| |
| |
| |
Stephan Enter
door Dick van der Klis
1. Biografie
Stephan Enter werd geboren op 20 oktober 1963. Hij groeide op in een gereformeerd milieu in Voorthuizen en Barneveld, dat hij als warm en liefdevol ervoer.
Op zijn elfde jaar schreef hij al zijn eerste verhaal. Halverwege de middelbare school besloot hij schrijver te worden en Nederlands te gaan studeren. Dat laatste deed hij van 1986 tot 1989 aan de Rijksuniversiteit van Utrecht, tegelijk met Keltische talen en cultuur, waarvoor hij enkele malen Ierland bezocht. Geen van beide studies rondde hij af.
Als student schreef hij poëtisch proza en twee romans, maar hij debuteerde pas in 1997 in het tijdschrift Tirade met het verhaal ‘Macho’, dat later werd opgenomen in zijn eerste verhalenbundel Winterhanden (1999). In hetzelfde tijdschrift verschenen ook enkele andere verhalen.
Winterhanden en Lichtjaren (2004) stonden op de shortlist van de Libris Literatuur Prijs en werden ook voorgedragen voor de Gerard Walschapprijs. Het eerste boek werd tevens genomineerd voor de Debutantenprijs. Zijn derde boek, Spel (2007), kreeg een nominatie voor de Halewijnprijs van de stad Roermond. Van dit boek verscheen in 2009 een Duitse vertaling. Hij beoordeelde vanaf 2006 tot 2008 verhalen in het radio- en internetprogramma Duizend woorden van uitgeverij Nieuw Amsterdam en de VPRO. Stephan Enter woont sinds zijn studietijd in Utrecht. Hij treedt weinig in de publiciteit, waardoor er weinig biografische gegevens over hem bekend zijn. Van de informatie die wel gepubliceerd is, is het niet altijd zeker of deze correct is, want de auteur werkt niet mee aan de verificatie daarvan.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Het werk van Stephan Enter vertoont een sterke samenhang. De kern van zijn oeuvre wordt gevormd door de existentiële eenzaamheid van de mens in een vijandige wereld. Al in de zes verhalen in zijn debuut Winterhanden (1999) zijn de hoofdpersonen - allemaal jongens en jongemannen - zeer onzeker over de manier waarop ze zich moeten gedragen. De titel duidt daar al op: winterhanden zijn gevoelloos, wat symbolisch aangeeft dat de hoofdpersonen niet goed met een situatie kunnen omgaan. Ze tonen weinig daadkracht en proberen buitenstaander te blijven door koel en afstandelijk de buitenwereld te observeren om zo het lot te bezweren. Ze raken in zichzelf gekeerd, kijken toe, maar grijpen niet in. Bovendien kunnen ze moeilijk verwoorden wat er in hen omgaat en verlopen de contacten met meisjes en vrouwen problematisch. Als ze dan toch wat (moeten) ondernemen, zijn ze bang voor een verkeerde afloop en willen ze deze angst compenseren door de bewondering van anderen af te dwingen. Daarmee roepen ze het onheil over zich af. De anderen doorzien hun handelwijze namelijk.
