| |
| |
| |
Anna Enquist
door Kees van Domselaar
met een aanvulling door Elsje Frouws
1. Biografie
Anna Enquist is de schrijversnaam van Christa Broer, geboren op 19 juli 1945 te Amsterdam. Ze groeide samen met een jongere zus op in Delft, in een intellectueel gezin. Haar vader was als fysicus verbonden aan de Technische Hogeschool. De nadruk in het gezin lag, niet ongebruikelijk in de jaren van de wederopbouw, op hard werken. Het ontwikkelen van intellectuele vermogens werd thuis gestimuleerd, het gevoelsleven kreeg weinig aandacht. Na het gymnasium op het Christelijk Lyceum te Delft zou Enquist graag naar het conservatorium zijn gegaan, maar voor haar ouders was alleen een universitaire studie een optie. Enquist koos daarom voor de studie klinische psychologie te Leiden en rondde deze studie succesvol af (1963-1968). Daarna begon zij piano en cello te studeren aan het Haags conservatorium. In deze periode leerde zij haar man kennen, de Zweedse cellist Bengt Widlund. Samen kregen zij twee kinderen: dochter Margit (1974-2001) en zoon Wouter (1976). In 1976 rondde Enquist haar conservatoriumopleiding af en werd zij schoolpsycholoog aan het Sweelinckconservatorium te Amsterdam.
In de jaren tachtig volgde zij een opleiding tot psychoanalyticus, waarna zij een praktijk begon. Zij stopte met pianospelen toen spelen op niveau niet te combineren bleek met haar werk. In die periode begon zij gedichten te schrijven. In 1988 debuteerde zij als Anna Enquist in het tijdschrift Maatstaf, haar pseudoniem is een in Zweden gangbare naam, die zij compact en stevig vond klinken - van het bestaan van een Zweedse schrijver met dezelfde achternaam, Per Olov Enquist, was zij zich niet bewust. In 2000 stopte zij als psychotherapeut en werd fulltime auteur.
| |
| |
De CPNB vroeg haar in 2001 om het Boekenweekgeschenk te schrijven. In datzelfde jaar overleed haar dochter bij een verkeersongeluk. Daarna begon Enquist opnieuw, als overlevingsstrategie, met pianospelen.
Anna Enquist woont in Amsterdam Zuid-Oost. Ze houdt van soaps, detectives en is supporter van Feyenoord. Haar liefde voor voetbal uit zich in bijdragen aan het literaire voetbalblad Hard gras. Samen met onder anderen P.F. Thomése, Hugo Borst en Herman Koch geeft zij voorstellingen in het hele land met ‘Hard gras on tour’. Met de pianist Ivo Janssen treedt zij sinds 2001 regelmatig op met programma's waarin zij voorleest uit eigen werk en Janssen pianospeelt.
Vanaf 2005 maakt Enquist deel uit van het bestuur van het Letterkundig Museum en het bestuur van de vrienden van het Letterkundig Museum te Den Haag.
Voor haar literaire werk ontving zij vele prijzen: haar debuutbundel, Soldatenliederen, werd bekroond met de C. Buddingh'-prijs 1992 voor nieuwe Nederlandse poëzie, de bundel Jachtscènes met de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs 1993 en het gedicht ‘Essentie van het missen’ met de Gedichtendagprijs 2005. Voor haar romandebuut, Het meesterstuk, kreeg zij de Debutantenprijs 1994, voor Het geheim de Trouw Publieksprijs 1997, voor De thuiskomst de Prix du Livre Corderie Royale 2007; laatstgenoemde roman was in 2005 genomineerd voor de NS Publieksprijs. Contrapunt werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs 2009 en de Engelse vertaling, Counterpoint, voor de Impact Dublin Literary Award 2012. De toneelmonologen Struisvogels op de Coolsingel, die zij heeft geschreven in samenwerking met Antoine Uitdehaag en Anne Vegter, zijn bekroond met de Taalunie Toneelschrijfprijs 2005.
Vertalingen van haar werk verschenen in praktisch alle Europese landen, en ook in China, Armenië, Israël en India.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
Anna Enquist vestigde in vrij korte tijd haar naam als dichteres. Al gelijk vanaf de bundel Soldatenliederen, waarmee zij in 1991 als dichteres debuteerde, ondervond haar werk grote publieke belangstelling.
Drie jaar na haar dichterlijk debuut verscheen haar eerste roman, Het meesterstuk, die de aandacht trok van een breed publiek. Ook Het geheim, Enquists tweede roman (1997), bleek direct na verschijning een groot succes. De roman stond maandenlang bovenaan de verkooplijsten van ‘best verkochte boeken’. Gelet op het aantal herdrukken, zowel van de poëziebundels als van haar romans, en mede gelet op de ruime aandacht in de media voor de persoon van de schrijfster, kan men stellen dat Anna Enquist in betrekkelijk korte tijd een plaats heeft veroverd in het centrum van de publieke belangstelling voor Nederlandstalige literatuur.
| |
Thematiek
De relatief brede interesse van een groot publiek voor haar poëzie heeft wellicht te maken met de herkenbare wijze waarop in haar gedichten ‘het menselijk tekort’ aan de orde wordt gesteld. In algemene zin kan men stellen dat haar gedichten zijn terug te voeren op een even elementaire als algemene ervaring van het menselijk bestaan: de dingen zijn zoals zij zijn. Bovendien schuilt in de vormgeving van haar poëzie een sterk communicatief aspect, waarbij de aandacht niet zozeer op de mogelijkheden en onmogelijkheden van de taal wordt gericht, alswel op de grote levensvragen, die in haar poëzie soms op een onbekommerd huiselijke, dan weer op zwaar aangezette wijze worden geformuleerd.
| |
Traditie / Verwantschap
In een ruime context gezien kan men de poëzie van Enquist in verband brengen met een vrij vitale traditie in de Nederlandse poëzie, die van het anekdotisch-ironisch realisme, waartoe ook het werk van uiteenlopende dichters als M. Vasalis, Hanny Michaelis, Ellen Warmond, de vroege Rutger Kopland, Judith Herzberg en Ed Leeflang gerekend kan worden. Dit genre poëzie stelt veelal op indirecte wijze ‘grote gevoelens’ aan de orde en kiest daartoe een realistisch perspectief en een herkenbaar decor - het is poëzie, om met Enquist te spreken, die zich bevindt ‘aan de bovenkant van de diepte’.
| |
| |
| |
Relatie leven/werk
De poëzie van Anna Enquist heeft een autobiografische inslag. Zowel in de debuutbundel Soldatenliederen als in de latere bundels wordt het perspectief van waaruit de gedichten geschreven zijn, in sterke mate bepaald door de biografie van de auteur. Persoonlijke elementen, zoals haar werk als psychotherapeute/psychoanalytica, het moederschap, haar belangstelling voor klassieke muziek en haar verbondenheid met het landschap ten zuidoosten van Amsterdam, maken herhaaldelijk deel uit van haar literaire werk.
| |
Kunstopvatting / Relatie leven/werk
Daarbij biedt deze poëzie de lezer de mogelijkheid een relatie te veronderstellen tussen het werk van de psychoanalytica en dat van de dichter, zoals blijkt uit het gedicht ‘Spreekkamer’, waarin gesteld wordt dat beiden ertoe dienen bij te dragen dat ‘de ikonen van verlangen en verzet worden herkend’. Ook in de poëzie gaat het blijkbaar om het besef ‘dat het is zoals het is’ en dat men leert ‘zich te verzoenen / met de tijd’. In een vraaggesprek met Reinjan Mulder formuleerde Enquist de relatie tussen psychoanalyse en dichterschap als volgt: ‘Naar de vorm doe ik in de psycho-analyse en de poëzie dezelfde dingen. Als het goed is zitten de beide kanten, het analytische en het gevoelsmatige ook in mijn gedichten. Deze twee kanten zorgen ervoor dat er een spanning ontstaat. Als ik een gedicht mislukt vind, is dat meestal omdat er alleen maar emoties zijn, of alleen maar een abstracte samenvatting.’
| |
Thematiek
Dit spanningsveld tussen gevoel en verstand, beleving en analyse en tussen inspiratie en techniek vormt tevens een belangrijk motief in de roman Het geheim. ‘Wat haar ontroerd had, was oefenstof geworden,’ denkt Wanda Wiericke wanneer zij zich de eerste jaren herinnert van haar piano-opleiding op het conservatorium. Daar confronteerde leermeester Biermans haar destijds met zijn ‘geheim’: ‘Alles wat je voelt moet je vertalen in techniek. Als je speelt moet dat tweetalig zijn. Wie alleen in de technische taal kan spelen is misschien virtuoos, maar saai. Wie alleen de gevoelstaal spreekt is expressief, maar onbeheerst. Het geheim is de tweetaligheid.’
Het vormt wellicht een van de ‘geheimen’ van Enquists poëzie, dat er in de gedichten bij voortduring gepoogd wordt greep te krijgen op deze ‘tweetaligheid’, waarbij het expressieve ele- | |
| |
ment met name in de bundel Soldatenliederen sterk op de voorgrond treedt. De ‘verzoening met de tijd’ die wordt gezocht, gaat in deze bundel immers gepaard met formuleringen die eerder blijk geven van een opstandig soort vitalisme dan van een louterende gelatenheid. ‘Wij ontkomen niet aan de schreeuw / die de keel vernielt, aan de slag / die de vuist verbrijzelt’ staat er in ‘Sublimatie’, een gedicht uit de laatste afdeling. En het gedicht ‘Sluipmoord’ besluit met: ‘Waarom / ben ik dan verbeten op zoek naar / het handgemeen met de tijd, moet ik / almaar zo hevig wensen mijn mes / in zijn hals te plaatsen?’ De heftige toon, de agressieve aard van de gehanteerde beeldspraak en krijgskundige aanduidingen als ‘Decemberoffensief’, ‘Stormenderhand’, ‘Invasie’, ‘Capitulatie’ en ‘De veldtocht’ zijn even kenmerkend voor deze naar het surreële en het barokke neigende poëzie als de zowel vrolijke als grillige ironie die doorklinkt in de naam van de bundel.
De afdeling ‘Scheepgaan naar verder’ uit Soldatenliederen bevat zes gedichten waarin de tijd als grote tegenspeler wordt voorgesteld. ‘Tegen de groei’ heet het gedicht waarin een moeder te kennen geeft moeite te hebben met het volwassen worden van haar kinderen. ‘Zij glijden van mijn schoot / de wereld in, met roeiboten, / trompetten’. Als een boemerang leidt deze ervaring tot het besef van de kortstondigheid van het eigen bestaan. Hetgeen mag blijken uit het gedicht ‘Ossificatie’, dat de afdeling besluit en waarin een zekere verzoening wordt gezocht met de feiten van een voortschrijdende lichamelijke vervreemding, van ‘verstening’ en ‘verbeendering’:
Hoe langer ik besta, hoe meer
ik mij verzamel in het bot.
