| |
| |
| |
Harriët Freezer
door Marianne Vogel
1. Biografie
Op 6 november 1911 werd Wilhelmina Eybergen als de middelste van drie dochters in Den Haag geboren. Toen zij zeven was, begonnen haar ouders een hoenderpark in Wenum, bij Apeldoorn. Miep Eybergen groeide op in een zeer arm, maar tevens vrij en progressief gezin.
Zij ging in Apeldoorn naar de hbs, daarna volgde zij een tekenopleiding aan de Haagse Academie voor Beeldende Kunsten. Vervolgens werkte zij onder meer als volontaire in boekhandel Van Stockum in Rotterdam. Zij trouwde in 1937 en verhuisde naar Bilthoven, waar zij drie dochters en een zoon kreeg.
In 1953 scheidde zij en hertrouwde zij met Jan Wolsak. Als Harriët Freezer - de achternaam werd afgeleid van Vriesendorp, de naam van haar eerste man - debuteerde zij in 1948 met de roman Raadsels in Randerveen. Van 1948 tot 1955 schreef zij voor De Groene Amsterdammer, in de jaren zestig onder andere regelmatig voor Het Parool, Elseuiers Weekblad en Avenue, later in het Algemeen Dagblad en Het Vaderland. Verder vertaalde zij een vijftiental boeken. Zij gaf honderden lezingen, sprak vaak voor de radio en werkte veelvuldig mee aan forums en debatten. Na 1968 publiceerde zij uitsluitend maatschappelijk gericht werk.
Harriët Freezer was in 1968 medeoprichtster van Man-Vrouw-Maatschappij, en vanaf het begin (1972) redactielid van Opzij. In 1968 richtte zij het tijdschrift Ouderwijs op. Vanwege haar belangrijke bijdrage aan de vrouwenemancipatie stelde Opzij het jaar na haar dood de Harriët Freezer-ring in, die jaarlijks
| |
| |
wordt uitgereikt aan een vrouw of instantie die zich inzet voor vrouwenbelangen.
Op 25 december 1977 stierf Harriët Freezer aan een hersentumor in het Diaconessenhuis te Utrecht.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Traditie
Harriët Freezer beoefende in de loop van haar leven een aantal zeer uiteenlopende genres. Zij schreef detectiveromans, verhalen, columns, fictieve brieven, essays en handboeken over maatschappelijke vraagstukken. Freezer begon als schrijfster van detectiveromans en columns. Beide genres waren in de jaren na de oorlog erg geliefd; door hun spanning dan wel humor boden ze een soort verstrooiing waar kennelijk veel behoefte aan was. Wat de detectiveromans betreft, hoort Freezer bij een stroming die na de Eerste Wereldoorlog inzette, en die tijdgenoten omvatte als Willy Corsari, Havank, Martin Mons (de gezusters Monsma) en W.H. van Eemlandt. Tot dit genre kan men Raadsels in Randerveen (1948), Elisabeth en de moraal (1951), Moorddadige meimaand (1955), en als laatste ‘Mijn dokter en ik’ (1960) rekenen. Daarbij dient in verband met Elisabeth en de moraal en ‘Mijn dokter en ik’ strikt genomen gesproken te worden van romans met een detectiveachtige inslag, want er worden geen moorden of andere grote misdaden in gepleegd, maar wel komen er allerlei raadselachtige gebeurtenissen in voor, die de hoofdpersonen pas na veel verwikkelingen doorzien.
