cornets De Groot, Africa addio. In: Elseviers Weekblad, 1-3-1969. (over Gangreen 1) |
Lionel Deflo, Jef Geeraerts: schrijven op leven en dood of de tocht van Trieb naar Geist. In: Kreatief, jrg. 3, nr. 3, mei 1969, pp. 95-99. (interview i.v.m. Gangreen 1) |
Bert Brouwers, Ha, ze denken dat ze me kunnen tam maken met een beurs en die prijs. In: De Nieuwe Linie, 22-11-1969. (interview i.v.m. Gangreen 1) |
Fernand Auwera, Jef Geeraerts. In: Fernand Auwera, Schrijven of schieten? Antwerpen 1969, pp. 36-44. (algemeen interview) |
Eugène Van Itterbeek, Jef Geeraerts, een Belgische controverse. In: Kultuurleven, jrg. 37, nr. 1, januari 1970, pp. 28-37. (over Gangreen 1) |
Lieve Scheer, Jef Geeraerts: groot talent. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 115, nr. 5, juni 1970, pp. 373-379. (over Indian summer) |
Wim Hazeu, Het fascisme in boeken van Jef Geeraerts. In: Haagse Courant, 11-11-1971. (over Tien brieven rondom liefde en dood) |
José De Ceulaer, Ongebreidelde levensdrift. In: José De Ceulaer, Elf twintigers. 's-Gravenhage/Rotterdam 1971, pp. 107-114. (algemeen interview) |
| |
| |
Gerrit Komrij, Alles is niet meer zoals het was. In: Vrij Nederland, 13-5-1972. (over Tien brieven rondom liefde en dood) |
Jef Geeraerts (bloemlezing van eerder gepubliceerde beschouwingen over het werk, met autobiografie en bibliografie). Amsterzdam/Brussel 1972. |
Paul de Wispelaere, Dood, erotiek en liefde. In: Het Vaderland, 27-1-1973. (over Gangreen 2) |
Yang. Tijdschrift voor literatuur en kommunikatie, jrg. 9, nr. 49-50, juli 1973, geheel gewijd aan Jef Geeraerts, waarin o.m.
- | Paul De Vree, Jef Geeraerts, of met de machete in eigen verleden, pp. 31-36. (over Gangreen 2) |
- | Jules Welling, Aantekeningen bij Gangreen 2, pp. 67-77. |
- | Julien Weverbergh, Interview met Jef Geeraerts, pp. 79-91. |
- | Georges Adé, Gangreen 2, pp. 105-112. |
- | Marcel van Spaandonck, Is Jef uit de roman ook Jef Geeraerts?, pp. 143-157. |
- | Hilda Van Assche en Richard Bayens, Bibliografie Jef Geeraerts (tot begin 1973), pp. 203-254. |
|
Willem M. Roggeman, Jef Geeraerts als verhalenschrijver. In: Het Laatste Nieuws, 26-9-1974. (over Verhalen) |
J.F. Vogelaar, Een levensgenieter in een ontaarde wereld. In: J.F. Vogelaar, Konfrontaties (Kritieken en kommentaren). Nijmegen 1974, pp. 36-38. (over Tien brieven rondom liefde en dood) |
Paul de Wispelaere, Jef Geeraerts: 'n mislukte kans. In: Bzzlletin, jrg. 4, nr. 30, november 1975, pp. 28-30. (over Gangreen 3) |
Leo Geerts, Wat zal vader wel denken van Jef Geeraerts? In: De Nieuwe, 21-11-1975. (over Gangreen 3) |
Leo De Haas, Je moet eenmaal beest zijn geweest om engel te worden. In: De Nieuwe Linie, 17/24-12-1975. (interview i.v.m. Gangreen 3) |
Lionel Deflo, Jef Geeraerts looks back in anger. In: Kreatief, jrg. 9, nr. 5, december 1975, pp. 35-41. (over Gangreen 3) |
Albert Westerlinck, Gangreen III (psychologische en literaire beschouwingen). In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 121, nr. 1, januari 1976, pp. 42-50. |
