| |
| |
| |
Jozef Eijckmans
door Jan van der Vegt
1. Biografie
De dichter Jozef Eijckmans werd op 31 januari 1907 te Gorinchem geboren. Zijn voornamen luiden voluit: Josephus Egidius; zijn achternaam wordt op de meeste van zijn publicaties ten onrechte als Eyckmans gespeld.
Hij komt uit een katholiek gezin en had een gelukkige jeugd, maar van hét geloof nam hij al vroeg afstand. Zijn vader, die exporteur was, stierf in 1916, waarna de jonge Eijckmans in het Brabantse dorp Stratum (dat later in Eindhoven is opgegaan) onderwijs aan een pensionaat volgde. Toen zijn moeder zich in Den Haag vestigde, voltooide hij daar zijn hbs-opleiding en van 1924 tot 1928 bezocht hij er het conservatorium. Deze studie legde vooral de grondslag voor zijn latere interesse in en kennis van de musicologie. Hoewel hij enige tijd pianolessen heeft gegeven, heeft hij geen muzikaal beroep gekozen.
In 1937 begon Eijckmans gedichten te schrijven, maar van dit vroege werk is niets gepubliceerd. In de jaren vijftig kwam hij in Den Haag in contact met een literaire kring waartoe ook Paul Rodenko behoorde, die hem adviseerde bij de samenstelling van zijn eerste bundel. Deze verscheen in 1955 onder de titel Bij mijn leven nog. Eijckmans is verder als ambteloos letterkundige in Den Haag blijven wonen, van 1966 tot 1981 in het historische Julianahof aan de Zwarteweg, dat hij verlaten moest toen het werd afgebroken. Zijn bundel Het huis Zwarteweg (1977) heeft hij ernaar vernoemd.
Eijckmans publiceerde regelmatig in het Tijdschrift Kentering. In 1967 werd hem voor zijn bundel Zonder dansmeester de Jan Campertprijs toegekend en in 1979 ontving hij voor de bundel De
| |
| |
omtrek van een woord de literaire prijs van de Haagse sociëteit De Witte.
Eijckmans bleef ongehuwd. Enkele bundels, waaronder Verzamelde gedichten (1988), zijn opgedragen aan zijn vriendin Ans Smeets, die hem inspireerde tot de liefdespoëzie in Gezangen van Maasniel (1973).
Op 12 november 1996 is Jozef Eijckmans, die hartpatiënt was, in een Delfts ziekenhuis overleden. Hij is begraven op de R.K. begraafplaats St. Barbara te Den Haag. Zijn bundel Overdood, die ter gelegenheid van zijn negentigste verjaardag zou verschijnen, werd daardoor een postume publicatie.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Stijl / Techniek
Als Eijckmans in 1967 de bundel Zonder dansmeester publiceert, blijkt hij daarin de vorm gevonden te hebben die hij ook in zijn verdere werk zal blijven toepassen: het vrije vers met een korte, geconcentreerde versregel waarbij woorden of woordgroepen vaak syntactisch los van elkaar komen te staan. Leestekens worden heel weinig gebruikt, maar opvallend zijn de haakjes waartussen terzijdes, relativeringen of toelichtende opmerkingen worden geplaatst.
| |
Ontwikkeling
Traditie
In de drie bundels die Eijckmans daarvoor had gepubliceerd, is een ontwikkeling naar deze vormgeving te zien, maar men kan er ook rijmende strofen in aantreffen. Dit vroege werk is in meer dan één opzicht ongelijk en toen de dichter in 1977 de keuzebundel Bij het menselijke af samenstelde, handhaafde hij slechts tien ‘Oude verzen’ uit die beginfase van zijn gepubliceerde werk. Naast allerlei traditionele elementen is er in die vroegste bundels ook een tendens te zien naar aansluiting bij de poëzie van de Vijftigers, vooral in de voorstelling van het autonome woord. In de regels ‘Een weg voor woorden/en daaromheen de verrichtingen/van andere zich goed voelende cellen’ (uit Intrek bij oktober) is het een organisme. In ‘Gedicht’ uit dezelfde bundel wordt het woord voorgesteld als een machinerie die defect kan raken. Verwante beelden komen bij experimentele dichters voor.
