| |
| |
| |
Anne Frank
door Ton Brouwers
1. Biografie
Anneliese Marie Frank werd geboren op 12 juni 1929 in Frankfort am Main. Ze groeide op in een liberaal joods gezin bestaande uit haar twee jaar oudere zus Margot, haar vader Otto Frank, een uit dezelfde stad afkomstige bankierszoon, en haar moeder Edith Holländer, geboren te Aken als dochter van een fabrikantenechtpaar. Nadat de nationaal-socialistische partij van Hitler in Duitsland aan de macht was gekomen, week het gezin aan het einde van 1933 uit naar Amsterdam. De vader van Anne kende de stad en meende dat het er veilig was, mede omdat Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal was geweest. Door bemiddeling van een zwager werd hij directeur van een klein bedrijf dat zich specialiseerde in de productie en verkoop van pectine. Het gezin Frank vestigde zich in de Rivierenbuurt, waar het een ruim nieuw appartement betrok op de tweede verdieping van Merwedeplein 37, een woonblok gelegen aan de voet van de eerste Nederlandse ‘wolkenkrabber’ van de architect J.F. Staal uit 1932. In deze moderne wijk vestigden zich in de loop van de jaren dertig veel joodse vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk.
Vanaf mei 1934 bezocht Anne de Montessorischool in de Niersstraat, eerst de kleuterschool en later de lagere school. Tijdens de eerste jaren dat zij in Nederland woonde, bracht zij nog regelmatig vakanties door bij familie in Duitsland en Zwitserland. Zij had een goede band met haar vader, maar kon minder goed opschieten met haar moeder. Wel was ze erg gehecht aan haar oma van moeders zijde, die zich in maart 1939 bij het gezin voegde en in januari 1942 zou overlijden.
| |
| |
De toegenomen macht en expansiedrift van het nationaal-socialistische bewind in Duitsland leidde in 1939 tot de inval in Polen en in mei 1940 tot de inval in Nederland, het begin van vijf jaar bezetting. Hoewel hierdoor het gevoel van veiligheid bij de familie Frank kleiner werd, mede omdat de terreur van de bezetter zich met name tegen mensen met een joodse achtergrond richtte, besloot de familie in Amsterdam te blijven wonen. Het bedrijf van Frank begon juist beter te lopen en verhuisde eind 1940 van Singel 400 naar een groter pand aan Prinsengracht 263. Een van de talloze veranderingen onder de Duitse bezetting was dat vanaf najaar 1941 alle joodse kinderen naar dezelfde school moesten. Anne volgde het schooljaar 1941-1942 aan het nieuwe Joodse Lyceum aan de Stadstimmertuinen.
In de zomer van 1942 werd de dreiging van deportatie zo groot, dat de familie Frank besloot onder te duiken om vervolging te voorkomen. Hiertoe was het achterste gedeelte van het pand aan de Prinsengracht als schuilplaats ingericht. Samen met een bevriend joods echtpaar met een zoon, en later nog een bekende, een joodse tandarts, bracht het gezin Frank daar ruim twee jaar door, totdat zij en de anderen op 4 augustus 1944 werden gearresteerd, vermoedelijk na verraad van een Nederlandse aanhanger van het Duitse bewind. Enkele dagen later werden Anne en haar familie naar het Drentse Westerbork overgebracht, waarna zij op 3 september naar het in Polen gelegen vernietigingskamp Auschwitz werden vervoerd. Hier werden de leden van het gezin van elkaar gescheiden. De moeder overleed op 6 januari 1945 aan de ontberingen van het kamp in Auschwitz-Birkenau. Anne en haar zus waren rond 1 november overgebracht naar het Duitse Bergen-Belsen, waar zij door uitputting en ziekte eind februari of begin maart 1945 zijn overleden (hun precieze sterfdatum is onbekend).