Een waagstuk. Huid en mond
en buik zijn niet meer mij. Wie
kust het jukbeen, vindt de scherpe
schouder in mijn mouw? Die in mijn
heupen vaart groet het skelet
dat ik zal zijn, na kind, na vrouw.
Buiten mijn tijd en weten om
wordt het bestaan tot hardheid
teruggebracht. Als ik zo door
| |
| |
verstening ben genaast, kom dan,
woestijnzand, met de guurste wind
en dek mij toe, vestig mijn plaats.
| |
Stijl / Techniek
Vrij zelden maakt Enquist in haar poëzie gebruik van vaste versvormen. De gedichten wekken de indruk dat de vormgeving op een ‘spontane’ en ‘natuurlijke’ manier totstandgekomen is. In dit verband noemde Guus Middag haar ‘een surrealistische bevlogene die zelf als het ware ook overvallen wordt door wat er uit haar bron opborrelt’.
De vele regelafbrekingen dragen eerder een ritmische dan een betekenisvolle functie en de vele klankovereenkomsten ondersteunen op een onnadrukkelijke en terloopse wijze de sfeer, de toon en het ritme van het gedicht. Stilistisch beschouwd kenmerkt Enquists barokke poëzie zich door tal van irrationele wendingen, door de vermenging van clichématige, triviale en archaïsche formuleringen, door snelle wisselingen tussen bombast en understatement, door het contrasteren van het lyrische en het epische en door de combinatie van grammaticale volzin en haperende ellips. Het betreft hier een aantal stilistische eigenaardigheden waarmee de gedichten veelal het spanningsveld betreden tussen het gezochte en het vindingrijke, tussen het verrassende en het onbeheerste, tussen zeggingskracht en pathetiek.
Ook de beeldspraak, doorgaans vrij traditioneel van aard, lijkt op spontaan-associatieve wijze tot stand te komen, zozeer zelfs, dat niet zelden in de volheid des gemoeds een zekere ‘onnauwkeurigheid’ te constateren valt, zoals in het gedicht ‘Laatste zomer met de kinderen’ uit Een nieuw afscheid (1994).
| |
Kritiek
Dat gedicht gaf de criticus Marc Reugebrink aanleiding om in een uitvoerige bespreking op een even heftige als afkeurende wijze duidelijk te maken hoe problematisch het in zijn ogen is om in Enquists beeldspraak enige samenhang te ontdekken. Maar ook ten aanzien van het slot van ‘Ossificatie’ kan gemakkelijk worden opgemerkt dat, klimatologisch beschouwd, ‘woestijnzand’ zelden met ‘de guurste wind’ komt aangewaaid. Een en ander maakt wellicht duidelijk waarom de jury van de
| |
| |
C. Buddingh' prijs van oordeel was dat het werk van Enquist ‘geen exegeten maar lezers verdient’.
Daarbij blijft het hoogst opmerkelijk dat deze vrij expressieve poëzie zulke getergde en heftige reacties weet op te wekken in de veelal rustige vijver van de Nederlandse poëziekritiek. Naast de sterk polemiserende besprekingen van Reugebrink, Beurskens en Warren wijst ook het pamflet Waarom zijn de gedichten van Anna Enquist zulke shitgedichten van Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes, op deze bijzondere eigenschap van Enquists poëzie.
| |
Relatie leven/werk
Hoewel sommige critici de expressieve aard en de aanwezige emotionaliteit van haar eerste publicaties in verband brachten met de belevingswereld van een adolescent, begon Enquist pas op latere leeftijd met schrijven. Zij debuteerde op 46-jarige leeftijd, niet lang nadat zij haar carrière als pianiste had afgebroken. Zowel in haar poëzie als in haar romans put zij echter in ruime mate uit haar ervaring met de wereld van de muziek, waarin zij jarenlang werkzaam was.
Het gaat daarbij niet alleen om de talloze verwijzingen, zowel in haar poëzie als in haar proza, naar het werk van componisten uit de tijd van de barok en de romantiek. Ook het milieu van uitvoerende musici komt herhaaldelijk ter sprake, zoals in de roman Het geheim.
| |
Techniek
In haar poëzie vormen muzikale noties vaak het uitgangspunt bij de afzonderlijke gedichten. Maar ook bij de opbouw van de bundels gebruikt zij allerlei muzikale elementen, zoals tempoaanduidingen en compositievormen, die zij ontleent aan de muziekleer en die in haar poëzie een structurerende rol vervullen. Zo bestaat de bundel Soldatenliederen uit acht afdelingen, van de afdeling ‘Ouverture’ tot en met de afdeling ‘Zang en dans’, waarbij het eerste gedicht van de bundel, ‘Andante’, en het laatste gedicht, ‘Serenade’, de bundel een zekere octaviteit verlenen, gelet op de elementen ‘gaan liggen’ en ‘verdergaan’ die in beide gedichten op een even harmoniërende als contrasterende wijze aan de orde worden gesteld.
| |
Thematiek
Hoewel in de tweede bundel, Jachtscènes (1992), de muzikale verwijzingen per gedicht ontbreken, is ook in deze bundel de klassieke muziek als motief ruim aanwezig. Zo vormt muziek,
| |
| |
in combinatie met het moederschap, het dragende idee voor het bijzonder fraaie gedicht ‘Voor hobo en piano’ waarin het moeizame samenspel wordt beschreven tussen een dochter op weg naar zelfstandigheid en een moeder die in het zicht van naderende ouderdom haar rol verliest:
Zij heeft het riet in huis gehaald waar, altijd
met een zweem van streling, snaren klonken. Zij
wil niet als de klarinet behagen, niet verlokken
als de fluit. Zij stelt. Zo eenzaam heb ik haar
als meisje nooit gehoord. Met haar oprecht en
puur geluid blaast zij zich daaglijks verder weg.
Wat nu? Ik bied haar fluisterende tegenstemmen
op het aangetast gebit van mijn klavier, ik vang
mijn grote kind nog in een uitgerekt accoord
maar ga haar toevertrouwen aan de tegenwind.
De vierde afdeling van Jachtscènes, die evenals Soldatenliederen acht afdelingen telt, is geheel geïnspireerd op de opera Don Giovanni van Mozart. De personages uit deze opera bieden de mogelijkheid de eigen problematiek te objectiveren, zoals in het gedicht ‘Elvira wankelt’, waarin de ik, de bedrogen geliefde, zich verplaatst in de positie van Donna Elvira, die haar ontrouwe verleider tevergeefs probeert te weerstaan.
| |
Visie op de wereld
In een ruimere context kan men Enquists fascinatie voor de archetypische figuur van Don Giovanni in verband brengen met het motief van jager en prooi, dat met name in de bundel Jachtscènes sterk op de voorgrond treedt. Het besef uiteindelijk onderhevig te zijn aan de wisselvalligheden van het bestaan bepaalt ‘de angstgalop van alledag’, terwijl tegelijkertijd in deze poëzie een hartstochtelijk verlangen aanwezig is om deel te nemen aan het proces van ‘groeien en rotten’, aan het eeuwige lotgeval van jager en prooi. Dit soort paradoxale gevoelens wordt bijvoorbeeld uitgedrukt in ‘Kerstmis in februari’, waarin staat, over het moment dat de winter nog niet voorbij is en het voorjaar nog niet begonnen: ‘Zodra de grond verweekt begint het zwoele circus / van de groei: wortels en wormen, vraatzucht en verzadiging, lauw zwellend zaad.’ En: ‘al wie ondergronds / ontdooit gaat vreten en verlangen, wordt / een pronkziek doelwit voor het wrêed seizoen.’
| |
| |
| |
Ontwikkeling
In Het meesterstuk heeft Enquist in de vorm van een familieroman een psychologische uitwerking gegeven van het natuurlijke mechanisme van jager en prooi, van eten of gegeten worden. Het kan dan ook geen verbazing wekken dat de roman geheel en al gemodelleerd is naar het Don Giovanni-verhaal. Een belangrijk conflict in de roman is de strijd tussen de kunstschilder Oscar en de kunstcriticus Johan, een conflict dat zijn oorsprong vindt in de ingenieuze machinaties van de oude moeder, Alma Steenkamer, die haar beide zonen tegen elkaar uitspeelt in het verkrijgen van de gunst van haar liefde. Tijdens de opening van een overzichtstentoonstelling van het werk van Johan Steenkamer in het ‘Gemeentelijk Museum’ bereikt het conflict tussen beide broers een dieptepunt. Het ‘meesterstuk’ van de tentoonstelling, het schilderij ‘vrouw met vissen’, blijkt onbedoeld een navolging te zijn van een tot op dat moment onbekend schilderij van de afwezige vader, die ooit vrouw en kinderen verliet om in Amerika een nieuw bestaan op te bouwen. Zijn afwezigheid krijgt in de loop van het verhaal de kracht van een magneet. De oedipale toedracht en de nogal hilarische apotheose van het familiedrama worden voor het overgrote deel bepaald door de dynamiek van zijn afwezigheid. Zoals de geest van de dode ‘Komtur’, de commandeur en de afwezige vaderfiguur uit de opera, Don Giovanni tot zijn ondergang voert, zo brengt in Het meesterstuk de afwezige vader met een verloren gewaand schilderij alle belanghebbenden tot een vorm van geestelijke ontbinding.
| |
Visie op de wereld
Het ligt voor de hand het boek te beschouwen als een familieroman. Dat neemt niet weg dat het verhaal voldoende ingrediënten bevat die het mogelijk maken van een zedenschets te spreken. Enquist geeft in Het meesterstuk een beeld van een hoofdstedelijk milieu begin jaren negentig. De belangrijkste personages in de roman komen voort uit de hogere middenklasse, zijn academisch gevormd, geven blijk van een zekere maatschappelijke betrokkenheid, borstelen en schaven voortdurend aan hun persoonlijkheid en aan hun levensstijl en lijden allen, in mindere of meerdere mate, aan artistieke aspiraties. De personages worden vaak, veelzeggend gekarakteriseerd door details: het dragen van ‘peperdure merkschoenen’
| |
| |
en de behandeling door een ‘postmoderne haardesigner’. Daarbij staan kwesties als ‘de maatschappelijke gelijkwaardigheid van partners in emotionele relaties’ hoog op de agenda van hun discours.
| |
Relatie leven/werk
Evenals in de poëzie van Enquist zijn ook in Het meesterstuk de locaties herkenbaar. Amsterdam en de zuidoostelijke omgeving van de stad vormen het decor waartegen het verhaal zich afspeelt; daarbij lijken het Stedelijk Museum en het Rijksmuseum als voorbeeld te hebben gediend voor de beschrijving van het ‘Gemeentelijk Museum’ en het ‘Nationaal Museum’. Bekend uit de gedichten is het landschap ten zuidoosten van de hoofdstad, dat eveneens het landelijk decor vormt van de wandeltochten die Lisa, de ex-vrouw van Johan, en Ellen, haar vriendin, samen geregeld maken, op enige afstand van de hoofdstroom van de gebeurtenissen.
| |
Thematiek
Naast de vele verwijzingen naar de wereld van de muziek en de beeldende kunst speelt het psychoanalytische gedachtegoed in Het meesterstuk een belangrijke rol. Lisa, psychiater van beroep, vormt voor de lezer, binnen het wisselende personale vertelperspectief, een alwetend oriëntatiepunt. Zij draagt veel informatie aan die zou kunnen gelden als het psychoanalytische interpretatiekader waarbinnen veel van de lotgevallen van de familie Steenkamer verklaard kunnen worden. Zo wordt Johan Steenkamer getekend als iemand die gedreven wordt door narcistische motieven. Ook wordt het conflict tussen de broers om de gunst van de moeder als een oedipale strijd geschetst met het doel de positie van de vader te veroveren.