| |
Verwantschap
Techniek
Columns schreef Harriët Freezer eveneens vanaf 1948, en in dit opzicht is zij een collega van Simon Carmiggelt, Annie M.G. Schmidt, Henriëtte van Eyk, Henri Knap en vele anderen. Vanwege haar spot en haar scherpe observatievermogen wat wrijvingen en problemen in het dagelijks leven betreft, heeft zij vooral veel met Schmidt gemeen. Karakteristiek voor Freezer is dat zij zich in de meeste bundels op één (autobiografisch) onderwerp concentreert. Zo gaat Luchtkasteel op poten (1952) over haar jeugdjaren in Wenum; Brieven aan een grote dochter (1965) zijn fictieve brieven van een moeder aan haar op kamers wonende dochter. Wat doe je? O, niks. Portret van een moeder (1965) vertelt over de eigenaardigheden van Freezers moeder, Huis aan vrij water (1967) over een gezin dat van Amsterdam naar Friesland is verhuisd, en Kompleksen maken de vrouw (1968) over de ‘geestelijke make-up’ van de vrouw. Hoewel sommige bundels niet eerder als losse columns verschenen - Luchtkasteel
| |
| |
op poten werd zelfs gepubliceerd als ‘roman’ -, zijn ze allemaal opgebouwd uit korte hoofdstukken met pakkende titels, die weliswaar samenhangen, maar tevens aparte, geestige plots hebben.
| |
Thematiek
De detectiveromans hebben verschillende thema's gemeenschappelijk, die ook in Freezers vroege columnistische werk een rol spelen. Twee van de belangrijkste zijn het verlangen naar avontuur en het verschil tussen echtheid en schijn. Het verlangen naar avontuur komt in een aantal columns in Is dat nu wel zo? (1952) voor. ‘Het gelukkige leven’ bijvoorbeeld begint als volgt: ‘Als er gebeld wordt, loop ik argeloos naar de deur. Maar als ik zie wie er voor mij staat, moet ik mij vastklampen aan de deurpost om niet te vallen; al het bloed trekt uit mijn gezicht weg en bevend stoot ik uit: “Wat! JIJ!” Ach, wat zou ik niet geven om zoiets eens te beleven.’ De hoop dat de sleur van het dagelijks leven doorbroken zal worden, vindt men onder meer ook in ‘Alleen opgelucht?’ en ‘De walrus, de timmerman en Sartre’. In Elisabeth en de moraal krijgt Elisabeth Koevorden op een zeker moment ‘een vreselijk visioen’ dat er ‘geen huichelarij meer [zou zijn], geen machtswellust, niets van al die dingen die het leven op aarde zo heerlijk en rampzalig tegelijk maken.’ Deze zucht naar avontuur houdt verband met de behoefte om ‘intens en actief te leven’, zoals de schrijfster in Luchtkasteel op poten zegt, wat in tegenstelling staat tot ‘het stille afsterven, de verschraling en lichaamloosheid’. Het is dan ook geen wonder dat Freezers romans in saaie dorpen spelen, die vervolgens veel meer spanning en geheimen blijken te bergen dan de hoofdpersonen aannamen.
Haar thematiek van schijn versus echtheid sluit hierbij aan. Situaties, handelingen, mensen zijn vaak niet wat men denkt. Hoe belangrijk deze overtuiging voor Freezer is, illustreert de titel van de columnbundel Is dat nu wel zo? al. Ook in Luchtkasteel op poten komt ze in verschillende varianten voor. Zo zet de schrijfster het kijken met de ogen af tegen het kijken met het hart, wat voor haar het verschil is tussen zien en kennen. Het gehucht waar het gezin woonde, was voor buitenstaanders lelijk, maar volgens de ik-persoon was het ‘er goed en geurig en lieflijk wonen’. Bovendien blijken verschillende personages
| |
| |
anders te zijn dan de ik-persoon denkt, bijvoorbeeld haar demente tante Julie, die één keer helder wordt en blijkt te kunnen dansen, zodat de ik tegen haar zou willen zeggen: ‘Ik wist niet dat u een mens was, dat u spreken kon!’ Een ander is de blinde, wijze oom Hom, wiens onwaardige dood haar ‘hele beeld van hem op losse schroeven [zet]’. In de romans van Freezer zijn de personages eveneens dikwijls anders dan ze lijken. In Randerveen is uitgerekend de oude tante Heleen ‘met de vriendelijke appelwangetjes’ vastbesloten bezig de moordenaar aan de galg te brengen. De ik-persoon in ‘Mijn dokter en ik’ realiseert zich aan het eind dat buren die zij voor betrouwbaar hield dat niet zijn, en omgekeerd: de stille, achterbakse Anneke blijkt een kunstenares, de lieve mevrouw Oster een feeks, en de beschaafde mevrouw Francari handelt in pikante lectuur.