| |
Kunstopvatting
In enkele gedichten uit Zonder dansmeester geeft Eijckmans zijn visie op poëzie. Hij stelt het woord voor als een zintuig:
elk woord veranderen in een
geluidloos brandt het aan de randen
Op een andere plaats in de bundel gaat het om een woord dat een ontlading van energie suggereert:
| |
| |
| |
Stijl / Ontwikkeling
Kunstopvatting
Beide beelden passen uitstekend bij de poëziestijl die zich in de bundels na Zonder dansmeester ontwikkelt tot een uiterst geconcentreerde registratie van waarneming of emotie. Vooral in de bundels die Eijckmans tegen het eind van de jaren zeventig publiceert, streeft hij ernaar de taalconventies los te laten, niet door de woordbetekenis aan te tasten, maar door het zinsverband op te heffen. In De omtrek van een woord (1979) geeft hij hiervoor een sprekend beeld:
rukken aan de ketting van de
hij rukt aan de ketting van de
hij bevindt zich op vreemd terrein
| |
Techniek
‘Voegwoorden’ staat hier voor alle verbindende schakels in de taal, grammaticale en semantische. Het breken van die ketting plaatst de dichter in een vrije ruimte, maar isoleert ook het woord, waardoor het kan observeren als een zelfstandig geworden oog, en zich in zijn volle kracht kan laten gelden, ongehinderd door een context en als ‘een weerlicht van taal’. Hierbij krijgen de haakjes een bijzondere functie. Ze confronteren woorden die een subjectieve lading hebben met de objectieve inhoud van het gedicht. Een mooi voorbeeld daarvan is het gedicht ‘Engel’ uit Dit tedere ruige landschap van de haast (1980):
verzwegen engel (maar wel
| |
| |
rakend het gebladerte van
diep achterland (vaarwel)
| |
Relatie leven/werk
Het beeld van de engel komt uit het ‘achterland’ van de jeugdherinneringen van de dichter en in wat tussen haakjes staat, lijkt de dichter de afrekening met zijn religieuze achtergrond weer te geven. Het is een van de weinige plaatsen in Eijckmans' poëzie waar het autobiografische zichtbaar wordt.
| |
Verwantschap
Kunstopvatting
De stijl die Eijckmans ontwikkelde, heeft op het eerste gezicht aanknopingspunten met bijvoorbeeld het latere werk van Kouwenaar. Maar er is een belangrijk verschil. In een interview met Corine Engelbrecht zei Eijckmans: ‘ik ben nooit uitgegaan van de rijkdom van het woord, maar van de armoe van het woord...’ Terwijl veel moderne dichters, ook Kouwenaar, gebruik maken van potentiële meerduidigheden in de taal, zijn woorden bij Eijckmans steeds eenduidig. Dat bedoelde hij met ‘armoe van het woord’ en daarom moet het woord bij hem de intensiteit van weerlicht krijgen. Toen hij het een defecte machine noemde, leek hij aan die mogelijkheid te twijfelen.
| |
Stijl
Thematiek
Naast gedichten in deze ascetische stijl is Eijckmans ook poëzie blijven schrijven in een vrije vorm waarbij woorden in een gewoon zinsverband blijven staan. Dit is het geval in de hele bundel Gezangen van Maasniel (1973). Deze bevat liefdeslyriek, waarin het geluk soms een realiteit is, maar vaker doorkruist wordt door ‘de straf voor mijn ouderdom’:
de uiterste koncessie van een
halverwege genegenheid zijn
| |
| |
Deze gedichten worden beheerst door de onzekerheid, die ook in het overige werk van Eijckmans een van de belangrijkste thema's is. De eerste van de ‘24 monologen’ die de slotafdeling vormen van Het huis Zwarteweg (1977), opent met de woorden: ‘te beginnen/met een vraagteken.’ Dat juist deze monologen zeer ver gaan in taal-ascese, wijst op de samenhang tussen stijl en thematiek bij Eijckmans.
