| |
| |
| |
G.L. Durlacher
door Willem Maas
1. Biografie
Gerhard Leopold Durlacher werd op 10 juli 1928 te Baden-Baden in een liberaal joods gezin geboren. Zijn vader leidde de meubelzaak van Gerhards oma. In 1937 vluchtte het gezin Durlacher voor de nazi's naar Nederland, waar familie woonde. Zij vestigden zich in Rotterdam. Bij het bombardement op Rotterdam in mei 1940 ging hun woning verloren, waarna zij verhuisden naar Apeldoorn. Vandaaruit werd het gezin in oktober 1942 op transport gesteld naar Westerbork. Durlacher kwam achtereenvolgens in januari 1944 in Theresienstadt en in mei 1944 in Auschwitz terecht. Hij werd door het Russische leger bevrijd uit het kamp Schotterwerk (Groß-Rosen).
Na de bevrijding keerde Durlacher terug naar Nederland. Zijn gehele familie bleek door de nazi's te zijn omgebracht.
In de jaren na de oorlog haalde hij in twee jaar zijn hbs-diploma. Na enkele jaren medicijnenstudie in Utrecht studeerde hij sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1964 tot 1983 was hij wetenschappelijk medewerker aan het sociologisch instituut van de Universiteit van Amsterdam.
Sinds 1983 wijdde hij zich aan het verzamelen van materiaal over en van overlevenden van de Duitse concentratiekampen, waarover hij regelmatig in De Gids publiceerde. Dit materiaal werd verwerkt in de bundel De zoektocht, op basis waarvan Cherry Duyns de film Laatste getuigen maakte. In deze film werd Durlachers tocht langs zijn voormalige kampgenoten en hun reünie in Israël vastgelegd.
Durlacher werd verschillende malen onderscheiden. In 1994 ontving hij de Anne Frank-prijs voor Drenkeling en de AKO- | |
| |
literatuurprijs voor Quarantaine. In 1995 kreeg hij een eredoctoraat in de sociale wetenschappen van de Universiteit van Amsterdam.
Het grootste deel van Durlachers werk werd in het Duits vertaald. Ook verschenen vertalingen in het Engels en het Italiaans. G.L. Durlacher was getrouwd en had drie kinderen. Hij overleed op 2 juli 1996 in zijn woning in Haarlem.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Verwantschap / Stijl
Het werk van G.L. Durlacher leent zich in twee opzichten niet zo gemakkelijk voor een kritische beschouwing. Het onderwerp ervan is zo aangrijpend dat je er na lezing het liefst het zwijgen toe doet. Verder is de boodschap zo glashelder en spreekt het werk zozeer voor zichzelf, dat elke toelichting overbodig lijkt. Toch kan er vanuit één perspectief wel over gesproken worden: het literair-kritische. Boodschap en onderwerp zijn weliswaar primair, maar zij bieden zich aan in de vorm van literatuur.
Met een aantal andere schrijvers van joodsen huize die de oorlog overleefden, zoals Marga Minco en Jona Oberski, heeft Durlacher gemeen dat hij pas laat debuteert en schrijft in een uiterst sobere stijl. Deze verwantschap is het duidelijkst in Drenkeling, Durlachers meest fictionele boek.
Strepen aan de hemelen de verslagen van zijn zoektocht naar mede-overlevenden van het kamponderdeel van Auschwitz dat hij zelf overleefde (gebundeld in De zoektocht), vertonen in bepaalde opzichten overeenkomst met het werk van Abel Herzberg en de Italiaanse auteur Primo Levi. Evenals deze schrijvers benadert Durlacher zijn onderwerp op een zekere essayistisch-wetenschappelijke manier en combineert hij beschouwing met document humain. Met Herzberg heeft hij dan ook nog gemeen dat hij zijn werk niet primair als literatuur beschouwt. De tendens is voor hem veel belangrijker dan eventuele literaire kwaliteit.