Als enige van de acht onderduikers overleefde vader Otto Frank het verblijf in het concentratiekamp. Bij zijn terugkeer in Amsterdam in de zomer van 1945 ontving hij van zijn secretaresse Miep Gies de dagboekmanuscripten van zijn dochter Anne, die zij tijdens het verblijf in het achterhuis had geschreven en die Gies na de arrestatie van het gezin had teruggevonden en bewaard. Een geredigeerde versie hiervan verscheen in
| |
| |
1947 als Het Achterhuis. Dagboekbrieven 14 juni 1942-1 augustus 1944. Het is in ruim vijftig talen verschenen en er zijn wereldwijd ruim vijfentwintig miljoen exemplaren van verkocht. Sinds 1960 is op het onderduikadres aan de Amsterdamse Prinsengracht het Anne Frankhuis gevestigd. (Otto Frank stierf op 19 augustus 1980 in Basel.)
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Het werk van Anne Frank gaat over de vorming van een eigen identiteit en de groei van een ontluikend zelfbewustzijn als schrijver. In de beschreven periode uit haar leven, tussen haar dertiende en vijftiende, ontwikkelt zij zich gaandeweg van een meisje dat graag alle aandacht naar zich toe trekt en zich altijd verkeerd begrepen waant tot een reflectieve, doortastende en verbeeldingsrijke jonge vrouw. Vooral in de winter en lente van 1944 is zij met de dag openhartiger over wie zij is. De voortdurende dreiging van de Tweede Wereldoorlog speelt een belangrijke rol in haar verhaal, maar alleen aan de buitenkant ervan. Het is voor Anne een vrijwel onzichtbare en ongrijpbare werkelijkheid, die alleen af en toe concreet wordt in de vorm van geluiden of nieuwsberichten. De bijzondere omstandigheid van het onderduiken, het samenleven met een kleine groep lotgenoten in de beperkte ruimte van het Achterhuis, bepaalt de grenzen van haar zelfontplooiing. In haar laatste aantekening komt zij tot het moderne zelfbesef dat haar persoonlijkheid op innerlijke conflicten en tegenstrijdigheden berust.
| |
Ontwikkeling
Hoewel Anne niet meer dan twee jaar van haar leven aan het schrijven heeft kunnen wijden, is het opmerkelijk dat juist haar ontplooiing als schrijver en individu het belangrijkste thema van haar werk is. Na enkele weken voor haar vertrek haar eerste aantekeningen in haar dagboek te hebben geschreven, volgen er gedurende de eerste zomer in het Achterhuis slechts een paar aantekeningen. Vanaf september 1942 begint zij regelmatiger te berichten, meestal een keer per week en soms iets vaker. Vanaf januari 1944 neemt haar drang om te schrijven sterk toe, de brieven worden bovendien langer en zijn meer gedreven. Haar verhaal van de laatste zeven maanden in het Achterhuis beslaat meer dan de helft van het totale dagboek. Over haar eigen ontwikkeling merkt zij halverwege die laatste periode op: ‘Als men zelf verandert merkt men dat pas als men veranderd is. Ik ben veranderd, en grondig ook, helemaal en alles. Mijn meningen, opvattingen, kritische blik, mijn uiterlijk, innerlijk, alles is veranderd’ (25-3-1944). De verhevigde concentratie op het schrijven hangt niet zozeer samen met de oorlog of gebeur- | |
| |
tenissen in haar directe omgeving, maar met concrete veranderingen in de auteur zelf.
| |
Thematiek
Deze veranderingen hebben in de eerste plaats betrekking op haar emoties, haar lichaam, haar identiteit als vrouw en haar omgang met de medebewoners. Het dagboek laat zien hoe Arme voortdurend haar inzichten in de anderen bijstelt en aanscherpt. Gedwongen door de omstandigheden, richt zij zich op de interacties en verschuivingen binnen de ongewone groep van acht mensen met wie zij samenleeft. Schrijft zij aanvankelijk vooral neerbuigend over sommigen van hen, gaandeweg reageert zij rustiger en krijgt ze meer oog voor de problemen en complexiteit van de anderen. Anne is de jongste Achterhuisbewoner en daarmee is zij allerminst gelukkig. Door die positie wordt zij namelijk voortdurend in de rol van kind gedrukt, iets waar ze zich juist van aan het losmaken is. Dit komt deels tot uitdrukking in de veranderingen in haar lichaam, waaraan zij uitgebreid aandacht besteedt. Haar eerste menstruatie ziet zij bijvoorbeeld als een concreet teken van volwassenheid. Hiermee hangt haar ontdekking van de emoties die behoren bij liefde, erotiek en seksualiteit samen. In het laatste half jaar is de drie jaar oudere Peter, de zoon van het andere gezin in het Achterhuis, degene op wie zij deze gevoelens richt. Daarnaast wordt Anne zich steeds meer bewust van de verschillen tussen mannen en vrouwen, alsmede van het feit dat ze zelf vrouw is en dat dit ten aanzien van haar toekomst bepaalde maatschappelijke beperkingen kan inhouden. Zij zet zich krachtig af tegen een zuiver verzorgende taak en wil later geen gewone huisvrouw worden.
