| |
| |
| |
Rudolf Geel
door Paul de Wispelaere
met een aanvulling door Monica Soeting
1. Biografie
Rudolf Geel werd op 27 januari 1941 geboren in Amsterdam, alwaar zijn vader directeur was van een bijkantoor van de (latere) Amrobank. Van 1947 tot 1953 bezocht hij de School met de Bijbel aan de Hogeweg. Zijn ouders verhuisden in dat laatste jaar naar Naarden. Van 1953 tot 1960 volgde hij de gymnasium alpha-opleiding aan het Willem de Zwijger Lyceum te Bussum. Daarna studeerde hij van 1960 tot en met 1967 Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Na zijn studie werd hij aangesteld als wetenschappelijk medewerker voor Taalbeheersing aan het instituut waar hij ook studeerde. Ditzelfde werk doet hij nu nog.
Zijn eerste boek, De magere heilige, verscheen in 1963. In 1968 werd hij door Ed. Hoornik als secretaris bij het tijdschrift De Gids gehaald. Van 1972 tot 1982 was hij ook redacteur van dit blad.
Behalve literair proza publiceerde hij in bladen als De Gids, Tirade en Komma een aantal gedichten. De NCRV voerde een aantal door hem geschreven hoorspelen uit. Van 1976 tot 1982 schreef hij een tweewekelijkse column voor Folia Civitatis, het studentenblad van de Universiteit van Amsterdam. Door dit blad kwam hij eind 1979 in het nieuws doordat een van zijn columns zodanig de woede opwekte van een groep voormalige studenten, dat ze hem tijdens een college overvielen, een emmer gele verf over zijn hoofd uitgooiden en hem sommeerden op te houden met schrijven. In 1979 voerde de Haagse Comedie, onder regie van Christiaan Nortier, zijn toneelstuk Wimbledon op. Tussen 1986 en 1997 was hij respectievelijk se- | |
| |
cretaris en voorzitter van het Nederlandse P.E.N. Centrum. In 1989 promoveerde Geel op de geschiedenis van het Nederlandse schrijfvaardigheidsonderwijs in de negentiende en de twintigste eeuw.
Hij is sinds 1966 getrouwd met Petra Teijgeler. Hij heeft twee kinderen: Jasper (geboren in 1969) en Roefke (geboren in 1973). Hij woont sinds 1971 in Bussum.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling / Kritiek
Het werk van Rudolf Geel geniet niet de gunst van een groot publiek. Aanvankelijk stond ook de kritiek er bepaald niet welwillend tegenover. Het ongewone, fantastische, vrij gecompliceerde en experimentele karakter van zijn eerste boeken schrikt kennelijk de meeste lezers af. Volkomen ten onrechte naar de mening van sommige anderen, in het bijzonder ook van Vlaamse critici, die er wel degelijk de originaliteit en bijzondere kwaliteiten van onderkenden. Maar Geel is onverstoord zijn gang gegaan, en met de verhalenbundel Bitter & Zoet begon het tij al te keren. Het ziet er naar uit dat hij met zijn in 1980 verschenen roman De ambitie het pleit heeft gewonnen: vrijwel unaniem draaide de kritiek dit keer bij.
| |
Thematiek / Ontwikkeling
In Geels oeuvre kan men tot hiertoe drie fases onderscheiden, die wel ten dele in elkaar overlopen, maar toch elk een eigen karakter hebben en tegelijk een ontwikkeling markeren. De eerste fase omvat hoofdzakelijk de drie romans De magere heilige, De weerspannige naaktschrijver en Een afgezant uit niemandsland, waarvan de eerste en derde het meest met elkaar gemeen hebben. Het zijn beide bizar gecomponeerde, fantastische en allegorische romans, waarin de traditioneel gescheiden gebieden van werkelijkheid en verbeelding op een speelse, soms ironische wijze elkaar doordringen. Dat deze werken, vol dubbele bodems en symboliek en zeker ook niet zonder een dosis intellectuele branie, hun bedoelingen niet makkelijk prijsgeven, laat zich ook aflezen uit de recensies, die de meest uiteenlopende gissingen en vermoedens bevatten. In het driedelige schema van De magere heilige jaagt de hoofdpersoon Paul op ongeveer tien-, twintig- en zestigjarige leeftijd de liefde na, blijvend geïncarneerd in het meisje Katinka, dat kennelijk voor een mythisch droombeeld staat. Vandaar dat het meisje hem in elk van zijn levensstadia ontglipt. Maar aan het eind van het boek wordt Paul weer jong en kan alles opnieuw beginnen. Men kan hier zowel de mythe van de eeuwige terugkeer als de romantische onvervulbaarheid van het verlangen in zien.
Voorts speelt het boek onder meer in de ruïnes van een
| |
| |
vervallen abdij, wordt erin gegoocheld met tijd en ruimte, en is het met allerlei vreemdsoortige ingrediënten gestoffeerd. Een afgezant uit niemandsland speelt zich af in het fictieve universiteitsstadje Pjilnok. Er wordt een regelrecht kolderieke wereld in ten tonele gebracht, waarin onder meer de eeuwige student Henri Asquit, een fantast, en Cromwell, hoogleraar in de taalfilosofie, centrale figuren zijn. Achter de nogal dolzinnige gebeurtenissen tekenen zich enkele thema's af die van belang zijn voor de verdere ontwikkeling van Geels oeuvre, zoals de inwerking van verhaal en verbeelding op de realiteit, de ontoereikendheid van de taal als communicatiemiddel en een satirische kijk op het academische wereldje. Het hoofdthema van De weerspannige naaktschrijver ten slotte is het schrijven zelf: het hoofdpersonage is de schrijvende schrijver die zich over de betekenis en functie van deze activiteit bezint en van daaruit het materiaal opdelft dat tegelijk het project en het resultaat van de in wording zijnde roman uitmaakt. In deze bezinning komen vooral de volgende kenmerkende motieven naar voren: de moeilijkheid door middel van taal werkelijkheid te achterhalen, waarheid en verzinsel als beide subjectieve categorieën uit elkaar te halen en het verleden op een geldige wijze te reconstrueren. Ook deze roman bestaat uit drie boeken, die door een dunne verhaaldraad slechts losjes worden verbonden en waarvan de samenhang eerder in het globale ordeningsprincipe van dit werk is te zoeken: een zich continuerende reeks van herinnerings- en taalassociaties waarin chronologie en causale verbanden volkomen zoek zijn.