Anthony Mertens, Derde Gangreenboek van Jef Geeraerts. Een onvermoeibare nareist. In: De Groene Amsterdammer, 31-4-1976. |
Wim Hazeu, Vlammend protest tegen medische stand. In: Rotterdams Nieuwsblad, 6-11-1976. (over Dood in Bourgondië) |
Ab Visser, Een-zijdige correspondentie. In: Leeuwarder Courant, 4-12-1976. (over Tien brieven rondom liefde en dood) |
Hans Van De Waarsenburg, Dood in Bourgondië. In: Bzzlletin, jrg. 5, nr. 41, december 1976, pp. 30-32. |
Marcel Janssens, Jef Geeraerts en het teken van de Orde. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 122, nr. 2, februari 1977, pp. 133-138. (over Dood in Bourgondië) |
Hans Van De Waarsenburg, Geeraerts ontmaskert het Vlaamsche Matriarchaat. In: Bzzlletin, jrg. 6, nr. 51, december 1977, pp. 13-14. (over Gangreen 4) |
Hugo Bousset, Hij vecht voor Adam. In: Elseviers Magazine, 4-3-1978. (over Gangreen 1, 2, 3 en 4) |
Phil Gailliau, De gangreniteit van een huwelijk. In: Kreatief, jrg. 12, nr. 1, april 1978, pp. 2-15. (over Gangreen 4) |
Jef Geeraerts (monografie en bibliografie, door Phil Cailliau). Nijmegen/Brugge 1978. |
Marcel Janssens, Jef Geeraerts loerend op het proces. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 124, nr. 4, mei 1979, pp. 290-294. (over De zaak Jespers) |
Leo Geerts, Het einde van de terapie. In: De Nieuwe, 2-11-1979. (over Kodiak .58) |
Corine Spoor, Jezelf in stukken hakken en dan rauw opdienen. In: De Tijd, 1-2-1980. (interview i.v.m. Kodiak .58) |
Koen Vermeiren, Moord in 1990. In: Kreatief, jrg. 14, nr. 5, december 1980, pp. 104-108. (over De Coltmoorden) |
André Oosthoek, Er zijn nog teveel mensen
|
| |
| |
voor wie dood en leven niet dezelfde waarde hebben. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 28-3-1981. (algemeen interview) |
Hans Van De Waarsenburg, Overvloed details verminkt thriller. In: De Limburger, 3-4-1981. (over De Coltmoorden) |
Marcel Janssens, Nog een thriller van Jef Geeraerts. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 126, nr. 6, juli-augustus 1981, pp. 431-435. (over De Coltmoorden) |
Ab Visser, Twee meesters. In: Leeuwarder Courant, 30-1-1982. (over Jagen) |
Marcel Janssens, Jagen met Jef Geeraerts. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 127, nr. 2, februari 1982, pp. 131-135. (over Jagen) |
A. Buckens, Jef Geeraerts schreef onvervalste thriller. In: Brabants Nieuwsblad, 15-12-1982. (over Diamant) |
De Vlaamse Gids, jrg. 67, nr. 2, maart-april 1983, gedeeltelijk gewijd aan Jef Geeraerts, waarin o.m.:
- | Willem M. Roggeman, Gesprek met Jef Geeraerts, pp. 7-21. |
- | Koen Vermeiren, Diamant onder de loep, pp. 39-44. |
|
Piet Sterckx, Jef Geeraerts' misdaadutopie in 1989. In: De Nieuwe Gazet, 29/30-10-1983. (over Drugs) |
René T'Sas, Ik leef met een zeer speciale doodsangst. In: Hervormd Nederland Magazine, 11-2-1984. (over Drugs) |
Wilfried Hendrickx, Humo sprak met Jef Geeraerts. In: Humo, 1-11-1984, pp. 52-72. (over De trap) |
18 Kritisch lit. lex.
augustus 1985
|
|