| |
| |
| |
Herman Franke
door Ton Brouwers
1. Biografie
Herman (Harmannus Johannes) Franke werd geboren op 13 oktober 1948 in Groningen. Hij groeide op aan het Zuiderdiep in een katholiek middenstandsgezin van vijf kinderen. Zijn vader dreef een meubelzaak, zijn moeder, Marie Franke-Luiken, schreef toneel en publiceerde op latere leeftijd ook verhalen en gedichten in het Gronings. Zijn middelbareschooltijd (hbs) bracht hij door aan het door Jezuïeten geleide Sint Maartens-college in Haren.
Franke begon zijn loopbaan in de jaren zeventig als stadsverslaggever bij het Nieuwsblad van het Noorden, maar richtte zich vervolgens op een academische carrière. Na zijn studie sociologie in Groningen en Amsterdam (waar hij in 1980 cum laude afstudeerde) specialiseerde hij zich in sociaalhistorische aspecten van de criminologie. Op dit vakgebied promoveerde hij in 1990 aan de Universiteit van Amsterdam. Tot midden jaren negentig was hij als hoofddocent verbonden aan het Criminologisch Instituut Bonger van diezelfde universiteit. In deze periode woonde hij in het Noord-Hollandse Warmenhuizen, en vanaf 1989 in Amsterdam.
In 1992 publiceerde Franke zijn eerste roman, Weg van loze dromen. Behalve romans en studies leverde hij bijdragen aan de opiniepagina en culturele bijlage van Trouw, NRC Handelsblad en de Volkskrant. Voor de boekenbijlage van laatstgenoemd dagblad schreef hij een tweewekelijkse column over schrijven en literatuur (2000-2007). Korte verhalen en beschouwingen van zijn hand zijn ook verschenen in diverse literaire tijdschriften, zoals Het Oog in 't Zeil, Optima, De Gids, Maatstaf en vooral
| |
| |
De Revisor. Van 1988 tot 2002 was hij eindredacteur van het Tijdschrift voor Criminologie.
Voor zijn derde roman, De verbeelding, ontving de auteur de Generale Bank Literatuurprijs 1998. In 1995 werd de Engelse vertaling van zijn proefschrift door de American Society of Criminology bekroond als beste buitenlandse studie.
Herman Franke was getrouwd met Carla Schoo. Hij overleed op 14 augustus 2010 in zijn woonplaats Amsterdam aan de gevolgen van prostaatkanker. De afscheidsbijeenkomst vond plaats op 19 augustus in crematorium Westgaarde te Amsterdam.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
In het literaire werk van Herman Franke fungeert het wispelturige en nooit definitief vervulde menselijke gevoel als het domein waarin uiteindelijk alles samenkomt: de verlangens en genoegens die richting geven aan het bestaan, maar ook de trauma's en leugens die zich daarin onvermijdelijk aandienen. Ons inzicht in de werkelijkheid is altijd beperkt, plooibaar en tijdelijk, in alle gevallen is er slechts een mogelijke voorstelling van de wereld in het geding en daarin schuilt het bijzondere belang van fictie.
De eerste roman van Franke, Weg van loze dromen (1992), is gesitueerd in de hete zomer van het jaar van de Duitse hereniging en beschrijft een crisis in het leven van de Amsterdamse socioloog Lucien. Hij is iemand bij wie problemen verbindingen aangaan en die in de zomer verstrikt raakt in zijn ambities om als wetenschapper meer te begrijpen van de chaotische werkelijkheid. Het centrale probleem in zijn verleden betreft zijn partner Sanne en zijn vriend Jos, een wereldvreemde filosoof die enkele jaren eerder zelfmoord heeft gepleegd, mede onder invloed van het pessimistische gedachtegoed van de filosoof Eduard von Hartmann. Sanne is in het geheim ook enige tijd de vriendin van Jos geweest. Lucien weet dit, maar zij is daarvan niet op de hoogte, waardoor hij eveneens een geheim bezit. Ze hebben hun leugenachtigheid jaren voor elkaar weten te verbergen, maar ‘deze zomer kwamen er barsten in de doofpot’. Het verhaal onthult wat er precies in die doofpot zit, hoe de onderlinge relaties tussen Lucien, Jos en Sanne zich hebben ontwikkeld en hoe Lucien op zoek gaat naar een oplossing. Onder het mom van onderzoek vertrekt hij voor enkele maanden naar Berlijn. Door deze afstand is hij in staat het conflict met Sanne uit de wereld te helpen en geïnspireerd door de Duitse hereniging - de breuk was ‘gespalkt’; het ‘helen kon beginnen’ - slaagt hij er eveneens in om zijn beoogde artikel over maatschappelijke chaos te schrijven. Aan het einde doorziet Lucien dat samenlevingen een ‘bruikbare orde binnen een leefbare chaos’ dienen te scheppen, want dat is wat mensen verlangen. De suggestie is uiteraard dat dit sociologische inzicht ook van toepas- | |
| |
sing is op het individuele leven en de relaties daarin, alsmede op de in het verhaal verbeelde wereld.
