| |
| |
| |
Marcellus Emants
door Nop Maas
1. Biografie
Marcellus Emants werd op 12 augustus 1848 geboren te Voorburg. Hij stamde uit een patricische familie van magistraten en bierbrouwers. Over zijn jeugd is weinig bekend. Uit de schaarse mededelingen die hij daar zelf over deed, blijkt dat hij enerzijds een baldadige jongen was, anderzijds van jongs af aan een brede culturele belangstelling aan de dag legde. Hij maakte voor zijn poppenkast een stuk naar La Muette de Portici, schilderde daar zelf de decors bij en speelde er muziek bij op zijn cello. Emants was een goede leerling. Hij bezocht het Gymnasium Haganum en koos, toen deze school gesplitst werd in een gymnasium en een Hoogere Burgerschool, voor de hbs. Na de middelbare school studeerde Emants eerst enige tijd aan de Polytechnische School te Delft. In 1868 liet hij zich te Leiden inschrijven als student in de rechten. Naar eigen zeggen voelde hij zich in Leiden niet op zijn plaats. Hij hield er op ‘een gezellig mensch te zijn’. Geen wonder dat hij, toen in 1871 zijn vader overleed, besloot de studie te staken. Sindsdien leidde hij het leven van een ambteloos burger, die veel reisde en zich verder aan de literatuur wijdde. Den Haag was zijn woonplaats, maar bijna ieder jaar reisde hij naar het buitenland. Hij bereisde heel Europa - vooral zijn favoriete Zwitserland - maar maakte in 1892-1893 ook een wereldreis die hem door India, China, Japan en de Verenigde Staten voerde.
Emants' debuut in boekvorm was het drama Juliaan de Afvallige uit 1874. Vanaf 1869 publiceerde hij al in een aantal tijdschriften. Eerst in het blaadje Quatuor (1869-1871), waarin hij zich doorgaans van het pseudoniem Alleh bediende. Vervolgens was hij,
| |
| |
samen met onder anderen Frits Smit Kleine (1845-1931), redacteur van Spar en Hulst (1872) en De Banier (1875-1880). In 1877 trad hij samen met David van der Kellen (1827-1895) op als redacteur van de Nederlandsche Kunstbode. Na de jaren zeventig heeft hij ieder redacteurschap (onder andere van De Gids) geweigerd. Periodieken waaraan hij met een zekere regelmaat meewerkte, waren De Gids, Groot Nederland, Neerlandia, Het Toekomstig Leven, Het Tooneel, Vereenvoudigingen het Haagse dagblad Het Vaderland. Voor een deel waren de tijdschriften verbonden met belangengroepen waarin Emants actief was. Van 1896 tot 1914 was hij voorzitter van het Nederlandsch Tooneelverbond. Het Algemeen Nederlandsch Verbond, dat pal stond voor de Nederlandse staatbelangen in Nederland, België en Zuid-Afrika, diende hij als ondervoorzitter van Groep Nederland. Vanaf 1894 ijverde hij voor de door R.A. Kollewijn geïnitieerde ‘vereenvoudigde spelling’. Emants maakte deel uit van de in 1916 ingestelde staatscommissie die adviseerde over de spelling.
Grote populariteit heeft Emants nooit verworven - en trouwens ook niet gezocht. Tijdens zijn leven werd een aantal van zijn gedichten, romans, verhalen en toneelstukken vertaald in het Duits. Van Een nagelaten bekentenis verschenen later ook vertalingen in onder andere het Engels en het Frans.
Marcellus Emants is driemaal gehuwd geweest. In 1873 trouwde hij met Christina Prins, die hem in 1875 ontviel. In 1880 hertrouwde hij met de zelf ook schrijvende Eva Verniers van der Loeff (1861-1900). De paranormale verschijnselen waarmee hij tijdens haar ziekte in aanraking kwam, brachten Emants ertoe in de volgende jaren allerlei spiritistische verschijnselen te onderzoeken, overigens zonder dat hij ooit overtuigd werd van het concreet ingrijpen van geesten in het aardse leven. In 1904 trouwde Emants met de veel jongere Duitse actrice Jenny Kühn (1877-1956). In 1909 werd uit dat huwelijk een dochter geboren. Na de Eerste Wereldoorlog, in 1919, besloot Emants te verhuizen naar Zwitserland. Zijn gezondheid ging in de volgende jaren sterk achteruit. Hij overleed op 14 oktober 1923 in het Grand Hotel te Baden (Zwitserland).
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Traditie / Kunstopvatting
Willem Kloos heeft Marcellus Emants geannexeerd bij de Beweging van Tachtig door hem te benoemen tot de Johannes de Doper van de nieuwe literatuur. Emants zelf was nogal verbaasd daarover. In een interview met E. d'Oliveira verklaarde hij er zich niet van bewust te zijn iets nieuws te hebben geprofeteerd of ingeleid: ‘Ik heb doodeenvoudig geschreven wat zich aan mij opdrong. Nooit aan nieuwe richting, zelfs niet aan richting gedacht.’ In belangrijke opzichten wijken de kunstopvattingen van Emants af van die van de Tachtigers. Hij is geen bewonderaar van hun stemmingskunst; in hun woordkunst verwaarlozen ze naar zijn idee de grenzen die nu eenmaal getrokken moeten worden tussen literatuur en schilderkunst; en ook over de rol van de lezer is er groot verschil van mening. Waar Kloos en de zijnen de nadruk leggen op de expressie van de kunstenaar, ruimt Emants in de literaire communicatie ook een essentiële rol in voor de kunstconsument. Herhaaldelijk definieerde hij het kunstwerk als de geslaagde poging van een kunstenaar om datgene wat in hem leeft ook in de toeschouwer of toehoorder op te wekken.
| |
Stijl
Wat Emants verbindt met de Tachtigers is zijn afkeer van het conventionele. Voor zijn stijl had dat de consequentie dat hij steeds op zoek was naar het juiste woord. Emants schreef langzaam en zorgvuldig. Zijn manuscripten vertonen veel doorhalingen. Ook tussen de publicatie van zijn werk in tijdschriften en de uitgave in boekvorm bleef hij aan zijn teksten schaven. Die hang naar het onconventionele kenmerkt ook Emants' kunstopvattingen en zijn levensbeschouwing.
| |
Ontwikkeling / Visie op de wereld
Techniek
Emants was een auteur die wist wat hij deed. Hij dacht na over kunst en leven en publiceerde daar opstellen over. Niet zelden werd hij cerebraal genoemd. Hij was geen rasverteller als Louis Couperus, maar een denker, een analyticus. Zijn kracht zit in de messcherpe analyse van het geestesleven van zijn personages. De ontwikkeling van zijn opvattingen over kunst en leven kan men volgen in zijn geschriften van de jaren zeventig van de negentiende eeuw. In deze periode kwam hij tot de inzichten die hij gedurende de rest van zijn leven bleef huldigen. De afwij- | |
| |
zende en vaak inadequate reacties van de kritiek op zijn publicaties maken duidelijk dat Emants zich op een aantal punten verwijderde van de opvattingen van zijn tijdgenoten. De belangrijkste afwijkingen die zich aftekenen, zijn op levensbeschouwelijk gebied zijn pessismisme en op esthetisch terrein de vervanging van het schone door het ware als constituerend element van het kunstwerk. Dergelijke opvattingen werden in de laatste decennia van de negentiende eeuw internationaal en nationaal gehuldigd door een spraakmakende groep kunstenaars. Men kan daarom zeggen dat Nederland met het optreden van Marcellus Emants in de pas liep met het zich toen ontwikkelende naturalisme. Daarnaast vertonen Emants' vroege geschriften meteen al een aantal karakteristieke kenmerken: hij verzet zich tegen artistieke conventies en professoraal en geestelijk gezag; hij onthult de werkelijkheid achter de schijn; hij neemt kennis van andermans geschriften, zonder daarbij zijn eigen onafhankelijkheid te verliezen; hij is geneigd zich bezig te houden met algemene tendensen die zich voordoen in de geschiedenis, in de eigen tijd en in het leven van de mens.
| |
Thematiek
Visie op de wereld
Reeds in de publicaties van Emants in Quatuor en Spar en Hulst vindt men sporen van wat men een pessimistisch levensgevoel kan noemen. In het lange en wild gecomponeerde opstel ‘Bergkristal’ (dat hij in 1872 in laatstgenoemd tijdschrift publiceerde) treft daarentegen een uitbundig vooruitgangsoptimisme. Tijdens de reis die Emants ondernam na de beëindiging van zijn rechtenstudie, bezocht hij in Oberammergau de Passiespelen. Hij werd getroffen door het ongekunstelde spel van de eenvoudige Oberammergauers en door de indruk die dit maakte op het publiek. Voor hem is dit enerzijds een gelegenheid om zich af te zetten tegen iedere kerkleer en de geestelijkheid, anderzijds brengt het hem ertoe een kosmopolitisch humanisme te proclameren voor de mensheid. Deze optimistische visie is slechts een intermezzo. De publicatie van de reisschetsen Op reis door Zweden in 1877 markeert Emants' overgang naar een filosofisch pessimisme. Emants ondernam deze reis na de dood van zijn eerste vrouw. Tijdens de vaak moeilijke tocht denkt hij na over het doel van het bestaan en verwante onderwerpen. Hij komt tot het inzicht dat in de wereld het leed noodzakelijk het
| |
| |
genot moet overheersen. Als het leven een doel heeft, dan is dat slechts door het lijden te bereiken. Voor Emants zijn deze ideeën niet een gevoelszaak, maar de vrucht van redenering. Hoewel hij geen vakfilosoof was, bestudeerde hij serieus het werk van Spinoza, Kant en Herbert Spencer. In de filosofie van Arthur Schopenhauer en Eduard von Hartmann vond hij - naar eigen zeggen - systematisch geformuleerd wat in hemzelf al leefde. Overigens bestudeerde Emants naast het werk van filosofen ook dat van psychiaters als Charcot.
| |
Kunstopvatting
Een centraal probleem in de literaire discussie van de laatste decennia van de negentiende eeuw is de strijd tussen idealisme en realisme. Ook Emants heeft daarmee geworsteld. In zijn vroege publicaties probeert hij een soort tussenstandpunt in te nemen. Hij betoogt dat aan het realisme - dat duidelijk zijn sympathie heeft - grenzen gesteld zijn: het realisme is onmogelijk omdat de werkelijkheid niet bestaat, maar er alleen de verschillende beelden zijn die de werkelijkheid oproept in de individuen; vervolgens is er bij alle vrijheid voor de kunstenaar een rem op de stofkeuze op straffe van niet begrepen te worden en dus geen kunstwerk te realiseren; tenslotte is de kunstenaar verplicht om bij de vormgeving de werkelijkheid te manipuleren in plaats van haar te kopiëren om de door hem gewenste indruk bij de kunstgenieter tot stand te brengen. Dat neemt allemaal niet weg dat Emants een naturalistisch schoonheidsideaal koestert. In een definitie van kunst hoeft wat hem betreft het woord ‘schoonheid’ niet voor te komen: ‘Waarheid is het wezen der kunst, en schoonheid dier waarheid helder licht.’ Kenmerkend voor Emants' positie ten opzichte van het realisme en naturalisme van zijn dagen is dat zijn bewonderde auteurs niet zozeer Emile Zola en de gebroeders Goncourt zijn, maar schrijvers als Gustave Flaubert en Iwan Toergenjew: realisten, maar geen doctrinaire naturalisten.