| |
Visie op de wereld
Deze ‘dubbele bodem van de dingen’, zoals Freezer het in een interview met Jet Bruinsma noemde, zet vraagtekens zowel bij de eigen zekerheden als bij de echtheid van de omringende wereld. ‘Iedereen moet zo nu en dan eens de grond onder zijn voeten verliezen’, is Freezers standpunt. Kennelijk houdt dat standpunt verband met de wens door te dringen tot iets eigenlijks, en geen genoegen te nemen met een oppervlakkig oordeel, hoe speels en laconiek zij dit in haar proza ook formuleert.
| |
Kritiek
De literatuurkritiek reageerde enigszins gemengd op zowel niveau als stijl en techniek van Freezers werk. Ook bij prijzende oordelen stond men dikwijls op het standpunt dat Freezer geen bijzonder hoge literatuur schreef, wat blijkt uit kenschetsen als ‘een kostelijke reeks avonturen’, zoals een criticus Elisabeth en de moraal bestempelde, of ‘leerrijke lectuur’ voor Brieven aan een grote dochter.
| |
Stijl
Techniek
Haar stijl schatten velen hoger. Warren plaatste Freezers columnistische teksten in De Groene Amsterdammer - later deels gebundeld in Is dat nu wel zo? - kwalitatief naast die van Carmiggelt en Schmidt; het eigene van haar toon was naar zijn mening dat zij ‘introspectiever en ook filosofischer, dromiger aangelegd’ was dan de laatste. Dendermonde sprak in verband met Luchtkasteel op poten van ‘wonderlijk luchtig en toch zeer indrin- | |
| |
gend proza’, en De Vos prees het ‘perfect-uitgebalanceerde taalgebruik’ in Wat doe je? O, niks. Verschillende critici stoorden zich echter aan Freezers nonchalante formuleringen en haar ‘luiheid’. Warren schreef dat Luchtkasteel op poten ‘vonkt van trekjes die men bijna geniaal zou willen noemen, maar die hier en daar niet volkomen uit de verf komen’. Eenzelfde gebrek aan uitwerking en doordachtheid stellen sommigen in Freezers latere, non-fictionele werk vast, als ze ‘Hondje nog een beetje van me?’ Vrouwen luchten hun hart (1971) en zijn tegenhanger, Het onderste uit de man (1972) ‘oppervlakkig’ of ‘te generaliserend’ noemen.
| |
Ontwikkeling
Graag goed zijn. Verhaal van een scheiding (1967) kan beschouwd worden als een overgangsboek naar een nieuwe fase, waarin Freezer uitsluitend non-fictioneel proza over maatschappelijke problemen schrijft. Deze tamelijk autobiografische roman is nog fictioneel, maar hij snijdt tevens expliciet verschillende maatschappelijke kwesties aan. Bijzonder voor die tijd is ten eerste dat er de nadruk op wordt gelegd dat - ondanks het zwart-witdenken van de omstanders - niet eenvoudig een van beide partijen de schuld heeft bij de scheiding, maar dat er een onduidelijke kluwen van wensen, grieven en vijandigheden bestaat. Ten tweede wordt de geschiedenis vanuit de vrouw verteld, die verliefd is geworden op een andere man en nu de kracht van ‘de zonde’ en de erotiek leert kennen. Desondanks is zij van mening dat dit haar niet schuldiger maakt dan haar partner.
| |
Relatie leven/werk
De omslag in Freezers oeuvre rond 1968 is in haar leven als een geleidelijker ontwikkeling terug te vinden. Na de oorlog bouwde zij financiële onafhankelijkheid op door te gaan schrijven en lezingen te houden. Tijdens de lezingen vertelden veel vrouwen haar over hun eigen ervaringen - informatie die zij midden jaren zestig begon in te zetten bij radioprogramma's en forums. Uit haar nieuwe interesse ontstonden de drie op gesprekken en brieven gebaseerde boeken ‘Houd je nog een beetje van me?’, Het onderste uit de man en Wat doen we met moeder met de feestdagen? (1975), en tevens verschillende handboeken over de rechten van de vrouw en over de oudere vrouw en man.