Frankes tweede roman, Nieuws van de nacht (1995), gaat niet over een moeilijke periode uit het leven van een verwarde socioloog, maar over een innerlijke crisis bij de getraumatiseerde Amsterdamse journalist Laurens Kemper, wie op zeker moment de dingen door de vingers beginnen te glippen. Zijn huisarts zegt dat hij overspannen dreigt te worden, maar Laurens' probleem is: hoe zichzelf af te zetten? Na twaalf jaar huwelijk met Vonne beschouwt hij zichzelf als een tobberige minnaar. Hij is bovendien ontevreden over zijn voorspelbare journalistieke werk en wil schrijven over de wereld achter de dagelijkse berichten, maar gaandeweg raakt hij vooral geobsedeerd door zijn eigen verleden. De bepalende gebeurtenis daarin is de zelfmoord van zijn moeder. Mede vanwege haar eigen problematische verleden en het slechte huwelijk met haar man speelde zij de jonge Laurens uit tegenover zijn vader en was er zelfs sprake van een incestueuze relatie tussen moeder en zoon. Op een dag stak ze uit wanhoop het huis in brand om zo haar zoontje mee te sleuren in haar eigen dood, maar hij slaagde er nog net in te ontsnappen. Sinds die gebeurtenis is de relatie met zijn vader danig verstoord. Ook zijn huwelijk met Vonne verslechtert allengs en het verleden dreigt zich te herhalen. Maar zover komt het niet. Aan het einde blijkt Laurens namelijk in de rol van ikverteller zijn verhaal op te schrijven vanuit een inrichting, waar hij is opgenomen om zijn verleden te verwerken en zo zijn mentale evenwicht te hervinden. Hij is hoopvol over een snelle terugkeer naar vrouw en dochter, maar ook hoort hij de lokroep van zijn moeder nog regelmatig. Omdat hij aan het slot bovendien beweert te spelen met wat hij verzwijgt en wat hij verzint - om, naar zijn zeggen, de waarheid te kunnen vertellen -, blijft de lezer in het ongewisse over zijn emotionele staat en verdere lot. Deze onzekerheid wijst op een belangrijk thema in het werk van Franke, een probleem dat juist in de roman kan
worden afgetast en uitgewerkt: de ongrijpbaarheid van het verschil tussen waarheid en verzinsel, tussen het beeld dat we van de werkelijkheid scheppen en de werkelijkheid zelf. Laurens wil de realiteit achter feitelijke nieuwsberichten achterhalen en belandt
| |
| |
alras in een geheel ander domein dan de journalistiek. Zijn analyse van het eigen verleden is vol openingen: ‘je kunt altijd terugkijken zoals je wilt’; ook of juist het verleden kan worden verzonnen en dit betekent dat alle verhalen enigszins onbetrouwbaar zijn. Dit heeft ten dele een psychologisch-strategische oorzaak: het grootste deel van de werkelijkheid blijft verborgen ‘achter de onneembare vestingen van het menselijk zelfbehoud’. In zijn omgang met de buitenwereld bouwt ook Laurens een muur van verhalen, insinuaties en identificaties om zich heen, waardoor hij zelf niet meer weet wat waarheid is en wat droom. Anderzijds bestaan er wel degelijk patronen in wat verzonnen kan worden: ‘De meeste mensen willen hun leven niet als een vorm zien. Zij vinden zichzelf uniek en onherhaalbaar. Daardoor leren ze niets van elkaar. Zij zien van elkaar de details maar niet de vorm.’ Een voorbeeld van een dergelijke vorm is de Oedipus-mythe, een verhaal over liefdesverraad dat in zijn Freudiaanse duiding ten grondslag ligt aan de relatie tussen kind en ouders en dat zich in de roman ook over de verschillende generaties uitstrekt. Uiteindelijk behandelt de roman het onoplosbare probleem dat je ‘overal fictie van kunt maken’. Ook Weg van loze dromen behandelt deze thematiek. In de gesprekken tussen Lucien en Sanne over hun dode vriend keert steeds de leugen terug of wordt informatie achtergehouden. Hij neemt haar verhalen daarom met een korreltje zout: ‘Bij alles wat ze hem vertelde, moest hij steeds weer bedenken dat de werkelijkheid verpakt was in dikke dekens van verzonnen details. Dat maakte haarzelf en haar verhalen even ongrijpbaar als boeiend’. Deze passage maakt duidelijk dat Lucien het vermogen om de dingen te verzinnen als positief beoordeelt. Hij ziet de werkelijkheid als een fictie en waant zichzelf dan ook terecht een romanfiguur.
Een tweede thema dat in beide romans aan de orde komt, is het dilemma van de schuld en ook dit wordt voorgesteld als een gedeeltelijk fictieve aangelegenheid. Sanne voelt zich schuldig aan de zelfmoord van Jos; door niet voor hem te kiezen zou ze zijn leven hebben verpest, een gevoel dat nog wordt versterkt, doordat ze met niemand openhartig over haar ‘geheime’ relatie heeft kunnen praten. Aan het einde, als ze van Lucien hoort dat hij
| |
| |
wist van haar omgang met Jos en een goede vriendin haar vertelt dat zij ook wat met hem had, blijken haar schuldgevoelens al die tijd voor niets te zijn geweest. ‘Jarenlang had ze haar ziel om- en omgekeerd teneinde in het reine te komen met wat gebeurd scheen terwijl de mensen die haar het dierbaarst waren, wisten dat het fictie was, tenminste, áls het fictie was’. Het toegevoegde voorbehoud onderstreept nog eens dat alle inzichten in menselijke relaties in principe onzeker zijn. In Nieuws van de nacht speelt eveneens de schuldkwestie rond zelfmoord. De zoon voelt zich schuldig tegenover de moeder, omdat hij haar alleen de dood heeft laten binnengaan en hij verwijt zijn vader niet tijdig te hebben ingegrepen. Maar hij kan de werkelijke visie van zijn vader op de zaak nooit volledig ‘kennen’ en moet dus diens rol in zijn eigen pijnlijke verleden voor een deel verzinnen om tot een sluitend verhaal te komen.