Emants vond dat een auteur zijn visie op het leven in zijn werk moet belichamen. Zelf deed hij dat in een groot aantal romans, verhalen, toneelstukken, opstellen en enkele verhalende gedichten.
| |
Thematiek
Evenals andere grote schrijvers bewerkte Emants bestaande stoffen om er zijn eigen visie in te belichamen. In het epische
| |
| |
dichtwerk Lilith (1879) geeft hij een eigen versie van de Paradijstragedie. Lilith - de verpersoonlijking van de wellust - wordt door Jehova begeerd en daarna door hem verstoten. Adam, de vrucht van haar verhouding met Jehova, weet niet dat zij zijn moeder is en wordt verliefd op haar. Samen met haar demonenzusters heerszucht, hebzucht, honger en dorst wil Lilith wraak nemen op Jehova. Zij doen dit via Eva. De conclusie van het gedicht moet luiden dat de wellust heerst in het leven. Wellust houdt, zoals ook Schopenhauer dat formuleert, het leven aan de gang.
Over een mogelijke uitweg handelt een ander episch dichtwerk: Godenschemering (1883). Deze keer nam Emants zijn stof uit de Noorse godenleer, zoals die in de Edda is opgetekend. Hoofdfiguur is Loki, de god van het vuur en de personificatie van het verstand. Dit verstand is het enige wat zich in positieve zin ontwikkelt in de wereld. Uiteindelijk zal het tot het inzicht komen dat het leven niet waard is geleefd te worden. Maar deze ontwikkeling wordt tegengewerkt door de levenswil, de instinctieve drang die allerwegen werkzaam is om het leven in stand te houden. In Godenschemering wordt dat gedemonstreerd door de Noorse goden, die Loki op dezelfde manier behandelen als de mensen doen met het verstand. Wanneer ze hem nodig hebben, gebruiken ze hem, maar zodra het gevaar voorbij is, minachten ze hem en keren ze zich zelfs tegen hem, omdat ze de waarheid niet willen zien.
Nog een derde maal heeft Emants zijn ideeën in een bestaande stof geprojecteerd. In 1918 schreef hij het drama Dokter Ahasverus (gepubliceerd in Groot Nederland van 1927), waarin hij de figuur van de wandelende jood een bezoek laat brengen aan een modern gezin. Ahasverus, weer de belichaming van het verstand, geeft de mensen raad, maar zij zijn niet bereid die te volgen. Zij geven steeds de voorkeur aan de schijn boven de werkelijkheid. Alleen dochter Marie wil zich helemaal aan hem overgeven. Maar wat zij nodig heeft, kan hij haar niet geven. Dat is namelijk de liefde, een mysterie dat Ahasverus nooit heeft kunnen oplossen. De liefde maakt de mens tot slaaf. Zij doet dat door het leven mooier te laten lijken dan het is. De liefde is de grootste vijand van het verstand. Ziedaar in een noten- | |
| |
dop het net van tegenstrijdige neigingen waarin de mens gevangen is.
| |
Visie op de wereld
In zijn romans en verhalen demonstreert Emants keer op keer dat de mens gedoemd is van de ene teleurstelling naar de andere te lopen. Een happy end is in zijn werk ondenkbaar. Het liefdeleven is de belangrijkste motor die de wereld aan de gang houdt. Een beschouwing van Emants' belangrijkste prozawerken kan een en ander nader adstrueren.
| |
Thematiek
Meteen al in zijn eigenlijke prozadebuut, de novellenbundel Monaco (1878), toont Emants personages die de speelbal zijn van hun begeerten. In dit geval betreft het drie spelers aan de bank van Monte Carlo. Dat de contemporaine kritiek dit boek praktisch negeerde, moet waarschijnlijk toegeschreven worden aan de omstandigheid dat ook enig licht vrouwvolk in de verhalen figureert. Waar in Monaco de liefde nog een betrekkelijk ondergeschikte rol speelt in de ondergang van de personages, is zij prominent aanwezig in de bundel Een drietal novellen (1879). Emants wilde in de verhalen ‘drie ontwikkelingstoestanden van hetzelfde gevoel’ behandelen. Een eenvoudig en oprecht beminnend meisje dat zich door een student laat schaken en daarna overgedaan wordt aan een ander (‘Een avontuur’); een getrouwde vrouw die zucht onder het regime van een oudere, tirannieke man en een relatie begint met een schilder (‘Najaarsstormen’) en een nerveuze vrouw die steeds meer afglijdt in de waanzin, doordat ze de dood van haar kind beschouwt als straf voor haar overspelige verliefdheid op een huisvriend (‘Fanny’).
| |
Kunstopvatting
Aan Een drietal novellen liet Emants een programmatisch voorwoord voorafgaan. Hij legt daarin getuigenis af van zijn pessimistische mensbeeld. Met instemming citeert hij de Franse denker Hyppolite Adolphe Taine, die zegt dat de mens niet een van nature gezond wezen is, dat in staat is door eigen inspanning waarheid en deugd te bereiken. De mens is volgens hem een kracht als iedere andere, die zijn niveau en zijn richting meekrijgt door de omstandigheden waarin hij verkeert. De mens heeft dus geen vrije wil, maar wordt gedetermineerd door zijn omgeving. Naar aanleiding van de weigering van een van de drie novellen door de redactie van De Banier - ze was bang voor verlies van abonnees - bepleit Emants in zijn voorwoord ook
| |
| |
een vrije stofkeuze voor de auteur en een realistische weergave. Hij keert zich tegen de vigerende prozacultuur in Nederland, waar met een beroep op de fantasie onwaarheden schering en inslag zijn: ‘Aan scheppingen geen gebrek. Zuidelijke landschappen door hen, die nooit het Zuiden hebben gezien, bosschen in de Tesselsche duinen, waarnaar de bewoners van: dit eiland te vergeefs zoeken, dichterlijke opmerkingen in visschersmonden waaruit geen zeerobbenhoofd wijs worden kan, dialecten op boerenlippen waarvan geen streek in ons vaderland het eigendom reclameert, werelden van kwaad, die alleen dienen om het goede te doen uitkomen en zegevieren, en een heel luilekkerland van geluk tot belooning voor zoetsappige helden, die hunne misstapjes juist zoo weten interichten dat zij nog gelegenheid hebben zich bij tijds te bekeren en dat zij vooral niet onfatsoenlijk worden.’
| |
Thematiek
In 1881 verscheen Emants' eerste roman, Jong Holland, een Ambitieuze en niet helemaal gelukte poging om een beeld te geven van de verslapte en ontzenuwde jongere generatie. De roman speelt in de bankierswereld, waar in die dagen het ene faillissement na het andere plaatsvond, doordat de geldmannen hun hand overspeelden in wilde speculaties. Behalve voor de foute bankier Henri Scheffer zijn hoofdrollen weggelegd voor Zijn beide neven. De oudste, Gijsbrecht, is een onbetrouwbare losbol; de jongste, Frits, is een goedwillende, maar onmachtige figuur.
| |
Relatie leven/werken
Men heeft in Frits wel een zelfportret van Emants willen zien. Dat is zowel juist als onjuist. Emants had de neiging concrete modellen te gebruiken voor zijn werk. Vaak vindt men in personages details terug van de auteur of van mensen uit zijn Omgeving, maar directe portretten levert hij eigenlijk niet. Hij voegt samen, laat weg, verandert de omstandigheden. Men kan zeggen dat het hem enerzijds ging om individualiteit, maar anderzijds om de betekenis die een personage heeft als representant van de (moderne) mens. De intentie om - in afwijking van wat gebruikelijk was - individuen te schetsen in plaats van typen, formuleert Emants ook in het voorwoord van de roman, waarin hij zich afzet tegen het motto dat Hildebrand meegaf aan zijn Camera obscura, zonder concurrentie het meest populaire
| |
| |
prozaboek van de negentiende eeuw: ‘indien ik ook al eens een neus van Herinnering op een gezicht van Verbeelding moest plaatsen, [kan ik niet met Hildebrand getuigen], dat het mijn streven was “de uitdrukking des gelaats zoo weinig bepaald (te maken) dat een zelfde tronie dikwijls op wel vijftig onderscheiden menschen gelijkt.” Onder het werken stonden mij wel degelijk - althans wat de hoofdpersonen van het verhaal betreft - bepaalde individualiteiten voor oogen, en steeds streefde ik er naar het karakteristieke in ieder zoo sterk mogelijk te doen gevoelen.’
| |
Thematiek
Ook in de roman Juffrouw Lina (1888) deed Emants iets dat ongebruikelijk was. Hij nam als hoofdfiguur een boerin, een voormalige gedienstige bij gegoede families, en gaf haar een gecompliceerde psychologie mee. Samen met haar dochter pleegt de hoofdfiguur aan het eind van het boek zelfmoord. Juffrouw Lina wordt wel genoemd als de eerste echt naturalistische roman van Emants.