| |
Kunstopvatting
De kunstopvatting die aan deze romans ten grondslag ligt, wordt in het laatstgenoemde werk ook expliciet toegelicht: ‘Ik heb geen andere reden een boek te schrijven dan om mij op een leugenachtige wijze van mijn geboorte en verleden los te maken, wat nooit lukt, maar in de leugen is een ondergrond van waarheid, en de waarheid draagt de verborgen kiemen van de bevrijding, dat is een troost.’ En later, in het interview met Willem M. Roggeman (1980), lezen we: ‘Al schrijvend doe ik ontdekkingen. Daarom schrijf ik. Daarom kan ik ook niet anders dan schrijven, omdat dit de methode is om iets over mijn leven te weten te komen en er iets van te
| |
| |
begrijpen. En dat het een therapeutische werking heeft, dat vermoed ik.’
| |
Thematiek / Ontwikkeling
De tweede fase in Geels oeuvre wordt ingenomen door de verhalenbundels De terugkeer van Buffalo Bill, Bitter & Zoet en Genoegens van weleer. In de meeste van deze verhalen wordt de bovenvermelde problematiek opnieuw, maar strakker en met grotere consequentie aan de orde gesteld. De druk van de literaire twijfel en argwaan is sterker geworden, de kritische bezinning op het schrijfproces zelf is dermate toegenomen, dat onder meer het titelverhaal uit de eerstgenoemde bundel volledig in functie ervan staat. Dit blijkt ook uit de bouw van dit verhaal, waarin een reportage-achtig relaas afwisselt met legendarische stories, en dat uiterst fragmentarisch is uitgewerkt en vol gaten en lacunes zit. Bovendien worden nog interviews ingelast, waarin de vraag naar de verhouding tussen historische werkelijkheid en fictie en naar de bruikbaarheid van overgeleverde verteltechnieken nog beklemtoond wordt. Het interessante van zo'n verhaal ligt niet zozeer in een ‘boodschap’ die op literaire wijze zou worden verwoord, maar in het opzettelijke contrast dat wordt gelegd tussen de verwachting die traditioneel door de verhaalsituatie wordt gewekt en de ontnuchterende uitkomst ervan. De overige verhalen uit die eerste bundel, en ook nog het titelverhaal uit Bitter & Zoet, sluiten hier nauw bij aan. Alle zijn ze vernuftig, meestal essay-achtig geconstrueerd, met snelle afwisselingen van gezichtspunten en situaties, wat tot gevolg heeft dat de werkelijkheid er slechts als een problematische en complexe hypothese uit te voorschijn treedt.
De verdere verhalen, waarin wezenlijk dezelfde thematiek wordt aangesneden, zijn nochtans eenvoudiger van structuur. De complicerende theoretische inbreng neemt erin af en tevens wordt het aandeel van de psychologie groter. Typische voorbeelden zijn ‘Met langzame slagen’ (Bitter & Zoet) en ‘Buitenleven’ (Genoegens van weleer). Het zijn ik-verhalen waarin gepoogd wordt tot de verborgen diepte van menselijke verhoudingen door te dringen. In ‘Met langzame slagen’ gaat een zoon als kritische toeschouwer op zoek naar het ware beeld van zijn moeder, die jaren tevoren in raadselachtige omstandigheden zelfmoord heeft gepleegd. Dit doet hij via
| |
| |
een analyse van de onbesproken figuur van haar inmiddels oud geworden man, zijn vader, die gepensioneerd historicus is. Het resultaat van dit onderzoek is dat het vertrouwde beeld van een probleemloos gezin plaats maakt voor een onvermoede tragedie, waarin de kamergeleerde, die alles afwist van de geschiedenis, de realiteit van de mensen in zijn naaste omgeving nooit had gezien. In ‘Buitenleven’ heeft Anna, de ex-vrouw van de ik-verteller, haar visie op hun gestrande huwelijk verwerkt in een toneelstuk waarvan de ik een opvoering bijwoont en commentarieert. Langs deze weg wordt hij met een andere kijk op zijn eigen realiteit geconfronteerd, vooral in de rol van de hoofdacteur die op deze manier als een soort dubbelganger fungeert. Een opvallend kenmerk van deze verhalen is dat ze op het eerste gezicht een indruk van eenvoud en vanzelfsprekendheid wekken, terwijl ze eigenlijk vrij ingewikkeld zijn en alle vanzelfsprekendheid er juist gaandeweg in wordt afgebroken. Zodoende speelt de auteur het klaar prettig leesbare verhaalstof aan te wenden om er de bedrieglijkheid van het verhaal als voorstelling van realiteit mee te demonstreren.