| |
Techniek
In de romans van Franke speelt de manipulatie van de vertelling een vooraanstaande rol, met name met betrekking tot de chronologie en het perspectief, de visie van waaruit de gebeurtenissen worden verteld of begrepen. In de eerste roman wisselt het perspectief tussen Lucien en Sanne, waardoor met name de schuldgevoelens binnen hun relatie gestalte kunnen krijgen; in de tweede roman blijkt pas aan het einde dat het hele verhaal is geschreven vanuit Laurens in de rol van psychiatrische patiënt en wordt bovendien slechts heel geleidelijk de aard van zijn traumatische verleden onthuld. In De verbeelding (1998), de derde roman van Franke, worden de mogelijkheden van verhaalstructuur en verteltechniek echter op de spits gedreven. Deze roman bestaat uit een aaneenschakeling van een dozijn losse verhalen, waarbij een rond 1800 geschilderd naaktportretje van Lady Hamilton, de geliefde van de Engelse zeeheld Lord Nelson, als een soort estafettestokje dienstdoet. De verhalen omspannen een periode van twee eeuwen en de zowel historische als verzonnen personages zijn op een of andere wijze verbonden met Nelson. Zijn standbeeld op het Londense Trafalgar Square fungeert als het geografische hart van de vertelling en in het op de proloog volgende verhaal is de stenen Nelson ook het centrale personage. De overkoepelende plot wordt ingegeven door zijn recent opgekomen pijn om het verlies van het naakt- | |
| |
portretje van zijn geliefde: een kopie ervan was al die tijd in zijn armloze mouw uitgehouwen, maar bij schoonmaakwerkzaamheden is het per ongeluk kapotgemaakt. Uit verlangen naar hereniging met het beeld van zijn geliefde begint hij te fantaseren. Het oorspronkelijke portretje komt dan vervolgens in handen van verschillende personages met ieder hun eigen verhaal en het belandt uiteindelijk in het standbeeld dat in de jaren negentig in het Franse Calais ter herinnering aan het leven van Lady Hamilton wordt opgericht. Behalve het portretje, dat
direct of indirect in de meeste verhalen een rol speelt, zijn er ook individuele raakpunten tussen de verhalen onderling, omdat vroeg of laat de personages wel een keer op de locatie van Nelsons standbeeld verschijnen en daar door hem worden gesignaleerd, of omdat er binnen de verhaalwerkelijkheid op een andere wijze narratieve koppelingen worden gelegd.
| |
Thematiek
De auteur heeft in de roman een reeks klassieke literaire onderwerpen als liefde, dood, kunst, tijd, leven, schoonheid en verval met elkaar verweven. Door deze herhaling en variatie van thema's en motieven in de diverse verhalen ontstaat een caleidoscopisch beeld van het menselijke verlangen naar kunst en liefde, naar creatieve of emotionele vervulling - een vervulling die als gevolg van onvermijdelijke traumatische ervaringen hoogstens een tijdelijk karakter kent. De mijmeringen van de stenen Nelson in het eerste verhaal zetten in dit opzicht de toon van het boek en verklaren ook ten dele de vorm. Hij vindt dat je met ‘twintig personages het grootste deel van de menselijke variatie in karakter en afkomst te pakken hebt’ en de roman bevat ook ongeveer dat aantal personages, die door het zoeken naar kunst of liefde allemaal streven naar de volvoering van hun wezen. Het doel van de stenen Nelson is verstarring, wat volgens hem tevens de grootste drijfveer van de kunst is. Maar sinds hij het beeld van zijn geliefde niet meer bij zich weet, bevalt zijn verstarring hem aanzienlijk minder en ervaart hij weer de innerlijke onrust van het leven. Liefde, leven, dood en kunst lopen zo in de roman door elkaar en daarbij is de tijd de grote kunstenaar: ‘Als de tijd maar lang genoeg verstrijkt, wordt elke werkelijkheid verzinsel en elk verzinsel werkelijk.’ Daarom is alleen de verbeelding waar. Zoals Frankes andere hoofdpersonages zit
| |
| |
Nelson gevangen in de spanning tussen fictie en werkelijkheid en kan hij niet leven zonder verzinsels: ‘Hoe fictief zijn verzonnen feiten als ze mij helpen?’
| |
Stijl
Opvallend aan De verbeelding is met name het register aan stijlen en genres. De mijmeringen van Nelson, eenzaam in zijn afzondering op zijn hoge zuil, verraden een onthechte melancholieke wereldwijsheid, maar de andere verhalen binnen de roman zijn gesteld in proza of jargon dat typerend is voor uiteenlopende, meer aardse belevingswerelden, zoals bijvoorbeeld die van adolescente punks, verliefde schoolmeisjes, verwoede kunstverzamelaars of feministische vrouwen, terwijl de stream of consciousness-techniek wordt toegepast om ook de dode personages in de roman vanuit hun graf een stem te geven. Een van de verhalen is als lezing geschreven, een ander als brief. Deze neiging tot stilistische variatie, toonwisseling en experiment leidt tot intieme en trefzeker vertelde passages en verhalen, maar houdt ook risico's in. Wanneer de auteur bijvoorbeeld een humoristische stijl beoogt, zoals in het laatste verhaal en in de lezing van Rogier van der Weyden, boet zijn vertelkunst aan kracht in. De melige toon van de verantwoording aan het einde van de roman is in dit verband eveneens een dissonant.
| |
Kunstopvatting / Relatie leven/werk
In enkele beschouwingen en schetsen in De tuinman en de dood van Diana (1999) brengt Franke de betekenis van fictie en autobiografie ter sprake; daarbij verwijst hij verschillende keren naar de morele dimensie van het gebruik van persoonlijke ervaringen in romans. Hij pleit voor terughoudendheid, vooral als het oordelen over mensen uit de directe omgeving betreft. Het menselijk handelen, en dus ook het schrijven van romans, heeft volgens hem altijd ethische kanten en die verdwijnen niet door ze te negeren. Naar aanleiding van zijn eigen werk schrijft Franke dat autobiografische elementen ‘gelukkig vele malen door de gehaktmolen [gaan] voor ze gebruikt worden, zodat alleen ikzelf me er nog in herken’. Ook al hebben zijn romans hoofdpersonages (een journalist, een socioloog) die mogelijk dicht bij zijn eigen beleving van de werkelijkheid staan, zijn werk is nauwelijks autobiografisch in enge zin. Anderzijds ontkomt de romanschrijver niet aan zelfonthulling, want juist door zijn preoccupaties en verzinsels laat hij zich kennen: ‘De beste verzonnen
| |
| |
verhalen zijn tot op het bot autobiografisch, al hebben ze kameleontische lichamen. Ze zijn genadeloos als dromen, ze verraden de schrijver waar hij bij staat, ze maken hem beminnelijk tegen wil en dank, ze openbaren wat hij dacht te verzwijgen, ze onthullen zijn miezerigste drijfveren en sentimenten.’
| |
Kunstopvatting
De roman heeft dus altijd een morele en een autobiografische dimensie. Daarnaast fungeert voor Franke de literatuur als ruimte voor verwoording van oorspronkelijke emoties, ook al gaan ze steeds weer terug op traumatische ervaringen rond liefde, verlies en eenzaamheid. Literatuur zal zich altijd met deze materie bezighouden, maar het schrijven impliceert idealiter steeds opnieuw een persoonlijk experiment, een poging om die problematiek op nieuwe of betekenisvolle wijze te belichten - en zo de werkelijkheid naar je hand te zetten.