Deze houding verwijst naar het tweede aspect van haar ontwikkeling: haar intellectuele groei en de ontdekking van het verlangen om te schrijven. Vanaf het begin is haar gerichtheid op studie en scholing duidelijk. Zo goed en zo kwaad als het gaat probeert zij zichzelf wijzer te maken door gretig te lezen, vooral romans, geschiedenis en mythologie. In de loop van haar verhaal verwijst zij bovendien steeds vaker naar een toekomst als journalist of schrijver. Schrijven heeft voor haar niet louter met de realiteit te maken, maar ook met kunst en verbeelding. Tijdens de beschreven periode begint zij naast haar dagboek ver- | |
| |
haaltjes te schrijven, gebaseerd op anekdotes maar ook op verzonnen, veelal sprookjesachtige gebeurtenissen. Een oproep van de minister via de radio om na de oorlog dagboeken te verzamelen en uit te geven, zet Anne ertoe aan haar dagboek alvast te redigeren om tot een meer leesbare versie te komen. Ook begint ze te denken over het schrijven van een roman over het Achterhuis. Haar droom een beroemd schrijver te worden is niet meer dan dat, maar tegelijkertijd heeft ze een scherp oog voor de praktische voorwaarden die de realisering ervan mogelijk kunnen maken.
| |
Thematiek / Visie op de wereld
Het dagboek laat ten slotte zien hoe Anne meer abstracte visies over moraal, werkelijkheid en de eigen identiteit ontwikkelt. Doordat zij in een emigrantengezin is opgegroeid, is het niet vanzelfsprekend tot welk land, welke groep of cultuur ze behoort, zeker gezien de algehele ontwrichting van de oorlogsperiode. Is ze vooral joods, Duits of Nederlands? Ze neigt er in toenemende mate toe zichzelf als Nederlandse te zien, mede door haar gerichtheid op taal en schrijven, terwijl ze ook weet dat ze haar joodse achtergrond nooit zal verloochenen. Naar het einde toe analyseert ze haar eigen verleden en karakter steeds vaker, waarbij ze niet schroomt om harde zelfkritiek te spuien. Ze heeft geleerd afstand te nemen van zichzelf: ‘Ik kan me bij al m'n handelingen bekijken, alsof ik een vreemde was.’ Bovendien heeft ze oog gekregen voor de vreemdheid van het historische moment waarin ze leeft, een moment waarin de wereld ‘op z'n kop staat’, denkt ze vaker over taal en de betekenis van concepten en formuleert ze steeds scherper omlijnde ethische idealen. Zo is het volgens haar van belang nooit terug te deinzen voor de waarheid en je eigen denkbeelden altijd ‘hoog en droog te houden’: al zijn ze nu niet uitvoerbaar, misschien zijn ze dat later wel.
| |
Techniek
Zoals in bijna alle dagboeken vallen de ikfiguur en de verteller samen. Net zo min als Anne weet de lezer wat er precies in de andere personages omgaat. Hoewel er dus sprake is van een ondubbelzinnig ikverhaal, heeft Het Achterhuis als dagboek twee opvallende kenmerken. In de eerste plaats zijn de aantekeningen in briefvorm aan een gefingeerd personage, Kitty, gericht. Zij treedt niet alleen in de briefaanhef op, maar wordt ook wel
| |
| |
in de brieven met ‘je’ aangesproken. Anne heeft haar verzonnen uit gebrek aan een goede vriendin bij wie ze alles kwijt kan. Overigens wordt Kitty als personage verder niet ingevuld, waardoor zij de rol van ideale, alles begrijpende lezer gaat vervullen en het dagboek op natuurlijke wijze een dialogisch, naar buiten gericht karakter krijgt. In de tweede plaats is het dagboek geen doorsnee ikverhaal, omdat de ikfiguur zo'n sterke innerlijke ontwikkeling doormaakt tijdens de beschreven periode van ruim twee jaar. Als gevolg hiervan wijkt de denkende en handelende ikfiguur aan het begin sterk af van die aan het eind. De voortdurende afwisseling van passages over innerlijke ontwikkelingen en passages met alledaagse taferelen is eveneens bijzonder effectief als verteltechniek. Het verhaal krijgt hierdoor een zekere achteloosheid, wat de emotionele lading van de innerlijke processen alleen maar groter maakt.