Na deze periode van verhalen keerde Geel met Een gedoodverfde winnaar terug tot de roman. Opvallend is de tendens naar een realistischer manier van schrijven en de toename van maatschappelijke interesse. Het onderwerp van dit werk is een terugblik van ruim tien jaar later op de oproerige jaren '60, de veelbesproken verschuiving van ‘revolutie’ naar ‘restauratie’. Het vertelperspectief wordt verdeeld over de twee tegengestelde maar complementaire gezichtspunten van twee vrienden die in de tijd van Provo samen hadden gestudeerd en inmiddels als vol waardige leden van de toen zo gehate burgermaatschappij met zichzelf in de knoei zijn geraakt. De een poogt inzicht te krijgen in zijn malaise door het schrijven van een wetenschappelijke studie over de voorbije periode, maar raakt daarbij in subjectieve gevoelens verstrikt. De ander, meer een sceptische observator, onderneemt dezelfde speurtocht door middel van een objectiverende roman. Boeiend en karakteristiek voor Geel is hier opnieuw de poging om de historische werkelijkheid vanuit verschillende teksttypes te benaderen en daarin de onvermij- | |
| |
delijke vermenging van het algemene en het persoonlijke, de feiten en de verbeelding te laten zien.
De ambitie is een psychologische roman. Het hele werk is rigoreus opgebouwd vanuit het gezichtspunt van een 34-jarige getrouwde vrouw (‘de onbelangrijke vrouw van een belangrijk man’), die in een toestand van verwarring en mentale instorting een bewogen zoektocht naar haar innerlijke werkelijkheid onderneemt. Een van de middelen die zij daartoe aanwendt, is het opschrijven van haar herinneringen. Thematisch is dit werk de voortzetting en uitbreiding van een verhaal als ‘Met langzame slagen’: ook hier leven echtgenoten langs elkaar heen, opgesloten in hun eigen psychisch en maatschappelijk bepaalde wereld en ambities, zonder elkaars problemen en behoeften te begrijpen. Naast deze fundamentele eenzaamheid treden hier eveneens de thema's van lesbische liefde, de verantwoordelijkheid en de dood op de voorgrond. Wegens het gebruikte vertelperspectief zouden ze ook in samenhang met het feminisme gezien kunnen worden, als men tenminste af wil gaan op de woorden van Boudewijn Büch, die De ambitie het ‘beste vrouwenboek dat er tot nu toe is geschreven’ noemde. Feministische critici als Hanneke Stamperius en Petra Veeger daarentegen vroegen zich af waarom een mannelijke auteur in de huid van een vrouw wilde kruipen. Het door henzelf geformuleerde antwoord op die vraag luidde dat Geel dat had gedaan om zichzelf, en ook zijn eigen ‘mannelijkheid’ beter te begrijpen. Voor alles, stelde echter Stamperius, had de schrijver in de creatie van een machteloze vrouw zijn angst voor de tweede feministische golf tot uitdrukking gebracht.
| |
Ontwikkeling / Stijl
In de bovenstaande beschrijving zijn al aanduidingen omtrent de evolutie van Geels oeuvre opgenomen. Beschouwt men het begin- en voorlopige eindpunt, dan springt de overgang van de los samenhangende romans met veel fantasie en capriolen uit de jaren '60 naar de zorgvuldig en met klassieke middelen gestructureerde ‘roman d'analyse’ van 1980 in het oog. Daar tussenin liggen de verhalen met hun complicerende essayistische aanpak, meestal geschreven vanuit het gezichtspunt van een buitenstaander die een gedistantieerd en ironiserend verslag
| |
| |
van de gebeurtenissen geeft. In De ambitie daarentegen, waarin voor het eerst het vertelperspectief bij de dramatische hoofdpersoon is geplaatst, is de ironie ten gevolge daarvan door een grotere ernst en een sympathiserend medeleven vervangen. Parallel met deze ontwikkeling maakten in Geels schrijfwijze de aanvankelijk nogal eens geforceerde boutades en geestigheden geleidelijk plaats voor een spitse, intelligente en gevoelige stijl, die Bloedmadonna (1998) een opmerkelijk evenwicht van helderheid en suggestiviteit heeft bereikt.
| |
Verwantschap / Traditie
Geels werk vertoont aanvankelijk avantgardistische trekken waaraan verwantschap met het surrealisme niet vreemd is. Maar vooral dient de hele eerste helft van zijn oeuvre gesitueerd te worden in een Europese romanontwikkeling uit de jaren '50 en '60 waarin het schrijven zelf en de mogelijkheden van het verhaal en de fictie ter discussie werden gesteld en mede tot onderwerp van de literatuur werden gemaakt. De manier waarop in sommige verhalen de weergave van de werkelijkheid wordt geproblematiseerd doet denken aan sommige auteurs in de buurt van de Franse nouveau roman, meer bepaald aan Robert Pinget. Met zijn latere werk is Geel echter naar de ook in Nederland ingeburgerde traditie van het psychologisch realisme teruggekeerd.
In dit latere werk, vooral in Geels romans uit de jaren tachtig en negentig, nam Arie Storm een ontwikkeling ‘van angst voor de leegte tot een euforistische berusting’ waar. Op grond hiervan noemde hij het werk van Geel postmodern. Een van de belangrijkste inhoudelijke kenmerken van Geels werk - de notie dat de werkelijkheid het individu voortdurend op zichzelf terug doet vallen - herinnert echter eerder aan het existentialisme dan aan het postmodernisme. Wat de stijl betreft is Geels werk na 1980 in ieder geval niet postmodern: van postmoderne karakteristieken als wisselende perspectieven bijvoorbeeld is nauwelijks sprake. Intertekstuele verwijzingen, een ander kenmerk van postmodernistische literatuur, bevatten de boeken van Geel wel, maar die blijven hoofdzakelijk beperkt tot zijn eigen werk.