Zijn keuze om de wetenschap te verruilen voor de literatuur motiveert Franke in een interview met het volgende argument: ‘ik wil uitdragen wat alleen ik kan uitdragen’ - en daarvoor is de literatuur volgens hem het geëigende domein. In De ironie van de romantiek (2000) pleit hij in het bijzonder voor een ‘romantisch-realistische’ literatuur, als een tegenwicht voor de platte wereld van de massamedia: ‘Deze literatuur is romantisch in de zin dat zij uit een verstikkende mediawerkelijkheid vlucht in een private werkelijkheid met eigen emotionele schakeringen en verbindingen, waar nog ruimte is voor intieme gekte, subjectieve logica, fantasie, angst voor de angst, verwondering, ongerijmd geluk, mysterie en, inderdaad, stille vertwijfeling.’
| |
Thematiek
Deze belangstelling komt opnieuw naar voren in Wolfstonen (2003), een lijvige roman over de bewoners van zes nieuwbouw-appartementen in een volkse wijk van de grote stad. Hoewel het verhaal niet aan een concrete stedelijke ruimte wordt opgehangen en bijvoorbeeld alle namen nadrukkelijk fictief zijn, is de vertelstijl sociaal-realistisch. De nieuwbouw is bedoeld om het ‘sociale niveau’ van de volkswijk op te krikken. Na een paar maanden ontstaan er echter wrijvingen tussen de ‘elitaire’ bewoners van de nieuwe appartementen (onder wie een psycholoog, een ingenieur, een vioolleraar, een journaliste) en de traditionele buurtbewoners. Geluidsoverlast, roddels, pesterijen en misverstanden leiden tot een beklemmende sfeer. In de apoca- | |
| |
lyptische ontknoping brandt het complex af en worden de nieuwe bewoners weer uit de wijk verdreven. Naast deze intrige over de botsing tussen twee milieus schetst de roman op satirische wijze het innerlijke leven van de nieuwe bewoners. Of ze nu worstelen met onvolkomenheden in hun uiterlijk, onvervulde verlangens, mislukte liefdesrelaties of oorlogstrauma's, ze zitten allemaal vast in zichzelf. Zoals een van de bewoners over zichzelf bedenkt: ‘Hij was een besluiteloos individu, een onbedoeld gevolg, een toevallige uitkomst.’ Opgesloten in het eigen ‘getourmenteerde gevoelsleven’ hebben ze geen van allen een antwoord op de grimmigheid die in hun nieuwe woonomgeving al snel de overhand krijgt.
| |
Thematiek / Relatie leven/werk
De driedelige romancyclus ‘Voorbij ik en waargebeurd’ (Uit het niets, 2007; Zoek op liefde, 2008; Traag licht, 2010), die als de apotheose van Frankes schrijverschap kan worden gezien, verhoudt zich op twee manieren tot zijn leven en werk. In de eerste plaats heeft deze cyclus een (semi-)autobiografisch karakter. De naamloze ik-figuur in deze romans, portretschrijver van beroep, fungeert als een dynamisch en steeds vervloeiend alter ego. Hij schakelt tussen zijn heden in Amsterdam en zijn verleden in Groningen, zoals dat fragmentarisch gestalte krijgt in losse verhalen en beschouwingen over zijn katholieke afkomst, jeugd, eerste seksuele ervaringen, studietijd, vriendschappen, liefdesrelaties en preoccupaties. De romancyclus toont aldus hoe de ik-figuur zit ingesponnen in een netwerk van sociale relaties, herinneringen, obsessies, mijmeringen en verzinsels. Als een soort Elckerlyc belichaamt hij bovendien de gedachte dat de mens amper uniek is: ‘meer dan dat ze van elkaar verschillen, lijken mensen op elkaar’.
In de tweede plaats bevat de romancyclus talloze verwijzingen naar en soms lange citaten uit het eerdere werk van Franke. Alsof het om bekenden van vroeger gaat keren personages uit zijn eerdere romans terug, maar dit geldt evenzeer voor thema's zoals de obsessie met naaktheid en seksualiteit, het spanningsveld tussen verstarring en beweging, en het spel met ware en verzonnen verhalen. Leven en werk worden zo organisch in deze romancyclus met elkaar verweven. In het laatste deel, Traag licht, verwerkt de auteur bovendien zijn naderende dood
| |
| |
in de verhaalstof, bijvoorbeeld door bij sommige verhalen en anekdotes expliciet aan te geven dat er geen tijd meer is om ze uit te werken. Hoewel men deze cyclus heel goed zonder kennis van de eerdere boeken van Franke kan lezen, krijgt hij pas zijn volle betekenis binnen de context ervan, als mythologie van een schrijverschap.
| |
Visie op de wereld
In het oeuvre van Franke is identiteit plastisch en altijd voorlopig, tijdelijk, en bestaan verhalen, waar gebeurd of niet, naast elkaar, wat getuigt van een open, vitalistische blik en een relativerend, postmodern bewustzijn van tekst. Door de gerichtheid op thema's als dood, schuld en menselijke tekortkomingen is de toon in de romans echter weemoedig, zo niet zwaarmoedig. In dit verband heeft Franke onder meer gewezen op de invloed van de pessimistische cultuurvisie van Schopenhauer, Spengler en Ortega y Gasset. Zijn eigen kritiek op de vervlakking van de hedendaagse cultuur door de popularisering van media en politiek, zoals hij die in interviews en in beschouwingen in De tuinman en de dood van Diana (1999) heeft verwoord, sluit hierbij aan. Als criminoloog heeft Franke herhaaldelijk het morele en maatschappelijke belang van een humaan strafstelsel verdedigd. Al komen in zijn optiek de grenzen van de rationaliteit vaak snel in zicht, dit betekent nog niet dat de mens de verantwoordelijkheid voor zijn handelen kan ontlopen.