De brugklasser Marcel bijvoorbeeld, in het verhaal ‘Postzegels’, vertelt in een spreekbeurt over zijn verzameling. Omdat hij kennelijk gewend is met mooie spullen om te gaan, zadelt de klassenleraar hem op met het klassenboek. Zijn klasgenoten doorzien zijn opschepperigheid en pesten hem daarom. Ook de hoofdpersonen uit de andere verhalen in Winterhanden zijn en blijven Einzelgänger. Tragisch is dat zij zich te laat realiseren dat goede contacten met anderen wel mogelijk zijn. Een voorbeeld is Roland in ‘Bederf’. Hij plakte regelmatig met zijn opa zonder veel te zeggen vliegtuigplaatjes in een album. Pas nadat zijn opa is gestorven en hij het wat verpulverde album in handen krijgt, realiseert hij zich dat hij met hem een goede band had kunnen hebben.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
De roman Lichtjaren (2004) lijkt een uitwerking van ‘Zeevonken’, het laatste verhaal uit Winterhanden. In beide staat de relatie tussen de hoofdpersonen Nils Groede en Hella Roukens centraal. In Lichtjaren reconstrueert Nils zijn relatie met Hella. Dat die relatie niet zal standhouden, is feitelijk al af te lezen aan hun
| |
| |
werk. Volgens Nils heeft muziek een ‘vooruitstrevend karakter’; dus meent hij dat Hella, die pianiste is, naar de toekomst kijkt. Als onderzoeker van verschijnselen die lichtjaren geleden hebben plaatsgevonden, kijkt Nils zelf terug in de tijd. Het is de vraag of de toekomst, dan wel het verleden bepalend is in je leven en welke consequenties het een of het ander heeft voor het heden. Nils heeft een obsessie voor het verleden en leeft daardoor te veel in herinneringen. Volgens Hella, die voor haar carrière, dus voor de toekomst kiest, kan hij zich nooit echt in het moment, het heden, verliezen. Hij observeert en registreert, in plaats van verliefd te zijn en zich als zodanig te gedragen. Hij is te passief en te angstig als het gaat om overgave en intimiteit. Via vele details probeert hij in zijn aantekeningen Hella op te roepen en haar als wetenschapper als het ware in een formule te vatten, maar dat lukt uiteraard niet. Zelfs speelt hij een spel met Hella door net te doen alsof hij een vriendin heeft. Hij zit gevangen in zijn observaties en blijft steken in beelden die het zicht op de wereld zoals die werkelijk is verhinderen. Net als sommige personages in Winterhanden beseft hij te laat dat hij zijn kans op geluk heeft laten lopen: Hella had voorgesteld te gaan samenwonen, maar hij voelde daar niet voor.
Uit veel motieven in de roman blijkt zijn verkeerde kijk op de wereld. Zo is er onder andere sprake van beslagen ramen en brillenglazen en kan Nils zich, als hij alleen is, nooit Hella's gezicht voor de geest halen. Hij wordt dan ook ‘een blinde’ genoemd. Net als in Winterhanden demonstreert Enter in deze roman de onvolkomenheid van menselijke contacten, waardoor geluk onbereikbaar blijft. Het begrip lichtjaren is ook een metafoor voor de enorme afstand die tussen mensen bestaat. Met Spel (2007) keert Enter terug naar de Bildung van jongens en jongemannen die hij beschreef in Winterhanden. In deze roman wordt in elf verhalen de ontwikkeling beschreven van Norbert Vijgh van een jongetje van ongeveer negen jaar tot een adolescent van negentien. In elk verhaal staat een spel centraal, dat laat zien hoe de verhoudingen tussen Norbert en de mensen in zijn omgeving zijn. Steeds gaat het op de een of andere manier om loyaliteit: aan een vriendschap, aan de liefde, aan de familieafkomst, aan de geboortestreek, et cetera. De regels van
| |
| |
een spel bieden aanvankelijk houvast aan buitenstaander Norbert. Hij leert ook nieuwe spelregels over de verhoudingen tussen mensen, maar een visie waarmee hij de rest van zijn leven toe kan, levert dat niet op. Langzaamaan verliest hij zijn onschuldige kijk op de wereld. Dat komt mede doordat in de spelletjes gaandeweg onderwerpen aan de orde komen die meer bij volwassenen horen, zoals vandalisme en seksualiteit.