| |
Relatie leven/werk
Het directe verband tussen Geels leven en werk is vooral duidelijk herkenbaar in verhaalthema's die met de universiteit te
| |
| |
maken hebben, en ruimer ook in de manier waarop de veranderende tijdsbeleving in Hollandse intellectuele milieus sinds de jaren '60 weerspiegeld wordt. Nadere bijzonderheden daarover heeft de auteur zelf verstrekt in het interview met Willem M. Roggeman (1980).
| |
Ontwikkeling / Techniek
In het werk na 1980 wordt de fantasie grotendeels vervangen door bezinning en beschouwing. Metaforen nemen de plaats in van waarnemingen en gemoedsuitdrukkingen. Van experimentele technieken is nauwelijks meer sprake. Wanneer het verhaal niet vanuit een ikpersonage verteld wordt, is het perspectief dat van de traditionele, alwetende verteller.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
De romans en verhalen van na 1980, zoals Verleidingen (1985) Dode bladeren (1987), Een middag in het Casino Slavante (1990) Trage schaduwen (1991) en De vervoering (1995) zijn doordrongen van melancholie, maar ook van mededogen voor het vaak irrationeel gedrag van mensen die proberen stand te houden in een veranderende omgeving. Relativering, berusting en nostalgie vormen van dan af aan belangrijke elementen.
Angst voor de onontkoombare veroudering en de vrees voor het verlies van liefde en genegenheid spelen een grote rol in Dierbaar venijn (1993), een kleine, maar door het thema en de poëtische stijl ontroerende roman over euthanasie. In deze roman komt ook de tegenstelling tussen het rationele, wetenschappelijke denken en de emotionaliteit aan de orde. Hoofdpersonen zijn een vader en zijn dochter. Als de vader ongeneeslijk ziek blijkt te zijn, bereidt hij zijn dood zorgvuldig voor. Rationele beslissingen blijken in dit geval echter geen houvast te bieden. Exactheid, wetenschappelijke methodes en theorieën over het juiste stervensmoment zijn in het aangezicht van de dood van generlei waarde. Wanneer de vader te zwak geworden is om zelfmoord te plegen, geeft een arts hem op verzoek van de dochter een injectie met dodelijk gif. Na de dood van haar vader wordt de dochter verteerd door schuldgevoelens. Uiteindelijk berust ze in de wetenschap dat er geen duidelijk antwoord bestaat op de vraag of ze de juiste beslissing genomen heeft. Troost vindt ze uiteindelijk in de herinneringen aan haar vader: ‘Je had die fiets met dat kinderzitje, dat herinner ik mij opeens, gek dat ik daar nu aan denk, als wij opstapten slingerde
| |
| |
je even, maar daarna fietsten wij kaarsrecht over de dijk langs de stadsrand; rietvelden, soms een warme zomermiddag, dat zie ik zo opeens weer voor mij, hoe ik mijn hoofd tegen je rug legde; oversteken bij een pontje, zou dat er nog altijd zijn, pappa, ben jij daar later nog wel eens teruggeweest - al is het maar in je gedachten?’ (p. 123)
Hoewel thema's als de dood en het verlies van illusies steeds belangrijker worden in het werk van Geel na 1980, wil dat niet zeggen dat de componenten uit zijn vroege werk volledig verdwenen zijn. In De vrouwenbron (1986) speelt Geel zowel inhoudelijk als stilistisch met de grenzen tussen fantasie en werkelijkheid: de roman blijkt aan het slot het werk van een van de hoofdpersonages te zijn. In deze roman in een roman kijkt zij terug zij op haar studententijd en die van haar vrienden. Haar interpretatie van een gemeenschappelijk verleden wordt echter tegelijkertijd door een van de betrokkenen in twijfel getrokken, waardoor naar de ware toedracht in het verleden uiteindelijk alleen maar geraden kan worden. In het boek staat het plezier dat het spelen met de werkelijkheid biedt, in wankel evenwicht met het telkens terugkerende besef dat de werkelijkheid zelf chaotisch en onharmonieus is: de harmonie, de orde en het geluk die de schrijver voortdurend tracht te scheppen, zijn zeepbellen in het zicht van een wrede, ongeordende werkelijkheid.
Ook De paradijsganger (1988) ontsnapt op het eerste gezicht aan eerdergenoemde karakteriseringen. In dit geestige en vlot geschreven boek valt een grote dosis zelfspot te ontdekken. De hoofdpersoon van deze roman, hoogleraar Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, raakt overspannen. Hij vertrekt naar Frankrijk om daar in alle rust een roman te schrijven. Amoureuze escapades en andere avonturen houden hem daar echter vanaf. Vele illusies armer keert hij aan het eind van zijn verlof terug naar zijn vrouw en twee kinderen in het Gooi.
De zoektocht naar geluk wordt hier op milde toon geïroniseerd, wat een louterend effect heeft. De roman maakt indruk door het schijnbare gemak waarmee hij geschreven is: De paradijsganger laat zien dat Geel vooral ook een taalkunstenaar is. Dat laatste kan ook over De dreigende stilte van Taalland (1982) gezegd worden, de enige jeugdroman die Geel publiceerde.
| |
| |
In Bloedmadonna ten slotte verenigen zich verschillende elementen uit het oeuvre van Geel. In dit boek, dat als een detective opgezet is, speelt de zoektocht naar onschuld en geluk weer een belangrijke rol. De roman, waarin uiteenlopende personages als een dorpspastoor, een simpel echtpaar, hun verstandelijk gehandicapte zoon en een populaire schrijfster (door sommige recensenten als persiflage op Connie Palmen beschouwd) voorkomen, is zowel humoristisch als beschouwend. Een eerder Zuid-Europees dan Nederlands verschijnsel vormde het uitgangspunt van deze roman: in het Zuid-Limburgse dorpje Uffel begint in de tuin van de familie Coumans een stenen madonnabeeld uit haar buik te bloeden. Hanna, een jonge journaliste, moet dit fenomeen voor haar krant verslaan. De opdracht biedt een welkome gelegenheid op zoek te gaan naar haar eigen verleden. Daarin staat ze niet alleen. Alle bij het wonder betrokken personages komen tot de ontdekking dat hun pogingen om achter het raadsel van de bloedende madonna te komen, niet voeren tot de ontdekking van bovennatuurlijke krachten of juist al te menselijk bedrog, maar nieuwe vragen naar hun eigen bestaan opwerpen.