Het veelvuldig gehanteerde vissenmotief verwijst naar wat in de roman beschouwd wordt als de dieptestructuur in de relatie tussen ouders en kinderen. ‘De goudvissen hebben hun jongen opgevreten’, luidt de eerste zin van de roman. Evenals de goudvis is ook de mens blijkbaar een roofdier dat zelfs ten aanzien van zijn eigen kinderen niet terugdeinst voor allerlei psychologische vormen van kannibalisme.
| |
Ontwikkeling
Ook in Het geheim, Enquists tweede grote roman, vormt de afwezige vader, Max de Leon, een centrale figuur, die een beslissende invloed uitoefent op het leven van zijn onwettige dochter, de pianiste Wanda Wiericke. Als repetitor van haar
| |
| |
moeder, die zangeres is, onderwijst hij Wanda in de beginselen van het pianospel, tot hij in de oorlogsjaren tijdens een razzia door de Duitsers wordt afgevoerd vanwege zijn joodse identiteit. Het ‘geheim’ van de roman bestaat voor een deel hieruit dat de moeder pas tijdens haar sterfbed Wanda te kennen geeft dat zij een buitenechtelijk kind is, verwekt door haar grote liefde tijdens de eerste jaren van haar huwelijk.
| |
Techniek
De drie delen waaruit de roman is opgebouwd, volgen in hoofdlijnen jeugd, volwassenheid en ouderdom van Wanda Wiericke. De hoofdstukken worden steeds afwisselend in het heden en het verleden gesitueerd, waarbij het verleden sterk wordt geactualiseerd door het gebruik van de tegenwoordige tijd. Daarentegen wordt ‘het heden’ steeds in de verleden tijd beschreven, waarmee ten aanzien van het ‘nu’ van de roman een zekere afstandelijkheid wordt geëffectueerd.
| |
Visie op de wereld
Evenals Het meesterstuk bevat ook deze roman een alwetende vertelinstantie, die de ‘partituur’ van Wanda's leven vertolkt. Terwijl in Het meesterstuk de psychoanalytische interpretatie door de alwetende vertelinstantie sterk op de voorgrond werd gesteld, spreekt uit Het geheim eerder het besef dat de betekenisloosheid van het leven, net als de betekenisloosheid van muziek, de mogelijkheid tot uiteenlopende interpretaties biedt. In dit opzicht laat de alwetende vertelinstantie in Het geheim de interpretatie veel meer ‘open’. Daardoor blijft het bijvoorbeeld mogelijk het leven van Wanda Wiericke vanuit een traditioneel naturalistische, een maatschappelijk-feministische, alsook vanuit uit een psychoanalytisch georiënteerde invalshoek te bezien.
Het leven van Wanda Wiericke is dat van een succesvol pianiste. Niettemin ervaart zij haar bestaan als ongelukkig, hoewel zij enige troost put uit een door haar moeder veel gezongen aria uit Die Fledermaus: ‘Glücklich ist, wer vergisst, was doch nicht zu ändern ist.’
Ondanks haar afwisselende bestaan voelt zij zich met name in sociaal en emotioneel opzicht gemankeerd en ervaart zij het bij vlagen als een gemis dat zij niet in staat is een duurzame relatie te onderhouden. Een belangrijk gegeven hierbij vormt het feit dat tijdens haar huwelijksjaren haar zwangerschap eindigt met
| |
| |
een miskraam en dat zij in de periode daarna op cruciale momenten steeds kiest voor haar werk als uitvoerend kunstenaar, totdat een reumatische aandoening het pianospelen meer en meer bemoeilijkt. Dan trekt zij zich enigszins teleurgesteld terug in een dorpje in de Pyreneeën. Op het moment dat zij daar haar ex-echtgenoot Boudewijn (‘Bouw’) Kraggenburg na zoveel jaren verwacht, speelt zij ‘Het Italiaanse concert’ van Bach, dat het beste van haar leven in haar herinnering oproept, doordat het een ode vormt aan het adres van haar vader en leermeester Max de Leon en bovendien een woordenloze samenvatting lijkt te zijn van haar levensloop: ‘een slepende baslijn met een slingerende melodie daarboven’.
| |
Thematiek
Het thema van het ouderschap is rijk vertegenwoordigd in het oeuvre van Enquist. Het vrouwelijke aspect, het moederschap, krijgt een ruime plaats toegemeten in haar poëzie, het mannelijke aspect, het vaderschap - met name de afwezigheid van de vader - vormt het centrale gegeven van haar prozawerken.
| |
Ontwikkeling
Een veelbeoefend genre in de poëzie van Enquist is het reisgedicht. Met uitzondering van Soldatenliederen kent elke bundel van Enquist een afdeling reisgedichten. Maar naast deze afdelingen tellen de bundels ook andere gedichten die verslag uitbrengen van een reis of een tocht, zoals de gedichten gewijd aan de Engelse avonturier en ontdekker James Cook, in Een nieuw afscheid.
| |
Visie op de wereld
In algemene zin heerst in de vele reisgedichten het besef dat tijd alleen kan worden ervaren in de wereld van het concrete en dat zij slechts gebonden aan de dingen bestaat. Zo is elke reis niet alleen een stap in de ruimte, maar evenzeer een stap in de tijd. ‘Zien’ en ‘kijken’ behoren daarbij tot het poëtische instrumentarium om ruimte en tijd te fixeren en vast te houden. Maar door de betrekkelijke toevalligheid van plaats en standpunt heerst er in Enquists poëzie een sterk besef van de coïncidentie van het aanwezige, van de nevenschikking van geluk en ongeluk: de behaaglijke sfeer in de auto als moeder en kinderen huiswaarts rijden na een dagje uit, een kind dat verdrinkt in de Vecht nabij Breukelen, terwijl tegelijkertijd boven dat alles de zon op een indrukwekkende wijze ondergaat. Wat we zien, het een of het ander, het scheelt soms maar een kwartslag:
| |
| |
Straks gaan wij huiswaarts, allen:
jongens, duikers en de warme
auto met mijn klein gezin.
- Zo gaat dat dus, zo krijg ik dit
te zien, de onbegrepen tekens. Zwijgend.
Als ik mijn hoofd een kwartslag
draai - vuurspuwend hangt de zon
boven Abcoude te gebaren, in
wilde lucht - is alles nooit geweest;
- zo gaat dat dus, zo gaat het.
(slotstrofen van ‘Te water, te water!’, uit Soldatenliederen)
Ook in Een nieuw afscheid en Klaarlichte dag (1996) speelt het besef dat de tijd nooit stilstaat en het bestaan eindig is, een grote rol. Dit besef komt veelal pregnant tot uitdrukking in gedichten over haar kinderen. Een natuurlijke gebeurtenis, bijvoorbeeld dat een kind op kamers gaat, leidt dan tot heftige gevoelens van de altijd vrouwelijke, lyrische ik (= de ‘ik’ in gedichten). ‘Omtrent vertrek’ luidt de titel van de eerste afdeling van Een nieuw afscheid. Het gedicht ‘Eindexamen’, waarmee de bundel opent, is kenmerkend voor de gesignaleerde mentaliteit:
Alle vlaggen. Met een gehuurde
bus de dochter naar haar kamer
rijden. Wind. Geen klaagrecht:
die het vuur van hun liezen
in aarde brengen, geen dochter
rotmeid. Met bloedende vuisten
op het plaveisel hiertegen zijn.
(Het ingelijste kind met zich-
zelf het huis in zien gaan.)
| |
| |
het asfalt een rivier die
de grazige bocht achterlaat
stomme waterstromen, weg-
waaiende woorden, alle gras.
| |
Stijl / Techniek
Enquist verwoordt gevoelens in een heftig taalregister: een vuurspuwende zon in een wilde lucht, bloedende vuisten op het plaveisel, vuur aan de hemel. En dat alles om het leven ‘dat gaat zoals het gaat’, woorden die praktisch gelijkluidend in beide gedichten voorkomen. Daarmee houdt de overeenkomst niet op. In beide gedichten is sprake van de metafoor ‘het asfalt een rivier’. De beginregels van ‘Te water, te water!’ luiden: ‘Het asfalt van de autoweg/ is een rivier die wij bevaren/ op weg naar huis’. In beide gedichten is sprake van de elementen vuur en water, terugkerende beelden in haar poëzie - verterend vuur tegenover rustgevend water. De avondzon, beschreven als geel en warm in de eerste strofe van ‘Te water, te water!’, is in de laatste strofe veranderd in een vuurspuwende zon. De rust van het water, de asfaltrivier die naar huis leidt, biedt echter een schijnveiligheid, getuige de verdrinkingsdood in de Vecht waarvan sprake is.
Beide gedichten beginnen met een realistisch tafereeltje, expliciet verwoord in alledaagse taal, dat via een cesuur, vaak in het midden, naar een ‘breuk’ of toepassing leidt. Het alledaagse taalregister contrasteert met de heftige grote woorden en oerbeelden die in hetzelfde gedicht voorkomen en waarin, als derde taalregister, een woord als ‘rotmeid’ voor dochter gebruikt wordt als dissonant. De gedichten komen ook op formeel vlak overeen: ze hebben geen vaste vorm, er zijn nogal wat herhalingen - vier keer klinkt nadrukkelijk het woord ‘alle’ -, assonanties en simpele metaforen.
| |
Ontwikkeling
In 2000 verschijnt de vijfde gedichtenbundel van Enquist, De tweede helft. De titel suggereert tegelijkertijd zowel een nieuwe fase als een eenheid met de eerste helft, haar eerdere werk, dat in 2000 voor het eerst in een verzamelbundel verschijnt. Er is in
| |
| |
haar oeuvre inderdaad sprake van eenheid, van terugkerende elementen, zoals een toon van luidkeelse wanhoop en tegelijkertijd het besef van illusieloos verzet, omdat ‘het leven zijn loop neemt’. Die luidkeelse wanhoop wordt soms als pathetisch ervaren. Op straat gaan zitten of liggen en je vuisten daar tot bloedens toe kapotslaan, lijkt een reactie die meer op zijn plaats is bij rampen in de orde van grootte van aardbevingen dan bij het enkele feit dat je dochter op kamers gaat.