Bij een spel gaat het niet alleen om de regels die daarbij gelden. De spelers gebruiken ook hun verbeelding. Spel gaat daardoor ook over de vraag wat de houdbaarheid van de verbeeldingskracht is. De roman geeft zicht op de manier waarop mensen in hun jeugd, maar ook later, vanuit hun verbeelding met behulp van een verhaal zin proberen te geven aan hun leven, houvast te bieden in het moeilijke bestaan. Maar een spel of de verbeelding is de werkelijkheid niet, zoals ook al bleek in Lichtjaren, waarin Nils een vriendin verzint. Dat illustreert onder andere het laatste en langste verhaal, ‘Scrabble’. Tijdens de rouwdienst na het overlijden van zijn grootmoeder haalt Norbert herinneringen aan haar op. Tien zomers achter elkaar is hij met haar op vakantie geweest in haar huis in Zwitserland. Als hij met scrabbelen eindelijk van haar wint, vindt zijn grootmoeder hem oud en wijs genoeg en vertelt zij een heel ander verhaal over haar huwelijk en de dood van haar echtgenoot dan wat hij tot dat moment kende. Uiteindelijk realiseert Norbert zich, net als Nils in Lichtjaren, dat hij nergens bij hoort en dat hij in zijn eenzaamheid de verworven regels moet loslaten en zelf zijn keuzes in het leven zal moeten maken.
| |
Relatie leven/werk
In een interview met Martijn Meijer (2006) verklaarde Enter dat hij zijn verhalen verzint met gebruikmaking van autobiografisch materiaal. Volgens hem is het geheugen veruit het beste archief voor een schrijver. Net als Nils in Lichtjaren groeide Enter op in een gereformeerd Veluws gezin en is hij gaan studeren in Utrecht. Net als Nils ook noemt hij zich een rationalist en heeft hij het geloof wel afgezworen, maar zet hij zich er niet tegen af, zoals auteurs als Jan Wolkers en Maarten 't Hart gedaan hebben. Daarbij komt dat de plaats van handeling van Spel, Brevendal, een anagram is van Barneveld, waar Enter opgroeide. Verder lijkt het uiterlijk van hoofdpersoon Norbert op dat van Enter en
| |
| |
is het laatste hoofdstuk bedoeld als hommage aan zijn in 2005 gestorven grootmoeder. Hij heeft verklaard dat de obsessies van de personages in zijn werk vaak de zijne zijn, of dat het obsessies zijn die hem intrigeren.
| |
Techniek / Kunstopvatting
Tegenover Meijer merkte Enter ook op dat hij personages het belangrijkste vindt in een verhaal. Hij beschrijft hun obsessies en emoties en hoe ze óp elkaar inwerken binnen een plot. Hij verricht veel onderzoek om een verhaal authentiek te maken. Hij is altijd op zoek naar sprekende details die onmiddellijk alles zeggen over een personage of situatie. Het gaat hem om de techniek van showing, not telling, hij geeft geen psychologische uitleg, maar laat de lezer meeleven met de personages door uitvoerig vooral hun zintuiglijke gewaarwordingen te beschrijven.
Enter besteedt veel aandacht aan de vorm van zijn verhalen. In Lichtjaren bijvoorbeeld bestaan de even hoofdstakken uit herinneringen van de hoofdpersoon Nils aan Hella, terwijl de oneven hoofdstakken zich in het verhaalheden afspelen, met flashbacks waarin door associaties herinneringen worden opgeroepen. Door deze afwisseling houdt de auteur de spanning in stand. Enter probeert zijn verhalen subtiel of dubbelzinnig te laten eindigen, zodat de spanning niet wegebt. In Spel heeft elk verhaal een ander vertelperspectief, waardoor we hoofdpersoon Norbert van verschillende kanten leren kennen. In de latere hoofdstakken treedt steeds vaker de hoofdpersóon als ik-verteller op, die meer en meer reflecteert op zijn doen en laten. Zo demonstreert Enter ook vormtechnisch Norberts volwassen worden.
| |
Stijl / Kunstopvatting
Tegen Onno Blom zei Enter al, in zijn allereerste interview (1999): ‘Stijl is het eerste en laatste criterium’. De taal maakt de personages tot wat ze zijn en bepaalt hun verhouding tot anderen, hun sociale status. Elk personage wordt door hem geportretteerd in de taal die bij zijn of haar milieu past. De taal is zelfs de sleutel om toegang te krijgen tot een ander milieu.
