| |
| |
| |
Margaretha Ferguson
door Bert Peene
1. Biografie
Margaretha Dorothea Wigerink werd op 5 september 1920 in Arnhem geboren in een milieu dat zij zelf typeerde als ‘fel SDAP’. Haar moeder was het eerste vrouwelijke gemeenteraadslid voor deze partij in haar woonplaats. Beide ouders waren ‘ouderwetse socialisten die geloofden in cultuur en ontwikkeling’.
In 1929 verhuisde het gezin naar Nederlands-Indië, waar Margaretha's vader in de boekhandel ging werken. Ze woonden er achtereenvolgens in Bandoeng, in Semarang, waar zij het eerste jaar van de plaatselijke HBS doorliep, en in Batavia, waar zij haar middelbare schoolopleiding voortzette aan de Prins Hendrik School. Het laatste jaar bracht ze door op de Carpentier Alting Stichting, een blanke eliteschool waar veel aan literatuur werd gedaan en waar ook Hella Haasse en Aya Zikken stonden ingeschreven. Op negentienjarige leeftijd trad zij voor het eerst in het huwelijk.
Van 1942 tot 1945 was zij geïnterneerd in de Japanse concentratiekampen Tjideng, Tangerang en Adek. Na de bevrijding woonde zij korte tijd als Prisoner of War in Singapore. Daarna vertrok zij naar Nederland, waar zij aan de Universiteit van Utrecht een studie psychologie begon. In 1948 ging ze opnieuw naar Indonesië, maar twee jaar later keerde zij voorgoed naar Nederland terug en vestigde zich in Den Haag.
De maatschappelijke activiteiten van Margaretha Ferguson hebben vrijwel allemaal betrekking op literatuur en journalistiek; alleen in 1950 was zij ‘gewoon’ secretaresse van het Hoofd van het Departement van Culturele Zaken, Onder- | |
| |
wijs en Volksgezondheid in Medan. Op zestienjarige leeftijd al maakte zij haar entree in de wereld van de dagbladpers toen zij redactiesecretaresse werd van het Bataviaas weekblad d'Oriënt, maar van een ‘carrière’ was pas sprake sinds 1960, toen zij zich binnen enkele jaren ontwikkelde tot een veel gevraagd auteur van kortere en langere bijdragen over literatuur, maar ook over haar reizen naar Rusland, de Soedan, Indonesië en China (drie keer). Als free-lance medewerkster was zij van 1960 tot 1979 verbonden aan Het Vaderland, waarin ze vanaf 1968 regelmatig meewerkte aan de rubriek Kunst en Letteren, die onder redactie stond van Pierre H. Dubois. Voor de Haagsche Courant schreef zij van 1964 tot 1968 cursiefjes onder het pseudoniem Fergu. Verder werkte zij meer of minder regelmatig mee aan Bzzlletin (vanaf 1974), de Haagse Post (beginjaren zestig), De nieuwe stem (idem), De Nieuwe Linie (tweede helft jaren zeventig) en de NRC, waar zij de beoogde opvolgster was van Marie Schmitz. Omdat haar bijdrage aan dit dagblad echter beperkt bleef tot het recenseren van ‘vrouwen- en meisjesboeken’, verbrak zij de prille relatie al snel. In diezelfde jaren werkte zij ook mee aan de boekenrubriek van VARA-radio, Boekenwijsheid, terwijl zij ook voor de AVRO af en toe boeken besprak.
De jaren zestig en zeventig vormden niet alleen wat haar journalistieke werkzaamheden betreft een drukke periode; zij maakte in die tijd ook veelvuldig deel uit van literaire jury's, commissies en besturen. Zo zat zij onder meer in het bestuur van het Fonds voor de Letteren en in dat van de PEN-club, en heeft zij sinds 1980 zitting in het bestuur van de Jan Campertstichting.