| |
Relatie leven/werk
De kans is zelfs groot dat Durlacher nooit iets geschreven zou hebben als hij Auschwitz niet had meegemaakt. De prikkel tot schrijven zou er niet geweest zijn. Beter dan met deze variant op woorden van Primo Levi kan het verband tussen Durlachers leven en zijn werk niet worden omschreven.
| |
Thematiek / Kunstopvatting
Zijn ervaringen in de Duitse concentratiekampen bepalen zijn hele werk: ‘Ik wilde - en wil - het “waarom” en het “hoe” van onze catastrofe weten en daarmee mijn eigen coördinaten leren kennen. Hoe hadden wij geleefd en overleefd, hoe was onze bevrijding, hoe onze thuiskomst? En waarom hield de wereld zich blind en doof tijdens de zwartste uren in de oorlog en
| |
| |
daarna?’ Deze passage uit Strepen aan de hemel bevat de twee motieven die het werk van Durlacher beheersen. Het eerste is dat overlevenden van de holocaust de opdracht hebben vast te leggen wat hun is overkomen en de wereld te blijven herinneren aan wat er gebeurd is. Het tweede motief is het zoeken naar een antwoord op de vraag: ‘Wie ben ik?’
Het gaat Durlacher niet om het verleden op zichzelf; hij zoekt vooral achtergronden, oorzaken en gevolgen. De tendens is bij dit alles het voornaamste. Hij vertelt over de gruwelen om voor herhaling te waarschuwen en om te laten zien dat humaniteit onder zelfs de meest barre omstandigheden mogelijk is: ‘Onze oorlogservaringen mogen niet verloren gaan, niet vanwege alle gruwelijkheden maar omdat uit alle gesprekken die ik met overlevenden voer, iedere keer opnieuw blijkt dat op het nulpunt van de beschaving, waar de mens een wolf is, er toch een rest van moraliteit over is. Dat mensen ondanks wat voor regiem of pressie iets van menselijkheid kunnen behouden, een beetje fatsoen.’
| |
Thematiek / Techniek
Durlachers eerste boek, Strepen aan de hemel (1985), is een combinatie van persoonlijke herinneringen en van algemene geschiedkundige beschouwingen. Het boek heeft iets van wetenschappelijk onderzoek, essay en verhaal tegelijk.
Het begint met een bespreking van The terrible secret van Walter Laqueur en Auschwitz and the allies van Martin Gilbert, twee boeken over de vraag hoe de rest van de wereld werkloos kon toekijken terwijl de joden uitgemoord werden. Deze bespreking vormt het startpunt voor de rest van het boek. Ze brengt een stroom van herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog op gang: het bombardement van Rotterdam, de verhuizing naar Apeldoorn, de arrestatie, de concentratiekampen Theresiënstadt en Auschwitz, de bevrijding uit het kamp en de tocht terug naar huis. Steeds speelt op de achtergrond de vraag: waarom verschenen er in september 1944 slechts strepen aan de hemel in Auschwitz, waarom volgde er geen bombardement, waarom werden de joden aan hun lot overgelaten?
Kenmerkend voor Durlachers wetenschappelijk-essayistische benadering is dat hij regelmatig afstand neemt van zijn persoonlijke herinneringen en zijn eigen verhaal in een breder
| |
| |
kader plaatst. Zijn relaas over Theresiënstadt bijvoorbeeld is ingebed in overwegingen die achteraf gemaakt worden en een nabeschouwing waarin zijn eigen ervaringen worden aangevuld met na de oorlog bekend geworden feiten.
Het effect van deze werkwijze is dat de persoonlijke ervaringen een zekere algemene geldigheid krijgen en dat de algemene geschiedenis concreet wordt. Ook zorgt Durlacher zo voor een zekere distantie van de lezer tegenover de belevenissen van de hoofdpersoon uit Strepen aan de hemel. In dit opzicht gaat hij geheel anders te werk dan Primo Levi in zijn herinneringen aan Auschwitz, Is dit een mens. Bij Levi is identificatie tussen lezer en hoofdpersoon gemakkelijker, hij vertelt ook veel uitvoeriger over concrete belevenissen in het kamp. Bij Durlacher blijft het kamp vaag, als in een mist gehuld. Bewust, zo blijkt uit interviews. Volgens Durlacher heeft het geen zin lezers met de gruwelen van de kampen te confronteren: ‘Of je wordt totaal afgestompt, of je wordt er agressief van, maar je kunt er niets mee, want dit is niet bevattelijk voor mensen.’