| |
Stijl
De morele, emotionele en intellectuele ontwikkeling van Anne is ook terug te zien in stilistische verschuivingen. Het meisjesproza verdwijnt gaandeweg naar de achtergrond om te worden vervangen door een meer volwassen taal en stijl van reflectie. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de zinsbouw, het vocabulaire, de keuze van onderwerpen en de geformuleerde inzichten. In plaats van uitroeptekens ziet de lezer naar het einde toe steeds vaker vraagtekens verschijnen. Verder is het dagboek rijk aan retorische technieken die helpen om afstand te nemen, zoals ironie, humor, zelfrelativering en understatement. Voorbeelden hiervan zijn frases als ‘Onderduikers beleven rare dingen!’ (19-9-1942) en ‘Wie wil vermageren logere in het Achterhuis!’ (7-4-1943). Ook maakt de auteur regelmatig op effectvolle wijze gebruik van eenvoudige beeldspraak. Zo schrijft ze op 16 september 1943 dat allen in het Achterhuis opkijken tegen ‘het grote rotsblok, dat winter heet’, of ze ziet zichzelf als een zangvogel met ‘hardhandig’ uitgerukte vleugels (29-10-1943).
| |
Verwantschap / Traditie
De in Het Achterhuis beschreven groeiprocessen komen veelvuldig aan bod in moderne ontwikkelingsromans en autobiografisch getinte werken, al zijn er weinig of geen voorbeelden waarin ze op een even indringende en gecomprimeerde manier worden beschreven. Het dagboek van Anne Frank staat echter vooral bekend als een van de meest aangrijpende getuigenissen
| |
| |
over het leven in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Andere gepubliceerde dagboeken die direct verbonden zijn met de ervaring van bezetting, onderdrukking of vervolging tijdens die periode zijn Doortocht. Een oorlogsdagboek 1940-1945 (1946) van Bert Voeten, Tweestromenland (1950) van Abel Herzberg, Dagboek uit Bergen-Belsen (1965) van Renata Laqueur en Het verstoorde leven (1981) van Etty Hillesum. Het eerste deel uit de dagboekreeks van Hans Warren, Geheim Dagboek 1942-1944 (1981), behandelt bijna precies dezelfde periode. In de naoorlogse jaren hebben veel joods-Nederlandse auteurs ook in meer of minder gefictionaliseerde vorm geschreven over de oorlog. Gedacht kan worden aan werk van Marga Minco, zoals Het bittere kruid (1957) en Een leeg huis (1966), Kinderjaren (1978) van Jona Oberski, werk van G.L. Durlacher, zoals Strepen aan de hemel (1985) en Quarantaine (1993), en Het lied en de waarheid (1997) van Helga Ruebsamen. Veel van deze werken zijn gebaseerd op eigen oorlogservaringen en geschreven vanuit een kinderperspectief, terwijl een gedeelte van laatstgenoemde roman specifiek gewijd is aan de ervaring van het onderduiken.