| |
Visie op de wereld / Kunstopvatting
Enter heeft een voorkeur voor kunstig geconstrueerde ritmische zinnen met een precieze, soms archaïsche woordkeus. Hij heeft een afkeer van sentimentele en pathetische clichés. De ‘ernst’ van zijn verhalen wordt gerelativeerd door ironiseringen, bijvoorbeeld in het verhaal ‘Poppenkast’ uit Spel, waarin de
| |
| |
catechisatielessen kritisch en humoristisch worden beschreven. Enters visie op de wereld is bepaald door de literatuur die hij heeft gelezen vanaf het moment dat hij besloot schrijver te worden. Hij schrijft omdat hij een wereld wil verzinnen waar hij zich vervolgens in wil begeven. Schrijven vindt hij zijn meest zinnige bezigheid. Een goed verhaal, zo zegt Enter in het eerder genoemde interview, moet over dingen gaan die universeel menselijk zijn, zoals jaloezie, angst of zelfoverschatting. Het is zijn bedoeling de lezer op een andere manier naar emoties, mensen en levens te laten kijken dan die tot op dat moment heeft gedaan. Wat in bijna alle verhalen opvalt, is de reflectie op de kindertijd en de jeugd. De verschillende levensfasen bepalen het taalgebruik en de sfeer. In Spel bijvoorbeeld zijn die magisch en dromerig als Norbert een jongen is; als puber beziet Norbert de wereld realistischer en als jongvolwassene kijkt hij nostalgisch terug.
| |
Verwantschap / Traditie
Enters hele werk is doortrokken van vergankelijkheidsbesef. De tragiek van het hele leven is volgens hem dat je iedere leeftijdsfase alweer verlaten hebt zonder je ervan bewust te zijn dat je erin verkeerde. Duidelijk laat Enter merken dat de ideale leeftijd voor hem ongeveer twaalf jaar is. Je kunt dan de hele wereld nog ontdekken, maar tegelijkertijd heb je bij problemen nog de mogelijkheid te schuilen in het veilige gezin. Enter lijdt op latere leeftijd niet direct aan het leven, maar net als zijn personages heeft hij volgens eigen zeggen weinig talent om gelukkig te zijn. In zijn voorkeur voor vrij lange beschrijvingen van eenzame jongens in een wat gedragen stijl met weinig handeling, gaat Enter in tegen de literaire tijdgeest, waarin vele, vaak dramatische gebeurtenissen en liefst ook nog wat engagement populair zijn. De sfeer in zijn werk lijkt op die van het fin de siècle aan het eind van de negentiende eeuw. Zijn boeken kunnen naturalistisch genoemd worden, omdat de personages gedetermineerd zijn en ze heel precies worden beschreven. Zo lijkt Nils, in Lichtjaren, in zijn lethargie op Eline Vere in de gelijknamige roman van Louis Couperus.
In de Nederlandse literatuurgeschiedenis komen meer beschrijvingen voor van jongens die eenzaam en onbegrepen door leeftijdgenoten door het leven gaan. Voorbeelden zijn Anton
| |
| |
Wachter in de achtdelige reeks romans over hem van Simon Vestdijk, Werther Nieland in de gelijknamige novelle van Gerard Reve en Ewout Meyster in De opdracht van Wessel te Gussinklo. Aan deze personages zijn die van Enter verwant. Wat de stijl betreft, spiegelt Enter zich graag aan A. Alberts en vooral aan Nescio. Daarbij gaat het met name om de precieze beschrijvingen en de kunst van het weglaten.
Veelzeggend is dat Enter een van zijn weinige essays wijdde aan W.F. Hermans (2001). Dat Nils in Lichtjaren bij zijn promotie manchetknopen krijgt - een detail dat ook in Nooit meer slapen een cruciale rol speelt - is een eerbetoon. Het nihilistische wereldbeeld van Hermans past bij de vijandige wereld die Enter beschrijft.