Zij woont nog steeds in Den Haag met Thomas Ferguson, haar tweede man, met wie zij in 1973 trouwde.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
In een van de laatste hoofdstukken van de roman Onmogelijke mensen (1962), als de meeste hoofdrolspelers de confrontatie met zichzelf hebben verwerkt en er een begin van harmonie daagt, komt de onderwijzer Jelle Kuipers tot de conclusie dat er de laatste jaren toch wel iets van de valsemunters in hem is geslopen over wie hij zijn leerlingen vertelt. Jaren achtereen heeft hij zich voorgehouden dat het welzijnswerk waaraan hij zijn vrije tijd opofferde, uitsluitend gemotiveerd werd door de idee van een morele plicht jegens zijn ‘scheefgerangeerde’ medemens, die hij opnieuw in het zadel wilde helpen. Maar geleidelijk aan is het besef gegroeid dat hij zichzelf voor de gek hield, dat hij in feite voortdurend bezig was de vernederingen uit zijn jeugd te verwerken. Wil hij werkelijk een nieuw leven beginnen, dan zal hij bereid moeten zijn zijn waarden en normen onbarmhartig op hun echtheid te toetsen.
Hij is niet de enige in de romanwereld van Margaretha Ferguson die, vroeg of laat, tot dat inzicht komt. Haar boeken worden hoofdzakelijk bevolkt door dit soort ‘valsemunters’ en daar tussendoor lopen dan die paar ‘onmogelijke mensen’, niet in staat het spel te spelen dat ‘leven’ heet, onwillig en vooral onmachtig om zich aan te passen. Door een strakke regie van de auteur samengebracht zorgen zij ervoor, dat heel haar oeuvre uiteindelijk één lange dialoog wordt over die ene vraag: hoe te leven?
| |
Techniek / Stijl
Er wórdt in de romans en verhalen van Ferguson ook heel wat afgedacht en -gepraat. ‘Mijn denken is buiten proportie,’ meent de hoofdpersöon in het verhaal ‘In de trein’ (in Zondag en maandag) al, en vanaf het verschijnen van Onmogelijke mensen blijken dialoog en (innerlijke) monoloog, en daarvan afgeleide vormen zoals dagboekfragmenten en stukken verhaal, de belangrijkste technieken waarmee de auteur haar visie op mens en wereld verbeeldt. Haar personages krijgen vooral gestalte door de ideeën die zij hebben, waardoor het aandeel van de gebeurtenissen in haar werk beperkt is. In tegenstelling tot een schrijver als Henk Romijn Meijer, die zich ook regelmatig van de dialoog bedient, zijn de gesprekken die Fergusons personages voeren echter vaak wat hoog- | |
| |
dravend, in enkele verhalen ook impressionistisch.
| |
Publieke belangstelling
Een dergelijke manier van vertellen remt het lezen aanzienlijk en dat zal er, mét de veelvuldige perspectiefwisselingen die eveneens karakteristiek zijn voor haar werk, in belangrijke mate toe hebben bijgedragen dat Ferguson tot nu toe geen groot publiek heeft bereikt.