| |
Kritiek
Het allereerste artikel over Het Achterhuis verscheen binnen een jaar na de bevrijding en nog voor de publicatie ervan. De schrijver, Jan Romein, prijst de zuiverheid en soberheid van de taal, alsmede het relativerende inzicht van de auteur in anderen en zichzelf. De ontvangst in de Nederlandse pers was vervolgens vrijwel zonder voorbehoud positief. Behalve als getuigenis uit het recente oorlogsverleden onderkennen de meeste recensenten de meer algemene betekenis van het dagboek als een ontwikkelingsverhaal van een meisje in haar puberteitsjaren. Jeanne van Schaik-Willing leest het dagboek als ‘het zelfportret van de ontluikende jonge vrouw’ en ziet haar als een symbool van de holocaust. In een emotionele beschouwing noemt J. Presser het boek ‘een wonder’, met name vanwege ‘de tinteling, de reinheid, de oorspronkelijkheid’ en het trefzekere, intieme proza. Anna Blaman spreekt van een ‘moreel testament’: ‘Hier wordt gaaf een puberteit doorstreden, hier wordt de liefde ontdekt, hier bloeit een leven schoon en volkomen.’ En Dirk Coster schrijft: ‘Dit boekje helpt ons weer een weinig aan de mensheid te geloven.’ Sinds de publicatie van de wetenschappelijke
| |
| |
editie in 1986 is het dagboek ook veelvuldig onderwerp van doorwrochte studies over biografische aspecten, tekstuele aspecten (de manuscripten en het gebruik van de versies), historische aspecten (zoals oorlog, holocaust en de receptie van het dagboek), joodse aspecten, genderaspecten (feminisme, vrouwelijke identiteit) en, zij het in mindere mate, literaire aspecten. Volgens de Amerikaanse dichter John Berryman geeft het dagboek op niet eerder vertoonde wijze een beeld van de omslag van kind naar volwassene. Volgens Harry Mulisch heeft het dagboek zo'n krachtige uitwerking op de lezer door het gebruik van de briefconventie, de eenheid van tijd en plaats en de catastrofe die volgt op de laatste zin; hij noemt het een ‘kunstwerk van de werkelijkheid zelf’.
| |
Kunstopvatting / Relatie leven/werk
Het dagboek geldt in het algemeen als het meest rechtstreeks aan de beleefde werkelijkheid verbonden genre, voor zover de verhaallijn doorgaans bestaat uit een door de tijd gedicteerde reeks feitelijke gebeurtenissen. Het Achterhuis wijkt hier niet wezenlijk van af; de auteur volgt haar leven op de voet en doet verslag van haar ervaringen en inzichten. Maar door de toegepaste kunstgrepen, zoals de keuze voor de briefvorm en de gefingeerde namen van de beschreven personen, gaat het toch nadrukkelijk om een gecomponeerd dagboek. Dit karakter wordt beklemtoond door de stilistische wijzigingen die de auteur zelf heeft aangebracht bij het herschrijven van het grootste gedeelte ervan (op het moment van het verraad, begin augustus 1944, was zij hiermee gevorderd tot eind maart 1944). Het literaire karakter wordt bovendien ingegeven door de levendige beschrijvingen van het dagelijkse reilen en zeilen en de authentieke manier waarop de innerlijke groei van de ikfiguur gestalte krijgt: het leest als een openhartige ontwikkelingsroman. Het lijkt overigens juister om Het Achterhuis niet zozeer als één vaststaande tekst op te vatten, maar als een meer dynamisch geheel van (elkaar deels overlappende) manuscriptversies, gepubliceerde edities en verwant tekstmateriaal. Zo vloeien ook de door Anne Frank geschreven verhaaltjes en afzonderlijke stukken - gepubliceerd als Weet je nog? Verhalen en sprookjes (1949) - grotendeels direct voort uit het dagboek. In dit verband doet Het Achterhuis enigszins denken aan een middeleeuwse tekst: het
| |
| |
is een verzamelnaam voor een reeks met elkaar verweven bronnen en fragmenten, zonder dat er één afgeronde tekst kan worden aangewezen als de uiteindelijke bron of als het meest in overeenstemming met de auteursintentie. Anderzijds kan Het Achterhuis beschouwd worden als een ‘open’ tekst in de meest moderne zin van het woord: de auteur heeft haar dagboek opgevat als een vrije, artistieke ruimte waarin zij zichzelf ongeremd en volledig kan uiten.