| |
Verwantschap / Traditie
Het psychologische realisme en de belangstelling voor de mens als emotioneel wezen in de romans van Franke gaan terug op de romantische traditie. Zijn aandacht voor vorm en de beleving van de werkelijkheid als een subjectief probleem wijst op verwantschap met de Revisor-generatie. Meer algemeen verraden De verbeelding en vooral de cyclus ‘Voorbij ik en waargebeurd’ de modernistische behoefte een omvattende visie op leven en kunst te bieden als uitdrukking van de persoonlijkheid van de schrijver, zoals dit bijvoorbeeld ook gebeurt in ambitieuze romans als De zondvloed (1988) van Jeroen Brouwers, De ontdekking van de hemel (1992) van Harry Mulisch en De harde kern (1992-1994) van Frida Vogels.
| |
Publieke belangstelling / Kritiek
Sinds de bekroning van De verbeelding is het werk van Franke bij een grotere lezersschare onder de aandacht gekomen; deze roman werd zeven keer herdrukt. Door zijn column in de Volks- | |
| |
krant kon Franke bovendien jarenlang zijn ideeën over boeken en schrijvers met een zekere regelmaat met een groot publiek delen. In de pers kreeg zijn werk steeds ruime aandacht en bij opvallend veel collega's eri critici kon hij op sympathie rekenen (onder meer blijkend uit het aan hem gewijde nummer van De Gids in 2010). Zijn andere romans zijn tot dusver echter aanzienlijk minder succesvol geweest en werden hoogstens een enkele keer herdrukt.
Onder recensenten bestaat er ook weinig eensgezindheid over de waarde van zijn werk. Zo maakte de debuutroman overwegend afwijzende reacties los, waarbij vooral stijl en toon het moesten ontgelden. Als er al sprake was van waardering, dan had die vooral betrekking op de filosofische inzet en de beschrijving van het tijdsbeeld. Nieuws van de nacht wist meer critici te boeien, vooral door de gehanteerde verteltechniek en de opbouw, maar de stijl werd opnieuw door menigeen als zwak gekwalificeerd.
De verbeelding heeft wel veel bewondering geoogst, juist vanwege de talloze stijl- en perspectiefwisselingen (Bart Vervaeck: ‘Telkens ontdek je nieuwe verbindingen en onthullingen’) of de complexe verweving van thema's (Annemiek Neefjes: ‘Ze verschieten in de roman van betekenis, draaien om elkaar heen, vallen samen, verwisselen van plaats’). Maar men heeft over dit boek ook wel opgemerkt dat de verbanden soms geforceerd of onvoldoende genuanceerd zijn, waardoor het geheel de indruk wekt van een ‘op drift geraakt schip’ (Neefjes). Wolfstonen en de afsluitende romancyclus zijn door een minderheid positief ontvangen. Wordt in de enthousiaste recensies gewezen óp de wervelende vertelstijl, het vermogen van de auteur tot empathie en de ‘ongekende souplesse’ waarmee hij in de huid van zijn personages kruipt, de teneur in veel recensies is dat het betreffende werk te ‘ambitieus’ is of dat de personages ‘karikaturaal’ zijn. Of men vindt de aaneenschakeling van verhalen ‘vermoeiend’, de compositie te ‘los’ of de stijl te ‘expliciet’.
| |
Kritiek / Thematiek
Het is in dit verband misschien veelzeggend dat critici wel eensluidend positief hebben gereageerd op het meest bescheiden werk van Franke, de bundel Notulen (2004), zoals blijkt uit type- | |
| |
ringen als ‘dun maar mooi’ (Max Pam) en ‘uiterst gevoelige verhalen’ (Judith Janssen). In ruim vijftig verhaaltjes van elk maximaal vierhonderd woorden staat steeds een anonieme hij of zij centraal. Deze personages staan midden in het leven, ze zijn verwikkeld in relatieperikelen of ze verwonderen zich nostalgisch over de dingen. Sommige verhalen hebben mogelijk een autobiografische inzet, zoals het verhaal over de man die bij het bericht dat er een cijfer aan zijn telefoonnummer wordt toegevoegd, terugdenkt aan vroeger, aan de doden in zijn leven en aan de winkel van zijn vader. Ook is er een verhaaltje over een oude vrouw die al weken dood in huis ligt en nog altijd niet is gevonden; in weinig woorden slaagt de auteur erin de sfeer van haar huis op te roepen vanuit het perspectief van de dode. En er is een verhaal over een eenzame man die zich verveelt. Al tast hij in gedachten allerlei mogelijkheden af, toch weet hij zijn probleem niet op te lossen: hij had gewoon ‘nergens zin in’. Het slotverhaal brengt het thema van de bundel onder woorden. De man in dit verhaal heeft last van aanvallen van ‘geconcentreerde inlevingsdrang’, waarbij de mogelijkheden in zijn geest ‘werkelijkheid’ worden, ‘levensechte voorstelling’. Hij is op zoek naar ‘alledaagse waarheden’, de ‘grote momenten in de zogenaamde kleine levens’. Hij wil, met andere woorden, ‘het leven op heterdaad betrappen’.
| |
Thematiek / Kunstopvatting
Dat het schrijftalent van Franke goed uit de verf komt bij een al dan niet zelfopgelegde vormbeperking, blijkt ook uit zijn columns zoals verzameld in Waarom wouwen betere lezers zijn (2004). Deze lichtvoetige essays, die getuigen van een levendige en polemische belangstelling voor de literaire wereld en de kunst van het schrijven, gaan steevast uit van een heldere vraag of stellingname over een concreet onderwerp. In veel gevallen blijkt ook zijn voorkeur voor een dwarse betoogtrant, paradoxen (‘een goede slotzin’ is ‘in wezen een goede openingszin’) en speelse wendingen. Zo is een van de stukken gewijd aan het dilemma of een schrijver alleen maar uit zichzelf, uit noodzaak, moet schrijven of dat hij juist in staat moet zijn over alles een verhaal te schrijven, en dus ook op verzoek. Door de mogelijkheden van een verhaal over de oxidatievrees van een koperen deurknop te bespreken, lijkt de auteur zich te scharen achter de
| |
| |
tweede optie, maar aan het einde geeft hij toch aan dat er ook onderwerpen zijn die hem gewoon niet liggen.