| |
Publieke belangstelling
De eerste twee publicaties over de verlangens en problemen
| |
| |
van respectievelijk vrouwen en mannen veroorzaakten veel ophef en werden in de jaren zeventig een aantal keren herdrukt. Leven met de jaren (1972), een handboek voor ouderen, was met tien drukken binnen tien jaar een succes, en ook De vrouw in de middenleeftijd (1974) bleek zeer geliefd. Vooral voor vrouwen werd Freezer, in haar dochters woorden, ‘een vertaalster van hun onlustgevoelens’. Terwijl haar romans nauwelijks herdrukt werden, genoot zij vanaf de jaren vijftig eveneens ‘grote populariteit’ als columniste, ‘zonder dat haar werk daar nu bepaald aanleiding toe’ gaf, zoals een recensent afkeurend opmerkte. Wat doe je? O, niks beleefde zelfs een tiental drukken.
| |
Stijl
Traditie
Kunstopvatting
In alle genres die Freezer beoefende, hanteerde zij een humoristische, lichtelijk absurdistische vertelwijze, waarmee zij in de traditie staat van Henriëtte van Eyk en Belcampo. Zelfs Graag goed zijn, waarin zij een scheiding beschreef, is in een geestignuchtere stijl gesteld, wat haar van verschillende kanten werd verweten. Freezer zelf reageerde op deze kritiek tijdens een interview in 1969: ‘Iets is nooit zó ernstig dat je geen grappen kan maken. Als je alleen maar ernstig bent verwaarloos je één kant. Die afschuwelijke scheiding tussen ernst en niet-ernst - fout, helemaal fout. Het is allemaal een geheel.’ Deze overtuiging houdt verband met haar voorkeur toegankelijk en voor grote groepen mensen te schrijven en te spreken. Jeroen Brouwers berichtte over de discussie op een voorleesavond van haar in de jaren vijftig: ‘Literatuur met hoofdletter 1 is een solitair bedrijf, literatuur met hoofdletter 1 is het bedrijf van de eenzame en de bezetene, zei ze, en dat bedrijf was niet het hare, want zij wilde in de maatschappij en met de maatschappij - enzovoort.’
| |
Visie op de wereld
Freezers wens een plaats in de maatschappij in te nemen lijkt vooral voort te komen uit haar behoefte zaken en personen te helpen veranderen. Eén van de typerende trekken van haar oeuvre is haar drang anderen ervan te overtuigen dat het mogelijk is beperkende normen te doorbreken en een vrij leven te leiden. Dit wordt exemplarisch verwoord in een scène in Elisabeth en de moraal, waarin Elisabeths tante Paulien stelt: ‘Het zou me een rare wereld worden, als we maar deden wat we wilden’. Daarop reageert Elisabeth met de cruciale vraag: ‘Wat wilt u dan allemaal?’