| |
Publieke belangstelling
De veelzijdige betekenis van het dagboek wordt onderstreept door de nog altijd uitzonderlijke aandacht bij media en publiek voor nieuwe informatie over leven en werk van Anne Frank. Sinds de jaren vijftig is zij uitgegroeid tot een wereldwijd symbool voor de slachtoffers van het Duitse nazisme. De vergeefse pogingen in de jaren zestig en zeventig vanuit revisionistische of neonazistische kringen om de echtheid van het dagboek in twijfel te trekken en zo de heersende beeldvorming rond de Tweede Wereldoorlog en de holocaust te ondermijnen, hebben haar bekendheid alleen maar vergroot. Door de jaren heen heeft het dagboek bovendien als basis gediend voor een eindeloze stroom adaptaties en bewerkingen in de vorm van film, documentaire, literatuur, kinderliteratuur, theater en televisie. Al die tijd is de belangstelling voor het dagboek met name in de Verenigde Staten bijzonder groot gebleven.
| |
Thematiek
Het werk van Anne Frank - opgevat als Het Achterhuis in ruime zin - bestaat als een kleine, verborgen, in zichzelf besloten wereld binnen de afschrikwekkende realiteit die oorlog altijd is. In eerste instantie beschouwt zij haar nieuwe omgeving als een ‘eigenaardig pension’, waar de gasten voortdurend stil en zo onzichtbaar mogelijk moeten zijn. Voor de impulsieve en assertieve Anne is dit aanvankelijk een geweldig probleem, maar ze maakt van de nood een deugd en vindt in haar concentratie op het schrijven - in de relatieve rust en veiligheid van het Achterhuis - haar cocon.
| |
| |
| |
3. Primaire literatuur
Anne Frank, Het Achterhuis. Dagboekbrieven 14 juni 1942-1 augustus 1944. Met een inleiding van Annie Romein-Verschoor. Amsterdam 1947, Contact, D. (herziene en vermeerderde editie onder redactie van Otto Frank en Mirjam Pressler verschenen als Het Achterhuis. Dagboekbrieven 12 juni 1942-1 augustus 1944: 1991, Bert Bakker) |
Anne Frank, Weet je nog? Verhalen en sprookjes. Amsterdam/Antwerpen 1949, Contact, VB. (tweede, vermeerderde druk, onder de titel Verhalen rondom het Achterhuis, 1960; derde, opnieuw vermeerderde druk, onder de titel Verhaaltjes, en gebeurtenissen uit het Achterhuis, met een voorwoord van Joke Kniesmeyer, 1982, Bert Bakker; vierde druk, onder de titel Verhalen uit het Achterhuis, 1998, Ooievaar; vijfde, vermeerderde druk, onder de titel Verhaaltjes, en gebeurtenissen uit het Achterhuis / Cady's leven, met tekstverzorging en inleiding van Gerrold van der Stroom, 2001, Bert Bakker) |
Anne Frank, De Dagboeken van Anne Frank, Tekstverzorging door David Barnouw en Gerrold van der Stroom. Ingeleid door David Barnouw, Harry Paape en Gerrold van der Stroom. Met een samenvatting van het rapport van het Gerechtelijk Laboratorium, opgesteld door H.J.J. Hardy. Amsterdam 1986, Bert Bakker (vierde, verbeterde druk: 1990; vijfde, verbeterde en uitgebreide druk: 2001). |
| |
| |
| |
4. Secundaire literatuur
J. Romein, Kinderstem. In: Het Parool, 3-4-1946. |
Annie Romein-Verschoor, Inleiding. In: Anne Frank, Het Achterhuis. Dagboekbrieven 14 juni 1942-1 augustus 1944. Amsterdam 1947, pp. 7-11. |
Jaap Meijer, Vermoorde jeugd. Naar aanleiding van een dagboek. In: Nieuw Israëlitisch Weekblad, 1-8-1947. |
J. Presser, De kindermoord van Amsterdam. In: De Vrije Katheder, 16-8-1947. |
J. van Schaik-Willing, Het Achterhuis. Dagboek van Anne Frank. In: De Groene Amsterdammer, 16-8-1947. |
Anna Blaman, Oorlogsdocument en document humain. In: NRC, 8-9-1947. |