In het titelstuk betoogt hij dat vrouwen beter in staat zijn zich in te leven in personages en in de wereld die in romans wordt opgeroepen. Veel mannen zijn volgens hem de behoefte aan eigentijdse literatuur kwijtgeraakt. Zij missen ‘de emotionele honger’ naar kennis van de wijzen waarop tijdgenoten ‘de werkelijkheid beleven, hun leven betekenis geven, relaties aangaan, hun eigen universum scheppen [...]’. In een van de essays houdt Franke opnieuw een pleidooi voor een ‘literaire romantiek’ die ‘nog steeds verontrust, gevoelens oprekt, het denken verwart en het mysterie dat ons bestaan is, vergroot’. Het gaat erom tegenwicht te bieden aan de populaire romantiek van de massamedia, met hun ‘kalmerende kitsch’ en ‘publieke emotiedwang’. Het willen ontsnappen aan deze dwang en ‘aan de werkelijkheidsdruk die er van de massamedia uitgaat’ vat hij op als ‘de romantische drijfveer voor schrijvers in onze tijd’.
| |
Ontwikkeling
Vanuit deze visie heeft Herman Franke in zijn literaire werk in toenemende mate blijk gegeven van een fascinatie voor de open wereld van fictie en vertelkunst. Zijn eerste twee romans zijn conventioneel, zeker in vergelijking met het uitbundige De verbeelding. En vergeleken bij die roman getuigt de cyclus ‘Voorbij ik en waargebeurd’ van een zelfs meer omvattende opvatting van de roman als werk-in-uitvoering, als een doorlopend geheel van grote en kleine persoonlijke verhalen. Voor één van zijn meest typerende personages, Lord Nelson uit De verbeelding, is het leven ‘een grote, lawaaiige, zenuwachtige drukte die haar eigen kracht verbruikt en langzaam maar zeker zal doven, verstommen en verstillen’. Hoe kan de journalist of wetenschapper uitdrukking geven aan dit subjectieve inzicht in de werkelijkheid? Door de wereld te gaan verzinnen! Het werk van Franke, die zich op relatief late leeftijd aan literatuur en vertelkunst is gaan wijden, is dat van een bekeerling. Op de vleugels van de verbeelding heeft hij op eigenzinnige wijze gestalte gegeven aan de vergeefse ‘drukte’ van het leven.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Herman Franke, Van schavot naar krantekolom. Over de ontwikkeling van de misdaadverslaggeving in het Algemeen Handelsbad van 1828 tot 1900. Amsterdam 1981, Sociologisch Instituut, Publicatiereeks Sociologisch Instituut Universiteit van Amsterdam 3, Wetenschappelijke studie. |
Herman Franke, De dood in het leven van alledag. Twee eeuwen rouwadvertenties en openbare strafvoltrekkingen in Nederland. 's-Gravenhage 1985, Nijgh & Van Ditmar, Wetenschappelijke studie. |
Herman Franke, Twee eeuwen gevangen. Misdaad en straf in Nederland. Utrecht 1990, Het Spectrum, Aula paperback nr. 194, Proefschrift. (herziene versie onder de titel De macht van het lijden. Twee eeuwen gevangenisstraf in Nederland. Amsterdam 1996, Balans) |
Herman Franke, Weg van loze dromen. Amsterdam 1992, Nijgh & Van Ditmar, R. |
Herman Franke, Nieuws van de nacht. Amsterdam 1995, Balans, R. |
Herman Franke, De verbeelding. Amsterdam 1998, Podium, R. (licentieuitgave Den Haag 1999, Stichting Uitgeverij XL, nr. 505; licentieuitgave Amsterdam 2000, Muntinga, Rainbowpocket nr. 518; achtste druk 2007, AKO/Muntinga, AKO Literatuurprijs reeks, deel 11) |
Herman Franke, De tuinman en de dood van Diana. Verhalende beschouwingen. Amsterdam 1999, Podium, EB. |
Herman Franke, De ironie van de romantiek. Nijmegen 2000, KUNijmegen, E. |
Herman Franke, Wolfstonen. Amsterdam 2003, Podium, R. |
Herman Franke, Notulen. Amsterdam 2004, Podium, VB. |
Herman Franke, Waarom vrouwen betere lezers zijn. Over boeken, lezen en schrijven. Amsterdam 2004, Podium, EB. |
Herman Franke, Uit het niets. Amsterdam 2007, Podium, Voorbij ik en waargebeurd 1, R. |
Herman Franke, Zoek op liefde. Amsterdam 2008, Podium, Voorbij ik en waargebeurd 2, R. |
Herman Franke, Traag licht. Amsterdam 2010, Podium, Voorbij ik en waargebeurd 3, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Herman ten Kroode, Liever geen bezoek. In: NRC Handelblad, 5-4-1986. (over De dood in het leven van alledag) |
Paul Kapteyn, Goede bedoelingen werken soms averechts in gevangenisbeleid. In: de Volkskrant, 16-6-1990. (over Twee eeuwen gevangen) |
Koos Neuvel, ‘Vaak wordt gezegd: tijden veranderen, mensen blijven hetzelfde. Maar het zijn niet dezelfde mensen meer’. Gesprek met de criminoloog Herman Franke over ‘Twee eeuwen gevangen’. In: Vrij Nederland, 28-7-1990. |
Jet Kunkeler, ‘Ik hecht aan de eenzaamheid van de schrijfkamer’. In: Trouw, 17-9-1992. (interview) |
Willem Kuipers, Slingerschijt van God. Debuut van Herman Franke geeft tijdsbeeld van een generatie. In: de Volkskrant, 18-9-1992. (over Weg van loze dromen) |
Jaap Goedegebuure, Verbaal piepschuim. In: HP/De Tijd, 16-10-1992. (over Weg van loze dromen) |