| |
Stijl
Deze uitspraak verklaart ook Durlachers terughoudende stijl; even verderop in het bovengeciteerde interview zegt hij: ‘En daarom, als erover gepraat wordt, moet het niet in de vorm zijn van een trommelvuur van ellende, maar het moet matig gedaan worden, matig en humaan.’
| |
Thematiek
Daarom besteedt hij veel aandacht aan zijn taalgebruik. Hij zegt ergens: ‘Ik sleutel net zo lang tot de woorden het beeld dekken.’ Zijn woordgebruik en zinsbouw zijn weliswaar eenvoudig, maar niet naïef. Soms schrijft hij bijna clichématig, maar steeds met een zuivere toon en zonder valse sentimenten. In Drenkeling (1987) beschrijft Durlacher zijn jeugd in Baden-Baden tijdens de opkomst van het nazisme in Duitsland. De groeiende dreiging van het nazisme doorbreekt steeds vaker en grimmiger het leven van alledag. Veel hoofdstukken beginnen feestelijk (kerstfeest, Chanoeka, verjaardag, vakantie), maar de feestelijke stemming wordt dan door een onaangenaam incident verstoord. Aanvankelijk nog vrij onschuldig, als een man tijdens een bezoek aan de kerstman de hoofdpersoon toesnauwt: ‘Brutaal jodenjong, ik zal je...’ Later steeds ernstiger en steeds vaker: de winkel van de familie wordt kort en
| |
| |
klein geslagen, het dienstmeisje wordt gedwongen weg te gaan, de hoofdpersoon wordt met zijn schoolvriendje afgeranseld door klasgenootjes, een oom wordt naar Dachau gedeporteerd. Van de oorspronkelijke idylle is niets meer over. De familie vlucht naar Nederland.
Precies als in Strepen aan de hemel wordt ook in dit boek het perspectief verwijd van de privé-geschiedenis tot de algemene geschiedenis. Het boek eindigt met een naschrift ‘Wij wisten van niets’. Daarin bezoekt de hoofdpersoon vele jaren na de oorlog zijn geboortestreek. Steeds krijgt hij hetzelfde te horen: ‘Wij wisten niets, bijna niets.’ Maar hij denkt daar anders over: ‘Talloos veel Duitsers lieten zich tot barbarij verleiden. Talloos veel Duitsers, onverschillig of door angst velamd, zagen ons, vlak voor hun ogen, verdrinken. En enkelen, moedig als de kelner Fritz in Riva aan het Gardameer, redden een drenkeling uit de golven.’
| |
Visie op de wereld
De Tweede Wereldoorlog heeft duidelijk gemaakt dat de overgrote meerderheid van de mensen passief toekijkt als anderen systematisch vervolgd en gedood worden. In groepen, landen, volken kan Durlacher dan ook niet meer geloven, alleen nog in individuen. Daarom is zijn levensvisie uiteindelijk niet uitzichtloos. Ondanks alles blijft hij een idealist: in zijn boeken komen steeds momenten en figuren voor die bewijzen dat zelfs onder de meest barre omstandigheden menselijkheid en waardigheid mogelijk zijn.