Ook buitenlandse schrijvers hebben veel invloed op Enters werk. Het duidelijkst is dat in Spel, waarin elk verhaal in stijl, toon en onderwerp een eerbetoon is aan een schrijver die hij hoogacht. Zo is het derde verhaal, ‘Job’, geïnspireerd door het werk van Vladimir Nabokov, met zijn aandacht voor treffende details. Tijdens een kerkdienst ondervindt hoofdpersoon Norbert allerlei zintuiglijke gewaarwordingen, die Enter zeer uitvoerig beschrijft.
| |
Kritiek
Kritiek Critici beoordelen het werk van Enter vanaf zijn debuut vrij eensgezind gunstig. Winterhanden is herhaaldelijk gekwalificeerd als ‘prachtig’ en ‘voorbeeldig’. Lichtjaren kreeg wisselende reacties. Als negatief punt werd vooral de wijdlopigheid genoemd. Maar er waren ook zeer positieve recensies, die merkwaardig genoeg soms juist de stijl roemden. Zo vond Bert Bultinck (De Morgen) het boek ‘razend knap geschreven’. Spel werd weer in het algemeen goed ontvangen. Daniëlle Serdijn bijvoorbeeld sprak van ‘een uitzonderlijke roman’ en Sonja de Jong vond dat het boek de Libris Literatuur Prijs verdiende.
| |
Publieke belangstelling
De waardering van het lezerspubliek voor Enters werk vertoont een stijgende lijn. Zijn debuut werd ondanks de gunstige recensies maar matig verkocht. Lichtjaren kende een tweede druk als pocket en Spel haalde een derde druk.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Stephan Enter, Winterhanden. Amsterdam 1999, Van Oorschot, VB. |
Stephan Enter, Marionetten of karakters. In: Raymond J. Benders en Wilbert Smulders (red.), Apollo in Brasserie Lipp. Bespiegelingen over Willem Frederik Hermans. Amsterdam 2001, De Bezige Bij / Willem Frederik Hermans Instituut, pp. 249-251, E. |
Stephan Enter, Lichtjaren. Amsterdam 2004, Van Oorschot, R. (2e druk 2007, Maarten Muntinga, Rainbow pocket 886) |
Stephan Enter, Spel. Amsterdam 2007, Van Oorschot, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Onno Blom, ‘In een kort verhaal mag geen zin mislukken’. Stephan Enter debuteert. In: Trouw, 23-12-1999. (interview) |
Xandra Schutte, De prijs van witlof. In: Vrij Nederland, 8-1-2000. (over Winterhanden) |
Wilfred Takken, Weer en tabak. In: NRC Handelsblad, 21-1-2000. (over Winterhanden) |
Monica van den Berg, Koud van eenzaamheid. In: Reformatorisch Dagblad, 2-2-2000. (over Winterhanden) |
Aleid Truijens, Walging die een uitweg zoekt. In: de Volkskrant, 11-2-2000. (over Winterhanden) |
Martje Breedt Bruyn, ‘Het oeuvre in mij’. In: Vrij Nederland, 4-3-2000. (interview) |
John Prins, Winterhanden. In: Opspraak, jrg. 6, nr. 13, maart 2000, p. 31. (over Winterhanden) |
Frank van Dijl, Twijfelaar in een verstild soort vroeger. In: Algemeen Dagblad, 10-4-2000. (over Winterhanden) |
Joris Gerits, De schil van een vrucht die medelijden heet. In: De Morgen, 19-4-2000. (over Winterhanden) |
Wilfred Takken, Weer een tabak. In: NRC Handelsblad, 21-4-2000. (over Winterhanden) |
Peter Middendorp, Op de rand van de roem. In: HP/De Tijd, 12-5-2000. (interview) |
Teunis Bunt, Stephan Enter is een kijker. In: Nederlands Dagblad, 12-5-2000. (over Winterhanden) |