| |
Visie op de wereld
Niet alleen het grote aandeel van de reflexie wijst erop dat zij in filosofische zin de eeuwigheid van de geest aanvaardt boven de ‘tijdelijke waardeloosheid’ van alles wat zich aan ons voordoet als zichtbare werkelijkheid; ook in de romans en verhalen zelf blijkt steeds weer dat ‘de werkelijkheid [...] de dood [is] van de waarheid’. Wat wij om ons heen zien, meent zij, is niet dé werkelijkheid. Onder de oppervlakte van het dagelijks bestaan woeden wrok, haat en vernedering, krachten die doorgaans onderdrukt worden met streng plichtsbesef en verbeten wilskracht. Maar vooral in romans als Onmogelijke mensen en Het bloed en de haaien (1965) krijgen die onderstromen volop de gelegenheid door de oppervlakte heen te breken; dan blijken de meeste verheven idealen - niet zelden hebben die betrekking op praktische naastenliefde - uiteindelijk ordinair egoïsme en zijn menselijke contacten weinig meer dan een vlucht voor eenzaamheid en dood. Genoemde Jelle Kuipers is een van de personages die dat inzien: ‘Uit de gruwelijke afgrond van het besef van het alleenzijn, uit de blinde angst daarvoor, naderden de mensen elkaar, spraken zij gelijkluidende formules af, onderlinge overeenkomsten, een collectieve bezwering vol zelfbedrog. In die afgesproken frases, die grootste gemene delers, trachtten zij hun eigen verwikkelde, duistere, onbeheersbare en in wezen onkenbare kern te vergeten.’ (Onmogelijke mensen)
| |
Thematiek
De ‘gesprekken’ tussen Fergusons personages zijn inderdaad weinig meer dan formules, afgesproken frasen. Tot een écht gesprek komt het pas als er ‘onmogelijke mensen’ meedoen: Alex Dutilh of Arthur van Bodewijck in haar eerste roman, of twijfelaars als Roberto Catanne, Angus of de journalist Jean in Het bloed en de haaien. Zij zijn het die met hun cynisme alle zekerheden doen verbleken en zo de anderen confronteren met wat hen ten diepste drijft. Het verleden duikt in Fergusons werk steeds weer op, ‘als thema, als stelling, als theorie’. In die zin is het volkomen terecht dat zij het ooit ‘naturalistisch’ noemde.
| |
| |
De leegte die op deze confrontatie volgt, stelt haar personages voor de Sartriaanse keuze tussen het aanvaarden van de absurditeit van het bestaan, het absolute Niets, of een harmonische integratie van de ‘duistere’ kant van hun persoonlijkheid. Het zal geen bevreemding wekken dat juist de ‘onmogelijke mensen’ er niet in slagen de ‘omkering van een negatieve naar een positieve leegte’, zoals Ferguson het zelf in haar Brief aan niemand (1985) noemt, tot stand te brengen; zij gaan uiteindelijk op de een of andere manier ten onder. Toch bekent zij in het essay ‘Ik weet nauwelijks wat er gaat gebeuren’ (1985) dat zij emotioneel altijd voor deze verliezers partij kiest, wat ongetwijfeld de belangrijke plaats verklaart die onmacht, vervreemding en isolement in haar thematiek innemen.
| |
Kunstopvatting
Schrijven wordt zo een poging de werkelijkheid door te lichten, een poging ook met het bestaan in het reine te komen. ‘Ik besta uit twee tegenstrijdige helften waarvan nu de ene, dan de andere overheerst,’ schrijft zij in bovengenoemd essay. ‘Schrijven, uitbeelding geven aan deze verscheurdheid, schept af en toe een synthese.’
| |
Thematiek
Dat Fergusons echte creatieve emoties liggen in koloniale situaties, ‘en in opstand, opstand tegen het onderdrukkende’, wordt op een andere manier duidelijk als in 1977 Elias in Batavia en Jakarta verschijnt, een roman met aspecten van het oude Nederlands-Indië én van de tijd na de Japanse bezetting, die belletristisch nog niet eerder aan de orde kwam. Het verhaal is daardoor een synthese geworden van alle facetten van het Indiëthema, dat vanaf het midden van de jaren zeventig een vooraanstaande plaats in haar oeuvre gaat innemen: het Eurocentrische denken; de seksualiteit, die eerder al een rol speelde in verhalen als ‘Paradise lost’ (in Anna en haar vader) en ‘Het slechte pad’ (in Zondag en maandag); de doodsangst en de vastberadenheid de Japanse kampen te overleven, het centrale thema in Mammie ik ga dood (1976); de chaotische bersiaptijd en de hernieuwde kennismaking met Nederland, die vooral gekenmerkt wordt door onbegrip en vervreemding, door het onvermogen in de westerse samenleving een eigen plaats te vinden. Zij belicht deze problematiek uitvoerig in de roman Chaos (1983).