Uiteraard refereert de titel eveneens aan de tweede helft van een voetbalwedstrijd. In de bundel zijn meerdere gedichten opgenomen die hun vertrekpunt hebben in het voetbal, dat een rijke bron blijkt voor metaforen van strijd, verlies en kwetsuur. Het zijn metaforen die naadloos aansluiten bij Enquists eerdere werk. Ook in latere bundels zijn voetbalgedichten een vaste component.
| |
Thematiek
De tweede helft opent met een aantal gedichten over de dood van Herman de Coninck in Lissabon. In veel gedichten staat het verglijden van de tijd naar het einde centraal, de tweede helft wordt in het titelgedicht dan ook ‘de wrede helft’ genoemd. Want de titel van de een na laatste afdeling, ‘Vooruit’, klinkt dan misschien monter en progressief, deze vooruitgang leidt onherroepelijk naar het einde, naar ‘Stilstand’, zoals de laatste afdeling heet. Daarin is de cyclus ‘Een nieuw jaar’ opgenomen, die begint met de woorden ‘Nog niet’, waaruit naar voren komt dat er nog van alles moet gebeuren: ‘De zoon moet nog trouwen/ de oude nog sterven [...]’. De cyclus sluit af met de regels:
Hoe voorzichtig wij zijn. Hoe wij oppassen
ook dit jaar weer niet om te vallen, niet
te gaan liggen, niet schreeuwen, nog niet.
| |
Kritiek
Het zijn dit soort beheerste regels die in overwegend negatieve recensies, zoals van Piet Gerbrandy en Arie van den Berg, op waardering kunnen rekenen. In die waardering gaat het geregeld om de vraag hoeveel directe emotie er in een gedicht mag doorklinken, hoe heftig en direct de gebruikte woorden mogen zijn. In eerste instantie reageerde de kritiek bijzonder positief op Enquists poëzie. In tweede instantie voltrok zich een scheiding
| |
| |
der geesten. Goedegebuure, Leeflang, Middag, Schouten en Zuiderent hebben in diverse besprekingen gewezen op de kwaliteiten van haar eerste bundels. Het oordeel van Reugebrink, Beurskens, Warren, Bindervoet en Henkes stond daar veelal diametraal tegenover. Ook ten aanzien van De tweede helft liep het oordeel uiteen. Uitgesproken positief over deze bundel is bijvoorbeeld Peter de Boer: ‘Gepassioneerd en subtiel [...]. En dat is een fascinerende combinatie.’ Vervolgens werd niet haar werk zelf, maar de uiteenlopende receptie en de felle kritiek tegen de achtergrond van het enorme publiekssucces, onderwerp van debat.
| |
Publieke belangstelling / Relatie leven/werk
Manfred Wolf wijst op de afwijkende poëtica van Enquist: een nadrukkelijk aanwezige stem in de gedichten, een stem die zich op hoge toon manifesteert en zich op letterlijke wijze uitspreekt over gevoelens verwijzend naar biografische en huiselijke gebeurtenissen. Haar gedichten waren daarmee moeilijk in te passen in een bestaande poëtica. Guus Middag constateerde dat het makkelijk was te zeggen wat haar gedichten niet waren, maar dat de vraag waar ‘haar eigen stem’ dan wel bij thuishoorde, veel moeilijker te beantwoorden was. In het poëticale gedicht ‘Smaak’ uit De tweede helft lijkt Enquist zich daar zelf van bewust als zij ‘het gedicht van de goede smaak’ afzet tegen ‘het gedicht van mij’: ‘Maar het vers/ barst uit de krappe ceintuur/ van de regels en smijt zich/ tegen de bladzij, onder mijn blik.’ De controverse in de kritiek verklaart Enquist door het feit dat mannelijke critici vinden dat haar romans ‘een soort damesliteratuur zijn. Sentimenteel’. Ton Anbeek ziet als verklaring voor het enorme succes van de romans Het meesterstuk en Het geheim het gegeven dat er veel meer vrouwelijke lezers zijn dan mannelijke en dat vrouwen een voorkeur hebben voor ‘emotieromans’ van vrouwelijke auteurs. Hij constateert ‘een scherpe splitsing tussen beroepslezers en leespubliek’, waarbij het hem overigens opviel dat juist de vrouwelijke critici het scherpst in hun oordeel waren.
Dit verschil in waardering verwoordt Enquist cynisch in Contrapunt (2008), waarin ze over een forum met literatuurcritici schrijft: ‘Het drietal gaat bepalen wat literatuur is en wat niet, zodat het publiek zich geen rare dingen in het hoofd zal halen.
| |
| |
Streng zullen ze zijn, maar de literaire wetten zullen ze recht doen.’ Overigens werd de verhalenbundel De kwetsuur (1999) geen uitgesproken verkoopsucces, misschien mede door het feit dat haar vaste groep lezers minder gecharmeerd was van het onderwerp voetbal, dat in vijf van de tien verhalen een rol speelt. In deze bundel heeft Enquist voor het eerst historische verhalen opgenomen waarin kinderen de hoofdpersonages zijn. Het titelverhaal heeft een autobiografische achtergrond: de beenbreuk die Enquists zoon bij het voetballen opliep, een onderwerp dat ook in haar gedichten terugkomt. Overkoepelend thema in deze bundel zijn de kwetsuren die mensen in hun leven oplopen en waarmee ze verder moeten. Het thema muziek dat in al haar dichtbundels en romans een rol speelt, ontbreekt hier.
| |
Verwantschap
Door alle succes, optredens en interviews in allerhande media, is Enquist een exponent van ‘de auteur als publiek figuur’ geworden; dat zijn auteurs (zoals Connie Palmen en Kluun) die het autobiografische element niet schuwen, traditioneel vertelde romans schrijven, bijzonder hoge oplagen halen en nadrukkelijk aanwezig zijn in de media. In die media-aandacht staat Enquists leven veelal meer centraal dan haar werk, een leven dat zich ook makkelijk laat ‘lezen als een verhaal’ met Enquist als romanpersonage. Haar naam viel daarom opnieuw rond de millenniumwisseling, in debatten gevoed door bijdragen van onder anderen P.F. Thomése (‘De narcistische samenzwering’, 1998) en Ilja Leonard Pfeijffer (‘De mythe van de verstaanbaarheid’, 2000) waarin deze ontwikkeling werd gelaakt, omdat die ten koste zou gaan van ‘echte’ literatuur.
| |
Thematiek / Kritiek
In De ijsdragers (2002) beschrijft Enquist hoe een echtpaar reageert in een situatie van machteloosheid. In alternerende hoofdstukken - in het ene hoofdstuk ligt het perspectief bij de vrouw, in het volgende bij de man - maakt de lezer kennis met Loes en Nico, een echtpaar dat elkaar niets meer te zeggen heeft omdat beide partners onmachtig zijn te spreken over wat hen voortdurend bezighoudt: hun weggelopen (geadopteerde) dochter. Hoewel de man psychiater is en werkzaam in de geestelijke gezondheidszorg, kan hij op geen enkele wijze met zijn eigen gevoel omgaan. Hij vlucht in zijn werk, en neemt ook letterlijk
| |
| |
de benen met een jonge stagiair na een brand in de kliniek. Het verhaal eindigt (melo) dramatisch.
| |
Relatie leven/werk
De dood van haar dochter - in 2001 verongelukte zij op de fiets - zou de inhoud van Enquists werk vanaf dat moment volledig kleuren, maar in thematisch opzicht was er geen breuk. De angst om haar kinderen te verliezen en de zekerheid dat dit door de tijd ook zal gebeuren, behoren vanaf haar eerste gedichten tot haar vaste thematiek. Zo schreef zij al in 1996 in het gedicht ‘Dochter, dochter [1]’ (in Klaarlichte dag):
Niet waar dat ze met lange
elastieken draden aan je vast
zit, dat je opvliegt als zij
haar fiets valt. Je zit in het
versteende huis en je voelt
Werken die geheel of voor een belangrijk deel gewijd zijn aan het overlijden van haar dochter en de rouwperiode daarna, zijn de monologenbundel De sprong (2003), de dichtbundels De tussentijd (2004) en Nieuws van nergens (2010), het als roman aangeduide, maar veeleer autobiografische Contrapunt (2008) en Twaalf keer tucht (2011), een verzameling monologen en portretten. In De sprong vertelt ‘Sara’, een personage volledig gebaseerd op dochter Margit, in een monoloog over wat achteraf het laatste jaar en de laatste ochtend van haar leven zou blijken te zijn. De tussentijd is in zijn geheel een in memoriam voor haar dochter. Pijn, rouw, gemis zijn de centrale thema's in de bundel. Binnen specifieke Enquistthema's, zoals muziek of reizen, die in deze bundel ook vertegenwoordigd zijn, gaat het uiteindelijk over het verlies van haar dochter, zoals in ‘Fuga’ uit de afdeling ‘Muziek’: ‘[...] Zij verdwijnt in het stilste accoord, onhoorbaar// zingend, met geweld gestorven.’
Ook in Nieuws van nergens staat het verlies centraal. De dochter wordt gezocht (‘De klank die past/ bij haar stem zoeken we, de toon/ die haar tevoorschijn tovert’), maar tegelijk is er sprake van een zoeken naar beelden om haar te vangen: ‘Na zes jaar
| |
| |
moet zelfs/ de taal van gemis omgezet.’ In ‘Toccata’ uit de bundel Twaalf keer tucht, vertelt Enquist over het samen musiceren: ‘“Volgende keer weer”, zei ze. Er was geen volgende keer.’ Daarna beschrijft Enquist, zoals ook in Contrapunt, hoe het instuderen van een muziekstuk haar redt uit de chaos, helpt het denken en voelen buiten te sluiten. ‘Toccata’, de monoloog over haar dochter, is een hoofdstuk in deze roman geworden.
| |
Kunstopvatting
Op een andere manier speelt ook in de historische roman De thuiskomst (2005) het verlies van kinderen een rol: de centrale figuur is de vrouw van James Cook, die haar zes kinderen overleefde. Dit verslag doen van het overlijden, van het rouwen, ziet Enquist als een ‘opdracht’. In een essay gewijd aan het werk van Co Westerik (Twaalf keer tucht) schrijft zij bij een tekening waarop Westerik zijn overleden dochtertje in zwarte lijnen heeft afgebeeld: ‘Niet doen of er niets gebeurd is, niet die zwarte de mond snoeren. Ook niet de tovenaar spelen en proberen de dochter terug te halen. Niet samen met haar in een lijst, binnen een vierkante omheining willen zijn zoals vroeger, maar beseffen dat zij bestaat in haar eigen, doodstille domein. Daar verslag van doen. Elke dag.’