De onzekerheid kan ook de vorm van zelfontkenning krijgen, zoals in Van onder en boven de grond (1985):
hier dan de man die nooit heeft
bestaan aan de rand liggend
| |
Visie op de wereld
In het licht van deze regels moet men titels als Onmenselijk reiziger en Bij het menselijke af interpreteren: de dichter voelt zich buiten het menselijke geplaatst, maar hij keert zich er niet van af. Hij tracht het te benaderen, maar hij ervaart, zoals in Zonder dansmeester staat, het bestaan tussen de mensen als leven in een wereld die een decor is.
De kiem van deze instelling tegenover het bestaan ligt in het lange titelgedicht uit Bij mijn leven nog, dat in de keuzebundel van 1977 gehandhaafd bleef. De beginregels zijn: ‘Ik wist mezelf/ik wist niets op de heide.’ Later in het gedicht staat, dat na die onbevangenheid van de jeugd het ‘vele allesweten’ van de volwassenheid als bedreigend wordt ervaren.
| |
Relatie leven/werk
Thematiek
Een uitweg biedt de natuur, die de dichter in zijn jeugd leerde kennen en liefhebben. ‘Op de heide’ kon hij zichzelf kennen en daarom zoekt hij die natuur terug, bijvoorbeeld in ‘Salland’ uit Onmenselijk reiziger (1972). Het reizen, dat hem in de natuur brengt, heeft bovendien de existentiële functie van de dood vóór willen blijven, zoals in dezelfde bundel staat:
(de modder van een stelselmatig
Niet voor niets zijn deze emotionele regels tussen haakjes gezet. Dat de onzekerheid zich ook tot de poëzie zelf uitstrekt,
| |
| |
wordt zichtbaar in het aarzelende en tastende dat de taal bij Eijckmans kan hebben, maar blijkt ook uit regels als: ‘hier / zou zeker iets anders kunnen staan’ (uit ‘Werkwijze’, een afdeling nieuwe gedichten in Bij het menselijke af).
De onzekerheid hangt samen met het pessimisme dat vaak uit Eijckmans' gedichten spreekt, maar waarvan hij zich in Gezangen uit Maasniel wil bevrijden ter wille van de poëzie en de muziek, die de twijfel aan zichzelf moeten compenseren:
leeft voor mij geen poëzie
| |
Relatie leven/werk
Muziek is uit zijn werk niet weg te denken. Zijn vroegste (ongepubliceerde) gedichten schreef hij onder de indruk van werken van Hindemith en Schönberg, maar de vele latere gedichten, die in hun titels naar componisten of hun werken verwijzen, geven geen uitleg, illustratie of impressie bij het muzikale. Zo heeft een gedicht bij de Sonate voor contrabas en piano van Hindemith (geen programmamuziek) tot thema de mens die in de natuur over de dood triomfeert. In het verhelderende nawoord bij de bundel Achtendertig componisten (1980), waar dit vers in staat, schreef Maarten 't Hart terecht dat men eigenlijk naar de bedoelde muziek moet luisteren om het gedicht beter te doorgronden.
| |
Publieke belangstelling
Achtendertig componisten, deels een keuze uit eerdere bundels, bracht een zekere kentering in de belangstelling voor Eijckmans' poëzie, ook in de muziekwereld. Enkele van zijn gedichten werden op muziek gezet (door Angelo Verploegen en Peter Visser) en uitgevoerd.