De hoogtepunten van zijn oeuvre schreef Emants vanaf de jaren negentig. In 1894 verscheen Een nagelaten bekentenis, waarschijnlijk de eerste Nederlandse roman waarin een antiheld uitsluitend in de ikvorm aan het woord komt. Hoofdfiguur is Willem Termeer, die aan het begin van het boek bekent dat hij zijn vrouw vermoord heeft en die in de rest van de roman vertelt hoe dat gekomen is. Willem Termeer tekent zichzelf als een dégénéré, die maatschappelijk voor niets deugt en vooral gebukt gaat onder zijn mislukkingen op het erotische vlak. Welbeschouwd is zijn levensverhaal een opeenvolgende reeks mislukte verliefdheden. Wat zijn verhaal belangwekkend maakt, is dat hij zich als outcast zeer kritisch uitlaat over de maatschappelijke toestanden en dat hij inzichten formuleert die de lezer vaak verontrusten, doordat ze treffend waar zijn en onweerlegbaar lijken. Zo wordt de moraal terzijde geschoven in een overweging als: ‘Bevrediging van je begeerten, dat is geluk, zei De Kantere en hij had gelijk; maar hij had ongelijk die begeerten te schiften in slechte en goede, want voor hem, die ze heeft, bestaan er alleen... dwingende.’ Willem Termeer vat de mogelijkheden en de onmogelijkheden van de mens samen in de formule: ‘Is alles niet illusie en is de illusie niet alles?’
| |
| |
Andermaal hield Emants zijn medeburgers een spiegel voor in de lange titelverhalen van de bundels Vijftig en Op zee, die beide verschenen in 1899. De hoofdfiguur van Vijftig is een ontgoochelde man die op zijn vijftigste nog eenmaal een gooi doet naar het geluk in de liefde, met een voorspelbaar resultaat In Op zee is de hoofdrol weggelegd voor Karel Satis (Latijn voor ‘genoeg’), die op de boot op weg naar het oosten zijn leven overdenkt en voor zijn geestesoog een reeks van illusies voorbij ziet gaan die steevast door desillusies gevolgd werden. Tijdens een bezoek aan een boeddhistische priester in Ceylon laat hij zich uitleggen dat de volmaakte rust en vrede slechts bereikbaar zijn voor wie de begeerten en de levenswil overwonnen heeft. Terug aan boord ontwaken in hem weer nieuwe plannen onder invloed van kennissen die hij daar maakt. Karel Satis komt tot een conclusie die geldig is voor ieder mens: ‘Ach, eens mens is als een karrepaard. Onder de zweepslagen van het leven, dat in hem woelt, spant hij zijn zenuwen, spant hij zijn spieren, trekt hij en trekt hij, tot hij neervalt voor zijn last. Versuft en uitgeput blijft hij dan een poos liggen, alleen nog maar verlangend nooit meer op te hoeven te staan. Maar het leven geselt de laatste krachten in hem omhoog en hij rijst toch weer overeind: hij spant zich toch weer in; hij trekt toch weer aan; hij sleept de wagen toch weer verder. Want feller dan zijn verlangen naar rust, snerpten de slagen van het leven.’
De meest omvangrijke roman die Emants schreef, is Inwijding (1901). Het was de eerste roman die ook een snelle herdruk beleefde. Waarschijnlijk was dat vooral een gevolg van de scandaleuze inhoud. Het boek behandelt de inwijding van een jonge Haagse advocaat in het Haagse leven. Een belangrijk onderdeel daarvan is zijn verhouding - eerst gewenst en allengs minder begeerd - met de maintenee Tonia. Emants is in deze roman op zijn best in het ontmaskeren van de fatsoenlijke mensen. Zijn streven om personages zo onpartijdig en diepgaand mogelijk te analyseren had hij al eerder gedemonstreerd, bijvoorbeeld in Een nagelaten bekentenis, maar niet eerder wist hij een aantal personages op deze manier met elkaar te laten botsen. Waarschijnlijk dankte Emants zijn virtuositeit in dezen mede aan zijn ervaring als toneelschrijver. Ondanks haar redeloosheid en haar
| |
| |
onmogelijke optreden groeide voor veel critici en lezers de figuur van Tonia uit tot de heldin van het boek.
| |
Kritiek / Kunstopvatting
In de twee laatste romans die Emants schreef, Waan (1905) en Liefdeleven (1916), zijn de vrouwelijke hoofdfiguren sterk geïnspireerd door zijn eigen, derde echtgenote. Het zijn zenuwachtige vrouwen, die op hun manier met de beste bedoelingen bezield zijn. Ze trouwen met mannen die evenzeer het beste met hun partner voorhebben. Maar niemand is in staat voor de ander te zijn wat deze gewenst had. De liefde is een waan. En de titel Liefdeleven moet volstrekt ironisch worden opgevat. Emants kiest in deze huwelijksdrama's geen partij. Hij laat de personages met hun eigenaardigheden op elkaar reageren - wat dit aangaat zijn deze boeken ‘experimentele’ romans, zoals Emile Zola dat bedoelde - en spreekt geen oordeel uit over wie al dan niet gelijk heeft. Deze werkwijze irriteerde menige criticus. Emants levert nu eenmaal geen sympathieke personages waarmee de lezer zich risicoloos kan identificeren.
Naar aanleiding van Liefdeleven ontspon zich in De Gids een polemiek tussen Emants en de criticus Carel Scharten over ‘pathologie in de literatuur’. Scharten was van oordeel dat schrijvers bij voorkeur geen psychisch afwijkende personages moesten gebruiken. De schrijver zou daardoor te veel psychiater worden. Emants was van oordeel - en hij hernam daarmee opmerkingen die hij al maakte in het voorwoord bij Een drietal novellen - dat juist de afwijkingen van bijzonder belang zijn voor de kunstenaar, doordat ze in verhevigde vorm en zonder de normale maatschappelijke façades - en daardoor beter zichtbaar - allerlei kenmerken van de mens vertonen. Volgens Emants is het de taak van de kunstenaar ‘ons van zijn standpunt een diepe blik te doen werpen in het zieleleven en de levensverhoudingen der mensen, ons medegevoel op te wekken voor hun smarten en hun vreugden’. De afwijkingen van de norm bieden de kunstenaar wat dit aangaat veel kansen. De boodschap van de roman geldt voor iedereen, abnormaal of zogenaamd normaal: de mens is tenslotte steeds alleen en in het huwelijk zoeken man en vrouw verschillende dingen: de man is gericht op de vrouw, terwijl de vrouw via de man gericht is op een kind. Verliefdheid is een vorm van tijdelijke krankzinnig- | |
| |
heid, waarin de mensen niet in staat zijn de werkelijkheid in het oog te houden.
| |
Publieke belangstelling
Gegeven zijn thematiek is het niet verwonderlijk dat het werk van Emants niet erg populair was. De spiegel die hij zijn lezers voorhoudt, is weinig flatteus. Doordat hij in de handeling van zijn stof afweek van zijn collega-schrijvers, had hij bij kritiek en publiek heel wat weerstanden te overwinnen.
| |
Stijl
Zijn stijl is zuiver en wars van tierelantijnen. Aan de woordkunstigheid die de Tachtigers in zwang brachten, gaf hij zich maar incidenteel over. Zijn stijl mist het sierlijke en Louis Couperus in zijn schrifturen wist te brengen. In stijl en thematiek verhouden Emants en Couperus zich tot elkaar als - om maar eens een gewaagde vergelijking te maken - Willem Frederik Hermans en Gerard Reve.
| |
Kritiek
Zijn leven lang heeft Emants op voet van oorlog gestaan met zijn critici. Hij voelde zich vaak misverstaan en hoewel hij zei zich niets van de kritiek aan te trekken, leed hij daar ernstig onder. Vooral op zijn toneelwerk werd weinig positief gereageerd. Dat toneelwerk is ook niet het sterkste deel van zijn oeuvre, maar Emants hechtte er zelf veel waarde aan. Hij beschouwde de dramatische kunst wel als de lalagste vorm van kunst, maar zij was potentieel de meest werkzame kunstvorm. De meeste critici behandelden Emants overigens met respect, maar zij waren ook mensen die onder invloed van de misleidende levenswil verkeerden en dus de onaangename waarheden van Emants niet voetstoots wilden aannemen. Emants' compromisloze houding - die hij ook kon handhaven doordat hij financieel onafhankelijk was en zich afzijdig hield van het literaire leven - dwong echter wel respect af.
| |
Publieke belangstelling
Een groot verkoopsucces waren Emants' boeken bij zijn leven niet, evenmin trouwens als die van Couperus. Opmerkelijk is dat de belangstelling voor Emants' werk sterk toenam na de Tweede Wereldoorlog. Dat is voor een deel ongetwijfeld te danken aan de inspanningen van uitgever Geert van Oorschot en biograaf Pierre H. Dubois. Maar een belangrijke factor is ongetwijfeld dat zich in de literatuur inmiddels een voorkeur ontwikkeld had voor antihelden als Frits van Egters (in Reves De avonden) en Lodewijk Stegman (in Hermans' Ik heb altijd gelijk).
| |
| |
Emants' personages pasten beter bij de illusieloze moderne literatuur dan bij de overwegend idealistische literatuur van zijn eigen tijd.
| |
Visie op de wereld
Marcellus Emants heeft een consistent oeuvre nagelaten. Over de strekking ervan heeft hij nooit twijfel willen laten bestaan. In een particuliere brief aan Carel Scharten schreef hij in het kader van de pathologie-discussie: ‘U noemt mij pessimist en ik aanvaard die naam. Inderdaad is 't mijn overtuiging, dat van elk leven de rekening koerant - mits eerlik en met kennis van zaken opgemaakt - een nadelig saldo oplevert aan geluk. Toch meen ik, dat niet dit de hoofd-idee van mijn werk is. Die zoek ik veeleer in mijn andere overtuiging, dat ieder mens zich zelf voortdurend misleidt en misleiden moet.’