Dat wordt ook duidelijk uit De zoektocht (1991). Aanvankelijk zoekt Durlacher in verslagen van overlevenden naar een systeem in de manier waarop zij de kampen doorstonden. Maar al snel wordt hem duidelijk dat dat er niet was: ‘Want elk verhaal is zó uniek, de lotgevallen zó door toeval geregeerd, dat iedere poging tot abstractie schennig lijkt.’ Dan begint de tweede zoektocht, die naar mede-overlevenden. Er blijken relatief veel overlevenden te zijn van het kamponderdeel waartoe Durlacher zelf behoord had. Hij wil de verhalen over hun levens van voor, tijdens en na de oorlog vastleggen. Tevens is hij op zoek naar ‘lichtpunten in het zwarte verleden, naar tekenen van vriendschap en solidariteit, om de last der herinnering te verlichten.’ Desondanks blijft het raadsel van het overleven levensgroot bestaan.
| |
| |
| |
Ontwikkeling / Techniek
Verwantschap
In zekere zin vormt De zoektocht het scharnierpunt in Durlachers oeuvre. Het lijkt erop dat hij met dit boek het gevoel had de essentie van zijn boodschap verteld te hebben en zich meer ging richten op het schrijven zelf. Vast staat dat het na De zoektocht verschenen werk meer de puur verhalende kant opgaat. Quarantaine (1993) en Niet verstaan (1995) kunnen, samen met het al eerder verschenen Drenkeling, gelezen worden - en werden ook als zodanig door de uitgever gepresenteerd - als vervolgdelen in een reeks waarin Durlacher zijn levensverhaal vertelt. De zoektocht en Strepen aan de hemel zijn heel anders geschreven; ze vormen een combinatie van verslag, essay en verhaal. Het verschil tussen de twee groepen is overigens gradueel: alle boeken van Durlacher zijn duidelijk autobiografisch en laten steeds persoonlijke herinneringen in breder verband zien.
| |
Verwantschap
Drenkeling, Durlachers enige novelle, vertoont duidelijke overeenkomsten met Kinderjaren (1978) van Jona Oberski. Beide boeken beschrijven een jeugd in het Derde Rijk, gezien door de ogen van een klein kind. Beide zijn navrant door het gebruik van dramatische ironie: door het kinderperspectief weet de lezer meer dan de hoofdpersoon. Durlacher past het kinderperspectief echter minder streng toe. In Drenkeling is de volwassen ik duidelijker aanwezig in de woordkeus en zinsbouw.
| |
Ontwikkeling / Techniek
In Quarantaine gaat hij uitvoeriger in op zijn verblijf in het doorgangskamp Westerbork. Drie van de vier verhalen uit deze bundel gaan over die episode, één verhaal behandelt uitvoeriger zijn terugkeer in Nederland in 1945, een onderwerp waarover hij al kort schreef in Strepen aan de hemel. Schrijnend blijkt uit dit verhaal dat de ontvangst van de uit concentratiekampen teruggekeerde joden allerminst hartelijk was.
Niet verstaan, de laatste verhalenbundel, bevat drie verhalen die chronologisch volgen op die uit Quarantaine. Ze beschrijven Durlachers studentenjaren in Delft en Utrecht tijdens de late jaren veertig en vroege jaren vijftig en zijn vriendschap met Sonja Witstein, neerlandica, schrijfster en net als Durlacher overlevende van de concentratiekampen.
Durlacher wilde nog verder gaan op het pad van de fictie, zo blijkt uit het postuum verschenen Verzameld werk (1997). Daarin zijn fragmenten opgenomen van de roman-in-wording Van
| |
| |
Tivoli tot Danang. Naast autobiografische stof waren daarin ook puur fictionele elementen opgenomen. Bovendien was de roman niet meer direct betrokken op de gruwelen van de tweede wereldoorlog en de jodenvervolging. Wel was ook hier duidelijk dat Durlacher geëngageerd bleef schrijven: de hoofdpersoon beziet en becommentarieert hoe een Amerikaanse vriend die hem eens als lifter meenam en vol belangstelling voor hem was, verloedert tot een volgevreten steunpilaar van de Amerikaanse Vietnampolitiek.
| |
Kritiek
Hans Vervoort schreef naar aanleiding van Strepen aan de hemel: ‘Ik vind het heel moeilijk om iets te schrijven over zo'n oorlogsboek. Een literair criterium kan je er niet aan stellen. Het zou belachelijk zijn om te melden dat de karakters niet of juist wèl goed uit de verf komen [...] In de praktijk blijkt toch een stijlcriterium te gelden: de onderkoeld geschreven verslagen wekken het meeste waardering op.’