Elias in Batavia en Jakarta beschrijft de verwording van het
| |
| |
gezin Bakkers: Laura, Albert en hun kinderen Elias en Lottie. Door de Japanse bezetting worden zij niet alleen letterlijk van elkaar gescheiden, maar na de oorlog blijken zij ook geestelijk en gevoelsmatig van elkaar vervreemd, en als de auteur hen in de slothoofdstukken, dertig jaar na de Indonesische onafhankelijkheid, nog één keer ten tonele voert, zijn Laura en Albert gescheiden, is Lottie dood en dwaalt Elias rond op Java, op zoek naar zichzelf.
In deze roman heeft Ferguson willen laten zien hoezeer de ‘politiek’ het leven van een gezin totaal ondersteboven kan werpen en hoe het dekolonisatieproces zich voltrekt in de psyche van een aantal mensen. In tegenstelling tot haar vroegere werk wilde zij nu nadrukkelijk de boodschap vooropstellen, waardoor eigenlijk voor het eerst het grote aantal bespiegelingen volledig gerechtvaardigd is. Elias in Batavia en Jakarta is daarom niet een soort Bildungsroman (waarvan hij zeker ook trekjes heeft) of een sociaal-geëngageerd betoog over de verhouding tussen de Nederlander en de Indonesiër vanaf circa 1938 tot en met nu (zoals de auteur het boek zelf eens noemde), maar een gefictionaliseerd pleidooi voor de geweldloze zelfbepaling van het individu en voor een supranationaal bewustzijn. Als helemaal op het laatst de ‘communist’ John Lavalette Elias' beeld van de Indonesische samenleving verder inkleurt, is het dan ook in feite de auteur zelf die spreekt: ‘Waar we ècht mee bezig zijn... maar dat heeft mij ook tijd gekost om zover te komen... dat is met een poging tot verandering van het bewustzijn. Vanuit een boven-nationaal bewustzijn kunnen de structuren op nieuwe manieren worden opgetrokken; dat geldt zowel voor economische als politieke als sociale structuren. Dit bewustzijn is een uitgangspunt. Van daaruit kan een nieuwe wereldorde groeien.’
| |
Kunstopvatting
Kunstopvatting In het Indiëthema concentreren zich de meeste belangrijke drijfveren achter Fergusons schrijverschap: het schrijven om nooit te vergeten, om op te wekken tot nadenken over de persoonlijke consequenties van een stuk geschiedenis, om fundamentele kritiek te geven op het bestaan zoals dat vaak wordt geleefd.
| |
Traditie
Kritiek
Traditie Het thema heeft haar ook een eigen plaats bezorgd in de Nederlandse literatuur - behalve haar reisboeken is ‘Indië’
| |
| |
een van de weinige aspecten van haar werk die in de literaire handboeken en naslagwerken opgemerkt worden - iets waartoe zeker ook het feit heeft bijgedragen dat Rob Nieuwenhuys in zijn Oost-Indische spiegel enkele alinea's aan haar oeuvre wijdt. Nieuwenhuys laat er overigens weinig twijfel over bestaan dat haar ‘Indische’ werk hem meer bekoort dan de rest, die hij te literair vindt. Haar ‘moderne’ werkwijze - qua inhoud en verteltechniek zijn Fergusons eerste romans verre van conventioneel - heeft volgens hem geleid tot een ‘algehele overbelasting, tot een te grote nadrukkelijkheid, tot overvolledigheid en een opeenstapeling van huilbuien, hysterische aanvallen, erotische frustraties enzovoorts’.
Die kritiek is zeker niet nieuw en mag in het algemeen als representatief gelden voor de waardering die de critici voor Fergusons boeken hebben. Terwijl zij zich in meerderheid positief uitlieten over de verhalen die later opnieuw werden gebundeld in Hollands-Indische verhalen (1974), stoorden velen van hen zich bij het lezen van haar overige werk niet zelden aan de nadrukkelijke verhaalstructuur, de geforceerde dialogen en het feit dat haar personages vaak weinig meer zijn dan typen. ‘Ik ben niet zo'n succes als auteur,’ constateert Ferguson dan ook niet ten onrechte in een interview met Ischa Meijer.