Janet Luis, Het volle leven is in trek. In: NRC Handelsblad, 16-10-1992. (over Weg van loze dromen) |
André Matthijsse, Op zoek naar leefbare chaos. In: Haagsche Courant, 23-10-1992. (over Weg van loze dromen) |
Doeschka Meijsing, Rancune zonder richting. Filosofisch bedoelde roman van Herman Franke. In: Elsevier, 31-10-1992. (over Weg van loze dromen) |
Maarten Steenmeijer, Van de ene dwangbuis naar de andere. In: Vrij Nederland, 31-10-1992. (over Weg van loze dromen) |
Gerrit Jan Zwier, Schuld zonder boete. In: Leeuwarder Courant, 27-11-1992. (over Weg van loze dromen) |
Gerrit Jan Zwier, Prikkeldraad om de ziel. In: Leeuwarder Courant, 29-9-1995. (over Nieuws van de nacht) |
Janet Luis, Zelfs knuffels zijn bedreigend. In: NRC Handelsblad 6-10-1995. (over Nieuws van de nacht) |
Ingrid Hoogervorst, Freudiaanse roman van Herman Franke. In: De Telegraaf, 27-10-1995. (over Nieuws van de nacht) |
André Mathijsse, Franke kent de journalistiek. In: Haagsche Courant, 27-10-1995. (over Nieuws van de nacht) |
Robert Anker, De journalist en zijn moeder. In: Het Parool, 3-11-1995. (over Nieuws van de nacht) |
Inez van Eijk, Wat kan scheiding van fictie en realiteit toch moeilijk zijn. In: Trouw, 10-11-1995. (over Nieuws van de nacht) |
Arnold Heumakers, Moederskindje van de dood. In: de Volkskrant, 8-12-1995. (over Nieuws van de nacht) |
Marc van den Eerenbeemt, De bezem van het burgerfatsoen. In: de Volkskrant, 20-4-1996. (over De macht van het lijden) |
Herman Wigbold, Het heeft iets van een Griekse tragedie. In: Vrij Nederland 8-6-1996. (over De macht van het lijden) |
Janet Luis, Achter slot en grendel. In: NRC Handelsblad 6-7-1996. (over De macht van het lijden) |
Dick Hofland, Een lied van schijn en werkelijkheid. Herman Franke, van criminoloog tot schrijver. In: Nieuwsblad van het Noorden, 22-7-1996. (interview) |
Koos Neuvel, Herman Franke. Interview. In: Wetenschap, Cultuur & Samenleving, jrg. 25, nr. 7-8, 1996, pp. 14-19. |
Annemiek Neefjes, Dansen boven een gapend gat. In: Vrij Nederland, 28-2-1998. (over De verbeelding) |
Janet Luis, Fantoompijnen op Trafalgar Square. Herman Franke herschept admiraal Nelson. In: NRC Handelsblad, 6-3-1998. (over De verbeelding) |
André Matthijse, [Over De verbeelding]. In: Haagsche Courant, 6-3-1998. |
Aleid Truijens, Trillingen van twee oerminnaars. In: de Volkskrant, 20-3-1998. (over De verbeelding) |
Bart Vervaeck, Vloeken van plezier. In: De Morgen, 9-4-1998. (over De verbeelding) |
| |
| |
Karel Ossteyn, Het hart in de steen. In: De Standaard, 14-5-1998. (over De verbeelding) |
Bram Hulzebos, ‘Kaal geluk is niet mooi’. In: Haagsche Courant, 2-11-1998. (interview naar aanleiding van de Generale Bank Literatuurprijs voor De verbeelding) |
Kees Bokweide, Verbeelding als autobiografie. In: De Gids, jrg. 162, nr. 7, 1999, pp. 571-573. (over De verbeelding) |
Beatrijs Ritsema, Pulpangst. In: HP/De Tijd, 19-11-1999. (over De tuinman en de dood van Diana) |
Robert Anker, Wee, wee de massa. In: Het Parool, 3-12-1999. (over De tuinman en de dood van Diana) |
Arnold Heumakers, Een parade van ikken en ikjes. In: NRC Handelsblad, 3-12-1999. (onder meer over De tuinman en de dood van Diana) |
Rob Schouten, Franke, Intellectuele pal in de pulpdemocratie. In: Trouw, 4-12-1999. (over De tuinman en de dood van Diana) |
Jeroen Vullings, Een gemeend compliment aan zichzelf. In: De Standaard, 9-12-1999. (over De tuinman en de dood van Diana) |
Ellen de Jong, ‘Ik knip in mensen’. Een gesprek met Herman Franke. In: Kreatief, jrg. 33, nr. 1, 1999, pp. 56-61. |
Alle Lansu, ‘De troost van Koolhaas' dierenverhalen’. Herman Franke naar Timboektoe. In: Vrij Nederland, 31-3-2001. (interview over favoriete boeken) |
Arjan Peters, Ongedierte in een yuppenflat. Herman Franke's ‘Wolfstonen’ is verankerd in een plat-realistisch stramien. In: de Volkskrant, 21-2-2003. (over Wolfstonen) |
Ed van Eeden, De ene bijenkorf is de andere niet. In: Het Parool, 28-2-2003. (over Wolfstonen) |
Pieter Steinz, Niemand heeft nooit geen geluk. Meerstemmige satire van AKO-prijswinnaar Franke. In: NRC Handelsblad, 28-2-2003. (over Wolfstonen) |
Rob Schouten, Het grauw rukt op! Franke laat karikaturale onderklasse vechten met yups. In: Trouw, 1-3-2003. (over Wolftonen) |
Thomas van den Bergh, Spookhuis. In: Elsevier, 8-3-2003. (over Wolfstonen) |
Tomas Vanheste, Volk is tegen kunst. Herman Franke op kruistocht. In: Vrij Nederland, 8-3-2003. (over Wolfstonen) |
Kees 't Hart, Een giftig sprookje. In: De Groene Amsterdammer, 22-3-2003. (over Wolfstonen) |
Max Pam, Hun tegen ons. In: HP/De Tijd, 28-3-2003. (over Wolfstonen) |
Fleur Speet, Verzonken in een warm geluid. In: Het Financieele Dagblad, 29-3-2003. (over Wolfstonen) |
Elisabeth Lockhorn, ‘Ik wilde geen deadhead worden’. In: Vrij Nederland, 12-4-2003. (interview over schrijverschap) |