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Harriet Freezer, Raadsels in Randerveen. Rotterdam 1948, Ad. Donker, Krekelboeken nr. 4, R. (2e, gewijzigde druk: Amsterdam 1974, De Arbeiderspers) |
Harriet Freezer, Elisabeth en de moraal Amsterdam [1951], Het Wereldvenster, R. |
Harriet Freezer, Luchtkasteel op poten. Amsterdam [1952], Het Wereldvenster, R. |
Harriet Freezer, Is dat nu wel zo? Amsterdam [1952], Het Wereldvenster, CV. |
Harriet Freezer en Jac. van der Ster, Dat is de reden niet. Baarn [1952], Het Wereldvenster, N. |
Harriet Freezer, Moorddadige meimaand. Utrecht [1955], A.W. Bruna & Zoon, R. |
Harriet Freezer, Van bombazijn tot fluweel. Honderd jaar Gebroeders Schuttersveld. De geschiedenis van Gebroeders van Heek op het Schuttersveld te Enschede, Holland. [Enschede 1959, M.J. van der Loeff], E. |
Harriët Freezer, ‘Mijn dokter en ik’. [Rotterdam 1960], Pfizer N.V., N. |
Harriet Freezer, Brieven aan een grote dochter. Met tekeningen van de grote dochter. Amsterdam/Antwerpen 1965, Wereldbibliotheek, Telstar-pockets, CB. |
Harriët Freezer, Wat doe je? O, niks. Portret van een moeder. Amsterdam 1965, De Arbeiderspers, CB. |
Harriët Freezer, Huis aan vrij water. Tekeningen van Yvonne Molhuysen. Amsterdam/Antwerpen 1967, Wereldbibliotheek, WB-paperbacks, N. |
Harriët Freezer, Graag goed zijn. Verhaal van een scheiding. Amsterdam 1967, De Arbeiderspers, R. |
Harriët Freezer, Het kind en de angst. [Den Haag 1968, Farme N.V.], Sinaspril essay nr. 6, E. |
Harriët Freezer, Kompleksen maken de vrouw. Twee dozijn vrouwenkompleksen met een voorafje en een achterafje. Amsterdam 1968, De Arbeiderspers, CB. |
Wina Born en Harriët Freezer, Eet goed, al goed. ‘Psychologisch’ koken. Met tekeningen van Peter Vos. Amsterdam 1968, De Arbeiderspers, Kookboek. |
Harriët Freezer, Voor ons bestwil. In: Annie M.G. Schmidt, Harriët Freezer, Marjolein Heijermans, Mies Bouhuys, Wina Born, Wim Hora Adema, Hella S. Haasse, Hedy d'Ancona, Huik, Fiep Westendorp, Kwaad bloed. Reacties van tien vrouwen op het studentenverzet. Amsterdam 1969, De Arbeiderspers, pp. 18-24, EB. |
Harriët Freezer, ‘Houd je nog een beetje van me?’ Vrouwen luchten hun hart. Amsterdam 1971, De Arbeiderspers, E. |
Harriët Freezer, Het onderste uit de man. Amsterdam 1972, De Arbeiderspers, E. |
Leven met de jaren. Een praktische gids voor al uw doen en laten in de derde levensfase. Redactie Harriet Freezer. Haarlem/Amsterdam [1972], J.H. Gottmer/H.J. Paris, Handboek. |
| |
| |
Harriët Freezer, De vrouw in de middenleeftijd. Een nieuwe kijk op de vrouw in en na de overgang. [Amsterdam 1974], Amsterdam Boek, Handboek. |
Harriët Freezer, Wat nou weer! Amsterdam 1974, De Arbeiderspers, Grote ABC nr. 231, CB. |
Harriët Freezer e.a., Hé, klik... een vrouw. Boekje voor aardige mannen. Cartoons van Wim van Piggelen e.a. Den Haag [1974], Aktiegroep Man-Vrouw-Maatschappij, E. |
Wim Hora Adema en Harriët Freezer, Rechtwijzer voor de vrouw. In samenwerking met Man-Vrouw-Maatschappij. Utrecht 1975, A.W. Bruna & Zoon, Zwarte Beertjes nr. 1643, Handboek. |
Harriët Freezer, Wat doen we met moeder met de feestdagen? Voorwoord Letty Kosterman. Amsterdam 1975, De Arbeiderspers, Grote ABC nr. 266, E. |