Karin Lavrijsen, Winterhanden: tintelende beelden. In: Letterlik, jrg. 14, nr. 3, zomer 2000, pp. 52-54. |
T. van Deel, Veilig in je eentje: Nils lijdt aan uitdijende eenzaamheid. In: Trouw, 24-4-2004. (over Lichtjaren) |
Judith Jansen, Sterrenkundige observeert de liefde. In: de Volkskrant, 14-5-2004. (over Lichtjaren) |
Max Pam, Met de muziek mee. In: HP/De Tijd, 21-5-2004. (over Lichtjaren) |
Janet Luis, Geef haar maar eens ongelijk. In: NRC Handelsblad, 23-4-2004. (over Lichtjaren) |
Thomas van den Bergh, Massieve vergeefsheid. In: Elsevier, 22-5-2004. (over Lichtjaren) |
Arie Storm, Roman voor de onthaasting. In: Het Parool, 27-5-2004. (over Lichtjaren) |
Tjerk de Reus, Strijden tegen de chaos in de wereld. Stephan Enter publiceert roman over het zoeken naar zingeving. In: CV-Koers, 1-6-2004. (over Lichtjaren) |
Bert Bultinck, Gezocht: gezicht. In: De Morgen, 9-6-2004. (over Lichtjaren) |
Onno Blom, Ziende blind. In: De Standaard, 10-6-2004. (over Lichtjaren) |
Kees 't Hart, Jongen ontmoet meisje. In: De Groene Amsterdammer, 19-6-2004. (over Lichtjaren) |
Jeroen Vullings, De dierbaarste details. In: Vrij Nederland, 26-6-2004. (over Lichtjaren) |
Monica van den Berg, Het leven rekken als een luchtbel van taal. In: Nederlands Dagblad, 4-8-2004. (over Lichtjaren) |
Cyrille Offermans, Liefde, oneigentijds. Een diepgravende roman van Stephan Enter. In: Ons Erfdeel, jrg 47, nr. 5, november 2004, pp. 755-756. (over Winterhanden en Lichtjaren) |
Martijn Meijer, ‘De essentie zit in de details’. In: NRC Handelsblad, 11-8-2006. (interview) |
Lidewijde Paris, Over Stephan Enter. In: Vrij Nederland, 27-1-2007. (over Spel) |
Thomas van den Bergh, Drie vragen aan Stephan Enter. In: Elsevier, 17-3-2007. (interview) |
Sonja de Jong, Subtiel portret van een opgroeiende jongen. In: Haarlems Dagblad, 4-5-2007. (over Spel) |
Arie Storm, De taal houdt alles bijeen. In: Het Parool, 10-5-2007. (over Spel) |
Arjen Fortuin, Regels zijn er om te overtreden. De nieuwe roman van Stephan Enter raakt aan een fundamenteel thema van de literatuur. In: NRC Handelsblad, 11-5-2007. (over Spel) |
Daniëlle Serdijn, Achterneefjes van Anton Wachter. In: de Volkskrant, 18-5-2007. (over Spel) |
Jaap Goedegebuure, Ons soort mensen zon- |
| |
| |
der humor. In: Brabants Dagblad, 19-5-2007. (over Spel) |
Kees 't Hart, Eerst groen dan blauw dan geel. In: De Groene Amsterdammer, 25-5-2007. (over Spel) |
Dirk Leyman, Opgroeien en verliezen. In: De Morgen, 23-5-2007. (over Spel) |
Tjerk de Reus, Glans van een voorbije tijd. In: Reformatorisch Dagblad, 30-5-2007. (over Spel) |
Gert van de Wege, De jeugd van Norbert Vijgh. In: Nederlands Dagblad, 1-6-2007. (over Spel) |
Jann Ruyters, Spelenderwijs groot worden. In: Trouw, 2-6-2007. (over Spel) |
Atte Jongstra, Thuis in Brevendal. In: Leeuwarder Courant, 7-9-2007. (over Spel) |
Bertram Mourits, Een verhalenbundel die de rol van roman speelt, In: De Revisor, jrg. 35, nr. 1, januari/februari 2008, pp. 64-69. (over Spel) |
Teunis Bunt, Geen betere jeugd dan een gereformeerde jeugd. In: Liter, jrg. 11, nr. 52, 2008, pp. 11-18. (interview) |
122 Kritisch lit. lex.
september 2011
|
|