In 1988 stelde Eijckmans zijn Verzamelde gedichten samen, die een ruime keus vormen uit de bundels tot en met Winter (1987). Het boek was geen afsluiting van zijn werk, er verschenen daarna nog vier bundels. Een psychologische verklaring voor zijn grote productiviteit is in zijn gedichten te vinden: de werkelijkheid is voor de dichter fragmentarisch en ongrijpbaar en het autonome poëtische woord waarop hij in zijn ouderdom meer lijkt te vertrouwen dan vroeger, is het enige middel om vat op haar te krij- | |
| |
gen. In ‘triptiek voor egidius’ (deze afsplitsing van zichzelf kreeg van de dichter zijn tweede voornaam) staat: ‘daar mag het woord zijn vijf letters spellen / die tesaam uitbrekend zonlicht zijn’. Dit drieluik maakt deel uit van Liederen van vervreemding (1995). Begrippen als ‘niets’ en ‘vervreemding’, die bekend zijn uit de existentiefilosofie, hebben voor Eijckmans in zijn latere poëzie niet zonder meer een pessimistische lading. Zelf sprak hij in een interview (1991) van ‘afstandelijke tragiek’. Het hangt samen met de noodzaak van loslaten, die de hoge ouderdom meebrengt en die hij aanvaardt, zij het niet zonder melancholie. Vooral Overdood (1997) getuigt hiervan:
wat het dan loslaat maar om geen
enkele stem te vullen met verhalen
en geen enkele klacht daaromtrent
Als hij in die bundel ‘de cirkelgang van het niets’ omschrijft met: ‘het is de verdwijning van het nooit / geziene voor de verschijning al’, dan spreekt daaruit eerder verwondering dan wanhoop. In een van die laatste gedichten schrijft hij: ‘de muziek van alle denken raakt / aan de dood’ en dat is een beeld voor de verzoening met het einde. De zorgvuldige verwoording van deze gevoelens maakt Overdood tot een van de helderste bundels die Eijckmans schreef, een afsluiting van zijn oeuvre die indruk maakt.
| |
Publieke belangstelling
Verwantschap
Kritiek
In die geest werd er ook in besprekingen over geschreven. Eijckmans' werk is slechts in een kleine kring gelezen en gewaardeerd. De oorzaak daarvan kan zijn dat hij in een deel van zijn poëzie een stijl, een ‘werkwijze’ heeft ontwikkeld die van de lezer een ongebruikelijke instelling tegenover de taal vergt. Pierre H. Dubois schreef daarover in het voorwoord bij de Verzamelde gedichten: ‘Zijn gedichten [...] verlangen van de lezer dat hij zijn eigen taalconventies prijsgeeft en onbevangen de gevoels- en denkwereld van de dichter binnentreedt.’ Eijckmans' stijl is wel gebaseerd op belangrijke principes in de poëzie van de Vijftigers, maar heeft zich zo ontwikkeld dat hij in de Nederlandse poëzie van zijn tijd een eenling is. Wel zijn er opmerkelijke overeenkomsten met het werk van de Amerikaanse dichter E.E. Cummings, zowel in het loslaten van grammaticale con- | |
| |
venties als in de typografische vorm van de gedichten, het weglaten van hoofdletters en het gebruik van haakjes. De geringe publieke belangstelling en vooral de schaarse reacties van de toonaangevende kritiek op zijn latere bundels zijn wellicht de prijs die hij betaalde voor zijn geïsoleerde positie. Al kregen die bundels wel waarderende aandacht, een bespreking in de landelijke pers bleef een uitzondering. Toch blijkt uit wat na de verschijning van Verzamelde gedichten werd geschreven, dat zich nieuwe lezers aandienden die zijn werk bewonderden.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Jozef Eyckmans, Bij mijn leven nog. 's-Gravenhage 1955, L J.C. Boucher, GB. |