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Oudere tijdschriftjaargangen bestaan vaak uit meerdere delen. Deze deelnummers worden in de bibliografie aangegeven met romeinse cijfers.
Marcellus Emants, Bergkristal. In: Spar en Hulst, 1872, 1, pp. 5-57, E. |
Marcellus Emants, Juliaan de Afvallige. Drama in vijf bedrijven. Haarlem 1874, W.C. de Graaff, T. |
Marcellus Emants, Kunst. In: De Banier, 1877, III, pp. 129-145, E. |
Marcellus Emants, Op reis door Zweden. Schetsen. Haarlem 1877, W.C. de Graaff, Reisverhaal. (tweede, herziene druk: [1880]; derde druk, met nawoord van Ton Anbeek: Amsterdam [1983], De Arbeiderspers) |
Marcellus Emants, Monaco. Drie typen, Haarlem 1878, W.C. de Graaff, NB. (tweede druk: 1886, W. Gosler; derde druk: Amsterdam 1969, G.A. van Oorschot; vierde druk: Utrecht-Antwerpen 1984, Veen) |
Marcellus Emants, Schoonheid. In: De Banier, 1879, III, pp. 381-401, E. |
Marcellus Emants, Lilith. Gedicht in drie zangen. Haarlem 1879, W.C. de Graaff, G. (tweede druk: Sneek 1885, H. Pijttersen Tz., met ‘Voor den tweeden druk’; derde druk, met inleiding van A.M. Cram-Magré: Culemborg 1971, Tjeenk Willink-Noorduijn; fotomechanische herdruk van de tweede druk, met 17 etsen van Roelof van Rosmalen: Nieuwkoop [1980], Heuff) |
Marcellus Emants, Een drietal novellen. Haarlem 1879, W.C. de Graaf, NB. (herdruk onder de titel Drie novellen: Utrecht 1981, Het Spectrum) |
Marcellus Emants, Jong Holland. Oorspronkelijke roman. 's-Gravenhage 1881, Henri J. Stemberg, R. (tweede druk, met nawoord van Ton Anbeek: Amsterdam 1983, Em. Querido) |
Marcellus Emants, Godenschemering. Een gedicht. Sneek 1883, H. Pijttersen Tz., G. (tweede druk: 1885, met ‘Een paar opmerkingen voor den tweeden druk’; vanaf de derde druk: Haarlem 1910, H.D. Tjeenk Willink; zesde druk, uitgegeven en ingeleid door M.C. van den Toorn: Zwolle 1966, W.E.J. Tjeenk Willink) |
Marcellus Emants, Veleda. Allegorisch-historische vertooning in twee bedrijven. ['s-Gravenhage 1883, z.u.], T. |
Marcellus Emants, Langs den Nijl. Aanteekeningen van een toerist. Haarlem 1884, W. Gosler, Reisverhaal. (vanaf tweede druk: Utrecht-Antwerpen 1983, Veen) |
Marcellus Emants, Goudakkers illusiën. Een verhaal. Haarlem 1885, W. Gosler, R. (tweede druk: Amsterdam 1982, Em. Querido) |
Marcellus Emants, Uit Spanje. Schetsen. 's-Gravenhage 1886, W. Cremer, Reisverhaal. |
Marcellus Emants, Adolf van Gelre. Drama in vijf bedrijven. 's-Gravenhage [1888], W. Cremer, T. |
| |
| |
Marcellus Emants, Juffrouw Lina. Een portret. 's-Gravenhage 1888, W. Cremer, R. (tweede druk, met nawoord van Margaretha H. Schenkeveld: Amsterdam Em. Querido; derde druk: Utrecht-Antwerpen 1982, Veen) |
Marcellus Emants, Jonge harten. Blijspel in drie bedrijven. 's-Gravenhage 1888, W. Cremer, T. (vanaf tweede druk: Amsterdam [1904], Van Holkema & Warendorf) |
Marcellus Emants, Haar zuster. Tooneelspel in vier bedrijven. 's-Gravenhage 1890, W. Cremer & Co, T. |
Marcellus Emants, Fatsoen. Tooneelspel in drie bedrijven. Amsterdam [1890], L.J. Veen, T. |
Marcellus Emants, Te laat. Tooneelspel in één bedrijf. In: De Gids, jr. 54, 1890, III, pp. 512-541, T. |
Marcellus Emants, Dood. Een tweetal novellen. Haarlem 1892, H.D. Tjeenk Willink, NB. (tweede druk, onder de titel Afgestorven: Amsterdam [1916], Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur) |
Marcellus Emants, Lichte kost. Novellen. Amsterdam 1892, Van Holkema & Warendorf, NB. (tweede druk, met voorwoord van Pierre H. Dubois: 's Gravenhage [1983], Nijgh & Van Ditmar) |
Marcellus Emants, Hij. Dramatisch tafreel. Amsterdam [1894], Van Holkema & Warendorf, T. |
Marcellus Emants, Onder ons. Dramatisch tafreel. Amsterdam [1894], Van Holkema & Warendorf, T. |
Marcellus Emants, Een nagelaten bekentenis. Amsterdam [1894], Van Holkema & Warendorf, R. (derde druk, met inleiding van Victor E. van Vriesland: Amsterdam 1951, G.A. van Oorschot; vanaf vierde druk zonder de inleiding; negende druk, met inleiding en woordverklaring door E.C. Britz: Pretoria en Kaapstad 1980, Academica; tiende(?) druk: Utrecht-Antwerpen [1984], Het Spectrum; vanaf elfde(?) druk, met nawoord van Nop Maas: 1986, Veen; dertiende(?) druk, met inleiding van Ton Anbeek: Amsterdam 1994, Prometheus-Bert Bakker; veertiende(?) druk, met nawoord van Nop Maas: [1997], Pandora) |
Marcellus Emants, Artiest. Tooneelspel in drie bedrijven. Amsterdam [1895], Van Holkema & Warendorf, T. |
Marcellus Emants, Niets-doen. In: Los en Vast, jrg. 30, 1895, pp. 331-349, E. |
Marcellus Emants, Eenige losse opmerkingen over het nationale, het kosmopolitisme en het algemeen menselijke op het gebied van de kunst. In: Los en Vast, jrg. 31, 1896, pp. 320-334. |
Marcellus Emants, Van heinde en verre. 's-Gravenhage [1897], Haagsche Boekhandel- en Uitgevers-Maatschappij, Reisverhalen. |
Marcellus Emants, Een kriezis. Blijspel in vier bedrijven. 's-Gravenhage 1898, Haagsche Boekhandels- en Uitgevers-Maatschappij, T. |
Marcellus Emants, Loevesteijn. Dramatisch-historisch tafreel met naspel. 's-Gravenhage 1898, Haagsche Boekh.- en Uitg.-Maatschappij, Gebr. Belinfante, Zuid-Holl. Boek- en Handelsdrukkerij, T. |
| |
| |
Marcellus Emants, Op zee. 's-Gravenhage 1899, Haagsche Boekhandel- en Uitgevers-Maatschappij, NB. (tweede druk van het titelverhaal: Amsterdam [1973], G.A. van Oorschot; tweede druk van de bundel, met nawoord van Frank Engering: Utrecht-Antwerpen 1983, Veen) |
Marcellus Emants, Vijftig. 's-Gravenhage 1899, Haagsche Boekhandel- en Uitgevers-Maatschappij, NB. (tweede druk van het titelverhaal: Amsterdam [1975]; derde druk van het titelverhaal, met inleiding van J. v[an] D[elden]: Apeldoorn [1981], Van Walraven; tweede druk van de bundel: Utrecht-Antwerpen 1985, Veen) |
Marcellus Emants, Inwijding, Haags leven. 's-Gravenhage 1901, Haagsche Boekhandel- en Uitgevers-Maatschappij, R. (derde druk, met inleiding van Barend de Goede: Utrecht 1949, De Roos; vierde druk, met inleiding van Ton Anbeek: Amsterdam-Brussel 1978, Elsevier; vijfde druk: Utrecht-Antwerpen 1982, Het Spectrum; zesde druk, met nawoord van Nop Maas: Amsterdam-Antwerpen [1991], Veen) |
Marcellus Emants, Een nieuwe leus. Haags kluchtspel in één bedrijf. Amsterdam [1902], Van Holkema & Warendorf, T. |
Marcellus Emants, In de praktijk. Blijspel in één bedrijf. Amsterdam [1903], Van Holkema & Warendorf, T. |
Marcellus Emants, Een kind. [Voorburg 1905], ‘Voorburg’, N. |
Marcellus Emants, Waan. Amsterdam 1905, Van Holkema & Warendorf, R. (vanaf tweede druk: Amsterdam [1968], G.A. van Oorschot; vierde druk, met nawoord van Nop Maas: Utrecht-Antwerpen 1986, Veen) |