Kijkend naar het werk van Westerik ziet Enquist meer overeenkomsten met haar eigen werk, zodat het essay uitmondt in haar poëtica:
Ik wil helemaal geen kunst bewonderen, ik ben alleen maar uit op herkenning. [...] Ik heb verstand van gevoel en wil geraakt worden. Ik zie slechts wat ik al bijna weet. Dat de tekenaar het onverschrokken voor me uitbeeldt, onthutst, verheugt en geeft tomeloze energie. Het gaat over mijn onderwerpen: muziek [...], grasland [...], ouderschap [...]. Het raakt aan mijn manier van denken. Zoeken naar de reden waarom iets gewoons, iets van alledag, je zo verschrikkelijk ontroert of beangstigt. Dat zo getrouw mogelijk in een vorm vangen. In woorden, in een gedicht op een wit papier. Zonder je van iemand iets aan te trekken.
Hier verwoordt Enquist wat zij belangrijk vindt in kunst en meer specifiek in literatuur: het exploreren van gevoelens op een
| |
| |
herkenbare wijze, het weergeven van emoties en proberen de lezer daarmee op directe wijze te raken, zoals Enquist zelf op directe wijze geraakt is. Daarmee geeft zij tegelijk te kennen dat de moeizame relatie van (een deel van) de kritiek met haar werk niet haar probleem is.
| |
Kritiek
De tussentijd riep opnieuw sterk negatieve reacties op. Zo schreef Piet Gerbrandy: ‘Het boek bestaat van de eerste tot en met de laatste bladzijde uit larmoyante kitsch. [...] Schaamteloos sentiment, geformuleerd op een manier die zogenaamd erg diepzinnig is.’ Voor de derde maal werd de ontvangst van haar werk vervolgens in een bredere context geplaatst en deel van een debat. Deze keer was het Léon Hanssen die, net als Anbeek, een scheiding der seksen opmerkte, waarbij de standaard van mannelijke recensenten tekort doet aan vrouwen die het biografische element in hun werk niet schuwen en volop hun emoties tonen (over bijvoorbeeld het verlies van een kind). Hij wijst daarbij ook op de ontvangst van bijvoorbeeld de poëzie van Esther Jansma, die twee kinderen verloor, en Vasalis, als dichter van ‘het familiale’, met haar gedichten over kinderen en moeders. Ook zij konden rekenen op negatieve opmerkingen van mannelijke recensenten. Daarentegen werd Schaduwkind van Thomése, een autobiografisch verslag over het overlijden van diens dochtertje, wel gerespecteerd in de kritieken. Dit was des te opmerkelijker omdat Thomése zich in ‘De narcistische samenleving’ had gekant tegen literatuur waar een persoonlijke, authentieke ervaring aan ten grondslag ligt.
| |
Techniek
Meer waardering is er in het algemeen voor Contrapunt, het verslag van een rouwende vrouw die zich stort op het instuderen van de Goldbergvariaties van Bach om niet te hoeven denken. Ook de structuur van de roman is op de Goldbergvariaties gebaseerd: in elk hoofdstuk worden herinneringen aan de dochter en beschouwingen over het instuderen van de variatie afgewisseld, waarbij de gedeelten over de vrouw in de verleden tijd zijn geschreven en de herinneringen aan de dochter in de tegenwoordige tijd (vergelijk Het geheim). De canons vormen een chronologische lijn over het leven van de dochter.
| |
Kunstopvatting
Muziek is voor Enquist de hoogste kunstvorm, het meest volwaardige medium om gevoelens mee weer te geven. Het is ook
| |
| |
de enige ‘plaats’ waar troost en zelfs verlossing gevonden kan worden, een thematiek die zowel in Contrapunt als in De thuiskomst uitgewerkt wordt. Het gebruik van muzikale elementen leidt in Enquists werk niet tot literatuurvernieuwing. In Contrapunt wordt muziek gebruikt om herinneringen naar boven te halen. Zo doet een variatie waarin sprake is van een kakofonie van stemmen denken aan een kakelend vriendinnengroepje van de overleden dochter.
| |
Thematiek / Techniek
De kunstopvatting van Enquist leidt in Contrapunt tot een paradox. De vrouw, Enquists alter ego, ‘wil zich laten vullen door het geluid dat alle woorden verjoeg’, maar is gedwongen om een beroep te doen op taal en moet constateren dat ‘wat aan de vleugel glansde, aan de schrijftafel neer-[sloeg] als een doffe, triviale mededeling’. Deze constatering roept de vraag op of het de taal is die hier in gebreke blijft, dan wel de auteur, die het ‘instrument’ taal niet subtiel genoeg kan bespelen. In haar werk komen meer dan incidenteel houterige dialogen voor, gelardeerd met opsommingen, technische onhandigheden, schematische personages en weinig verrassend, laat staan mooi taalgebruik. Van elk van deze defecten biedt de roman De verdovers (2011) wel een voorbeeld. Zo is een formulering als ‘Een goed verzorgd graf van een geliefd mens die te vroeg aan haar einde is gekomen. Tragisch, zielig, verschrikkelijk’ zonder meer houterig te noemen, en onhandig is de manier waarop wordt verteld hoe een personage over zichzelf nadenkt: ‘Hij wijdt geen enkele gedachte aan die ene, ellendige leertherapie waar hij vol van is.’ Mede hierdoor krijgt De verdovers (2011) trekken van een medische soap, maar ook door een veelheid aan personages, korte scènes, turbulente ontwikkelingen, liefde en dood, en inkijkjes in medisch handelen verwoord in medisch vakjargon. De hoofdpersonages, familieleden of daarmee een relatie hebbend, worden verengd tot ‘voelers’ (werkzaam in de psychotherapie) en ‘verdovers’ (werkzaam als anesthesist). Bij verschillende personages leidt het onvermogen om het eigen leven op de rails te krijgen, tot uitermate dramatische ontwikkelingen. Het perspectief ligt afwisselend per hoofdstuk bij de voeler en de verdover. In deze roman komt opnieuw de thematiek naar voren hoe onverwerkte traumatische
gebeurtenissen, in dit geval de raad- | |
| |
selachtige en vroege dood van een moeder, doorwerken in het leven van mensen. Een tragisch sterfgeval activeert dit oude verlies en brengt een keten aan gebeurtenissen op gang. Het dilemma in deze roman, of het voelen beter is dan verdoven of omgekeerd, blijft open. De uitgebreide beschrijvingen van therapeutische overwegingen en van anesthesistische ingrepen laten het verhaal langzaam op gang komen. De gekozen structuur, namelijk de sonatevorm die hier vier onderdelen kent: expositie, doorwerking, reprise en coda, is hier echter ook debet aan. De Expositie (beginzin: ‘Drik de Jong wacht’) en de Doorwerking tellen beide tien hoofdstukken, gevolgd door een Reprise (beginzin: ‘Weer wacht Drik op Allard’) van vier hoofdstukken en een Coda van een hoofdstuk. De roman is gematigd positief ontvangen. Het is de eerste uitgave na 2002 waarin het overlijden van haar dochter niet aan de orde komt (hoewel er wel sprake is van een jong meisje dat een ernstig fietsongeluk krijgt).
| |
Publieke belangstelling
Het oeuvre van Enquist lijkt zich dus thematisch en qua vorm niet te vernieuwen, waarbij aangetekend moet worden dat vernieuwing binnen haar poëtica ook geen verdienste is. De publieke belangstelling voor de persoon van de auteur en haar werk blijven onverminderd groot: Het meesterstuk, Het geheim en De thuiskomst zijn inmiddels meer dan vijfentwintig keer herdrukt, en ook een minder populaire uitgave als de verhalenbundel De kwetsuur is inmiddels tien keer herdrukt. Evenmin gewijzigd is de receptie door critici, die vaker negatief dan positief oordelen, maar altijd zijn er ook uitgesproken positieve reacties op haar werk, zeker in Vlaanderen. Enquist zelf mag zich dan verwant voelen met Vasalis, omdat die zich een buitenstaander voelde in de Nederlandse literatuur, feit is dat met elk uitgekomen werk, met elke kritiek en met elk debat daarna, ongeacht of de insteek positief of negatief is, haar aanwezigheid in de Nederlandse literatuur sterker wordt. Bovendien lijkt het benadrukken van haar positie als buitenstaander meer een rol te zijn die ‘het personage Enquist’ inneemt, dan een die past in de realiteit van Christa Widlund-Broer, die volop deelneemt aan het literaire leven.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
In deze bibliografie zijn niet de vele cd's opgenomen waarop Anna Enquist, begeleid op de piano door Ivo Janssen, haar gedichten voorleest.