Harriët Freezer en Wim Hora Adema, Engeland: van kust tot kust tot kust tot kust. Haarlem 1977, J.H. Gottmer, Reisgids. |
Is dat nu wel zo? De beste verhalen van Harriët Freezer. Samenstelling en nawoord Margriet Prinssen. Amsterdam 1990, Nijgh & Van Ditmar, CB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Jac. van der Ster, Harriët Freezer. Elisabeth en de moraal. In: De Groene Amsterdammer, 4-11-1951. |
[Anoniem], Het pad der zonde. In: Vrij Nederland, 15-12-1951. (over Elisabeth en de moraal) |
W.E., Vormen van Vrouwelijk Verweer. Iets over ethiek en spot. In: Leeuwarder Courant, 1-3-1952. (onder meer over Is dat nu wel zo? en Elisabeth en de moraal) |
Max Dendermonde, Harriët Freezer, Luchtkasteel op poten. In: De Groene Amsterdammer, 29-11-1952. |
Hans Warren, Harriët Freezer toont nieuwe zijde van haar talent. ‘Luchtkasteel op poten’, een boekje met jeugdherinneringen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 3-1-1953. |
R. Blijstra, Op de zelfkant. In: Critisch Bulletin, jrg. 20, nr. 2, 1953, pp. 55-58. (onder meer over Luchtkasteel op poten) |
L.A.G., Lichte humor en verbeten woede. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 27-6-1953. (onder meer over Elisabeth en de moraal, Is dat nu wel zo?, Luchtkasteel op poten, Dat is de reden niet) |
Clare Lennart, [Harriët Freezer]. In: Clare Lennart, Op schrijversvoeten door Nederland. [Amsterdam] 1955, pp. 28-33. (over leven en werk) |
Rico Bulthuis, Harriët Freezer ‘Wat doe je? O, niks’ ‘tekende’ met liefde moeder-portretten. In: Haagsche Courant, 13-11-1965. Marjolein de Vos, Boekjes van Harriët Freezer die elkaar aanvullen. Tweemaal moeder en dochter. In: Het Parool, 25-11-1965. (over Wat doe je? en Brieven aan een grote dochter) |
Lea Wijnberg, ‘Wat doe je? O, niks’. In: Rotterdamsch Nieuwsblad, 18-12-1965. |
T.S., Brieven aan een grote dochter. In: De Standaard, 22-4-1966. |
[Anoniem], ‘Een verademing’. Harriet Freezer laat, ook in haar nieuwe boek, ‘andere kanten’ zien. In: Haagse Post, 10-12-1966. (interview, vooral over haar leven en Graag goed zijn) |
Trix Betlem, Forums zijn een zenuwbeweging. In: Revue, 21-1-1967. (over leven en schrijverschap) |
A[nnie] M.G. S[chmidt], Het paradijs op het wijde boerenland. In: Het Parool, 30-6-1967. (over Huis aan vrij water) |
Clare Lennart, Vrij water, warm hart. In: Elseviers Weekblad, 23-9-1968. (over Huis aan vrij water) |
Lea Wijnberg, ‘Ouderwijs’ als klankbord voor eenzame bejaarden. In: De Rotterdammer, 28-9-1968. (interview over Ouderwijs) |
Jet Bruinsma, De rare boterham van Harriët Freezer. In: De Gelderlander, 29-3-1969. (interview over leven en werk) |
Marie-Louise Tiesinga, Een boek vol verwaarloosde vrouwen. In: NRC Handelsblad, 24-7-1971. (over Houd je nog een beetje van me?) |
A.H., Vrouwen praten over verwaarlozing in huwelijk. ‘Houd je nog een beetje van me?’ In: De Rotterdammer, 3-8-1971. |
Ineke Jungschleger, Harriët Freezer over haar bestseller: ‘Ik ben zelfs bereid bij Willem Duys de mannen te gaan oproepen’. In: NRC Handelsblad, 28-8-1971. (interview, onder meer over Houd je nog een beetje van me?) |
Huub Elzerman, Brieven gevraagd. Harriët Freezer werkt nu aan 'n mannen-klachtenboek. In: De Rotterdammer, 18-9-1971. (interview, vooral over Houd je nog een beetje van me?) |