| |
Verwantschap
Vooral Elias in Batavia en Jakarta maakt duidelijk, dat zij het Indiëthema in haar werk ruimer wenst te interpreteren dan Nieuwenhuys doet. ‘Iedere schrijver heeft zijn eigen Indië,’ merkt zij op in haar reisverslag Nu wonen daar andere mensen... terug op Java (1974). Zij distantieert zich daarin dan ook nadrukkelijk van collega-auteurs als Maria Dermoût, Aya Zikken en Tjalie Robinson, want ‘al die schrijvers toveren mij een Indië voor dat ik wel herkén maar dat ik mij nooit bewust ben geweest als mijn wereld’. Indië is voor haar een model van de werkelijkheid, dat duidelijk maakt hoezeer mensen onder invloed van maatschappelijke veranderingen zelf ook wezenlijk veranderen. Maar Indië is ook en vooral haar ‘innerlijk landschap’, haar ‘Es’: ‘Mijn Indië - dat was een Indië [...] van het naar liefde, sexualiteit en erotiek hunkerende lichaam.’
| |
Thematiek
Het verslag van haar weerzien van Java is, evenals de vier andere reisboeken die zij tussen 1972 en 1981 schreef, onder
| |
| |
andere geïnspireerd door het verlangen de generaliserende manier van verslaggeving in de Nederlandse pers te toetsen aan de realiteit ter plaatse. Ze blijkt er nauwelijks op uit haar lezers te overladen met een schat aan (nieuwe) informatie; waar het haar om gaat is de zichtbare werkelijkheid als ‘belofte van de waarheid’. En of zij nu in Rusland is, in de Soedan (Khartoem), in Indonesië of in China, steeds weer moet zij vaststellen dat ‘het leven, mensen, wereld, gecompliceerder in elkaar zitten dan de machthebbers ons door de strot willen douwen’.
Hoewel zij voortdurend probeert de mensen die zij op haar reizen ontmoet - haar berichtgeving betreft altijd meer ontmoetingen met mensen dan situaties en gebeurtenissen - te zien ‘in their own right’, zoals ze ergens schrijft, blijft zij zich ervan bewust dat ook haar eigen ervaringen uiteindelijk beperkt zijn door haar culturele conditionering. ‘Vergeet jezelf - voor deze reis een Leitmotiv?’ vraagt ze zich aan het begin van haar Javareis af. Maar ze realiseert zich onmiddellijk dat dat voornemen weliswaar fraai is, ‘doch niet altijd uitvoerbaar’. Over het waargenomene valt immers steeds de schaduw van de waarnemer!
| |
Ontwikkeling
Relatie leven/werk
Na haar tweede bezoek aan de Volksrepubliek China wendt Margaretha Ferguson zich opnieuw naar ‘binnen’ want, zo had ze ooit al eens in een interview verteld, alleen in fictie kan Relatie leven/werk ze eerlijk zijn; fictie werkt bevrijdend. Dat neemt niet weg dat de relatie tussen haar persoon en haar werk in het algemeen hecht is en in een aantal gevallen (de Hollands-Indische verhalen, de roman Chaos) ook duidelijk aanwijsbaar. ‘In het pogen leven te transformeren tot schrijven ben ik niet zo ver gegaan,’ evalueert zij in ‘Ik weet nauwelijks wat er gaat gebeuren’. Schrijven is immers in de eerste plaats een poging haar eigen leven volledig te maken en dat betekent dat haar werk uiteindelijk altijd over haarzelf gaat. Dat wil echter niet zeggen dat alles zuiver autobiografisch zou zijn of echt zo gebeurd, want ‘wie niet de moed heeft de werkelijkheid te overstijgen, zal nooit reiken aan de waarheid’ (Brief aan niemand).