Jozef Eyckmans, Om wat er van over is. Haagse Cahiers, Letterkundig tijdschrift, jrg, 1, nr. 4, 1961, GB. |
Jozef Eijckmans, Intrek bij oktober. 's-Gravenhage-Rotterdam 1961, Nijgh & Van Ditmar, GB. |
Jozef Eyckmans, Zonder dansmeester. 's-Gravenhage-Rotterdam z.j. (1967), Nijgh & Van Ditmar, GB. |
Jozef Eyckmans, Sylvester. Rijswijk Z.H. 1970, Rinus de Vringer, G. (opgenomen in Meervoudig landschap) |
Jozef Eijckmans, Niemand van vlees. 's-Gravenhage 1971, eigen beheer, GB. |
Jozef Eijckmans, Onmenselijk reiziger, Haarlem 1972, Holland, De Windroos 86, GB. |
Joseph Eijckmans, Gezangen van Maasniel. Zaandijk 1973, Klaas Woudt, Post Podium Post, reeks 2, dl. 1, GB. |
Jozef Eyckmans, Brahms in Bad Ischl. Brussel/Den Haag 1974, Manteau, GB. |
Jozef Eyckmans, Ode aan de poëzie. 's-Gravenhage 1974, De Haagse Kunstkring derde afdeling G. (bladwijzer met een nieuwjaarswens van De Haagse Kunstkring, ontworpen door Johan van den Berg) |
Jozef Eijckmans, Meervoudig landschap. Baarn z.j. (1975), Bosch & Keuning, Seismogram, GB. |
Jozef Eijckmans, Bij het menselijke af. Haarlem 1977, Holland, GB. (keuze uit de eerder verschenen bundels behalve Meervoudig landschap, vermeerderd met een afdeling nieuwe gedichten getiteld ‘Werkwijze’) |
Jozef Eyckmans, Het huis Zwarteweg. 's-Gravenhage-Rotterdam 1977, Nijgh & Van Ditmar, GB. |
Jozef Eyckmans, De omtrek van een woord. Haarlem 1979, Holland, De Windroos 95, GB. |
Jozef Eyckmans, Achtendertig componisten. Met een nawoord van Maarten 't Hart. Amsterdam/Brussel 1980, Elsevier Manteau, Elsevier Literaire Serie, GB. |
Jozef Eyckmans, Dit tedere ruige landschap van de haast. 's-Gravenhage 1980, Nijgh & Van Ditmar, GB. |
Jozef Eijckmans, Proeve van lichtdruk. Bloemendaal 1981, Stichting Dichtersgroep Dimensie, Extra-Dimensie reeks nr. 9, GB. |
Jozef Eyckmans, Onromantisch verweer. Amsterdam/Antwerpen 1982, Elsevier Manteau, Elseviers Literaire Serie, GB. |
Jozef Eyckmans, Som der veranderingen. Amsterdam 1984, Manteau, GB. |
Jozef Eyckmans, Van onder en boven de grond. Amsterdam 1985, Manteau, GB. |
Jozef Eyckmans, Sporen van ritme. Amsterdam 1986, Manteau, GB. |
| |
| |
Jozef Eijckmans, Winter. Eemnes 1987, De Oude Degel, In de Fazantenhof, GB. |
Jozef Eyckmans, De langzame man. Baarn 1987, De Prom, GB. |
Jozef Eijckmans, Verzamelde gedichten. Met een voorwoord van Pierre H. Dubois, Baarn 1988, De Prom, GB. |
Jozef Eijckmans, Gesteenten van licht. Baarn 1991, De Prom, GB. |
Jozef Eijckmans, De aangeklede stem. Baarn 1993, De Prom, GB. |
Jozef Eijckmans, Liederen van vervreemding. Baarn 1995, De Prom, GB. |
Jozef Eijckmans, Overdood. Baarn 1997, De Prom, GB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Harry Scholten, De poëtische ‘ivoren toren’ staat schever dan die van Pisa. In: Haagsche Courant, 3-6-1967. (over Zonder dansmeester) |
Peter Berger, Jozef Eyckmans: Naar de grens van het zegbare. In: Het Vaderland, 29-9-1967. (over Zonder dansmeester) |
Elfred van der Vliet, Jozef Eyckmans: Ik kan eigenlijk niet dichten. In: Het Vrije Volk, 27-3-1968. (interview) |
Peter Berger, Jozef Eijckmans: flitsende diagnoses van de tijd. In: Het Vaderland, 22-5-1971. (over Niemand van vlees) |
Pierre H. Dubois, Gedichten van Eyckmans en Schippers. In: Het Vaderland, 10-3-1973. (over Onmenselijk reiziger) |