B. Andreas, Het Achterhuis door Anne Frank. In: De Vlam, 8-11-1947. |
Dirk Coster, Ontroerend, feilloos relaas van een Joods meisje. In: Elseviers Weekblad, 24-1-1948. |
Anoniem, Het boek vandaag. In: NRC, 1-2-1950. (over Weet je nog?) |
Meyer Levin, The child behind the secret door. In: The New York Times Book Review, 15-6-1952. (recensie Amerikaanse vertaling) |
H.A. Gomperts, Nut en nadeel van toneelbewerkingen. The Diary of Anne Frank. Kitsch onder valse vlag. In: Het Parool, 28-4-1956. |
R. Blijstra, Anne Franks dagboek ingetogen vertolkt. In: Het vrije volk, 28-11-1956. |
H.A. Gomperts, ‘Dagboek van Anne Frank’ een unieke gebeurtenis. In: Het Parool, 28-11-1956. |
A. Koolhaas, Dagboek Anne Frank aangrijpend vertolkt De werkelijkheid het echte drama. In: Vrij Nederland, 1-12-1956. |
J. van Schaik-Willing, Het dagboek van Anne Frank. In: De Groene Amsterdammer, 1-12-1956. |
A. Kossmann, Dagboek van Anne Frank, aangrijpende voorstelling. In: Het vrije volk, 14-1-1957. |
Ernst Schnabel, Anne Frank. Spur eines Kindes. Frankfurt am Main 1958. |
Jan Blokker, Het Achterhuis en de zuivere Anne Frank. In: Algemeen Handelsblad, 17-4-1959. (over verfilming dagboek door George Stevens) |
J.H.W. Veenstra, De Anne Frank cultus. Wasbriefjes zijn onthullend, maar fnuikend voor een heilige. In: Vrij Nederland, 28-5-1960. |
Anne G. Steenmeijer (red.), Weerklank van Anne Frank. Amsterdam 1970. |
John Berryman, The Development of Anne Frank. In: John Berryman, The Freedom of the Poet. New York 1976, pp. 91-106. |
Bruno Bettelheim, The Ignored Lesson of Anne Frank. In: Bruno Bettelheim, Surviving and Other Essays. New York 1979, pp. 246-257. |
Guus Kuijer, ‘De onderduiker’. In: Guus Kuijer, Het geminachte kind. Amsterdam 1980, pp. 34-42. |
Richter Roegholt, Anne's dagboek. In: Vrij Nederland, 16-2-1985 (over de vroege publicatiegeschiedenis van het dagboek) |
A.G.H. Anbeek van der Meijden, De Tweede Wereldoorlog in de Nederlandse roman. In: David Barnouw, Madelon de Keizer en Gerrold van der Stroom (red.), 1940-1949: Onverwerkt verleden? Utrecht 1985, pp. 73-87. |
Harry Mulisch, Het meisje en de dood. In: Harry Mulisch, Aan het woord. Keven toespraken. Amsterdam 1986, pp. 81-92. (lezing bij opening tentoonstelling over Anne Frank in Berlijn) |
Hans Warren, De ‘ware’ Anne Frank. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 14-5-1986. (bij verschijning wetenschappelijke editie) |
Ben Maandag, Drie onderzoekers concluderen na studie van vijf jaar in boek van 714 pagina's: ‘Anne Frank heeft al haar dagboeken zelf geschreven.’ In: Het vrije volk, 15-5-1986. (bij verschijning wetenschappelijke editie) |
Guus Kuijer, De drie dagboeken van Anne Frank. In: Haagse Post, 24-5-1986. (bij verschijning wetenschappelijke editie) |
| |
| |
Hans Warren, Het dagboek als kunstvorm. Amsterdam 1987. |
Miep Gies en Alison Leslie Gold, Herinneringen aan Anne Frank. Het verhaal van Miep Gies, de steun en toeverlaat van de familie Frank in het Achterhuis. Amsterdam 1987. |
Willy Lindwer, De laatste zeven maanden. Vrouwen in het spoor van Anne Frank. Hilversum 1988. |
Nanda van der Zee, De kamergenoot van Anne Frank. Amsterdam 1990. |
S. Dresden, Vervolging vernietiging literatuur. Amsterdam 1991. (algemene context) |
Alvin H. Rosenfeld, Popularization and Memory: The Case of Anne Frank. In: Peter Hayes (red.), Lessons and Legaties. The Meaning of the Holocaust in a Changing World. Evanston (Illinois) 1991, pp. 243-278. |