Marcellus Emants, Loki. Amsterdam [1906], Van Holkema & Warendorf, G. |
Marcellus Emants, Domheidsmacht. Toneelspel in 5 bedrijven. Amsterdam 1907, Van Holkema & Warendorf, T. (derde druk, met inleiding en aantekeningen van G. Dekker: Pretoria-Kaapstad 1944, J.H. de Bussy-H.A.U.M.; vierde druk: [Amsterdam]-Pretoria 1965, Van Holkema & Warendorf-J.L. van Schaik) |
Marcellus Emants, Tegenover het mysterie. Toneelspel in drie bedrijven. In: De Gids, jrg. 71, 1907, I, pp. 1-53, T. |
Marcellus Emants, Reisplezier. In: De Nieuwe Gids, jrg. 23, 1908, I, pp. 35-71, T. |
Marcellus Emants, Fantazie. Toneelspel in drie bedrijven. In: Groot Nederland, jrg. 7, 1909, I, pp. 385-450, T. |
Marcellus Emants, Een nationaal belang en het adres der zeventig letterkundigen in zake de vereenvoudiging van onze schrijftaal. In: Groot Nederland, jrg. 8, 1910, II, pp. 1-12, E. |
C.H.A. Blanche Koelensmid, Godenschemering. Drama in 8 tafereelen. Geautoriseerde bewerking van Marcellus Emants' gedichten Godenschemering en Loki. Haarlem 1910, H.D. Tjeenk Willink, T. |
Marcellus Emants, Zijn evenmens. Blijspel in drie bedrijven. In: Groot Nederland, jrg. 13, 1915. I, pp. 53-92 en 181-203, T. |
| |
| |
Marcellus Emants, Afgestorven. Een tweetal novellen. Amsterdam [1916], Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, NB. (tweede druk van Dood, herdrukt als Afgestorven, Huwelijksgeluk. Een kind: [1967], G.A. van Oorschot) |
Marcellus Emants, Liefdeleven. Roman. Amsterdam 1916, Van Holkema & Warendorf, R. (derde druk: 1935, Em. Querido; vanaf vierde druk: 1965, G.A. van Oorschot; zevende(?) druk, met nawoord van Nop Maas: Utrecht-Antwerpen 1986, Veen) |
Marcellus Emants, Waarom moet ons volk zijn taal en nationale eigenaardigheden in ere houden? Rotterdam 1916, Drukkerij ‘Cordati’, E. |
Marcellus Emants, Om de mensen. Toneelspel in drie bedrijven. Amsterdam 1917, Van Holkema & Warendorf, T. |
Marcellus Emants, Als het getij verloopt... Blijspel in één bedrijf. Amsterdam [1920], Van Holkema & Warendorf, T. |
Marcellus Emants, Mensen. Amsterdam [1920], Van Holkema & Warendorf, NB. (tweede druk, met nawoord van Ton Anbeek: 1981, Em. Querido) |
Marcellus Emants, Zo'n pias. Blijspel in drie bedrijven. In: De Nieuwe Gids, jrg. 35, 1920, 1, pp. 851-880 en II, pp. 59-88, T. |
Marcellus Emants, Geuren. Tooneelspel in drie bedrijven. Amsterdam 1924, Van Holkema & Warendorf, T. |
Marcellus Emants, Dokter Ahasverus. Toneelspel in drie bedrijven. In: Groot Nederland, jrg. 25, 1927, I, pp. 337-364, 458-477 en 561-584, T. |
Marcellus Emants, Brieven aan Frits Smit Kleine. Uitgegeven, ingeleid en van aantelkeningen voorzien door Pierre H. Dubois. 's-Gravenhage 1962, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Br. (tweede druk: Amsterdam 1982, Joost Nijsen) |
Marcellus Emants, Woorden. In: Tirade, jrg. 10, 1966, nr. 119-120, november-december, pp. 763-810, E. |
Marcellus Emants, Zwijgen. Met inleiding van Pierre H. Dubois. Amsterdam 1967, J.M. Muelenhoff, Cahiers voor Letterkunde voor het Voortgezet Onderwijs, N. (eerder opgenomen in Dood) |
Marcellus Emants, Pro domo. Essays. Samengesteld en ingeleid door Pierre H. Dubois. Amsterdam 1968, G.A. van Oorschot, EB. |
Marcellus Emants, Sneldichten. Keuze Nop Maas en Marijke Stapert-Eggen. Hengelo 1975, La Chambre d'Amour, G. |
Marcellus Emants, Een zitting met Eusapia Paladino. Ingeleid door Nop Maas. [Brussel 1977], Manteau, E. |
Marcellus Emants, Een zonderling. Amsterdam 1982, De Hak, N. (eerder opgenomen in Mensen) |
Marcellus Emants, In de schouwburgen van Parijs en Berlijn. Samengesteld door Nop Maas. Nijmegen 1983, Vriendenlust, E. |
| |
| |
Marcellus Emants, Uit Bayreuth. Een jaar later. [Ingeleid door Nop Maas. Nijmegen 1983], Reisverhaal. |
Marcellus Emants, Onopgelost. Woubrugge [1983], Avalon Pers, N. |
Marcellus Emants, In Bosnië en Herzegovina. Samengesteld en toegelicht door Nop Maas. Nijmegen 1984, Vriendenlust, Reisverhalen. |
Marcellus Emants, W.G. van Nouhuys en A.W. Stellwagen, Letterkundige tijdsidealen. Samengesteld en toegelicht door Nop Maas. Nijmegen 1984, Vriendenlust, EB. |
Marcellus Emants e.a., Letterkundig Intermezzo. Samengesteld en toegelicht door Nop Maas. Nijmegen 1985, Vriendenlust, EB. |
Marcellus Emants, Aantekeningen. Uitgegeven, ingeleid en toegelicht door Nop Maas met medewerking van Pierre H. Dubois. 's-Gravenhage 1985, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Aantekeningen. |
Marcellus Emants, Brits-Indisch hotelleven. Utrecht-Bunnik 1987, Sjaalmanpers, Reisverhaal (eerder opgenomen in Van heinde en verre) |
Marcellus Emants, Reisplezier. Samengesteld en ingeleid door Nop Maas. Nijmegen 1987, Vriendenlust, N/Reisverhaal. |
Marcellus Emants, Een wereldreis in 1833. Samengesteld door Nop Maas. Utrecht/Antwerpen [1988], Veen, Reisverhalen. |
Marcellus Emants, Argwaan. Met nawoord van Hans Dijkhuis. Tricht [1988], Goossens, N. (eerder opgenomen in Dood en Afgestorven) |
Marcellus Emants, Niet om de knikkers, maar om het recht van 't spel. Nijmegen 1988, September, N. |
Marcellus Emants, Huwelijksgeluk en andere verhalen. Samengesteld door Nop Maas. Nijmegen 1989, Cadans, NB. |
Marcellus Emants, Geachte heer Redacteur! Samengesteld en toegelicht door Nop Maas. Nijmegen 1989, Vriendenlust, Br. |
Marcellus Emants, Dat is dom; Maar zoo zijn de lui nu eenmaal. Dertien brieven. Bezorgd en ingeleid door Paul Post. Nijmegen [1990], Verzameld Werk, Br. |
Marcellus Emants, Een positie. Amsterdam 1991, Bembo, T. |
Marcellus Emants, Een oude knol. Amsterdam 1993, De Lange Afstand, Br. |
Marcellus Emants, Frisse lucht. Reizen rond de Middellandse Zee. Met een nawoord van Nop Maas. Amsterdam 1993, Cadans, Reisverhalen. |
De mens moet het leven overwinnen. Brieven van Marcellus Emants aan Jkvr. E.C.V.E.M. van Nispen tot Sevenaer. Woubrugge [1994], Avalon Pers, Br. |
Marcellus Emants, Voor mij blijft het leven een krankzinnigheid. Een portret in brieven. Geselecteerd en toegelicht door Nop Maas. Amsterdam/Antwerpen [1995], L.J. Veen, Br. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
In deze bibliografie zijn recensies op toneelstukken en reisverhalen van Emants niet opgenomen. Wie in dergelijke besprekingen geïnteresseerd is, vindt er een aantal opgesomd in Pierre H. Dubois, Marcellus Emants. Een schrijversleven. Tweede, herziene en uitgebreide druk. 's-Gravenhage 1980, pp. 423-429. Aldaar wordt ook een aantal beschouwingen opgesomd die verschenen bij Emants' zeventigste verjaardag in 1918 en zijn overlijden in 1923.