Anna Enquist, Soldatenliederen. Amsterdam 1991, De Arbeiderspers, GB. (opgenomen in Kerstmis in februari) |
Anna Enquist, Jachtscènes. Amsterdam 1992, De Arbeiderspers, GB. (opgenomen in Kerstmis in februari) |
Anna Enquist, Kerstziekte. Met een houtsnede van Cees Andriessen. Apeldoorn 1994, De Witte Mier, G. (opgenomen in Klaarlichte dag) |
Anna Enquist, Een nieuw afscheid. Amsterdam 1994, De Arbeiderspers, GB. (opgenomen in Kerstmis in februari) |
Anna Enquist, Het meesterstuk. Amsterdam 1994, De Arbeiderspers, R. (licentieuitgave Den Haag 1995, Stichting XL, XL 98; 9e, geheel herziene druk 1996; 24e, geheel herziene druk 2000; 27e druk 2001, Singel Pockets; 29e, geheel herziene druk 2002) |
Anna Enquist, Voel je de wind? Amsterdam 1995, Thomas Rap, Poëziewaaier 4, G. |
Anna Enquist, Een avond in mei. Tekst van de officiële herdenkingstoespraak in de Nieuwe Kerk van Amsterdam, geschreven en op 4 mei 1996 uitgesproken op verzpek van het Nationaal Comité 4 en 9 mei. Amsterdam 1996, De Arbeiderspers, E. |
Anna Enquist, Klaarlichte dag, Amsterdam 1996, De Arbeiderspers, GB. |
Anna Enquist, Het geheim. Amsterdam 1997, De Arbeiderspers, R. (licentieuitgave Den Haag 1997, Stichting XL, XL 306; licentieuitgave Groningen/Deurne 1999, Wolters-Noordhoff / Wolters Plantyn, Grote lijsters 1999, nr. 1; 24e druk 2003, Singel Pockets) |
Anna Enquist, De kwetsuur. Tien verhalen. Amsterdam 1999, De Arbeiderspers, VB. (licentieuitgave Abcoude 1999, Grote Letter Bibliotheek, Alpha 138; ge druk 2004, Singel Pockets) |
Anna Enquist, De gedichten 1991-2000. Amsterdam 2000, De Arbeiderspers, GB. |
Anna Enquist, De tweede helft. Amsterdam 2000, De Arbeiderspers, GB. |
Anna Enquist, Ontsnappen. Met beeld van Co Westerik. Eindhoven 2001, Plint, Posterserie, G. (eerder gepubliceerd in Klaarlichte dag) |
Anna Enquist, Overwegingen bij ‘Alsof’. In: Parmentier, jrg. 12, nr. 1, 2002, pp. 20-21, E. |
Anna Enquist, De ijsdragers. Amsterdam 2002, CPNB, R. (tweede, uitgebreide druk 2003, De Arbeiderspers) |
Anna Enquist, Hier was vuur. Gedichten over moeders en kinderen. Amsterdam 2002, De Arbeiderspers, Bl. |
| |
| |
Anna Enquist, De sprong. Vijf monologen. Amsterdam 2003, De Arbeiderspers, TB. (integraal opgenomen in Twaalf keer tucht) |
Anna Enquist, De tussentijd. Amsterdam 2004, De Arbeiderspers, GB. |
Anna Enquist, Alle gedichten. Amsterdam 2005, De Arbeiderspers, GB. (licentieuitgave Den Haag 2009, Stichting Uitgeverij XL, XL 1566) |
Anna Enquist, De thuiskomst. Amsterdam 2005, De Arbeiderspers, R. (licentieuitgave 2005, Rubinstein, luisterhoek; licentieuitgave Abcoude 2006, Grote Letter Bibliotheek, Alpha 179; 27e druk Amsterdam 2012, Dwarsligger, Dwarsligger 173) |
Anna Enquist, ‘Valse vergelijkingen. De relatie tussen literatuur en muziek’. Op: www.leidenuniv.nl/letteren/nieuwsbrief/content_docs/verweylezing.pdf 2005, E. |
Anna Enquist, Drie gedichten. Litho Sam Drukker. Hilversum 2007, Uitgeverij 69, GC. |
Anna Enquist, Kerstmis in februari. De vroege gedichten. Amsterdam 2007, Singel Pockets, GB. (bevat Soldatenliederen, Jachtscènes, Een nieuw afscheid) |
Anna Enquist, Mei. Naarden 2007, B for Books, Literaire juweeltjes, Bl. |
Anna Enquist, Contrapunt. Amsterdam 2008, De Arbeiderspers, R. (licentieuitgave, met pianobegeleiding van Ivo Janssen, 2008, Rubinstein, luisterhoek; licentieuitgave Abcoude 2009, Grote Letter Bibiotheek, Alpha 196) |
Anna Enquist, Antoine Uitdehaag, Anne Vegter, Struisvogels op de Coolsingel. 7 monologen. Rotterdam 2009, Douane, TB. |
Anna Enquist, De dokter. Monoloog uit ‘Twaalf keer tucht’. Amsterdam 2010, De Arbeiderspers, T. |
Anna Enquist, Nieuws van nergens. Amsterdam 2010, De Arbeiderspers, GB. |
Anna Enquist, Twaalf keer tucht. Monologen en portretten. Amsterdam 2011, De Arbeiderspers, TB/VB/E. (waarin opgenomen De sprong) |
Anna Enquist, De verdovers. Amsterdam 2011, De Arbeiderspers, R. (licentieuitgave 2011, Rubinstein, luisterhoek; licentieuitgave Leidschendam 2012, Uitgeverij XL, XL 1807) |
Anna Enquist, Grieks voetbal. Maartensdijk 2011, B for Books, V. (eerder opgenomen in De kwetsuur) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Ed Leeflang, De soldaat in ons. In: Vrij Nederland, 9-11-1991. (over Soldatenliederen) |
I. Sitniakowsky, Soldatenliedern briljante dichtbundel van 46-jarige debutante Anna Enquist alias Christa Widlund. In: De Telegraaf, 3-1-1992. (interview) |
Ad Zuiderent, Operatieve poëzie tussen ziel en muziek. In: Trouw, 30-1-1992. (over Soldatenliederen) |
Hanneke Wijgh, Anna Enquist: dichter bij toeval. In: Trouw, 13-2-1992. (interview) |
Tomas Lieske, Poëziekroniek. In: Tirade, jrg. 36, nr. 338, januari-februari 1992, pp. 87-95. (over Soldatenliederen) |
Reinjan Mulder, ‘Ik noem de wanhoop bij haar naam’. In: NRC Handelsblad, 32-71-992. (interview) |
Ed Leeflang, Weerloos en gewapend: over het debuut van Anna Enquist. In: Ons erfdeel, jrg. 35, nr. 2, maart-april 1992, pp. 162-171. (over Soldatenliederen) |
Remco Ekkers, Heimwee naar liggen, maar nu nog niet. In: Leeuwarder Courant, 7-8-1992. (over Soldatenliederen) |
Huub Beurskens, Bedenkingen van een hartevreter. In: Bzzlletin, jrg. 22, nr. 199, oktober 1992, pp. 46-57. (polemische beschouwing over Enquists poëzie) |
Kees van Domselaar, De angstgalop van alledag. In: Utrechts Nieuwsblad, 13-11-1992. (over Soldatenliederen en Jachtscènes) |
Rob Schouten, Nee, deze moeder maakt het niet gezellig. In: Vrij Nederland 21-11-1992. (over Jachtscènes) |
Jaap Goedegebuure, Muurvaste poëzie. In: HP/De Tijd, 30-11-1992. (over Jachtscènes) |
Ed Leeflang, Mevrouw Onveiligheid, komt u binnen: nieuwe poëzie van Anna Enquist. In: Ons erfdeel, jrg. 36, nr. 2, maart-april 1993, pp. 270-271. (over Jachtscènes) |
Remco Ekkers, Anna Enquist: de taal moet de angst bedwingen. In: Poëziekrant, jrg. 17, nr. 3, mei-juni 1993, pp. 24-25. (over Jachtscènes) |
Astrid Roemer, Over de hoedanigheid van de herinnering: poëzie van Anna Enquist. In: Mara, jrg. 7, nr. 1, september 1993, pp. 56-61. (over Soldatenliederen en Jachtscènes) |
Guus Middag, Alles zit klem en nooit komt het meer goed. In: Guus Middag, Alles valt in stukken uiteen. Beschouwingen over poëzie. Amsterdam 1993, pp. 57-60. (over Soldatenliederen) |
Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 1993. Advies van de Commissie voor schone letteren. In: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1992-1993. Leiden 1993, pp. 155-157. (over Jachtscènes) |
Lisette Keustermans, Anna Enquist, dichteres van ‘Soldatenbrieven’. In: De Standaard, 16-1-1994. (interview) |
Huub Beurskens, Valse poëzie. In: De Gids, jrg. 157, nr. 1, januari 1994, pp. 6-7. (polemische beschouwing over de poëzieopvatting van Anna Enquist) |
Marjoleine de Vos, De huiselijkheid van rookworst. In: NRC Handelsblad, 25-2-1994. (vraaggesprek naar aanleiding van het gedicht ‘Een herfstlied’ uit Een nieuw afscheid) |
Gertjan Vincent, Tijdloos heersen over eindigheid. In: Trouw, 10-3-1994. (over Een nieuw afscheid) |
Michel Maas, Niets dat past in de klerenkast van de taal. In: de Volkskrant, 11-3-1994. (interview) |
Kees van Domselaar, Anna Enquist en de wil tot geluk. In: Utrechts Nieuwsblad, 26-3-1994. (over Een nieuw afscheid) |
Rogi Wieg, Anna Enquist: een nieuw afscheid. In: Het Parool, 8-4-1994. (over Een nieuw afscheid) |
Maarten Doorman, Een nieuw afscheid. In: de Volkskrant, 15-4-1994. (over Een nieuw afscheid) |
| |
| |
Marc Reugebrink, Anna Enquist. Het omge-/keerde doelpunt. In: De Groene Amsterdammer, 16-4-1994. (over Een nieuw afscheid) |
H[ans] W[arren], Gezwollen hartekreten. Anna Enquist. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 29-4-1994. (over Een nieuw afscheid) |
Guus Middag, Na de dood wacht het eeuwig clubhuis. In: NRC Handelsblad, 10-6-1994. (over Een nieuw afscheid) |
Marjo van Soest, ‘Ik voel me wel eens de Nel Benschop van de intellectuelen’. Anna Enquist: psychoanalytica en best verkochte dichteres van Nederland. In: Opzij, jrg. 22, nr. 7-8, juli-augustus 1994, pp. 20-25. (interview) |
Hanneke Wijgh, Anna Enquist: ‘Uiteindelijk willen we bij vader op schoot, voorgoed, voor altijd’. In: Trouw, 25-8-1994. (interview) |
Karin Overmars, Enquist's explosie. In: HP/De Tijd, 26-8-1994. (interview) |
Jaap Goedegebuure, Het repertoire van papa. In: HP/De Tijd, 2-9-1994. (over Het meesterstuk) |
Arnold Heumakers, We willen voorgoed bij vader op schoot. In: de Volkskrant, 2-9-1994. (over Het meesterstuk) |
L. Oomens, Agressie verscholen achter dagelijkse routine. In: Algemeen Dagblad, 2-9-1994. (over Het meesterstuk) |
Karel Osstyn, Meesterstuk of karikatuur? In: De Standaard, 3-9-1994. (over Het meesterstuk) |