Mirjam Pressler, Ich sehne mich so. Die Lebensgeschichte der Anne Frank. Weinheim & Basel 1992. (biografie) |
Berteke Waaldijk, Reading Anne Frank as a Woman. In: Women's Studies International Forum, jrg. 16, nr. 4, 1993, pp. 327-336. |
Barbara Chiarello, The Utopian Space of a Nightmare: The Diary of Anne Frank. In: Utopian Studies, jrg. 5, nr. 1, 1994, pp. 128-140. (over Het Achterhuis als een utopische tekst) |
Laureen K. Nussbaum, Anne Frank, schrijfster. In: De Groene Amsterdammer, 28-8-1995. (over het ontbreken van een editie van Het Achterhuis die Anne Frank zelf geautoriseerd zou hebben) |
David Barnouw, Een delicaat onderwerp. Film en het Dagboek van Anne Frank. In: Jaarboek Mediageschiedenis 1995, pp. 213-239. |
Lawrence Graver, An Obsession with Anne Frank. Meyer Levin and the Diary. Berkeley 1995. (elegant geschreven studie over de betrokkenheid van de Amerikaans auteur Meyer Levin bij Anne Frank, haar bekendheid in de Verenigde Staten en de verwikkelingen rond het schrijven van het toneelstuk over Het Achterhuis) |
Denise de Costa, Anne Frank & Etty Hillesum. Spiritualiteit, schrijverschap, seksualiteit. Amsterdam 1996. pp. 45-173. (academische, feministisch-psychoanalytische beschouwing over auteur en werk) |
Dick van Galen Last en Rolf Wolfswinkel, Anne Frank and After. Amsterdam 1996. (specifiek historische context) |
Rachel Feldhay Brenner, Writing as Resistance. Four Women Confronting the Holocaust: Edith Stein, Simone Weil, Anne Frank, Etty Hillesum. University Park (Pennsylvania) 1997. |
Ralph Melnick, The Stolen Legacy of Anne Frank. Meyer Levin, Lillian Hellman, and the Staging of the Diary. New Haven 1997. |
Cynthia Ozick, Who Owns Anne Frank? In: The New Yorker, 6-10-1997. (kritiek op de cult rond Anne Frank) |
Ian Buruma, The Afterlife of Anne Frank. In: New York Review of Books, 19-2-1998. (reactie op Ozick) |
David Barnouw, Anne Frank voor beginners en gevorderden. Den Haag 1998. |
Carol Ann Lee, Anne Frank 1929-1945. Pluk rozen op aarde en vergeet mij niet. Amsterdam 1998. (biografie) |
Melissa Müller, Anne Frank. De biografie. Amsterdam 1998. |
Monica Soeting, Een veel volwassener Anne. Twee biografieën van Anne Frank. In: Vrij Nederland, 12-9-1998. |
Brigitte Raskin, Alles over Anne. In: De Standaard, 17-9-1998. (over de twee in 1998 verschenen biografieën) |
Gerrold van der Stroom, Anne Frank: ‘...en die vriendin heet Kitty’. In: Jaarboek van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, nr. 10, 1999, pp. 231-240. (over Kitty als adressaat en de literaire stijlfiguur) |
Gerrold van der Stroom, Werken om niet dom te blijven. Anne Frank en haar dagboeken. In: Vooys, jrg. 17, 3-4, 1999, pp. 65-72. |
Hyman Aaron Enzer en Sandra Solotaroff-Enzer (red.), Anne Frank: Reflections on her life and legacy. Urbana/Chicago 2000. (thematische bundeling van eerdere kritische artikelen en fragmenten) |
Annemiek Neefjes, Ode aan Annes vulpen. In: Vrij Nederland, 31-3-2001. (over de vijfde druk van de wetenschappelijke uitgave) |
Hans Warren, Echte vriendin gefantaseerd. Dagboek van Anne Frank nog definitiever gepresenteerd. In: De Gooi- en Eemlander, 7-4-2001. (over de vijfde druk van de wetenschappelijke uitgave) |
| |
| |
Sharon Marcus, Anne Frank and Hannah Arendt. Universalism and pathos. In: Vinay Dharwadker (red.), Cosmopolitan geographies. New locations in literature and culture. New York 2001, pp. 89-131. |
86 Kritisch lit. lex.
augustus 2002
|
|