C.G. Withuys, Doop-groet aan Marcellus Emants. In: Muzen-Album, 1849, H, pp. 208-211. |
[anoniem], [recensie van Monaco], In: Nederland, jrg. 30, 1878, III, pp. 354-355. |
Jan ten Brink, [recensie van Monaco], In: De Locomotief, 24 en 25-11-1878. |
H.[averkorn] v.[an] R.[ijsewijk], Lilith. In: NRC, 1-10-1879. |
[anoniem], [recensie van Lilith]. In: De Amsterdammer, 26-10 en 9-11-1879. |
[anoniem], [recensie van Een drietal novellen]. In: Het Vaderland, 12-11-1879. |
S.Z., [recensie van Een drietal novellen]. In: Mineroa, 10 en 17-12-1879. |
Charles Boissevain, Iets nieuws. In: De Gids, jrg. 43, 1879, IV, pp. 421-457. (over Lilith) v. D.[eventer], [recensie van Lilith en Een drietal novellen], In: Wetenschappelijke Bladen, jrg. 24, 1879, IV, pp. 470-474. |
Flanor [pseudoniem van C. Vosmaer], Vlugmaren. In: De Nederlandsche Spectator, 18-10-1879, pp. 337-339. (over Lilith) |
Q.N. [pseudoniem van Willem Kloos], Lilith en de Gids. In: De Nederlandsche Spectator, 20-12-1879, pp. 407-409. |
F. Smit Kleine, Lilith, gedicht in drie zangen. In: Nederland, jrg. 31, 1879, III, pp. 381-398. Ook in: F. Smit Kleine, Denkers en dichters. Utrecht [z.j.], pp. 168-187. |
Jan ten Brink, Een aesthetisch vraagstuk. In: Zondagsblad van het Nieuws van den Dag, 14-12-1879. (over Lilith) |
Olim, Letterkundig overzicht. In: De Nederlandsche Spectator, 29-11-1879, pp. 385-387. (over Een drietal novellen) |
[anoniem], Gedachten over lilith. In: De Portefeuille, jrg. 1, 1879-1880, pp. 273-275. |
[anoniem], [recensie van Lilith]. In: De Portefeuille, jrg. 1, 1879-1880, p. 305. |
V.v.L., Lilith en de redactie van de Banier. In: De Banier, jrg. 6, 1880, I, pp. 72-75. |
[anoniem], Boekaankondigingen. In: De Portefeuille, jrg. 1, 1879-1880, p. 316. (over Een drietal novellen) |
[anoniem], Over V.v.L. den raadgever van Emants, in De Banier. In: De Portefeuille, 1879-1880, p. 337. (over Lilith) |
J.H. Rössing, Een drietal novellen door Marcellus Emants. In: De Amsterdammer, 4-1-1880. |
J.A. Alberdingk Thijm, Emants' Lilith. Amsterdam 1880. Ook in: Dietsche Warande, 1881, pp. 97-124, onder de titel: Eene wanhopige ‘levensbeschouwing’. |
Q.N. [pseudoniem van Willem Kloos], Alberdingk Thijm gerechtvaardigd. In: De Nederlandsche Spectator, 7-2-1880, pp. 41-42. (over Lilith) |
A.G. van Hamel, De mythologie van het onbewuste. In: Los en Vast, jrg. 15, 1880, pp. 54-89. (over Lilith) |
[anoniem], [recensie van Een drietal novellen]. In: De Tijdspiegel, jrg. 37, 1880, I, pp. 344-373. |
[J.C.]v.D.[eventer], [recensie van Een drietal novellen]. In: Wetenschappelijke Bladen, jrg. 25, 1880, II, pp. 145-150. |
J.M.E.D., [recensie van Lilith]. In: Het Leeskabinet, jrg. 47, 1880, Bibliographisch Album, pp. 55-56. |
[anoniem], [recensie van Een drietal novellen]. In: Het Leeskabinet, jrg. 47, 1880, Bibliographisch Album, pp. 117-119. |
M.E. de Werker, Eene beoordeeling met hindernissen. In: De Tijdspiegel, jrg. 37, 1880, III, pp. 121-124. (over Lilith) |
Jan ten Brink, Jong-Holland in 1881. In: Zondagsblad van Het Nieuws van den Dag, 11-12-1881. (over Jong Holland) |
| |
| |
[anoniem], [recensie van Jong Holland]. In: Het Vaderland, 21-11-1881. |
Flanor [pseudoniem van C. Vosmaer], Vlugmaren. In: De Nederlandsche Spectator, 21-1-1882, pp. 25-27. (over Jong Holland) |
W. Doorenbos, Jong Holland nominaal. In: De Nederlandsche Spectator, 25-3-1882, pp. 99-100. (over Jong Holland) |
Van der Kulk, Sociale toestanden. In: De Tijdspiegel, jrg. 39, 1882, I, pp. 326-353. (over Jong Holland) |
H. Wolfgang van der Mey, Jong Holland. In: Astrea, jrg. 1, 1882, pp. 166-190. |
A.G. van Hamel, [recensie van Jong Holland]. In: Los en Vast, jrg. 27, 1882, pp. 50-75. |
C.E.B., [recensie van Jong Holland]. In: De Amsterdammer, 23-4-1882. |
J.H. Hooijer, Onze nationaliteit. In: De Gids, jrg. 46, 1882, IV, pp. 385-400. (over Jong Holland) |
[anoniem], [recensie van Godenschemering]. In: De Portefeuille, 1-12-1883. |
[anoniem], Godenschemering... In: De Amsterdammer, 9-12-1883. |
C., De Godenschemering van Emants. Een verschijning uit de Edda. In: De Amsterdammer, 23-12-1883. |
[anoniem], [recensie van Godenschemering]. In: De Gids, jrg. 47, 1883, IV, pp. 532-536. |
Flanor [pseudoniem van C. Vosmaer], Vlugmaren. In: De Nederlandsche Spectator, 9-2-1884, p. 47. (over Godenschemering) |
B.G. de Vries van Heijst, Ragnarok. In: Los en Vast, jrg. 19, 1884, pp. 55-83. (over Godenschemering) |
B.G. de Vries van Heijst, Een toelichting. In: Los en Vast, jrg. 19, 1884, pp. 220-222. (over Godenschemering) |
A.v.O., Odins Trost van Felix Dahn en Godenschemering van Marcellus Emants. In: Wetenschappelijke Bladen, jrg. 29, 1884, III, pp. 146-157 en 307-316. |
Henriette van der Mey, Loki uit ‘Odiens Troost’ en uit ‘Godenschemering’. In: De Amsterdammer, 15 en 22-2-1885. |
Scaramouche [pseudoniem van M.G.L. van Loghem], [recensie van Goudakker's illusiën]. In: De Amsterdammer, 10-5-1885. |
Wolfgang, Letterkundige kroniek. In: De Nederlandsche Spectator, 25-7-1885, p. 242. (over Goudakker's illusiën) |
Jantje Blanus, Salto Mortale. In: De Lantaarn, jrg. 1, 1885, nr. 11, pp. 1-4. (over Goudakker's illusiën) |
F.A.B.[uis], [recensie van Goudakker's illusiën]. In: De Leeswijzer, jrg. 1, 1884-1885, pp. 367-368. |
[anoniem], [recensie van Goudakker's illusiën], In: De Tijdspiegel, jrg. 42, 1885, II, pp. 432 e.v. |
[anoniem], Goudakker's illusiën. In: Nederland, 37, 1885, II, pp. 237-240. |
[anoniem], Goudakkers illusiën. In: De Gids, jrg. 49, 1885, IV, pp. 194-200. |
H. Cosman, Godenschemering van Marcellus Emants. In: De Portefeuille, jrg. 7, 1885-1886, pp. 22-23. |
F. Smit Kleine, Een brief aan Marcellus Emants. In: De Leeswijzer, jrg. 2, 1885-1886, pp. 199-200. (over Lilith en Godenschemering) |
Willem van Heerde [pseudoniem van J.E. Sachse], Marcellus Emants. In: Noord en Zuid, jrg. 10, 1887, ‘De bibliotheek’, pp. 173-187. (algemeen) |
F. Smit Kleine, Marcellus Emants. In: De Portefeuille, jrg. 9, 1887, Winternummer, pp. 49-52. |
A.J. [pseudoniem van K.J.L. Alberdingk Thijm], Juffrouw Lina. In: De Amsterdammer, 25-11-1888. |
[anoniem], Letterkundige kroniek. In: De Gids, jrg. 52, 1888, IV, pp. 503-509. (over Juffrouw Lina) |
Wolfgang, Letterkundige kroniek. In: De Nederlandsche Spectator, 27-11-1888, pp. 407-408. (over Juffrouw Lina) |
Lodewijk van Deyssel [pseudoniem van K.J.L. Alberdingk Thijm], Juffrouw Lina. In: De Nieuwe Gids, jrg. 4, 1888-1889, pp. 253-256. |
[anoniem], [recensie van Juffrouw Lina]. In: De Portefeuille, jrg. 10, 1888-1889, II, pp. 258-260. |
[Cath. Alberdingk Thijm], Leestafel. In: De Hollandsche Lelie, jrg. 2, 1888-1889, p. 184. (over Juffrouw Lind) |
| |
| |
G.H. Priem, Letterkundige kroniek. In: Holland-Vlaanderen, jrg. 2, 1889, II, pp. 213-215. (over Juffrouw Lina) |
Frans Netscher, Moderne romans. In: Nederland, jrg. 41, 1889, III, pp. 3-30. (over Juffrouw Lina) |
[anoniem], [recensie van Dood]. In: Het Vaderland, 15-6-1892. |
[anoniem], [recensie van Dood]. In: NRC, 13-7-1892. |
[anoniem], Dood. In: De Gids, jrg. 56, 1892, III, pp. 178-179. |
[anoniem], [recensie van Dood], In: De Tijdspiegel, jrg. 49, 1892, II, pp. 425-427. |
Wolfgang, Letterkundige kroniek. In: De Nederlandsche Spectator, 30-7-1892, pp. 252-253. (over Dood) |
Lynceus [pseudoniem van Frits Lapidoth], Haagsche uitkijkjes. In: Het Vaderland, 16/17-12-1894. (over Een nagelaten bekentenis) |
Wolfgang, Willem Termeer. In: De Nederlandsche Spectator, 15-12-1894, pp. 406-407. (over Een nagelaten bekentenis) |
[anoniem], Recensiën. In: De Portefeuille, jrg. 16, 1894-1895, pp. 289-290. (over Een nagelaten bekentenis) |
[anoniem], [recensie van Een nagelaten bekentenis], In: De Tijdspiegel, jrg. 52, 1895, I, pp. 406-408. |
[anoniem], Letterkundige kroniek. In: De Gids, jrg. 59, 1895, I, pp. 165-173. (over Een nagelaten bekentenis) |
W.G. van Nouhuys, Marcellus Emants. In: Los en Vast, jrg. 30, 1895, pp. 350-387. Ook in: W.G. van Nouhuys, Studiën en critieken. Amsterdam 1897, pp. 1-37. (over Een nagelaten bekentenis) |
[anoniem], [recensie van Een nagelaten bekentenis]. In: Nederland, jrg. 47, 1895, I, pp. 366-368. |