Dirk Leyman, De neuroses van onze tijd. In: De Morgen, 7-5-2003. (over Wolfstonen) |
Judith Janssen, Angst voor de hemelpoort. Beklemmende verhalen van Herman Franke. In: de Volkskrant, 9-4-2004. (over Notulen) |
Wim Vogel, Het leven op heterdaad betrapt. In: Haarlems Dagblad, 17-4-2004. (over Notulen) |
Alle Lansu, Het geheim van de miniroman. In: Het Parool, 29-4-2004. (over Notulen) |
Janet Luis, Tot de sleur ons zal scheiden. In: NRC Handelsblad, 7-5-2004. (over Notulen) |
Max Pam, Voor perverse nieuwsgierigen. In: HP/De Tijd, 14-5-2004. (over Notulen) |
Janet Luis, Ik zie mezelf als een koor. Gesprek met schrijver Herman Franke. In: NRC Handelsblad, 2-7-2004. (interview) |
Thomas van den Bergh, Akelig niksig. In: Elsevier, 27-10-2007. (over Uit het niets) |
Fleur Speet, Om het universele in de mens. In: Het Financieele Dagblad, 27-10-2007. (over Uit het niets) |
Arie Storm, Opa Herman vertelt over vroeger. In: Het Parool, 1-11-2007. (over Uit het niets) |
Janet Luis, Ik maak hands dus ik besta. Herman Franke portretteert zichzelf als jonge man en als een ander. In: NRC Handelsblad, 2-11-2007. (over Uit het niets) |
Bas Belleman, Opgepompt met Parmenides. In: Trouw, 17-11-2007. (over Uit het niets) Max Pam, Kiekeboe spelen. In: HP/De Tijd, 23-11-2007. (over Uit het niets) |
| |
| |
Kees 't Hart, Mannen blijven mannen. In: De Groene Amsterdammer, 23-11-2007. (over Uit het niets) |
Dirk Leyman, Een spiegelpaleis vol ikjes. In: De Morgen, 5-12-2007. (over Uit het niets) |
Daniëlle Serdijn, Literaire kunstgrepen en ontluikende borstjes. In: de Volkskrant, 7-12-2007. (over Uit het niets) |
Pieter Steinz, Het leven in de pauzestand. In: NRC Handelsblad, 2-1-2009. (over Zoek op liefde) |
Edith Koenders, Onopgehelderd kelderincident. In: de Volkskrant, 16-1-2009. (over Zoek op liefde) |
Max Pam, Hogere filosofie. In: HP/De Tijd, 16-1-2009. (over Zoek op liefde) |
Sonja de Jong, Meeslepend verhaal over ik. In: Haarlems Dagblad, 21-1-2009. (over Zoek op liefde) |
Dirk Leyman, Een rondedans van verhalen. Cyclusbouwer Herman Franke cirkelt rond zijn ikjes. In: De Morgen, 11-2-2009. (over Zoek op liefde) |
Gustaaf Peek, Bloed aan de liefde. In: De Groene Amsterdammer, 13-3-2009. (over Zoek op liefde) |
Manon Uphoff, Over ‘Zoek op liefde’ van Herman Franke. In: De Revisor, jrg 36, nr. 2, mei 2009, pp. 79-84. |
Toef Jaeger, ‘En toen was het: ho, stop, afgelopen’. Herman Franke over het werk aan ‘Traag licht’, zijn ‘slotroman’ en over het leven in het aanzicht van de dood. In: NRC Handelsblad, 2-7-2010. (interview; een uitgebreide versie hiervan is opgenomen De Gids (nr. 4, 2010) en aan het einde van Traag licht) |
De Gids, jrg. 174, nr. 4, 2010. Themanummer over Herman Franke, waarin onder meer:
- | Nico Wilterdink, Herman Franke, criminoloog, pp. 392-399. |
- | Nico Dros, Een schuldige liefde. Over het romandebuut van Herman Franke, pp. 404-409. |
- | Gwennie Debergh, De stekjes van de spinnenplant. Over de samenhang in het werk van Herman Franke, pp. 412-423. |
- | Allard Schröder, De vingerafdrukken van Herman Franke, pp. 426-431. (over thematiek) |
- | Menno Lievers, Reflecties over een titel, pp. 434-439. (over cyclus ‘Voorbij ik en waargebeurd’) |
- | Aleid Truijens, Beuken tegen de wand - de hoge inzet van een columnist, pp. 442-446. (over de columns) |
- | Manon Uphoff, Een duizelingwekkende stilstand, pp. 448-455. (algemene beschouwing over werk) |
- | Joost Nijsen, De wording van ‘Voorbij ik en waargebeurd’, pp. 458-468. |
|
Toef Jaeger, Buitenstaander en creatief waarnemer. Herman Franke (1948-2010), schrijver. In: NRC Handelsblad, 16-8-2010. (necrologie) |
Dirk Leyman, Nederlandse schrijver Herman Franke (61) overleden. In: De Morgen, 17-8-2010. (necrologie) |
Maarten Moll, Literaire laatbloeier ruw verstoord in zijn ambitie. In: Het Parool, 17-8-2010. (necrologie) |
Rob Schouten, Op zoek naar een waardige wereld. In memoriam Herman Franke (1948-2010). In: Trouw, 17-8-2010. (necrologie) |
Aleid Truijens, Herman Franke: vaak boos, maar nooit humorloos. In: de Volkskrant, 17-8-2010. (necrologie) |
Willem Otterspeer, Herman Franke 13 oktober 1948-14 augustus 2010. In: De Groene Amsterdammer, 26-8-2010. (necrologie) |
Annelies Verbeke, Toegesproken over de dood. In: NRC Handelsblad, 1-9-2010. (column over auteur) |
Janet Luis, Hij kijkt of hij erover schrijven kan. In zijn laatste roman toont Herman Franke nog één keer de kracht van de verbeelding. In: NRC Handelsblad, 22-10-2010. (over Traag licht) |
Sonja de Jong, Boeiende stem tot zwijgen gebracht. In: Noordhollands Dagblad, 27-10-2010. (over Traag licht) |
Edith Koenders, Voor het doek valt vertel ik me leeg. In: de Volkskrant, 31-12-2010. (over Traag licht) |
122 Kritisch lit. lex.
september 2011
|
|