Rico Bulthuis, Jozef Eijckmans. In: Rotterdams Nieuwsblad, 12-4-1973. (interview) |
Jan van der Vegt, De dichter als Tantalus. Nieuw werk van Jozef Eyckmans. In: Kentering, jrg. 14, nr. 2, oktober 1974, pp. 4-7. |
Pierre H. Dubois, 4 Haagse dichters. In: Het Vaderland, 1-4-1978. (over Bij het menselijke af en Het huis Zwarteweg) |
Jan van der Vegt, Poëzie: een verhelderend zwijgen. Bij de nieuwe gedichten van Jozef Eyckmans. In: Ons Erfdeel, jrg. 21, nr. 3, mei-juni 1978, pp. 444-446. (over Bij het menselijke af en Het huis Zwarteweg) |
Willy Copmans, Poëzie, bij de gratie van... In: 't Kofschip, jrg. 6, nr. 4, juli 1978. (over Het huis Zwarteweg) |
Jan van der Vegt, In de plaats van dat wat ik wil vergeten komt de taal. Gesprek met Jozef Eyckmans. In: Literama-Magazine, jrg. 13, nr. 4, augustus 1978, pp. 141-148. |
Jan van der Vegt, Jozef Eyckmans, dichter van de onzekerheid. In: De Nieuwe Linie, 23-8-1978. |
Jan van der Vegt, Het profiel van momenten. In: NRC Handelsblad, 8-12-1978. (over Het huis Zwarteweg) |
Corina Engelbrecht, Praten met een hart vol zwijggeld. In: Corina Engelbrecht, Gezegd en geschreven, 's-Gravenhage 1979, pp. 17-23. (interview) |
Pierre H. Dubois, Jozef Eyckmans herschept de onzekerheid. In: Het Vaderland, 17-11-1979. (over De omzet van een woord) |
Pierre H. Dubois, Poëzie door muziek verklaard. In: Het Vaderland, 12-4-1980. (over Achtendertig componisten) |
Hans van de Waarsenburg, Abstracte en toch onthullende poëzie. In: De Limburger, 1-7-1980. (over Dit tedere ruige landschaft van de haast) |
Dimensie, jrg. 5, nr. 1, oktober 1980, Jozef Eijckmans-nummer, waarin naast een bibliografie en gedichten van en voor Eijckmans:
- | Pierre H. Dubois, De poëzie van Jozef Eijckmans of de paradox van de ascese, pp. 6-8. |
- | Corina Engelbrecht, Een motto: het vullende niets. Een tweede interview met Jozef Eijckmans, pp. 11-16. |
- | Jan van der Vegt, Een leegte vol emoties. Enkele aspecten van de poëzie van Jozef Eijckmans, pp. 19-23. |
- | Lucette M. Oostenbroek, Het verstilde weten, pp. 25-26. (over Achtendertig componisten) |
- | Maurits Mok, Expliciet, p. 27 (over het gedicht ‘Salland’ uit Onmenselijk reiziger) |
- | Ulrich Jeltema, Associaties bij het werk en de persoon van Jozef Eijckmans, pp. 28-35. |
- | Dirk Kroon, De poëzie van Jozef Eijckmans, krachtmeting tussen taal en tijd. Een verkenning van het gepubliceerde werk, pp. 37-53. |
- | Peter Berger, Oefening in afstand (Jozef Eijckmans), pp. 54-71. |
|
Dirk Kroon, Jozef Eijckmans, 35 jaar dichterschap tegen 75 jaar leven. In: Bzzlletin, jrg. 10, nr. 96, mei 1982, pp. 23-33. |
Etty Mulder, Taal-muziek-taal. In: de Volkskrant, 18-12-1981. |
Maarten 't Hart, De rivier die vlucht en blijft. In: Maarten 't Hart, Het eeuwige moment. Amsterdam 1983, pp. 18-33. (over muziekgedichten van Eijckmans en anderen) |
Ans de Jong, Het veld der mogelijkheden. In: Poëziekrant, jrg. 9, mei 1983, p. 12. (over Som der veranderingen) |
Hans van de Waarsenburg, J. Eyckmans
|
| |
| |
strak en ingetogen. In: De Limburger, 14-10-1985. (over Van onder en boven de grond) |
Dirk Kroon, Laat dichterschap: Jozef Eijckmans. In: Ons Erfdeel, jrg. 29, nr. januari-februari 1986, pp. 117-118. (over Som der veranderingen en Van onder en boven de grond) |
Ans de Jong, Om het zwijgen te ontgaan. In: Poëziekrant, jrg. 10, nr. 1, januari 1986, pp. 10-11. (over Van onder en boven de grond) |