F.C. [oenen] Jr., [recensie van Een nagelaten bekentenis], In: De Kroniek, 29-9-1895. |
Teodor de Wyzewa, La littérature hollandaise II. In: Teodor de Wyzewa, Écrivains étrangers. Paris 1896, pp. 293-297. (algemeen) |
L. van Deyssel, Marcellus Emants. Van Zola tot Maeterlinck. In: L. van Deyssel, Verzamelde opstellen. Tweede bundel. Amsterdam 1897. (over Een nagelaten bekentenis) |
W.G. van Nouhuys, Marcellus Emants. In: Woord en Beeld, jrg. 2, 1897, pp. 429-433. (algemeen) |
Pollux, Marcellus Emants. In: Vereenvoudiging, jrg. 1, 1897-1898, pp. 70-71. (algemeen) |
Frans Netscher, Karakterschets. In: De Hollandsche Revue, jrg. 3, 1898, pp. 31-43. (algemeen) |
Gregorius [pseudoniem van Frans Erens], [recensie van Op zee]. In: De Amsterdammer, 3-6-1900. |
G.H. van Senden, Marcellus Emants' ‘Godenschemering’. In: Jong Holland, jrg. 1, 1900-1901, pp. 26-28 en 55-58. |
[anoniem], Letterkundige kroniek. In: De Gids, jrg. 65, 1901, I, pp. 521-528. (over Inwijding) |
Max Conrat, Hollandischer Brief. In: Das Litterardche Echo, jrg. 3, 1900-1901, pp. 1496-1498. (over Inwijding) |
Wolfgang, Inwijding. In: De Nederlandsche Spectator, 22-6-1901, pp. 200-201. (over Inwijding) |
J. van den Oude [pseudoniem van C. van Nievelt], [recensie van Op zee]. In: J. van den Oude, Litterardche interludiën. 2e bundel. Leiden 1901, pp. 73-80. |
Flanor [pseudoniem van P.A.M. Boele van Hensbroek], Vlugmaren. In: De Nederlandsche Spectator, 13-7-1901, pp. 224-225. (over Inwijding) |
Charles M. van Deventer, [recensie van Vijftig]. In: Charles M. van Deventer, Hollandsche bellettrie van den dag. Haarlem 1901, pp. 218-224. |
[anoniem], [recensie van Inwijding]. In: Nederland, jrg. 53, 1901, IV, pp. 254-256. |
J. de Meester, Inwijding. In: Den Gulden Winckel, jrg. 1, 1902, pp. 9-11. A. de Savornin Lohman, Tonia. In: A. de Savornin Lohman, Letterkundig leven. Amsterdam [z.j.], pp. 163-171. (over Inwijding) |
Marcellus Emants. In: W.G. van Nouhuys, Uren met schrijvers. Studiën en critieken. Amsterdam 1902, pp. 124-141. (algemeen en over Inwijding) |
| |
| |
J. van den Oude [pseudoniem van C. van Nievelt], [recensie van Inwijding]. In: J. van den Oude, Uit de poppenkraam onzer romantiek. Leiden 1903, pp. 29-37. |
Charles M. van Deventer, Rijk en arm. In: Charles M. van Deventer, Hollandsche bellettrie van den dag. Haarlem 1904, pp. 110-118. (over Inwijding) |
Jan ten Brink, Marcellus Emants. In: Jan ten Brink, Geschiedenis der Noord-Nederlandsche letteren in de XIXe eeuw in biographieën en bibliographieën, 1830-1900. Grootendeels herzien door den auteur, verder bezorgd en bijgewerkt door Taco H. de Beer. Deel III. Rotterdam [1904], pp. 265-295. (algemeen) |
H. van Leeuwen, Tien jaren tijdschrift-litteratuur. In: Boek en Kunst, jrg. 1, 1904, pp. 65-66, 77-78, 89-90, 99-102, 112-114, 123-126 en 134-137. (over de tijdschriften waarvan Emants redacteur was in de jaren zeventig van de negentiende eeuw) |
Top Naeff, Keur. In: Den Gulden Winckel, jrg. 4, 1905, pp. 184-185. (over Waan) |
J. van den Oude [pseudoniem van C. van Nievelt], [recensie van Waan]. In: Het Nieuws van den Dag, 5-6-1905. |
W.G. van Nouhuys, [recensie van Waan]. In: Het Vaderland, 26-8-1905. |
W. Pik, Marcellus Emants Waan. In: De Amsterdammer, 24-9-1905. |
Wolfgang, Letterkundige kroniek. In: De Nederlandsche Spectator, 10-6-1905, pp. 184-185. (over Waan) |
W.G.v.N.[ouhuys], Literatuur. In: Groot Nederland, 1905, II, pp. 481-486. (over Waad) |
F. Smit Kleine, Marcellus Emants. In: De Prins, 28-10-1905. Ook in: F. Smit Kleine, Denkers en dichters. Utrecht [z.j.], pp. 192-197. (algemeen) |
A. de Savornin Lohman, [recensie van Waan]. In: De Hollandsche Lelie, jrg. 19, 1905-1906, pp. 740-742. |
Albert Verwey, Inleiding tot de nieuwe Nederlandsche dichtkunst. 2e druk. Amsterdam 1906, pp. 14-33. (over Lilith en Godenschemering) |
H. Verhaegh Jr., Loki. In: De Nederlandsche Spectator, 13-10-1906, pp. 326-327. |
J.B. Schepers, Marcellus Emants, Loki. In: De Amsterdammer, 27-1-1907. |
W.G. v. N.[ouhuys], Dramatische kroniek. In: Groot Nederland, jrg. 5, 1907, I, pp. 235-247. (over Loki) |
Willem Kloos, [recensie van Loki]. In: Willem Koos, Letterkundige inzichten en vergezichten. Deel III. Amsterdam [z.j.], pp. 22-38. |
J. Lhoneux, De eerste vrouw van Adam. In: De Vlaamsche Gids, jrg. 3, 1907, pp. 262-272. (over Lilith) |
Is. Querido, Marcellus Emants - Waan. In: Is. Querido, Studiën. 2e druk. Amsterdam 1910, pp. 181-186. |
H.U. Jessurun d'Oliveira, Marcellus Emants. In: H.U. Jessurun d'Oliveira, De mannen van '80 aan het woord. Amsterdam 1909. (interview) |
Is. Querido, Marcellus Emants. In: De Ploeg, jrg. 4, 1911-1912, pp. 1-5. Ook in: Is. Querido, Geschreven portretten. Amsterdam [1912], p. 45-51. (algemeen) |
J.D.C. van Dokkum, Marcellus Emants.; In: Den Gulden Winckel, jrg. 11, 1912, p. 110. (algemeen) |
Carel Scharten, Pathologie in de literatuur. In: De Gids, jrg. 79, 1915, IV, pp. 357-362. (over Liefdeleven) |
Frits Lapidoth, [recensie van Liefdeleven]. In: De Nieuwe Courant, 24-9-1916. |
Carel Scharten, [recensie van Liefdeleven]. In: De Telegraaf, 18-10-1916. |
Rosa Spanjaard, Marcellus Emants. In: Eigen Haard, jrg. 42, 1916, pp. 812-814. (algemeen) |
Henri Borel, Liefdeleven. In: De Kroniek, november 1916, pp. 439-441. |
Gerard van Eckeren, Literatuur en pathologie. In: Den Gulden Winckel, jrg. 15, 1916, pp. 161-164. (over Liefdeleven) |
Herman Middendorp, Literaire kroniek; In: De Tijdspiegel, jrg. 73, 1916, III, pp. 334-343. (over Liefdeleven) |
[anoniem], Uitslag der enquête. In: Eigen Haard, jrg. 42, 1916, pp. 932-933. (antwoord op vragenlijst) |
G. van Hulzen, Boekentafel, in: Morks Magazijn, december 1916, pp. 377-380. (over Liefdeleven) |
| |
| |
Frans Coenen, Pathologie in de litteratuur. In: Groot Nederland, jrg. 15, 1917, 1, pp. 94-103. (over Liefdeleven) |
H.R.[obbers], Boekbespreking. In: Elseviers Geïllustreerd Maandschrift, januari-juni 1917, pp. 74-80. (over Liefdeleven) |
Willem Kloos, Literaire kroniek. In: De Nieuwe Gids, jrg. 32, 1917, I, pp. 503-509. (over Liefdeleven) |
A.C.S. de Koe, [recensie van Liefdeleven]. In: De Tijdspiegel, jrg. 74, 1917, II, pp. 126 e.v. |
Roeland van Ruyven, De vrouwen bij Marcellus Emants en August Strindberg. In: Haagsche Vrouwenkroniek, 17-11-1917. |
H. van Loon, Een nagelaten bekentenis. In: Den Gulden Winckel, jrg. 17, 1918, pp. 92-95. |
Franz Dülberg, Marcellus Emants. In: Frankfurter Zeitung, 12-8-1918. (algemeen) |
F. Smit Kleine, Iwan Turgenjew en Marcellus Emants. In: Den Gulden Winckel, jrg. 18, 1919, pp. 129-132 en 151-153. |
Franz Dülberg, Hollandisches Drama und Theater. In: Freie Deutsche Bühne, jrg. 1, 1919-1920, pp. 29-35. |
Frits Lapidoth, Kunstkroniek. In: De Nieuwe Courant, 29-8-1920. (over Mensen) |
F.C.[oenen], Literatuur. In: Groot Nederland, jrg. 18, 1920, II, pp. 741-742. (over Mensen) |
G. van Hulzen, [recensie van Mensen]. In: Morks Magazijn, november 1920, pp. 271-273. |
Carel Scharten, Marcellus Emants als humorist. In: De Telegraaf, 18-12-1920. (over Mensen) |
Is. Querido, De mannen die voor ons schrijven. Marcellus Emants. In: Het Leven, 13-10-1921. (algemeen) |
M.J. Brusse, Herinnering aan een gesprek. In: NRC, 28-10-1923. (interview) |
Frans Coenen, Bij den dood van Marcellus Emants. In: Groot Nederland, jrg. 23, 1923, II, pp. 724-735; jrg. 24, 1924, I, pp. 67-75 en 200-208. Ook in: Frans Coenen, Verzameld werk. Amsterdam 1956, pp. 240-271. |
M.B. Mendes da Costa, Laatste levensjaren van Marcellus Emants. In: NRC, 5-1-1924. |
M.B. Mendes da Costa, Hoe Marcellus Emants en ik vrienden zijn geworden. In: NRC, 26-4-1924. |
August Heyting, Marcellus Emants. In: Onze Eeuw, jrg. 24, 1924, III, pp. 217-234. Ook in: August Heyting, Letterkundige studies. Deel II. Den Haag [1943]. (algemeen) |
F. Smit Kleine, Anatole France en Emants. In: De Telegraaf, 18-7-1925. |
G.H. 's-Gravesande, Marcellus Emants. In: Geschenk 1933. [z.p. 1933], pp. 10-18. (algemeen) |
Garmt Stuiveling, Marcellus Emants. In: Garmt Stuiveling, Versbouw en rythme in den tijd van '80. Den Haag-Batavia 1934, pp. 40-55. (over Lilith en Godenschemering) |