Bloedmadonna veroorzaakte bij verschijning een golf van protest in zuidelijk Nederland. Tot in de kleinste details bleken de voorvallen uit de roman overeen te komen met de gebeurtenissen die een jaar eerder in het Zuid-Limburgse Brunssum plaatsgevonden hadden: zelfs de bij het wonder van Brunssum betrokken mensen meenden zich in de verschillende personages te herkennen. Geel ontkende in interviews dat sprake was van werkelijke overeenkomsten: hij was van het wonder van Brunssum nauwelijks op de hoogte geweest. Zo voltrok zich met Bloedmadonna een haast miraculeuze omkering: in deze roman probeert niet de auteur met zijn fantasie de werkelijkheid te beïnvloeden, maar werd omgekeerd de fantasie van de schrijver door de werkelijkheid gedicteerd. Met dit gegeven keerde Geel gedeeltelijk terug naar zijn oorsprong: het boek heeft bepaald surrealistische kenmerken.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
In Ongenaakbaar (1981) verwerkte Geel het door hem als traumatisch ervaren verfincident uit 1979. Deze roman werd niet onverdeeld gunstig ontvangen. Voor een deel viel de kritiek op
| |
| |
het boek samen met de kritiek die Geel kreeg op uitspraken in een interview met Jan Brokken. Hierin vergeleek hij de eenzaamheid van de situatie waarin hij na het incident terechtkwam, met die van ‘kleine joodse handelaartjes in het Duitsland van de jaren dertig’ nadat de SS hun winkels vernield hadden. Vooral Willem Jan Otten uitte grote bezwaren tegen deze vergelijking.
Hoewel De ambitie in 1980 in bijna alle recensies positief besproken was, zijn de critici over Geels werk na 1981 zeer verdeeld. Waar de een zijn stijl als ‘vlak’ typeert, spreekt de ander van ‘proza [...] helder als bergkristal’. Een groot lezerspubliek heeft Geel tot nu toe niet bereikt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Rudolf Geel, De magere heilige. Amsterdam 1963, De Bezige Bij, LRP 54, R. (Gewijzigde herdruk: Meulenhoff 1968, Meulenhoff Pocket 198) |
Rudolf Geel, De weerspannige naaktschrijver. Amsterdam 1965, De Bezige Bij, LRP 134, R. (Gewijzigde herdruk: Brussel/Den Haag 1973, Manteau, GMP 83) |
Rudolf Geel en J.W. Holsbergen, Met een flik in bed. Amsterdam 1966, De Bezige Bij, LRP 206, R. |
Rudolf Geel, Een afgezant uit niemandsland. Amsterdam 1968, De Bezige Bij, LRP 272, R. |
Rudolf Geel, De terugkeer van Buffalo Bill. Amsterdam 1971, De Bezige Bij, LRP 364, VB. |
Rudolf Geel en R.H. Fuchs, Schijnhelden en nepschurken. Beschouwingen over het beeldverhaal. Amsterdam 1973, Meulenhoff, E 306, E. |
Rudolf Geel, Bitter & zoet. Amsterdam 1975, De Bezige Bij, BB Literair, VB. |
Rudolf Geel, Genoegens van weleer. Amsterdam 1976, De Bezige Bij, BB Literair, VB. |
Rudolf Geel, Een gedoodverfde winnaar. Amsterdam 1977, De Bezige Bij, BB Literair, (2e druk, Amsterdam 1988, Querido, Salamander 677) R. |
Rudolf Geel, Hoe zet ik mijn gedachten op papier. Het schrijven van essays, wetenschappelijke teksten en groepsverslagen. Muiderberg 1977, Coutinho, Leerboek. |
Rudolf Geel, De ambitie. Amsterdam 1980, De Bezige Bij, BB Literair, R. |
Rudolf Geel, Al is de waarheid nog zo snel. Amsterdam 1980, Meulenhoff Informatief, EB. |
Rudolf Geel, Een vrouw als een gedicht. Amsterdam 1980, Meulenhoff Informatief, EB. |
Rudolf Geel, Verliefdheid is een raar gevoel. Amsterdam 1980, Meulenhoff Informatief, EB. |
Rudolf Geel, Wat opstelschrijvers moeten weten. Een praktische handleiding bij het schrijven van opstellen en verslagen. Muiderberg 1980, Coutinho, Leerboek. |
Rudolf Geel, Ongenaakbaar. Amsterdam 1981, De Bezige Bij, BB Literair, R |
Rudolf Geel, Reservaatbewoners. Met etsen van Gerard van Kerkhof, Ton de Kruyk, Pim Olivier en een houtsnede van Willem de Vries. Hilversum, 1982, Albis, E. |
Rudolf Geel, De dreigende stilte van Taalland, Amsterdam 1982, Meulenhoff Informatief, J. |
Rudolf Geel, Het moet allemaal nog even wennen. Amsterdam 1983, Joost Nijsen, CB. |
Rudolf Geel, Verleidingen. Amsterdam 1985, De Arbeiderspers, Grote ABC, nr. 496, VB. |
Rudolf Geel, De vrouwenbron. Amsterdam 1986, De Arbeiderspers, Grote ABC, nr. 531, R. |