Deze uitspraak is representatief voor het merendeel van de recensies die over Durlachers werk verschenen. Bijna zonder uitzondering zijn ze zeer positief. Men is onder de indruk van het onderwerp en heeft veel waardering voor de sobere stijl en de ingetogen verteltrant. Slechts enkelen hebben kritiek op Durlachers taalgebruik. Zo vindt Jaap Goedegebuure dat het altijd ‘iets stijfs en plechtstatigs houdt’. Hans Warren oordeelt analoog. Hij vindt bovendien de constructie van Drenkeling gewrongen en onecht. Anderen beschouwen het gebruik van clichés in dat boek juist als een geraffineerd stijlmiddel, waarmee Durlacher bereikt dat zijn verhaal natuurlijker, ‘kinderlijker’ wordt.
Of hij nu clichés hanteert of niet, Durlacher kiest zijn woorden uiterst zorgvuldig. Ten eerste om ervoor te zorgen dat alle details in zijn verhalen historisch correct worden weergegeven. Dit uit angst dat al te literaire en fictionele elementen in zijn proza het waarheidsgehalte ervan in gevaar zouden brengen. Niemand mag de kans krijgen af te dingen op de bewijskracht van zijn verhalen. Bovendien schrijft Durlacher literatuur met een boodschap die niet misverstaan mag worden. Zijn eerste zorg is daarbij niet dat sommigen zijn stijl al te eenvoudig of clichématig vinden. Het enige dat telt, is dat hij wordt gehoord.
| |
| |
| |
Publieke belangstelling
Als we mogen afgaan op de publieke belangstelling voor zijn werk, werd Durlacher inderdaad gehoord. Hij heeft volop in de aandacht gestaan. Al zijn boeken werden herhaaldelijk herdrukt. Hij was de eerste auteur aan wie (voorjaar 1987) een hele aflevering van het tv-programma ‘Hier is... Adriaan van Dis’ werd gewijd. Zijn bekendheid bereikte een hoogtepunt door de tv-registratie van de tumultueuze uitreiking van de AKO-literatuurprijs voor Quarantaine.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
G.L. Durlacher, De laagstbetaalden. Ten geleide van J.M. den Uyl. Woord vooraf door C. de Galan. Amsterdam 1965, De Arbeiderspers, Wiardi Beekman Stichting, E. |
G.L. Durlacher, Sociale indicatoren. In: Intermediair, 24-9-1976, E. |
G.L. Durlacher, Armoede. In: Sociale problemen. Deel 2. Sociale nood en afwijkend gedrag. Onder redactie van L. Rademaker. Utrecht/Antwerpen 1978, Het Spectrum, Aulaboeken nr. 646, pp. 51-86, E. |
G.L. Durlacher, Strepen aan de hemel. Oorlogsherinneringen, Amsterdam 1985, Meulenhoff, E/Herinneringen. |
G.L. Durlacher, Drenkeling. Kinderjaren in het Derde Rijk. Amsterdam 1987, Meulenhoff, N. |
G.L. Durlacher, Verdwenen rails. In: Teresien da Silva en Dineke Stam, Sporen van de oorlog. Ooggetuigen over plaatsen in Nederland, 1940-1945. 's-Gravenhage 1989, p. 9, V. |
G.L. Durlacher, De zoektocht. Amsterdam 1991, Meulenhoff, VB. |
G.L. Durlacher, Quarantaine. Amsterdam 1993, Meulenhoff, VB. |
G.L. Durlacher, Niet verstaan. Amsterdam 1995, Meulenhoff, VB. |
G.L. Durlacher, Verzameld werk. Amsterdam 1997, Meulenhoff. (bevat ook enkele verspreide teksten en nagelaten fragmenten van Van Tivoli tot Danang) |