Carel Peeters, Vissen op het droge. In: Vrij Nederland, 3-9-1994. (over Het meesterstuk) |
Marc Reugebrink, Echtheid. In: Nieuwsblad van het Noorden, 4-9-1994. (over Het meesterstuk) |
Johan Diepstraten, In de voetsporen van Mozart. In: De Gelderlander, 8-9-1994. (over Het meesterstuk) |
Alle Lansu, De tijd heelt niet alle wonden. In: Het Parool, 9-9-1994. (over Het meesterstuk) |
Reinjan Mulder, Het meesterstuk. In: NRC Handelblad, 9-9-1994. |
Doeschka Meijsing, Wegglijden als een goudvis. In: Elsevier, 10-9-1994. (over Het meesterstuk) |
Gerrit Jan Zwier, Het meesterstuk. In: Leeuwarder Courant, 23-9-1994. |
Gilbert Roox, Bij vader op schoot. Anna Enquist in de ban van ‘de kamparts Tijd’. In: De Standaard, 30-9-1994. (interview) |
Marjo van Soest, Don Giovanni in een modern patroon. In: Opzij, jrg. 22, nr. 9, september 1994, p. 98. (over Het meesterstuk) |
Anneke Reitsma, ‘In aarde genoemd en genomen’: over Een nieuw afscheid van Anna Enquist. In: Ons erfdeel, jrg. 37, nr. 4, september-oktober 1994, pp. 482-488. |
Hugo Brems, Verstaan, begrijpen, luisteren en geloven. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 139, nr. 5, oktober 1994, pp. 652-657. (algemeen) |
Freda Dröees, [Over ‘Winterdag’ uit Een nieuw afscheid]. In: Filosofisch magazine, jrg. 3, nr. 8, november 1994, p. 31. |
Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes, Waarom zijn de gedichten van Anna Enquist zulke shitgedichten. Een pamflet. Amsterdam 1994. (polemische beschouwing over de poëzie van Enquist) |
Herman de Coninck, ‘Poëzie tegen terugbetalingstarief’. In: Herman de Coninck, Intimiteit onder melkweg. Amsterdam/Antwerpen 1994, pp. 182-205. (over Miriam Van hee, Toon Tellegen en Anna Enquist) |
Hubert Winkels, Fischmen: Sinn-, Sex- und Emanzipationskrisen: Anna Enquist ‘Meisterstück’. In: Die Zeit, 29-1-1995. (over Das Meisterstück) |
Jooris van Hulle, Anna Enquist: ‘Gevoelens mogen bij mij meespelen in gedichten’. In: Poëziekrant, jrg. 19, nr. 1, januari-februari 1995, pp. 38-40. (interview) |
Bruno Koninckx, Een meesterlijk afscheid. In: Deus ex machina, jrg. 19, nr. 72, maart 1995, pp. 70-71. (over Het meesterstuk) |
| |
| |
Aart van Zoest, Kracht en pijn. De eigenzinnige poëzie van Anna Enquist. In: De Vlaamse Gids, jrg. 79, nr. 4, september-oktober 1995, pp. 27-31. (algemeen over de poëzie) |
Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes, Eerste zinnen, laatste zinnen. In: Hollands Maandblad, jrg. 37, nr. 10, oktober 1995, pp. 33-40. (polemisch over de poëzie) |
Ad Zuiderent, Beeld, abstractie en poëtische boventonen. Over beeldgedichten en muziekgedichten. In: Voortgang. Jaarboek voor de Neerlandistiek, jrg. 15, 1995, pp. 249-262. (onder meer over ‘Andante’ uit Soldatenliederen) |
Guus Middag, Ideaal arrangement met een kras. In: NRC Handelsblad, 1-3-1996. (over Klaarlichte dag) |
Hans Warren, Anna Enquist voelt dat ze tekort schiet. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 18-3-1996. (over Klaarlichte dag) |
Jaap Goedegebuure, Zwijnen en slangen. In: HP/De Tijd, 22-3-1996. (over Klaarlichte dag) |
Rob Schouten, Hoornblazers dragen het hart op de arm. In: Vrij Nederland, 6-4-1996. (over Klaarlichte dag) |
Rogi Wieg, Prachtige bundels van Enquist en Leeflang. In: Het Parool, 17-5-1996. (over Klaarlichte dag) |
Koen Vergeer, Te veel missers. Anna Enquist's ‘Klaarlichte dag’. In: De Morgen, 21-6-1996. |
Rob Schouten, In ‘Het geheim’ zit meer muziek dan menigeen zal horen. In: Trouw, 10-1-1997. |
Aleid Truijens, Verstand van gevoel. Anna Enquist komt haar critici tegemoet. In: de Volkskrant, 17-1-1997. (over Het geheim) |
Hans Goedkoop, Een glashelder beeld van eenzaamheid, pijn en dood. In: NRC Handelsblad, 17-1-1997. (over Het geheim) |
Carel Peeters, Nederlands proza. Het wurgkoord van het drama. In: Vrij Nederland, 18-1-1997. (over Het geheim) |
Jaap Goedegebuure, Vorm en emotie. In: HP/De Tijd, 24-1-1997. (over Het geheim) |
Xandra Schutte, Gevoelig. In: De Groene Amsterdammer, 29-1-1997. (over Het geheim) |
Odile Heynders, Werkelijke moeders in gedichten van Eva Gerlach en Anna Enquist. In: Literatuur, jrg. 14, nr. 1, januari-februari 1997, pp. 39-43. (over Klaarlichte dag) |
Hans Groenewegen, ‘Klaarlichte dag’ (Anna Enquist). In: Ons Erfdeel, jrg. 40, nr. 2, maart-april 1997, pp. 278-280. |
Beatrijs Ritsema, De macht van de lezer. In: Hollands Maandblad, jrg. 39, nr. 2, februari 1997, pp. 34-35. (over de ontvangst in de dagbladkritiek van Het geheim) |
Elke Brems, Het mysterie van de verkeerde titel. In: NWT, jrg. 14, nr. 3, mei-juni 1997, pp. 71-73. (over Het geheim) |
Ageeth Scherphuis, Anna Enquist mist haar piano: terug naar Bach. In: Vrij Nederland, 12-7-1997. (interview over James Cook en Klaarlichte dag) |
Elke Brems, Anna Enquist, ‘Het geheim’. In: Lexicon van Literaire Werken, aanv. 36, november 1997. (analyse) |
Manfred Wolf, Anna Enquist and the Contemporary Style in Poetry. In: Johan P. Snapper en Thomas F. Shannon (eds.), The Berkeley Conference on Dutch literature 1995. Lanham 1997, pp. 63-73. (over de poëtica in Soldatenliederen, Jachtscènes en Een nieuw afscheid) |
Ton Anbeek, Het geheim van een succes. In: Literatuur, jrg. 15, nr. 1, januari-februari 1998, pp. 15-16 (over het verschil in receptie bij lezers en literatuurcritici van Het meesterstuk en Het geheim) |
Henriëtte Posthuma de Boer, Het dubbeltalent Anna Enquist. In: De Groene Amsterdammer, 18-3-1998. (over muziek in het leven en het werk van Enquist) |
Emanuel Overbeeke, De ontwikkeling van een schrijverschap. Over muziek als leidend motief in het werk van Anna Enquist. In: Vooys, jrg. 16, nr. 4, november 1998, pp. 18-24. (over Het meesterstuk en Het geheim) |
Jooris van Hulle, Anna Enquist, ‘Het meesterstuk’. In: Lexicon van Literaire Werken, aanv. 40, november 1998. (analyse) |
Theo Janssen, Het begin van de zin, in functioneel perspectief. In: Hugo Brems e.a. (red.), Nederlands 200 jaar later. Woubrugge 1998, pp. 265-302. (over Het meesterstuk) |
| |
| |
Stefanie de Jonge, ‘Al die omhelzingen, en altijd samen onder de douche: voetbal is gewoon verborgen homoseksualiteit’. In: Humo, 9-2-1999. (interview naar aanleiding van De kwetsuur) |
Eva Berghmans, Onmogelijke relaties. Tien tweetalige verhalen van Anna Enquist. In: De Standaard, 4-3-1999. (over De kwetsuur) |
Tom Kellerhuis, Een avondje Enquist. In: HP/De Tijd, 12-3-1999. (interview over receptie van haar werk, herkomst pseudoniem) |
Cyrille Offermans, Als hommels, als olifanten, als buffels. In: Vrij Nederland, 13-3-1999. (over De kwetsuur) |
Robert Anker, Geen paniek, geen emotie. In: Het Parool, 19-3-1999. (over De kwetsuur) |
Geert Kestens, Van G-groot naar g-klein, een hulde aan de zwakte. Reflectie bij ‘Serenade’, een gedicht van Anna Enquist. In: Adem, jrg. 35, nr. 2, april-juni 1999, pp. 74-76. |
Ingrid Hoogervorst, Anna Enquist: ‘Mannelijke critici haatdragend’. Succes-schrijfster werkt onverstoorbaar aan eigen lezerspubliek. In: De Telegraaf, 18-3-2000. (interview onder andere over de receptie van haar werk, en James Cook) |
Rob Schouten, De vlam erin. In: Vrij Nederland, 6-5-2000. (over De gedichten 1991-2000) |
L.H. Wiener, Jampot. In: De Tweede Ronde, jrg. 21, nr. 2, zomer 2000, pp. 119-123. (over Het geheim) |
Arie van den Berg, Optelsom van verstand en ervaring. In: NRC Handelsblad, 3-11-2000. (over De tweede helft) |
Peter de Boer, Afleren, opschrijven, ontberen. In: Trouw, 11-11-2000. (over De tweede helft) |
Bart Vanegeren, ‘Als vrienden van me sterven, denk ik jaloers: die is er vanaf’. In: Humo, 28-11-2000. (interview naar aanleiding van De tweede helft) |
Piet Gerbrandy, Afleren, opschrijven, ontberen. In: de Volkskrant, 15-12-2000. (over De tweede helft) |
Johan Diepstraten, Anna Enquist, ‘De kwetsuur’. In: Johan Diepstraten, De kunst van het schrijven. Arnhem 2000, pp. 211-212. |
Kees van Domselaar, Enquists uitzicht. In: Ons Erfdeel, jrg. 44, nr. 2, maart-april 2001, pp. 275-277. (over De tweede helft) |
Monica van den Berg, Dichterbij. In: C.V. Koers, augustus 2001. (over ‘Je onbedekt huis’ uit De tweede helft, ook op: www.chroom.net/dichterbij/2001augustus.htm) |
Hein Janssen, Een soort litteken: Anna Enquist toert met pianist door het land. Eregast op het Boekenbal, het feestvarken van de Boekenweek - dat zou ze moeten zijn maar zo voelt het nu niet. In: de Volkskrant, 228-2-002. (interview over Hier was vuur en De ijsdragers) |
Robert Anker, Aangekleed proza verrast nooit. In: Het Parool, 8-3-2002. (over De ijsdragers) |