Rudolf Geel, Dode bladeren. Amsterdam 1986/1987, Nederhof Produktie, N. (Handelseditie, Schoorl 1987, Conserve, Conserve's Novellenreeks nr. 6.) |
Rudolf Geel, De paradijsganger. Amsterdam 1988, De Arbeiderspers, Grote ABC nr. 618, R. |
Rudolf Geel, Niemand is meester geboren. Geschiedenis van het Nederlandse schrijfvaardigheidsonderwijs in de negentiende en twintigste eeuw. Muiderberg 1989, Coutinho, Dissertatie. |
Rik Vos en Rudolf Geel, We hebben ze weer met genoegen bekeken... Cornelis Jetses, J.B. Wolters en het Nederlandse taalonderwijs. Assen 1989, Drents Museum, E. |
| |
| |
Rudolf Geel, Een middag in het Casino Slavante. Banholt 1990, In de Bonnefant, N. |
Rudolf Geel en Peter Douma, Schrijven voor een groot publiek. Handleiding voor het schrijven van teksten voor de media. Leiden/Antwerpen 1990, Martinus Nijhoff, E. |
Rudolf Geel en Peter Douma, Beter schrijven met de tekstverwerker. Muiderberg 1991, Coutinho, E. |
Rudolf Geel, Trage schaduwen. Amsterdam 1991, Meulenhoff Editie, E 1154, VB. |
Rudolf Geel, Bussum. Met prent van Bep Toscanini. Heerlen 1991 Stichting Culturele Raad Noord-Holland. Noord-Holland in proza, poëzie en prenten, nr. 27, E. |
Rudolf Geel, Dierbaar venijn. Amsterdam 1993, Meulenhoff, Meulenhoff editie 1243, R. |
Rudolf Geel, Een dichteres uit Los Angeles. Amsterdam 1994, Meulenhoff, VB. (gedeeltelijk eerder verschenen in Bitter & Zoet en Genoegens van weleer) |
Rudolf Geel, De vervoering. Amsterdam 1995, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 1437, R. |
Rudolf Geel, Volmaakte schrijvers schrijven niet. Over het scheppingsproces van literaire en andere teksten. Amsterdam 1995, Amsterdam University Press, E. |
Rudolf Geel, Het schrijven van leesbare teksten en brieven. Paramaribo 1995, Firgos Suriname, E. |
Rudolf Geel, Bloedmadonna. Amsterdam 1998, Meulenhoff Editie 1698, R. |
Paul Oskamp en Rudolf Geel, Concreet en beeldend preken. Bussum 1999, Coutinho, Schrijfgidsen voor communicatieve beroepen 7, E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
J. Bernlef, Niet dromen Rudolf J. Geel. In: Het Parool, 6-11-1963. (over De magere heilige) |
W. den Hollander-Bronder, Rudolf J. Geel. In: Kultuurleven, jrg. 31, nr. 2, feb. 1964. (over De magere heilige) |
Th. Govaart, Rudolf J. Geel. De magere heilige. In: De Bazuin, 30-5-1964. |
Nel Noordzij, Jongeren proza. In: Het nieuwe boek, jrg. 2, nr. 5, mei 1964. (over De magere heilige) |
Maud Cossaar, Rudolf Geel heeft recht van spreken. In: De Telegraaf, 4-6-1964. (over De magere heilige) |
Freddy de Vree, Rudolf J. Geel, De magere heilige. In: Nul, jrg. 2, nr. 8, 1964. |
Duco van Weerlee, De blote schrijfschrijvers, memoires van een aankomend talent. In: Propria Cures, 29-5-1965. (over De weerspannige naaktschrijver) |
W.J. Lukkenaer, Rudolf Geels naaktschrijver doolt dromen binnen. In: Kunst van Nu, juni 1965. |
Heere Heeresma, Koele bekentenissen. In: Elseviers Weekblad, 18-9-1965. (over De weerspannige naaktschrijver) |
Huug Kaleis, De weerspannige goddelijkheid van een naaktschrijver. In: Het Parool, 2-10-1965. |
H. Bonset, Met een pastille in bed. In: Trophonios, 18-11-1966. (over Met een flik in bed) |
Rico Bulthuis, Schrijvers kunnen buiten engel der inspiratie. In: Haagse Courant, 13-2-1966. (over Met een flik in bed) |
Paul de Wispelaere, Geel en Holsbergen samen: met een flik in bed. In: Het Vaderland, 3-3-1967. |
Gerrit Krol, Een roman met z'n tweeën. In: Handelsblad, 22-4-1967. (over Met een flik in bed) |
K.L. Poll, Romans, waarover? In: Handelsblad, 19-4-1968. (over Een afgezant uit niemandsland) |
W.J. Lukkenaer, Rudolf Geel, techniek der distantie. In: Haarlems Dagblad, 5-10-1968. (over Een afgezant uit niemandsland) |
Hans Plomp, Het tijdperk van de scharretjes. In: Vrij Nederland, 2-11-1968. (over Een afgezant uit niemandsland) |
Ellen Hermans, De getransponeerde studentenwereld van Rudolf Geel. In: Het Parool, 9-11-1968. (over Een afgezant uit niemandsland) |
Paul de Wispelaere, Belangwekkende ongelijke roman van Rudolf Geel. In: Facettenoog, Manteau, Brussel/Den Haag 1968, pp. 117-121. (over De weerspannige naaktschrijver) |
Paul de Wispelaere, Rudolf Geel: verhalen hebben afgedaan. In: Het Vaderland, 10-4-1971. (over De terugkeer van Buffalo Bill) |