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Margaretha Ferguson, Anna en haar vader. Verhalen. Amsterdam 1959, De Arbeiderspers, De Boekvink 73, VB. (gedeeltelijk herdrukt in Hollands-Indische verhalen en Neurotisch winkelen) |
Margaretha Ferguson, Zondag en maandag. Verhalen. Amsterdam 1960, De Arbeiderspers, De Boekvink 86, VB. (gedeeltelijk herdrukt in Hollands-Indische verhalen en Neurotisch winkelen) |
Margaretha Ferguson, Onmogelijke mensen. Amsterdam 1962, De Arbeiderspers, Giraffeboeken, R. |
Margaretha Ferguson, Het bloed en de haaien. Amsterdam 1965, De Arbeiderspers, Grote ABC 29, R. (herdrukt onder de titel Maanlicht en middagzon, 's-Gravenhage 1982, Nijgh & Van Ditmar) |
Margaretha Ferguson, Onstuimig Rusland. Moskou/Tasjkent/Tbilisi/Jerewan. 's-Gravenhage 1972, Leopold, Reisverslag. |
Margaretha Ferguson, Mijn vrienden in Khartoem. 's-Gravenhage 1973, Leopold, Reisverslag. |
Margaretha Ferguson, Hollands-Indische verhalen. Den Haag 1974, Leopold, VB. (waarin opgenomen gedeelten uit Anna en haar vader en Zondag en maandag) (tweede druk 1984, Nijgh & Van Ditmar) |
Margaretha Ferguson, Nu wonen daar andere mensen... terug op Java. Den Haag 1974, Leopold, Reisverslag. |
Margaretha Ferguson, Een Haagse dame in China. Den Haag 1975, Leopold, Reisverslag. |
Margaretha Ferguson, Neurotisch winkelen. Verhalen. Den Haag 1975, Leopold, VB. (waarin opgenomen gedeelten uit Anna en haar vader en Zondag en maandag) |
Margaretha Ferguson, Mammie ik ga dood. Aantekeningen uit de Japanse tijd op Java 1942-1945. Den Haag 1976, Leopold, D. |
Margaretha Ferguson, Elias in Batavia en Jakarta. Den Haag 1977, Leopold, R. (tweede druk 1985, Nijgh & Van Ditmar) |
Margaretha Ferguson, Zeven straten en een park. Den Haag 1977, Leopold, Autobiografie. |
Margaretha Ferguson, Zon en andere doodsverhalen. Den Haag 1980, Leopold, VB. |
Margaretha Ferguson, China gewoon: een verslag. Den Haag 1981, Leopold, Reisverslag. |
Margaretha Ferguson, Maanlicht en middagzon. 's-Gravenhage 1982, Nijgh & Van Ditmar, R. (tweede, gewijzigde druk van Het bloed en de haaien) |
Margaretha Ferguson, Chaos. Roman. 's-Gravenhage 1983, Nijgh & Van Ditmar, R. |
Margaretha Ferguson, Brief aan niemand. Dagboekfragmenten 1948-1984. 's-Gravenhage 1985, Nijgh & Van Ditmar, D. |
Margaretha Ferguson, ‘Ik weet nauwelijks wat er gaat gebeuren.’ In: Anja Meulenbelt (samenstelling), Wie weegt de woorden. De auteur en haar werk. Amsterdam 1985, Sara, pp. 90-110, E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Kees Fens, Het huilen en het afgrijzen. In: De Linie, 1-9-1959. (over Anna en haar vader) |
Jos Panhuijsen, In het kleine groot. In: Het Binnenhof, 18-3-1961. (over Zondag en maandag) |
Clare Lennart, Het ware leven betrapt. In: Elsevier, 2-9-1961. (over Zondag en maandag) |
Kees Fens, Leven uit de tweede hand. In: De Tijd-Maasbode, 11-8-1962. |
Beb Vuyk, Onmogelijke mensen in een kolderrijk boek. In: Vrij Nederland, 8-9-1962. (over Onmogelijke mensen) |
Marie Schmitz, Een heldere roman over onmogelijke mensen. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 22-9-1962. (over Onmogelijke mensen) |