Theo Hakkert, Schrijfster Anna Enquist wil het liefst in het verleden blijven. ‘Er is geen hulp bij het verlies van een kind’. In: Haarlems Dagblad, 9-3-2002. (interview naar aanleiding van overlijden dochter en De ijsdragers) |
Arjan Peters, Enquist laat echtelieden weer huilen. In: de Volkskrant, 13-3-2002. (over De ijsdragers) |
Mariëlle Polman, Mens en melodie: een verontrustende verhouding. Muziek in romans van Margriet de Moor en Anna Enquist. In: Literatuur, jrg. 19, nr. 5, september-oktober 2002, pp. 289-296. |
Christina Vreeswijk, Het genie van Anna Enquist. In: Passionate, jrg. 9, nr. 3, mei-juni 2002, pp. 38-39 (over De ijsdragers als sleutelroman geënt op PSV) |
Daniëlle Serdijn, Alma Mahler is een echte Enquist-vrouw. In: Het Parool, 11-4-2003. (over De sprong. Vijf monologen) |
Marja Pruis, Monument voor de dochter. In: De Groene Amsterdammer, 26-4-2003. (over De sprong. Vijf monologen) |
Jos Joosten, Anna Enquists onverteerbare koketterie. In: Jos Joosten, Onttachtiging. Essays over eigentijdse poëzie en poëziekritiek. Nijmegen 2003, pp. 251-254. (over De tweede helft) |
Jan van Luxemburg, Anna Enquist, ‘Soldatenliederen’. In: Lexicon van Literaire Werken, aanv. 57, februari 2003. (analyse) |
| |
| |
Ilja Leonard Pfeijffer, Wodka door de rode spa. In: Ilja Leonard Pfeijffer, Het geheim van het vermoorde geneuzel. Amsterdam 2003, pp. 250-253. (over De tweede helft) |
Jos Joosten, Het tekort van het teveel. In: De Standaard, 4-3-2004. (over De tussentijd) |
Ilja Leonard Pfeijffer, Zwaar zingen over zinloosheid. In: NRC Handelsblad, 5-3-2004. (over De tussentijd) |
Piet Gerbrandy, Wanhoopsmoeder. In: de Volkskrant, 12-3-2004. (over De tussentijd) |
Peter de Boer, Niet een moeder lijdt, maar vele tegelijk. In: Trouw, 13-3-2004. (over De tussentijd) |
Jaap Goedegebuure, Een kervend mes en een strelende pen. In: Haarlems Dagblad, 20-3-2004. (over De tussentijd) |
Arjen Fortuin, Het leed is letter geworden. Wat is de literaire waarde van autobiografische rampen. In: NRC Handelsblad, 16-4-2004. (over verbeelding en persoonlijk leed) |
Koen Vergeer, Een windhoos van bittere troost. In: De Morgen, 2-6-2004. (over De tussentijd) |
Ron Elshout, Sentimenten en grote gebaren. Over De tussentijd' van Anna Enquist en ‘De Ander’ van Rogi Wieg. In: Bzzlletin, jrg. 32, nr. 290, juni 2004, pp. 109-111. |
Marja Pruis, Huilende dichters. In: Awater, jrg. 3, nr. 2, zomer 2004, pp. 52-53. (over De tussentijd) |
Iris Pronk, Elke dag precies twee A4'tjes. In: Trouw, 23-10-2004. (interview over het schrijfproces van De thuiskomst) |
Jan van Luxemburg, Anna Enquist, ‘Jachtscènes’. In: Lexicon van Literaire Werken, aanv. 62, mei 2004. (analyse) |
Bagrelia Borissova, Over de destructie van het landschap in de gedichten van Anna Enquist. Locaal-temporele dimensies en symbolische polysemie van de seizoenen. In: Stefan KiedroĊ en Agata Kowalska-Szubert (red.), Thesaurus polyglottus et flores quadrilingues. Festschrift Stanislaw Predota für zum 60. Geburtstag. Wroclaw 2004, pp. 479-491. |
Margriet de Koning Gans, Muziek van een verhaal. Het geheim van Anna Enquist. In: Hollands Maandblad, jrg. 46, nr. 3 [= 688], maart 2005, pp. 18-20. (over Het geheim) |
Arjen Fortuin, Troost is een belediging. Anna Enquists historische roman over de vrouw van kapitein Cook. In: NRC Handelsblad, 249-2-005. (over De thuiskomst) |
Max Pam, Eeuwige thema's. In: HP/De Tijd, 29-4-2005. (over De thuiskomst) |
Arie Storm, Oude kwalen bij Enquist. In: Het Parool, 4-5-2005. (over De thuiskomst) |
Mark Cloostermans, Maar ze zwegen. In: De Standaard, 6-5-2005. (over De thuiskomst) |
Griet Schrauwen, Met de rug naar de toekomst. In: Knack, 11-5-2005. (interview over De thuiskomst) |
Paul Pelckmans, Anna Enquist. In: Streven, jrg. 72, nr. 10, november 2005, pp. 758-759. (over De thuiskomst) |
Nathalie Haesbrouck, ‘Wie sterft met muziek is niet verloren’. Op: Fermate, www.fermate.be/interviews/Anna%20Enquist/Anna%20Enquist%20interview.htm, 12-11-2005. (interview over de rol van muziek in het werk van Enquist) |
Emma Brunt, Dit verdriet gaat nooit over. In: Het Parool, 22-12-2005. (interview over De thuiskomst) |
Marjoleine de Vos, Anna Enquist. Het is troostrijk dat de tijd niet ophoudt met het verdwijnen van je bewustzijn. In: Marjoleine de Vos, Dichtersgesprekken. Over het maken en lezen van poëzie. Amsterdam/Rotterdam 2005, pp. 53-57. (interview over ‘Een herfstlied’, uit Een nieuw afscheid) |
Peter de Bruijn en Pieter Steinz, ‘Het geheim’ (Anna Enquist). In: Peter de Bruijn en Pieter Steinz (samenst.), Elk boek wil muziek zijn. Lezen & luisteren in schema's, thema's en citaten. Amsterdam/Rotterdam 2006, pp. 122-125. |
Léon Hanssen, Een misverstand om in te geloven. De poëzie van M. Vasalis. Amsterdam 2006, pp. 168-177, 206-213, 291-293, 300-302. (onder meer over de receptie van de poëzie van Enquist) |
Frénk van der Linden, Tussen het brullen door. In: Frénk van der Linden, God, geld, macht & liefde. Amsterdam/Antwerpen 2007, pp. 447-454. (interview) |
| |
| |
Coen Verbraak, Anna Enquist: ‘Verdriet holt je uit’. In: Coen Verbraak, Interviews. Diepgaande gesprekken met... [Amsterdam] 2007, pp. 108-117. (interview) |
Vivian de Gier, Het slotakkoord van Anna Enquist. In: Opzij, 1-10-2008. (interview over onder andere Contrapunt, receptie van haar werk, aankondiging einde schrijverschap) |
Alle Lansu, Anna Enquist: ‘Contrapunt’. In: Het Parool, 9-10-2008. |
Janet Luis, Een en al oor, alleen maar klank. In: NRC Handelsblad. 10-10-2008. (over Contrapunt) |
Marja Pruis, Solidair met Bach. In: De Groene Amsterdammer, 24-10-2008. (over Contrapunt) |
Maarten 't Hart, Punten contra. In: Vrij Nederland, 22-11-2008. (kanttekeningen bij de informatie over de Goldbergvariaties van Bach in Contrapunt) |
Andy Leenen, Anna Enquist - de Enquistvariaties. Op: www.ans-online.nl/interview/anna-enquist-de-enquistvariaties, 3-6-2009. (interview over Contrapunt) |
Mischa Spel, ‘De muziek mocht beslist niet gevoelig zijn’. In: NRC Handelsblad, 24-7-2009. (interview over Contrapunt en de rol van muziek in haar leven) |
Dorothea van Zyl, Grensoorskrydende passie in die poësie van Antjie Krog en Anna Enquist. Vroueverskynsel, konvensie of vernuwing? In: Ronel Foster e.a. (red.), Over grenzen. Een vergelijkende studie van Nederlandse, Vlaamse en Afrikaanse poëzie = Oor grense. 'n Vergelykende studie van Nederlandse, Vlaamse en Afrikaanse poësie. Leuven/Den Haag 2009, pp. 109-127. (over de receptie van de poëzie van Enquist) |
Renée Marais, ‘Zo helpt poëzie’. Die funksie van taal en die verwerking van die verlies van 'n kind. In: idem, pp. 265-293. (onder andere over de poëzie van Enquist) |
Maaike Meijer, ‘Het oude draaiboek verbrand’. Over ‘Soldatenliederen’ (1991) van Anna Enquist. In: Dirk de Geest e.a. (red.), ‘Ergens beginnen’. Bijdragen over Nederlandse poëzie (1967-2009) voor Hugo Brems bij zijn emeritaat. Leuven 2009, pp. 217-225. |
Erik Menkveld, Bussen die meisjes neermaaien. In: de Volkskrant, 5-2-2010. (over Nieuws van nergens) |
Arie van den Berg, Rouwend zoeken naar het stilstaande beeld. In: NRC Handelsblad, 26-2-2010. (over Nieuws van nergens) |
Carl de Strycker, Pijn die blijft schrijnen. Over ‘Nieuws van nergens’ van Anna Enquist. In: Vlaanderen, jrg. 59, nr. 331, juni 2010, pp. 527-529. |
Arjen van Veelen, ‘Mijn ellende komt er steeds tussendoor’. Anna Enquist over haar nieuwe bundel ‘Nieuws van nergens’. In: Awater, jrg. 9, nr. 2, zomer 2010, pp. 4-8. (interview) |
Wam de Moor, Anna Enquist, in rouw, op zoek naar harmonie. In: Streven, jrg. 77, nr. 8, september 2010, pp. 749-754. (over Nieuws van nergens) |
Arjen Fortuin, Werk hard, want je moet winnen. In: NRC Handelsblad, 25-2-2011. (over Twaalf keer tucht) |
Daniëlle Serdijn, Observeren achter het glas van de OK. In: de Volkskrant, 22-10-2011. (over De verdovers) |
Jann Ruyters, In nood handelen mensen instinctief. In: Trouw, 22-10-2011. (over De verdovers) |
Marja Pruis, Ophouden met nadenken. In: De Groene Amsterdammer, 27-10-2011. (onder meer over De verdovers) |
Iris Pronk, Anna Enquist. Niemand is nog in diepte geïnteresseerd. In: Trouw, 29-10-2011. (interview naar aanleiding van De verdovers) |
Maarten Dessing, Voorbeeldig, maar bedacht. In:. Boek, jrg. 8, nr. 6, november/december 2011, p. 33. (over De verdovers) |
Linda Huysmans, Anna Enquist: ‘Je stijl is de spiegel van wie je bent’. In: Martin de Jong en Frank Hockx (red.), De Boek-delen interviews. 39 gesprekken met schrijvers, 2001-2010. Leidschendam 2011, pp. 46-50. (interview naar aanleiding van De tussentijd) |
Piet Kralt, Anna Enquist, ‘De thuiskomst’. In: Lexicon van Literaire Werken, aanv. 92, november 2011. (analyse) |
126 Kritisch lit. lex.
september 2012
|
|