Ans de Jong, Zo goddeloos kleumen. In: Poëziekrant, jrg. 10, nr. 7, september 1986, p. 7. (over Sporen van ritme) |
Albert Jan Govers, Jezelf blijven in een razende caroussel. In: Hervormd Nederland, 13-2-1988. (over Winter en De langzame man) |
Ans de Jong, Hoe nu deze dood zo levend. In: Poëziekrant, jrg. 12, nr. 2, maart-april 1988, p. 9. (over Winter) |
Pierre H. Dubois, Bij de poëzie van Jozef Eijckmans. In: Jozef Eijckmans, Verzamelde gedichten, Baarn 1988, pp. 7-14. |
André Matthijsse, Poëzie is wezenlijk onmacht. In: Haagsche Courant, 3-2-1989. (over Verzamelde gedichten) |
Dirk Kroon, Verzamelde gedichten van Jozef Eijckmans. In: Ons Erfdeel, jrg. 32, nr. 3, mei-juni 1989, pp. 429-430. |
Mariet Lems, ‘Je bent als kind al dichter’. Jozef Eijckmans: 83, maar vitaal. In: Gorcumse Courant, 21-3-1990. (interview) |
Mariet Lems, Jozef Eijckmans en de andere werkelijkheid. In: 't Kofschip, jrg. 19, nr. 3, mei-juni 1991. (interview) |
C. Paul Ross, Dichter Jozef Eijckmans: ‘Ik schrijf afstandelijke tragiek’. In: Gorcumse Courant, 27-11-1991. (interview) |
Johan Reijmerink, Morandi: een poëtische werkelijkheid. Over enkele Morandi-gedichten. In: Literatuur, jrg. 9, nr. 4, juli-augustus 1992, pp. 213-220. (onder meer over ‘morandi’ uit De aangeklede stem) |
Mick Salet, ‘Als dichter ben ik een zwartkijker’. Jozef Eijckmans komt op zijn zesentachtigste met een nieuwe bundel gedichten. In: De Gelderlander, 20-2-1993. (interview) |
Jan Loovers, Jozef Eijckmans heeft veel te zeggen. In: Zwolse Courant, 26-6-1993. (over De aangeklede stem) |
Johan Reijmerink, Jozef Eijckmans: de reflectie van een dichter. In: Poëziekrant, jrg. 17, nr. 4, juli-augustus 1993, p. 32. (over De aangeklede stem) |
Johan Reijmerink, Melancholie in de poëzie van Jozef Eijckmans. In: Kruispunt, nr. 156, jrg. 35, maart 1994, pp. 146-172. (overzichtsartikel) |
Johan Reijmerink, Melancholische vervreemding. In: Poëziekrant, jrg. 19, nr. 5, september-oktober 1995, p. 39. (over Liederen van vervreemding) |
André Matthijsse, Dichteres die klassiek haar eigen taal vindt. In: Haagsche Courant, 8-12-1995. (over Liederen van vervreemding) |
Dirk de Geest, Jozef Eijckmans (1907-1996). In: Kultuurleven, jrg. 64, nr. 3, mei 1997, pp. 104-105. (over Overdood) |
Erick Kila, Slotakkoord van een dichtersleven. In: Haagsche Courant, 3-5-1997. (over Overdood) |
Rogi Wieg, Schrijf door, zoek uitwegen, omwegen, nieuwe regels. In: Het Parool, 20-6-1997. (over Overdood) |
Karel ter Voorde, Postume bundel ‘Overdood’ van dichter Jozef Eijckmans. Over ‘De cirkelgang van het niets’. In: Gorcumse Courant, 25-6-1997. |
Johan Reijmerink, Jozef Eijckmans (1907-1996), dichter bij de eeuwigheid. In: Poëziekrant, jrg. 21, nr. 5-6, september-december 1997, pp. 20-21. |
Karel ter Voorde, De cirkelgang van het niets. In: Oostland, jrg. 47, nr. 132, september 1997, pp. 32-35. (over Overdood) |
Bert Bevers, Geen dode kan het aan. ‘Overdood’ logische afsluiting van het oeuvre van Jozef Eijckmans (1907-1996). In: De Houten Gong, nr. 1, februari 1999, pp. 10-12. |
Bert Bevers, ‘Dichten is vertrekken naar een ander landschap van de ziel.’ Jozef Eijckmans schermde privé-leven angstvallig af. In: Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 17, nr. 62, lente 1999, pp. 25-38. (biografische schets) |
82 Kritisch lit. lex.
augustus 2001
|
|