J. de Graaf, Marcellus Emants. In: J. de Graaf, Le réveil littéraire en Hollande et le naturalisme français (1880-1900). Amsterdam-Paris 1938, pp. 107-125. (algemeen) |
F. Boerwinkel, De levensbeschouwing van Marcellus Emants. Een bijdrage tot de kennis van de autonome burger der negentiende eeuw. Amsterdam 1943. (over dit boek: G.M.H. van Huet in: NRC, 23-3-1944, B. Hunningher in: Museum, 1947, pp. 76-80 en Anton van Duinkerken in: De Tijd, 26-3-1948. 2de druk: 's-Gravenhage 1981) |
B. Hunningher, Het toneelwerk van Emants. In: B. Hunningher, Toneel en werkelijkheid Rotterdam 1947, pp. 32-60. |
Gerard van Eckeren, Een vergeten boek. In: Het Boek van Nu, jrg. 4, 1950-1951, pp. 224-226. (over Een nagelaten bekentenis) |
M.C. van den Toorn, Marcellus Emants en de Germaanse oudheid. In: De Nieuwe Taalgids, jrg. 49, 1956, nr. 2, pp. 100-112. (over Godenschemering) |
F.C. Driessen, Turgenev gezien door Nederlandse tijdgenoten. Baarn 1961, pp. 11-16 en 22-23. |
Pierre H. Dubois, Marcellus Emants. Een schrijversleven. 's-Gravenhage-Rotterdam 1964. (over dit boek: J. Greshoff in: Het Vaderland, 30-1-1965; Kees Fens in: De Tijd, 6-2-1965; Ab Visser in: De Telegraaf, 20-2-1965; [anoniem] in: NRC, 20-3-1965; H. Doedens in: De Vacature, 21 en 29-4-1965; F. Boerwinkel in: In de Waagschaal, 21-8-1965. Tweede, herziene en uitgebreide druk: 's-Gravenhage 1980.) |
J.J. Oversteegen, Uit de donkere dagen van voor Freud. In: Merlyn, jr. 2, 1963-1964,
|
| |
| |
nr 2, januari 1964, pp. 1-22. (over Een nagelaten bekentenis; naschrift in Merlyn, nr. 3, p. 83) |
J.P. ten Seldam, Marcellus Emants en zijn ‘Een nagelaten bekentenis’. In: Tirade, jrg. 11, 1967, nr. 124, april, pp. 246-257. |
H.A. Wage, De vrouw als demon en droomgestalte in naturalisme en symbolisme. In: Het beeld van de vrouw in de literatuur, 's-Gravenhage 1967, pp. 98-117. |
T.T. Cloete, Termeer se nagelate bekentenis. In: T.T. Cloete, Kaneel. Opstelle oor die letterkunde. Kaapstad 1970, pp. 89-92. |
E.C. Britz, Naturalisme, eksistensialisme en ‘Een nagelaten bekentenis’ as ‘eksistendiële’ roman. In: Standpunte, jrg. 26, 1972-1973, nr. 3-4, april 1973, pp. 30-39. |
A.L. Sötemann, Marcellus Emants' ‘Een nagelaten bekentenis’: afrekening met von Feuchtersleben, vernieuwing van de naturalistische roman. In: Handelingen der Koninklijke Zuidnederlandsche Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, 1975, pp. 217-234. |
Nop Maas, Geen metamorfoze op zee. In: Boek voor Karet [Nijmegen 1975], pp. 2-17. (over Op zee) |
Pierre H. Dubois, Van Oudshoorn, Emants en het pessimisme. In: Tirade, jrg. 20, 1976, nr. 219-220, november-december, pp. 598-606. |
Nop Maas, Marcellus Emants contra J.A. Alberdingk Thijm. In: De Schans, nr. 2, september 1976, pp. 21-25. (over Lilith) |
Nop Maas, Emants, Van Eeden en het spiritisme. In: Mededelingen van het Frederik van Eeden-Genootschap, nr. XXV, september 1977, pp. 28-38. |
Ton Anbeek, Marcellus Emants, Inwijding. In: Ton Anbeek, De schrijver tussen de coulissen. Amsterdam 1978, pp. 128-162. |
A.F. Zweers, The influence of Iwan Turgenev on Marcellus Emants: a suffering versus a dogmatic pessimist. In: Canadian Slavonic Papers, vol. XXV, 1980, nr. 1, pp. 41-53. |
Maja van Leeuwen en Paulien Leunis, Het bedrieglijk ideaal. De gedesillusioneerde vrouw in de literatuur getypeerd. In: Spektator, jrg. 10, 1980-1981, nr. 1, september 1980, pp. 22-39. (over Waan) |
Nop Maas, Marcellus Emants en de vereenvoudigde spelling. In: Gramma, jrg. 5, 1981, april, pp. 124-154. |
Margaretha H. Schenkeveld, Vormen van realisme. In: J.H. Croon e.a., De lastige ouderdom. De senex in de literatuur. Muiderberg 1981, pp. 82-98. (over Juffrouw Lind) |
Anneke Reitsma, De heilige courtisane van Marcellus Emants. In: Ons Erfdeel jrg. 24, 1981, nr. 2, maart-april, pp. 245-254. (over Lilith) |
[Charlotte de Cloet], [Bibliografie van de] Afzonderlijk verschenen werken [van Marcellus Emants], 's-Gravenhage [1982]. |
Alexander F. Zweers, Een nagelaten bekentenis (A posthumous confession) as an expression of Marcellus Emants' pessimism. In: William H. Fletcher (ed.), Papers from the first interdisciplinary conference on netherlandic studies. Lanham-New York-London [1982?], pp. 27-40. |
Margaretha H. Schenkeveld, Een naturalistische roman. Over Juffrouw Lina van Marcellus Emants. In: Margaretha H. Schenkeveld e.a., Over verhalen gesproken. Groningen [1982], pp. 11-35. |
Nop Maas, Jonkheer Ram, luitenant Siria, Taco Quaerts. In: Maatstaf, jrg. 30, 1982, nr. 6, juni, pp. 76-83. (over Afgestorven) |
Jaap T. Harskamp, Termeer's dossier heropend. In: New Found Land, jrg. 2, 1982-1983, nr. 7, maart 1983, pp. 22-31. (over Een nagelaten bekentenis) |
Philip Vermoortel, Van schijnbare werkelijkheid tot werkelijke schijn. ‘Inwijding’ van Marcellus Emants. In: Spiegel der Letteren, jrg. 25, 1983, nr. 2, pp. 114-121. |
Pierre H. Duhois en Simone Dubois, Marcellus Emants. 's-Gravenhage 1984. |
J. van Delden, Marcellus Emants Een nagelaten bekentenis. [Apeldoorn 1985]. |
Pierre H. Dubois, Marcellus Emants en Toergenjew. Enkele notities bij een schrijversrelatie. In: Bzzlletin, jrg. 14, 1985-1986, nr. 13, december 1985, pp. 24-27. |
Ruud A.J. Kraayeveld, De plaats van Monaco in het oeuvre van M. Emants. In: De Nieuwe Taalgids, jrg. 79, 1986, nr. 3, mei, pp. 256-265. |
| |
| |
Nop Maas, De strijd over Lilith [en] Emants' spelling. In: Nop Maas, De Nederlandsche Spectator. Schetsen uit het letterkundig leven van de tweede helft van de negentiende eeuw. Utrecht-Antwerpen 1986, pp. 177-180 en 317-320. |
Nop Maas, Quand le monde s'en mêle. Een vroegere versie van Emants' toneelstuk ‘Om de mensen’. In: Juffrouw Ida, jrg. 12, 1986, nr. 2, september, pp. 11-14. |
Nop Maas, Marcellus Emants' opvattingen over kunst en leven in de periode 1869-1877. Arnhem 1988. |
R. Marres, Waarom vermoordde Willem Termeer zijn vrouw? Het interpreteren van motivatie in Een nagelaten bekentenis van Marcellus Emants. In: R. Marres, Bewustzijn en isolement. Psychologische interpretaties van literatuur. Leiden 1988, pp. 39-55. |
Nop Maas, Op reis en toch thuis. De reisverhalen van Marcellus Emants. In: Maatstaf, jrg. 36, 1988, nr. 9-10, oktober-november, pp. 50-60. |
Nop Maas, Carel Vosmaer en Marcellus Emants. In: Teruggedaan. Eenenvijftig bijdragen voor Harry G.M. Prick [...]. 's-Gravenhage 1988, pp. 233-238. |
Ton Anbeek, Marcellus Emants: Inwijding. In: Lexicon van literaire werken, aanv. 6, 1990. |
Frans Schaars en Olav Severijnen, Na de ondergang de schemering. Marcellus Emants en Richard Wagner. In: Maarten Klein (red.), Nieuwe eskapades in de neerlandistiek. Opstellen van vrienden voor M.C. van den Toorn. Groningen 1992, pp. 156-186. |
Nop Maas, Najaar 1879: Marcellus Emants publiceert Lilith en Een Drietal novellen. In: M.A. Schenkeveld-van der Dussen e.a. (red.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis. Groningen 1993, pp. 512-516. |
Emile Wennekes, Pianospel maakt maar zenuwachtig. Iets over muziek in het werk van Frans Coenen, Frederik van Eeden en Marcellus Emants. In: Muziek en Wetenschap, jrg. 3, 1993, afl. 3, autumn, pp. 171-191. |
Ton Anbeek, Marcellus Emants: Een nagelaten bekentenis. In: Lexicon van literaire werken, aanv. 21, februari 1994. |
Bauke Boersma, Marcellus Emants over de Bayreuther Festspiele. Een scepticus in de tempel. In: Mens en melodie, jrg. 49, 1994, nr. 6-7, juli-augustus, pp. 430-437. |
Josine Meurs, Bedevaart naar Bayreuth. In: Bulletin Geschiedenis, kunst, Cultuur, jrg. 3, 1994, afl. 1, pp. 29-51. |
Rob van de Schoor en Cathalijne Boland, Jong Holland (1881) van Marcellus Emants: maatschappelijk pessimisme als moderne roman. In: Cahiers Nederlandse Letterkunde, 1995/1, pp. 3-32. |
Maartje de Jong, Zenuwzwakken en zedemeesters. Medische theorie in ‘Liefdeleven’ van Marcellus Emants. In: Aanzet jrg. 14, 1996, nr. 1, april, pp. 69-81. |
Jan van Luxemburg, Marcellus Emants: Liefdeleven. In: Lexicon van literaire werken, aanv. 41, februari 1999. |
74 Kritisch lit. lex.
augustus 1999
|
|