Kronkel [Simon Carmiggelt], De jaren. In: Het Parool, 18-5-1972. (over Leven met de jaren) |
Marie-Louise Thissen, Harriët Freezer geeft hem de ruimte. Wat bezielt de man nu eigenlijk? In: Algemeen Dagblad, 11-11-1972. (over Het onderste uit de man) |
| |
| |
Helène Swildens, ‘Het onderste uit de man’. In: De Tijd, 7-12-1972. |
[Anoniem], Hoe dan ook, een man is tenslotte een man - hij heeft zijn orgaan. In: Leeuwarder Courant, 6-4-1973. (over Het onderste uit de man) |
Rico Bulthuis, Journalistiek als literatuur. Harriet Freezer en de moraal. In: Haagsche Courant, 31-8-1974. (interview over haar leven) |
[Anoniem], Waterland aantrekkelijk. In: Leeuwarder Courant, 28-9-1974. (onder meer over herdruk van Raadsels in Randerveen) |
Wout Smit, Menopauze: Overgang naar nieuw leven. In: Het Vaderland, 7-11-1974. (interview over De vrouw in de middenleeftijd) |
T.S., Wat nou weer, Harriet Freezer? In: De Standaard, 7-1-1975. (over Wat nou weer!) |
H.A., Moeder zijn duurt hooguit twintigjaar. In: Utrechts Nieuwsblad, 4-3-1975. (over De vrouw in de middenleeftijd) |
Margaretha Ferguson, Schrijfsters met en zonder ‘mannentaal’. In: Het Vaderland, 15-3-1975. (onder meer over Wat nou weer!) |
Marjo van Soest, Harriët Freezer, de vrouw van het midden. In: De Nieuwe Linie, 6-8-1975. (interview over leven en werk) |
Suzanne Baart, Dochters en moeders hebben het moeilijk. In: de Volkskrant, 6-12-1975. (onder meer over Wat doen we met moeder met de feestdagen?) |
[Anoniem], ‘Wat doen we met moeder met de feestdagen?’: een boekje om het hele jaar te lezen. In: Rotterdams Nieuwsblad, 8-12-1975. |
[Anoniem] Wat doen we met moeder met de feestdagen? In: De Gooi-en Eemlander, 18-12-1975. |
Hein Dik en Rob van Vuure, ‘Ach, wat is fout? Als mijn kinderen tachtig zijn, dan weten zij het misschien’. In: Hein Dik en Rob van Vuure, Er mee leven. Praat met mensen over hun kinderen. Dan praten ze over zichzelf, over iedereen. Amsterdam 1977, pp. 6-17. (interview) |
Pieter van den Broeck, Harriet Freezer bracht licht in duisternis van veel vrouwen. In: Algemeen Dagblad, 27-12-1977. (over haar leven) |
Annie Romein-Verschoor, Harriët Freezer, een vrij geboren vrouw. In: De Groene Amsterdammer, 4-1-1978. (over haar leven) |
Jeroen Brouwers, Kladboek 25.12.77. Klein in memoriam. In: Tirade, jrg. 22, nr. 236, 1978, pp. 295-298. (over het bijwonen van een lezingvan Freezer in 1956) |
Jan Broers, Harriet Freezer in Wenum. In: Jan Boers, Literaire tocht dom Apeldoorn. Zutphen 1984, pp. 14-17. (over haar jeugdjaren in Wenum) |
Cisca Dresselhuys, Een feministische biechtmoeder. Hernieuwde belangstelling voor Harriët Freezer. In: Ojizij, jrg. 18, nr. 4, 1990, pp. 48-51. (over leven en werk) |
Margriet Prinssen, Een huis-, tuin- en keukenfeministe. Over Harriët Freezer. In: Schrijfsters in de jaren vijftig. Samenstelling Margriet Prinssen en Lucie Th. Vermij. Amsterdam 1990, pp. 65-71. (over leven en werk) |
Rob Vooren, Literaire prullaria en mengelwerk. In: Leids Dagblad, 7-6-1990. (onder meer over Is dat nu wel zo?) |
F. Bordewijk, Verzameld werk. Kritisch proza. Deel 13. Amsterdam 1991, pp. 40-44. (onder meer over Elisabeth en de moraal) |
63 Kritisch lit. lex.
november 1996
|
|