Rico Bulthuis, Margaretha Ferguson schreef een analyserende terugblik. In: Haagsche Courant, 20-11-1965. (over Het bloed en de haaien) |
Anne Wadman, De vangarmen van de jeugd. In: Leeuwarder Courant, 12-3-1966. (over Het bloed en de haaien) |
Johan van der Woude, Het reizen als remedie tegen onzindelijk denken. In: Nieuwsblad van het Noorden, 30-8-1972. (over Onstuimig Rusland) |
Ab Visser, Confrontatie met een droom. In: Leeuwarder Courant, 9-9-1972. (over Onstuimig Rusland) |
Jan Willem Hofstra, Mijn vrienden in Khartoem. In: De Tijd, 18-8-1973. |
Pierre H. Dubois, Margaretha Ferguson op verkenning in Khartoem. In: Het Vaderland, 12-1-1974. (over Mijn vrienden in Khartoem) |
Helma Wolf-Catz. Nu wonen daar andere mensen. In: Amersfoortse Courant, 1-2-1975. (over Nu wonen daar andere mensen en Hollands-Indische verhalen) |
Corina Engelbrecht, De Haagse dame van Het Vaderland. In: Het Vaderland, 16-12-1975. (interview) |
Hella Haasse, Over Margaretha Ferguson. In: Bzzlletin, jrg. 3, nr. 23, 1975, pp. 22-23. (met name over de ‘Indische’ verhalen) |
Johan van der Woude, Een Haagse dame in China: poging tot onbevangen reactie. In: Nieuwsblad van het Noorden, 20-2-1976. |
Pierre H. Dubois, Visie op een andere wereld - Een Haagse dame in China. In: Het Vaderland, 17-7-1976. |
Ab Visser, Moederschap en feminisme. In: Leeuwarder Courant, 5-3-1977. (over Mammie ik ga dood) |
Pierre H. Dubois, Zeven straten en een park. In: Het Vaderland, 20-8-1977. |
André Matthijsse, ‘Vergeten is een misdaad’. In: Het Vaderland, 12-11-1977. (interview over vooral Elias in Batavia en Jakarta) |
Corine Spoor, ‘Schrijven geeft je een greep op de werkelijkheid’. In: De Tijd, 3-3-1978. (biografisch interview) |
Herman Leys, Terug naar Java. In: De Standaard, 7-4-1978. (over Elias in Batavia en Jakarta) |
Hanneke van Buuren, Tempo doeloe. In: Ons Erfdeel, jrg. 22, nr. 3, mei-juni 1979, pp. 431-433. (over Elias in Batavia en Jakarta) |
André Matthijsse, Stilistische aarzeling bij Margaretha Ferguson. In: Het Vaderland, 5-7-1980. (over Zon en andere verhalen) |
Jaap Goedegebuure, Dodelijk vervelend. In: De Volkskrant, 23-8-1980. (over Zon en andere verhalen) |
W.F. Wertheim, China gewoon - een ongewoon boek. In: De Nieuwe Linie, 3-2-1982. |
Joke Linders-Nouwens, Chaotische roman van Margaretha Ferguson. In: Haarlems Dagblad, 22-10-1983. (over Chaos) |
Sarah Verroen, Margaretha Fergusons afrekening met de oorlog. In: Opzij, mei 1984, pp. 14-17. (interview waarin vooral haar vrouwzijn benadrukt wordt) |
| |
| |
Theo Wilton van Reede en Arjan Onderdenwijngaard, Een draad van angst. Over Japanse vrouwenkampen en het leven daarna. 's-Gravenhage 1984. (biografisch interview waaraan ook deelnemen Johanna Hermana de Haas-Posthuma, Marijke Thé-Wertheim, Eliza Thomson, Annie Henriëtte Wertheim-Gijse Weenink en War van der Woude) |
Hans Warren, Brief aan niemand. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 28-9-1985. |
Ischa, Margaretha Ferguson: ‘Een verlossing’. In: Vrij Nederland, 28-9-1985. (interview) |
Hans Visser, ‘Die weerzin tegen Holland is gebleven’. In: Noordhollands Dagblad, 10-12-1985. (interview) |
24 Kritisch lit. lex.
februari 1987
|
|