G.L. Durlacher, Met haat valt niet te leven. Krantenstukken door G.L. Durlacher & Gesprekken met G.L. Durlacher door Ageeth Scherphuis, Adriaan van Dis e.v.a. Samengesteld door Anneke Durlacher-Sasburg en Tilly Hermans. Amsterdam 1998, Meulenhoff, EB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Tamar, Strepen aan de hemel. In: Vrij Nederland, 4-5-1985 en 11-5-1985. |
Boudewijn Büch, Het schrijnendste oorlogsmonument. In: Het Parool, 24-5-1985. (over Strepen aan de hemel) |
Hans Vervoort, De vliegtuigen vlogen over. In: NRC Handelsblad, 24-5-1985. (over Strepen aan de hemel) |
Peter Gielissen, Strepen aan de hemel is prachtig boekje. In: Utrechts Nieuwsblad, 31-5-1985. (over Strepen aan de hemel) |
Frank Ligtvoet, Die rijen merkte niemand op, de crematoria evenmin. In: de Volkskrant, 31-5-1985. (over Strepen aan de hemel) |
Aad Nuis, Een splinter die heel diep zit. In: de Volkskrant, 26-7-1985. (over Strepen aan de hemel) |
Wam de Moor, Er moet toch iemand zijn die gedenkt. In: De Tijd, 16-8-1985. (over Strepen aan de hemel) |
Ben Maandag, ‘Waarom hield wereld zich blind en doof?’ In: Het Vrije Volk, 7-9-1985. (over Strepen aan de hemel) |
Wim Ramaker, Wij blijven verlamd toezien hoe mensen worden afgemaakt. In: HN-magazine, 26-7-1986. (interview) |
André Spoor, Koude harten. In: Elseviers Magazine, 25-10-1986. (over Strepen aan de hemel) |
Melchior de Wolff, De gevangenis van de buitenwereld, verhalen van G.L. Durlacher. In: NRC Handelsblad, 13-3-1987. (over Drenkeling) |
Frank Ligtvoet, Een chaos van veertjes. In: de Volkskrant, 20-3-1987. (over Drenkeling) |
Leon de Winter, Een sluier van angst, Gerard Durlachers onuitwisbare kinderjaren in het Derde Rijk. In: Vrij Nederland, 28-3-1987. (over Drenkeling) |
Hans Warren, Drenkeling, kinderjaren in het derde rijk. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 11-4-1987. |
Marc Reynebeau, Met onschuldige ogen. In: Knack, 15-4-1987. (over Drenkeling) |
Peter Gielissen, Steeds meer stilte in Drenkeling van Durlacher. In: Utrechts Nieuwsblad, 17-4-1987. |
Katrien Gottlieb, Durlacher als enige gast bij Adriaan van Dis. In: Het Parool, 17-4-1987. |
Dunya Breur, Drenkeling van Gerard Durlacher. In: De Groene Amsterdammer, 29-4-1987. (over Drenkeling en Strepen aan de hemel) |
Joke Linders-Nouwens, Het is ze niet gelukt ons eronder te krijgen. In: Haarlems Dagblad, 2-5-1987. (interview) |
Jan-Hendrik Bakker, Intimiteit die pijn doet. In: Haagsche Courant, 29-5-1987. (over Drenkeling) |
Gerrit Jan Zwier, Een schijndode vulkaan. In: Leeuwarder Courant, 5-6-1987. (over Drenkeling) |
Rob Molin, Kinderjaren in het Derde Rijk. Drenkeling van G.L. Durlacher. In: De Limburger, 9-6-1987. (over Drenkeling) |
Kamiel Vanhole, [z.t.]. In: De Morgen, 25-7-1987. (over Strepen aan de hemel en Drenkeling) |
Gerard Heijnen, De Jodenvervolging. Het grote verdriet in het kleine werk van G.L. Durlacher. In: Diepzee, jrg. 5, nr. 3, november 1987, pp. 4-6. (over hele werk) |
Lucas Ligtenberg, Mijn verlangen naar vergeten is verdwenen. G.L. Durlacher en zijn medegevangenen. In: NRC Handelsblad, 12-4-1991. (over De zoektocht) |