T. Graftdijk, Rudolf Geel, De terugkeer van Buffalo Bill. In: Soma, jrg. 2, nr. 15-16, mei/juni 1971. |
Gerrit Komrij, Moeilijk invullen. Rudolf Geel: De terugkeer van Buffalo Bill. In: Vrij Nederland, 17-7-1971. |
Jos Panhuijsen, De terugkeer van Buffalo Bill. In: Het Binnenhof, 17-7-1971. |
Clara Eggink, Twee verhalenbundels. In: Leidsch Dagblad, 9-10-1971. (over De terugkeer van Buffalo Bill) |
Paul de Wispelaere, Rudolf Geel met verhalen en stukje theorie. In: Het Vaderland, 1-3-1975. (over Bitter & Zoet) |
Alfred Kossmann, Drie goede verhalen van Rudolf Geel. In: Het Vrije Volk, 12-4-1975. (over Bitter & Zoet) |
Gerrit Komrij, Een schrijver ontpopt zich. In: Vrij Nederland, Boekenbijlage, 19-4-1975. (over Bitter & Zoet) |
Margaretha Ferguson, De mens is nog altijd een geheim. Over de nieuwe bundel novellen van Rudolf Geel: Bitter & Zoet. In: Bzzllelin, jrg. 3, nr. 25, april 1975. |
Bob den Uyl. Met de complimenten van Den Uyl. In: Haagse Post, 19-10-1975. (over Bitter & Zoet) |
Hansmaarten Tromp, Een kwaliteitsschrijver komt altijd boven water. In: De Tijd, 17-9-1976. (gesprek bij het verschijnen van Genoegens van weleer) |
Aad Nuis, Een verhalenschrijver in het halfdonker. In: Haagse Post, 11-9-1976. (over Genoegens van weleer) |
Han Jonkers, De pijn van de menselijke relatie. In: Eindhovens Dagblad, 25-9-1976. (over Genoegens van weleer) |
| |
| |
Paul de Wispelaere, Confrontatie verhaal en realiteit. In: Het Vaderland, 15-9-1976. (over Genoegens van weleer) |
Hans Warren, Rudolf Geel ‘Genoegens van weleer’ een viertal novellen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 25-9-1976. |
Wam de Moor, De onweerstaanbare opkomst van de schrijver Rudolf Geel. In: De Tijd, 8-10-1976. (over Genoegens van weleer) |
Aad Nuis, De literaire hoogvlakte. In: Haagse Post, 29-10-1977. (over Een gedoodverfde winnaar) |
T. van Deel, Grijze kijk op jaren zeventig. In: Trouw, 29-10-1977. (over Een gedoodverfde winnaar) |
Han Jonkers, Tijdsbeeld in nieuwe roman van Rudolf Geel. In: Eindhovens Dagblad, 30-11-1977. (over Genoegens van weleer) |
Margaretha Ferguson, Rudolf Geel, een gedoodverfde winnaar. In: Bzzlletin, jrg. 6, nr. 51, dec. 1977. |
Paul de Wispelaere, Ingehouden treurigheid en spitse ironie. In: Het Vaderland, 14-1-1978. (over Een gedoodverfde winnaar) |
Aad Nuis, Een donkere, zuigende stroom. In: Haagse Post, 12-4-1980. (over De ambitie) |
Frans de Rover, Rondscharrelen tussen uitersten. Een roman over vrouwen door Rudolf Geel. In: Vrij Nederland, Boekenbijlage, 19-4-1980. (over De ambitie) |
Marjolein Pouw, Madame Bovary, Amstelveen. In: N.R.C. Handelsblad, Cultureel Supplement, 9-5-1980. (over De Ambitie) |
Loeka Wolf Catz, ‘De ambitie’: knappe roman van Rudolf Geel. In: Nieuwe Apeldoornse Courant, 17-5-1980. (over De ambitie) |
Boudewijn Büch, De ambitie. Beste vrouwenboek ooit geschreven. In: Leidsch Dagblad, 5-7-1980. |
De Vlaamse Gids, Rudolf Geel-nummer jrg. 64, nr. 4, juli-aug. 1980, met volgende bijdragen:
- | Aleid Truijens, een ambitieuze vertelling, pp. 41-57. (over De ambitie) |
- | Paul de Wispelaere, De verhalen van Rudolf Geel, pp. 31-39. (overzichtsartikel over alle verhalenbundels) |
- | Willem M. Roggeman, Gesprek met Rudolf Geel, pp. 7-23. |
|
Jan Brokken, ‘Schrijven is door dat incident iets anders voor me geworden.’ In: Haagse Post, 28-8-1981. (over Ongenaakbaar) |
Willem Jan Otten, Een peuleschil. In: Vrij Nederland, 5-9-1981. (over Ongenaakbaar) |
Ab Visser, Veertig en oud. In: Leeuwarder Courant, 24-11-1981. (over Ongenaakbaar) |
L. Geerts, Het ego en de rotte tomaat. In: De Nieuwe, 14-1-1982. (over Ongenaakbaar) |
Willem Kuipers, Kul, bombast en larie in erbarmelijk boek. In: de Volkskrant, 18-9-1981. (over Ongenaakbaar) |
A. Buckens, Rudolf Geel: ‘Ongenaakbaar’, tweesporig en verwarrend. In: Brabants Nieuwsblad, 11-2-1982. |
André Demedts, ‘Ongenaakbaar’. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 127, nr. 6, 1982. |
Willem M. Roggeman, Rudolf Geel. In: Beroepsgeheim, gesprekken met schrijvers, Antwerpen 1983, Soethoudt & Co. N.V. |