Willem Maas, Waarom zij niet en wij wel? G.L. Durlacher laat slachtoffers concentratiekampen aan het woord. In: Haarlems Dagblad, 18-4-1991. (over De zoektocht) |
Hans Warren, Schokkende getuigenis. Durlachers zoektocht. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 19-4-1991. (over De zoektocht) |
Lambiek Berends, Gerard Durlacher en de vraag naar het waarom. In: Het Parool, 20-4-1991. (interview) |
Chris Kijne, ‘Ik ben blij dat het geen bittere film is geworden.’ In: VPRO-gids, 20-4-1991. (over de film Laatste getuigen) |
Jacq. Vogelaar, Gebroken levenslijnen. In: De Groene Amsterdammer, 24-4-1991. (over De zoektocht) |
J.A. Dautzenberg, Op zoek naar de overlevenden. Durlacher maakt van zijn oorlogs- |
| |
| |
herinneringen literatuur van de eerste rang. In: de Volkskrant, 3-5-1991. (over De zoektocht) |
Doeschka Meijsing, Een ingetogen verslag. De zoektocht van G.L. Durlacher. In: Elseviers Magazine, 11-5-1991. (over De zoektocht) |
Max Nord, Zegen en vloek van het vergeten. In: Vrij Nederland, 18-5-1991. (over De zoektocht) |
Lizet Duyvendak. Literatuur en publiek. In: Peter Zeeman (red.), Literatuur en context. Een inkiding in de literatuurwetenschap. Nijmegen 1991, pp. 308-336. (m.n. pp. 332-334 over Durlacher bij Van Dis) |
Jan Paul Bresser en Doeschka Meijsing, ‘We dachten dat het ijs van de democratie dikker was.’ Schrijvers Gerhard Durlacher en Leon de Winter over Propria Cures, Duitsland en het opkomend racisme. In: Elseviers Magazine, 12-12-1992. (interview) |
Janet Luis, Een schaars verlichte hel. In: NRC Handelsblad, 18-6-1993. (over Quarantaine) |
Max Nord, Ademnood en opademing. In: Vrij Nederland, 19-6-1993. (over Quarantaine) |
Arnold Heumakers, Ontstegen aan de dagelijkse misère van het kamp. In: de Volkskrant, 25-6-1993. (over Quarantaine) |
T. van Deel, Algebrales in Westerbork. In: Trouw, 1-7-1993. (over Quarantaine) |
Yves van Kempen, Overleven. Terug uit de Hades. In: De Groene Amsterdammer, 28-7-1993. (over Quarantaine) |
Frederic Raphael, Deze kruisigingen kennen geen Dürer. Durlachers herinneringen. In: Vrij Nederland, 9-10-1993. (over Engelse vertalingen van Durlachers werk) |
Hans van Daalen, Hoe kan men totaal zonder gevoel zijn? Gesprek met G.L. Durlacher. In: Begane grond, jrg. 7, nr. 3-4, najaar-winter 1993, pp. 10-17. |
Jet Kunkeler, Gerhard Durlacher: ‘Ik hoop altijd nog op die ene rechtvaardige.’ In: Trouw, 26-3-1994. (interview) |
Jessica Durlacher, Vol als fisj. In: De olifant & het joodse probleem. Samengesteld en ingeleid door Jessica Durlacher. Amsterdam 1994, pp. 7-22. (biografisch) |
Monica Soeting, Een schrijvende vader, een schrijvende dochter. Gerhard en Jessica Durlacher geïnterviewd. In: Surplus, jrg. 8, nr. 6, november-december 1994, pp. 6-7. |
F.A. Begemann, Een analyse van ‘De zoektocht’ van G.L. Durlacher. In: F.A. Begemann, Hulp aan slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Lisse 1995, pp. 190-222. |
Elianne Muller, G.L. Durlacher. Drenkeling, Quarantaine. Laren 1995, Walvaboek, Memoreeks. (monografie over beide boeken) |