Madelien Tolhuisen, Van Geels nieuwe start. In: Vrij Nederland, 25-5-1985. (over Verleidingen) |
Aleid Truijens. De verradelijke lokroep van de liefde. In: NRC Handelsblad, 31-5-1985. (over Verleidingen) |
Wam de Moor, Proza als maakwerk of spontane schepping. In: De Tijd, 20-8-1985. (over Verleidingen) |
Aad Nuis, Goed geschreven maar zonder vonk. In: de Volkskrant, 31-1-1986. (over De vrouwenbron) |
Anton Brand, Vrouwenbron: literatuur als bron van verjonging. In: Nieuwsblad van het Noorden, 7-2-1986. (over De vrouwenbron) |
Jaap Goedegebuure, Een wak in de tijd. In: Haagse Post, 22-2-1986 (over De vrouwenbron) |
Hans Warren, De vrouwenbron. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 22-2-1986. |
Diny Schouten, Een bescheiden vennoot van de maatschap Roem en eer. In: Vrij Nederland, 22-2-1986. (over De vrouwenbron) |
Hans Vervoort, Melancholieke terugblik. In: NRC Handelsblad, 14-3-1986. (over De vrouwenbron) |
Arie Storm, Uw correspondent spreekt. In: Meermin, jrg. 10, nr. 3, maart 1987, pp. 39-44. (over De vrouwenbron) |
Gerrit Jan Zwier, Stokbrood en geitenkaas. In: Leeuwarder Courant, 8-7-1988. (over De paradijsganger) |
| |
| |
P.M. Reinders, Kaas van onbespoten geiten. In: NRC Handelsblad, 22-7-1988 (over De paradijsganger) |
Koos Hageraats, ‘Kijk mij nou. Kijk nou. Leuk hè.’ In: De Tijd, 29-7-1988. (over De paradijsganger) |
Wim Vogel, Een antiheld vermant zich. In: Vrij Nederland, 6-8-1988. (over De paradijsganger) |
Arie Storm, Van angst voor de leegte tot euforische berusting. In: Bzzlletin, jrg. 17, nr. 159, oktober 1988, pp 39-44. (over Verleidingen, De vrouwenbron en De paradijsganger) |
Han van Gessel, De al meer dan een eeuw durende martelgang van het opstel. In: de Volkskrant, 21-1-1989. (over Niemand is meester geboren) |
Karel ter Voorde, Op middelbare leeftijd op zoek naar het paradijs. In: 't Kofschip, jrg. 18. nr. 1, 1990. (over De paradijsganger) |
B. Polak, De onttakeling van een schrijverschap. In: Het Parool, 9-3-1991. (over Trage schaduwen) |
André Matthijsse, Het onvermogen aanrakingen onvergankelijk te maken. In: Haagsche Courant, 26-4-1991. (over Trage schaduwen) |
J.A. Dautzenberg, Veel blijft onuitgesproken. In: de Volkskrant, 24-5-1991. (over Trage schaduwen) |
Gerrit Jan Zwier, Dwalend in de tijd. In: Leeuwarder Courant, 31-5-1991. (over Trage schaduwen) |
Arnold Heumakers, De ontreddering achteraf. In: de Volkskrant, 9-10-1992. (over Dierbaar venijn) |
Gerrit Jan Zwier: Pasteltinten van Rudolf Geel. In: Leeuwarder Courant, 9-10-1992. (over Dierbaar venijn) |
Frans Willem de Zoete, Euthanasie bestaat niet. In: Hervormd Nederland, 21-11-1992. (over Dierbaar venijn) |
Joris Gerits, De kwestie euthanasie. In: De Morgen, 31-12-1992. (over Dierbaar venijn) |
Evelien Senn-Gorter, Schuldgevoel na beslissing over euthanasie. In: Euthanavisie, jrg. 19, nr. 2, 1993. (over Dierbaar venijn) |
Hans Groenewegen, Dierbaar venijn. In: de Bazuin, 5-2-1993. (over Dierbaar venijn) |
Jeroen Vullings, Raadsels, raadsels. In: Vrij Nederland, 9-4-1994. (over Een dichteres uit Los Angeles) |
Gerrit Jan Zwier, Dolend over de levenszee. In: Leeuwarder Courant, 14-4-1995. (over De vervoering) |
Gertjan van Schoonhoven, Vijftigers in de jaren negentig. In: NRC Handelsblad, 28-4-1995. (over De vervoering) |
Jaap Lodewijks, Ik schrijf naar mezelf toe. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 18-6-1995. (over De vervoering) |
Monica Soeting, Alleen als de dood onbegrijpelijk is, is hij natuurlijk. Euthanasie in de Nederlandse literatuur. In: De Gids, jrg. 159, nr. 1, 1996. (over Dierbaar venijn) |
Monica Soeting, Eerst bloedt de madonna uit haar oog, later uit haar buik. In: Trouw, 4-9-1998. (over Bloedmadonna) |
André Matthijsse, Vermakelijke satire rond een madonna. In: Haagsche Courant, 18-9-1998. (over Bloedmadonna) |
Gerrrit Jan Zwier, Rumoer in Uffel. In: Leeuwarder Courant, 18-9-1998. (over Bloedmadonna) |
Rob van Erkelens, De maandstonden van Maria. In: De Groene Amsterdammer, 7-10-1998. (over Bloedmadonna) |
Aleid Truijens, Hoe Maria verscheen in Uffelt. In: de Volkskrant, 23-10-1998. (over Bloedmadonna) |
81 Kritisch lit. lex.
mei 2001
|
|