Carel Peeters, Ontsnappen uit de glazen stolp. In: Vrij Nederland, 25-2-1995. (over Niet verstaan) |
Janet Luis, Het liefst een half woord. Bescheiden verhalen van G.L. Durlacher. In: NRC Handelsblad, 10-3-1995. (over Niet verstaan) |
Doeschka Meijsing, De nummers op de arm. ‘Niet verstaan’ van G.L. Durlacher. In: Elsevier, 11-3-1995. |
Yves van Kempen, De kilte na de bevrijding. In: De Groene Amsterdammer, 15-3-1995. (over Niet verstaan) |
Jet Kunkeler, Ze hebben me verstaan, maar hebben ze me ook begrepen?. In: Trouw, 17-3-1995. (over Niet verstaan) |
Michel Maas, Angstig rondjes lopen rond een wak. G.L. Durlacher over schrijven na Auschwitz. In: de Volkskrant, 17-3-1995. (interview) |
Johan Diepstraten, Verhalenbundel van G.L. Durlacher, In: De Stem, 24-3-1995. (over Niet verstaan) |
Joris Note, Het Duits als zweep. G.L. Durlacher, ‘Niet verstaan’. In: De Morgen, 7-4-1995. |
Jaap Goedegebuure, De ongenezen plek. In: HP/De Tijd, 21-4-1995. (over Niet verstaan) |
Hans Warren, Clichés krijgen overhand. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 31-5-1995. (over Niet verstaan) |
Robert Anker, ‘Wie ben ik, die daarna verder leeft?’ Auteur Gerhard Durlacher (67) overleden. In: Het Parool, 3-7-1996. (in memoriaal) |
Elsbeth Etty, Auteur uit levensnoodzaak. G.L. Durlacher 1928-1996. In: NRC Handelsblad, 3-7-1996. (in memoriam) |
| |
| |
Michel Maas, Het kamp was de coulisse van Durlachers oeuvre. In: de Volkskrant, 3-7-1996. (in memoriam) |
Homme Siebenga, Durlacher klampte zich vast aan de hoop. In: Haarlems Dagblad, 3-7-1996. (in memoriam) |
Graa Boomsma, In Memoriam G.L. Durlacher (1928-1996). In: De Groene Amsterdammer, 10-7-1996. |
Eliane Muller en Paul van Tongeren, Eli, Eli, lama sabachtani! In: Trouw, 31-8-1996. (algemeen) |
Marcel Möring, Op de oorlog rust nog steeds een literair taboe. Verzameld werk van Gerard Durlacher. In: NRC Handelsblad, 2-5-1997. |
Hans Warren, Durlachers verhalen om niet te vergeten. In: Noord-Hollands Dagblad, 2-5-1997. (over Verzameld werk) |
Jet Kunkeler, Ook in Nagelaten Werk zoekt Durlacher naar de bron. In: Trouw, 9-5-1997. (over Verzameld werk) |
Arjan Peters, Registreren, begrijpen, doorgeven. G.L. Durlacher had vijf hoofdstukken af van zijn levensroman. In: de Volkskrant, 9-5-1997. (over Verzameld werk) |
Doeschka Meijsing, Serene observaties. Ingetogen ‘Verzameld werk’ van Durlacher. In: Elsevier, 7-6-1997. |
G.L. Durlacher, Met haat valt niet te leven. Krantenstukken door G.L. Durlacher & Gesprekken met G.L. Durlacher door Ageeth Scherphuis, Adriaan van Dis e.v.a. Samengesteld door Anneke Durlacher-Sasburg en Tilly Hermans. Amsterdam 1998 (artikelen en interviews; bevat ook bio-bibliografie) |
Hans Goedkoop, Het gat in onze wereld. In: NRC Handelsblad, 1-5-1998. (over Met haat valt niet te leven) |
Yra van Dijk, Cirkelend om een duistere kern. In: de Volkskrant, 29-5-1998. (over Met haat valt niet te leven) |
David Barnouw, Zo'n genoegen is Holland niet. In: Vrij Nederland, 11-7-1998. (over Met haat valt niet te leven) |
73 Kritisch lit. lex.
mei 1999
|
|